Carter Nick : другие произведения.

De Arabische plaag: The Arab Plague

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:


 Ваша оценка:

  D 190
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  De Arabische plaag
  
  
  
  
  
  Uitgeversmaatschappij Born Amsterdam-Assen
  
  Oorspronkelijke titel: The Arab Plague
  
  No1970 By Universal Publishing And Distributing Corp.
  
  Nederlands van: Henk van Slangenburg
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  ISBN 90 283 0355 3
  
  Gescande en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  
  
  No 1973 By Born B.V.
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without written permission from the Publisher.
  
  Born Paperbacks en Born Pockets zijn uitgaven van Uitgeversmaatschappij Born B.V., Amsterdam / Assen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Er lag een kriebelende deken van onbehaaglijke gespannenheid over me, en ik wist niet waarom. Meestal was het een teken van gevaar, een soort particulier waarschuwingssysteem. Ik wist wel beter dan het te negeren, maar ik was benieuwd of het ditmaal niet werd veroorzaakt door het feit dat ik het karwei niet had willen hebben.
  
  Ik had nog nooit een opdracht uitgevoerd die niet hard en smerig was, maar deze keer kleefde er een bijzondere vuilheid aan die me te pakken had gekregen.
  
  Nou ja, of ik het nu leuk vond of niet, hier zat ik in Jidda, de voornaamste toegangspoort van Saoedi-Arabië. Het was wel degelijk een plek om je onbehaaglijk en onzeker te voelen, een land waar gisteren nooit had plaatsgemaakt voor vandaag. De hitte, 42 graden hete, droge lucht, hielp ook al weinig. Ik had mijn nek nog niet met een doorweekte zakdoek afgeveegd of ik kon opnieuw beginnen.
  
  Vervolgens vroeg ik me af of het misschien het meisje was dat me zo gespannen had gemaakt. De eerste keer dat ik haar zag was vlakbij het vliegveld, toen ik naar een taxi liep om me naar de stad te laten rijden. Ze was lang, met lange benen, en lichtblond haar dat in een pyramide op haar hoofd was gestapeld; ze droeg een strakke blauwe rok en een nauwsluitende witte bloes waar haar volle borsten duidelijk onder zichtbaar waren, zodat ze overal wel zou opvallen. Hier, tussen de figuren met tulbanden en sluiers, vormde ze een felle kleurvlek in een monochroom schilderij.
  
  Terwijl ze voor me overstak, ontmoetten haar ogen de mijne een ogenblik, en ik zag een flikkering van herkenning in de koele blauwe ogen, hoewel ik haar nooit eerder had gezien. Het duurde slechts een seconde en verdween toen, zoals zij zelf in de menigte verdween.
  
  Ik vroeg me zelfs af of ik niet onbewust door het jaargetijde was aangetast. Het was de tijd waarop de pelgrims zich verzamelden voor hun reis naar de heilige stad Mekka. Ik was een dag te vroeg gearriveerd en had een kamer genomen in Hotel Nomad, een van de ondernemingen van Ibn Hassoek. Hassoek was eigenaar van de helft van Arabië, zo leek het tenminste. Hij was de fabelachtig rijke zoon van een woestijnvorst, playboy en libertijn, en ondanks zijn met veel publiciteit omgeven uitspattingen en legendarische jacht op vrouwen was hij toch een mysterieuze man gebleven - een soort Arabische Don Juan.
  
  Terwijl ik door de drukke straten van Jidda liep, keek ik naar de drommen gelovigen die met alle mogelijke vervoersmiddelen waren gearriveerd: ezels, paarden, kamelen, auto's, paard-en-wagens, en te voet, er op belust hadji te worden, iemand die de pelgrimage naar Mekka heeft gemaakt en heeft gestaan voor de Ka'ba, het heiligdom van de Islam.
  
  In deze periode, de periode van de Dhoe l-Hijja, de maand van de pelgrimage, kwamen ze van over de hele wereld. Ik zag groene tulbanden uit Iran, gestreepte Indonesische sarongs, gedessineerde Egyptische galabia's, blauwe kaftans uit Jemen en de traditionele haiks van de Arabische vrouwen, die soms gesluierd waren en soms ook niet. Voor ze aan de laatste etappe van de pelgrimage naar Mekka begonnen, zouden ze allen de eenvoudige ihraarn aantrekken, de pelgrimskleding van twee stukken ongezoomde witte stof, een rond het middel, het andere over de linkerschouder. In de ogen van Allah werden ze door de ihraarn allen gelijk, en hij bedekte alle uiterlijke aanduidingen van rijkdom en aanzien - of het ontbreken van beide.
  
  Het was nogal ironisch dat ik op dit moment in Jidda was. Ook ik was een pelgrim, alleen waren mijn pelgrimages nimmer heilig. Tijdens mijn pelgrimages ging ik niet op zoek naar het goede, maar naar het kwade. Mijn pelgrimskleding, de kleren van een toerist, verborgen dingen voor de ogen van de mensen, niet van Allah. In haar speciale schouderholster rustte Wilhelmina, mijn krachtige Luger, met haar 9 mm-patronen; en in een smalle schede op mijn onderarm, lag Hugo, mijn stiletto met het lemmet van gehard staal. Dit waren de dingen die mijn pelgrimskleding aan het gezicht onttrokken, de beroepsinstrumenten van Nick Carter, AXE-agent N3, Killmaster. Mijn paspoort vermeldde mijn camouflage-identiteit: Ted Wilson, importeur.
  
  Ik probeerde het gevoel van onbehaaglijkheid dat me zo rusteloos maakte van me af te zetten, het rationeel weg te redeneren, terwijl ik diep in mijn binnenste wist dat er geen rationele verklaring voor was. En toen zag ik het meisje weer.
  
  Tijdens het middaggebed bleef ik in mijn hotelkamer, en luisterde naar de klanken van de moetawwa, de religieuze politieman, die op luiken ratelde om er op aan te dringen ze voor het gebed te sluiten. Tegen de tijd dat de roep van de moezzin van de minaret klonk, was de stilte over de stad gedaald. Ik keek naar de plafondventilator die langzaam rondtolde en dwong mezelf niet te denken aan de reden waarom ik hier was, niet te denken aan Fred Danvers en mijn afspraak met hem de volgende dag, als hij terugkwam van zijn reis naar Medina.
  
  Toen het gebed beëindigd was en de straten zich vulden met luidruchtige menigten, ging ik naar buiten. En toen zag ik het meisje weer.
  
  Ze was blijven staan voor een stalletje in de soek - de markt - enkele passen voor me uit, en betastte rollen glanzende brokade en felkleurige zijde. Ze draaide zich half om en keek me aan met die koele blauwe ogen, en opnieuw voelde ik dat er iets in haar blik school. Een rij ezels met aarden waterkruiken passeerde voor me langs, en maskeerde mijn uitzicht. Toen ze voorbij waren, was ze verdwenen.
  
  De onbehaaglijke gespannenheid die me nog steeds niet geheel had losgelaten, laaide weer op en ik wist dat het meisje er op zijn minst gedeeltelijk voor verantwoordelijk was. Er was iets in haar ogen, iets dat ik kon zien maar niet vertalen. Ik probeerde het ongemakkelijke gevoel af te schudden; het bracht me in een valse stemming die soms bezit van me nam onder dergelijke omstandigheden. Ik dacht aan Hawks antwoord op mijn laatste vraag tijdens het gesprek in zijn kantoor.
  
  'Waarom ik?' had ik gevraagd, en hij had onmiddellijk geantwoord: 'Omdat jij van wanten weet en je niet ophoudt met gevoelens als mededogen en vriendelijkheid en genade, en zo wil ik het ook.'
  
  Mijn lippen verstrakten terwijl ik hier, wandelend door de smalle, drukke straten van Jidda, aan dacht. Als Hawk het zo wilde, zou hij het zo krijgen. Misschien was zijn antwoord een soort compliment geweest, maar het was niet bepaald het soort dat je in een lijstje aan de muur zou hangen.
  
  En hier liep ik, Ted Wilson, importeur, op de markt waar Arabieren sjacherden over koperen wierookbranders, koffiepotten, sandalen en rollen tapijt. En toen zag ik het meisje voor de derde keer. Ik liep onder het hoge terras van een huis door toen een stroom afval en bladeren rond me neerdwarrelde en een bloempot op de keien in scherven sloeg. Ik keek op en daar zag ik het meisje, half over de stenen muur van het met bloempotten bezette terras op de eerste verdieping hangend.
  
  En ditmaal was ze niet alleen. Toen ik opkeek zag ik een man met een witte hoed en in een wit pak. Hij had een hand om haar nek geslagen en de tweede hand voor haar mond gelegd en hij probeerde haar weg te sleuren van de rand. Het meisje klemde zich met beide handen aan de rand vast en probeerde een gesmoorde kreet te slaken, en ik zag dat haar blauwe ogen angstig waren opengesperd. Terwijl ik toekeek trok de man haar hoofd achteruit. Ze verloor haar greep op de muur en verdween met hem uit het gezicht.
  
  Ik zal altijd een padvinder blijven, daarom rende ik naar een smalle buitentrap op de hoek van het gebouw. De trap voerde naar het terras, en ik ging met drie treden tegelijk naar boven, en toen ik bovenaan de hoek omsloeg, zag ik de gezette, donkere man in het witte pak die het meisje op de grond drukte. Ze probeerde zich los te rukken en haar rok was opgeschort en onthulde prachtige benen en een wit broekje met kantjes.
  
  Achter de man in het witte pak torende een enorme, bruine gestalte op die slechts een vestje en een gerafelde broek droeg. Het gezicht van de reus was breed met hoge jukbeenderen, en zijn schedel was geheel kaal. Aan een oor bungelde een grote gouden ring. Onder het korte, openvallende vest zag ik een prachtig gespierd lichaam, het lichaam van een oerwouddier - ongeveer twee meter oerwouddier, schatte ik.
  
  Zijn kale hoofd blonk in de hete zon, en zijn diepe en donkere ogen flakkerden toen hij mij bovenaan de trap zag. De andere man wierp hem het meisje toe en kwam toen op mij af. Hij had een breed gezicht met een navenant brede neus, en hij gromde terwijl hij naar voren kwam.
  
  'Wegwezen,' gromde hij.
  
  Ik verspilde geen adem aan vragen waarvan ik wist dat er geen antwoord op zou komen. 'Wijs me de deur maar,' zei ik.
  
  Hij aarzelde, viel toen als een stier aan. Ik ving de aanval op met een scherpe linkse op zijn kaak, en liet deze volgen met een korte rechtse hoek. Hij wankelde, zijn ogen werden glazig, en hij viel neer.
  
  Ik keek op en zag dat de bruine reus het meisje hard neersmeet, toen stapte hij over haar, en kwam op me af. Ik wist dat dit andere koek zou zijn. Hij kwam lichtvoetig naar me toe en zijn lange, lenige lichaam bewoog met krachtige souplesse.
  
  Hij liet een snelle linkse los die ik ontweek. Hij probeerde het nog twee keer en ik cirkelde rond, langs de lage muur van het terras. Ik zag een opening en vuurde een harde linkse af die hij, naar ik meende, zou ontwijken. Dat deed hij niet; de stoot kwam met een smak aan. Zijn hoofd vloog naar achteren en mijn hierop volgende rechtse zou volmaakt geweest zijn, als ik op de stenen vloer niet op een gebroken bloempot was gestapt.
  
  Mijn voet gleed uit, en de slag kwam slechts op halve kracht aan. Maar - mijn wenkbrauwen vlogen omhoog - de reus zeilde achterwaarts, botste tegen een rubberplant en stortte er voor neer. Hij bleef, zijn hoofd schuddend, liggen, en deed geen poging overeind te komen.
  
  'Ik mag doodvallen,' mompelde ik. 'Al die spieren en geen kracht er achter.' Ik voelde een hand op mijn arm en keek in grote blauwe ogen toen ik me omdraaide. 'Laten we alstublieft weggaan,' zei het meisje, terwijl ze aan mijn arm trok. 'Snel, eer hij bijkomt. Alstublieft.'
  
  Ik liet me door haar de buitentrap afvoeren, bleef even staan om naar de reus te kijken en zag hem langzaam op een knie overeind komen. Weer schudde ik verbijsterd mijn hoofd. Ik weet dat je nooit op het uiterlijk moet afgaan, maar meestal leiden ze je juist andersom om de tuin: een ongevaarlijk uitziende figuur blijkt een brullende furie te zijn. Ik wierp hem een laatste blik toe en liep verder, terwijl ik me genomen en vagelijk verward voelde. Maar het meisje rende, en ik rende haar achterna door een zijsteeg naar een brede, drukke straat, waar ze eindelijk op de hoek van een moskee bleef staan. Haar ogen, die weer koel en rustig waren geworden, namen me op.
  
  'Dank u,' zei ze, diep ademhalend, waarbij haar borsten op en neer deinden in de nauwsluitende zijden bloes. 'Ze zeiden dat ze me het betaald zouden zetten, maar ik geloofde het niet.'
  
  Ik ving een vaag Zweeds accent in haar woorden op.
  
  'Wat betaald zetten?' vroeg ik.
  
  'Vorige week was ik in een nachtclub waar ik niet in mijn eentje naar toe had moeten gaan,' legde ze uit. 'De kleinste van de twee kwam naar me toe en probeerde me te versieren. Hij was erg agressief en tenslotte moest ik een politieman roepen om hem te laten arresteren. Die lange zei dat ze het me betaald zouden zetten, maar ik had het hele voorval van me afgezet.'
  
  Ze kneep in mijn arm. 'Als u niet was gekomen ... ik moet er niet aan denken wat er had kunnen gebeuren.' Ze rilde. 'Hier in Jidda gebeuren zoveel dingen waar de mensen hun hoofd van afdraaien.'
  
  'Dan verschilt Jidda niet zo veel van een hoop steden in Amerika.' Ik grinnikte.
  
  'Bent u Amerikaan?' vroeg ze. 'Mijn naam is Anise, Anise Hulden. Ik werk voor Tour-Guide Trips, hier in Jidda. Ze hebben een heleboel meisjes uit allerlei landen in dienst die verschillende talen spreken.'
  
  Ik knikte. Ik had de naam gezien tijdens mijn onderzoekingen in Washington. Voor elke opdracht moeten we een speciale serie dossiers en films bestuderen die via een speciale techniek worden gecoördineerd waardoor we in staat zijn mentaal een enorme hoeveelheid informatie te absorberen, te catalogiseren en op te bergen. Ik herinnerde me dat Tour-Guide Trips ook al een onderneming van Ibn Hassoek was.
  
  'Mijn naam is Wilson,' zei ik. 'Ted Wilson, im- en export. Ik ben blij dat ik in de buurt was om u te helpen.'
  
  Ik voelde een plezierig drukje op mijn arm en ontdekte dat Anise dichterbij was gaan staan; de zachte onderkant van haar borsten rustten op mijn onderarm.
  
  'Het lijkt me niet genoeg om alleen maar dankjewel te zeggen,' zei ze, en de koele blauwe ogen keken me strak aan. Dit mocht gerust een fraaie opening worden genoemd, en ik verknoeide geen tijd. Tenslotte had ik een hele vrije avond voor me.
  
  'Ga dan vanavond met me eten en geef me de extra-speciale excursie door de stad,' stelde ik voor.
  
  Ze glimlachte breed. De reactie was zo snel dat hij mechanisch leek. Waarschijnlijk een beroepsreflex. 'Geweldig, Ted,' zei ze. 'Aranstraat nummer vijf. Zullen we zeggen, half negen?'
  
  'Dat zullen we.' Ik knikte. 'Tot vanavond.'
  
  'Ik moet naar mijn werk,' zei ze. Er was een geringe verandering in haar ogen te zien, een tevreden uitdrukking. Of verbeeldde ik het me? Ze strekte zich, veegde met haar lippen over mijn wang en liep snel weg. Ik keek naar haar weelderige figuur, met de strakke billen onder de blauwe rok, tot ik haar in de menigte zag verdwijnen. Ik keek om me heen om te zien of haar twee aanranders nog in de buurt waren, maar ze schenen snel verdwenen te zijn. Ik gromde terwijl ik er aan dacht hoe de reus na één halfslachtige klap in elkaar was gestort. Misschien was ik er door teleurgesteld dat al die gratie en gespierde schoonheid een zo hol vat verhulden. Het bleef me enigszins dwarszitten, en ik liep er nog steeds over te denken toen ik bij Hotel Nomad kwam.
  
  Ik ging op het terras van een van de talrijke koffiehuizen zitten, een van de gahvoa's waar ze de sterke, Arabische koffie schonken. Ik bleef er zitten om naar de menigten te kijken tot ik de kreet 'Salaat! Salaat! Sa-laaaaat!' hoorde. Het was tijd voor het avondgebed, de laatste van de vijf keren per dag dat de Moslim zich naar Mekka richt. Ik ging naar mijn kamer en strekte me uit op het bed en probeerde me te ontspannen, dat onbehaaglijke gevoel te laten wegdrijven. Maar het hield koppig aan, en tenslotte was het tijd om een douche te nemen, me te verkleden, en Anise op te halen.
  
  Het adres was in een van de betere buurten van Jidda. Anise begroette me aan de deur van haar flat. Ze had hem gemeubileerd gehuurd, zoals ze me vertelde. Ik keek om me heen naar de poefs, dikke tapijten en houten stoelen. Een lage, brede divan was bedekt met een sprei van geitenhuid. Maar mijn blik bleef het langst op Anise rusten. Ze had nu een eenvoudige zwarte jurk met smalle bandjes aangetrokken; de jurk was zeer mini en zeer laag uitgesneden met een vierkante hals waar haar borsten tartend in opbolden. Toen ze haar armen om mijn hals sloeg en me kuste met zachte, geopende lippen, rook ik de gemengde geur van jasmijn en rozen.
  
  'Een voorschot op mijn bedankje,' zei ze, terwijl ze snel achteruit stapte, en ik zag dat ze me vanonder toegeklapte wimpers schattend bekeek - de breedte van mijn schouders, de smalheid van mijn heupen. Tenslotte pakte ze een donzig wit vestje, stak haar arm door de mijne, en we gingen naar buiten en ik dacht een goede kans te hebben dat gevoel van onbehagen eindelijk van me af te kunnen zetten. Maar daar kwam het niet van.
  
  Anise liet me de betere nachtclubs uitgebreid zien, en waar we ook binnen kwamen werden de hoofden gedraaid om naar de prachtige benen te kijken, en naar het opgetaste blonde haar en de weelderige borsten die zich verdrongen achter de vierkante hals van het eenvoudige jurkje. Ik kwam er achter dat Anise graag dronk en al spoedig op plezierige wijze de hoogte kreeg. De druk van haar dij tegen de mijne als we aan een tafeltje zaten, werd bij elk oponthoud meer uitgesproken.
  
  We zagen goede, echte buikdanseressen, en aten Arabisch en gingen naar bijna pikdonkere tenten waar erotische voorstellingen het minnespel van de bezoekers onderbraken. Al met al had ik me geweldig moeten amuseren. Maar dat lukte me niet. Er waren kleine dingen, van die verdomd kleine dingen die de gemiddelde man niet zou hebben opgemerkt. Maar door de jaren heen leer je naar de kleine dingen te luisteren, anders krijg je de grote dingen nooit te horen.
  
  De kleine dingen betekenden nog niets, maar niettemin waren ze er. Ik merkte bijvoorbeeld op dat Anise een bepaald schema scheen te hebben uitgestippeld. Dat gaf niet, maar toen ik halverwege de avond iets anders voorstelde, wilde ze er niet van weten. Haar scherpe en plotselinge reactie werd onmiddellijk gemaskeerd door een verblindend lachje en een schouderophalen.
  
  'Laten we het op mijn manier doen,' zei ze en lachte. 'Vergeet niet dat ik de tourspecialiste ben, Ted.' Inderdaad. Ik haalde mijn schouders op, en het moment ging voorbij. Maar vervolgens waren er de nerveuze blikken die ik haar van tijd tot tijd zag werpen, en tenslotte begon ik er over.
  
  'Ik zie die twee mannen steeds maar,' zei ze. 'Ik verwacht ze almaar ergens te zien opduiken. Neem me niet kwalijk.'
  
  Volstrekt redelijk en geloofwaardig, dus waarom zou ik het niet accepteren? Misschien omdat het een onderdeel van een patroon was, net als de manier waarop ze snel op haar horloge keek, vlak voor ze opperde naar een andere tent te gaan.
  
  Kleine dingen, kleine, onbetekenende manierismen, misschien gewoontegebaren, die de doorsnee man niet zou opmerken. God, hield ik mezelf voor, misschien was ik degene met de gewoontegebaren. Het werd wel erg als je niet gewoon kon uitgaan en genieten in het gezelschap van een prachtige, charmante vrouw. Ik had me ontspannen en op mijn gemak moeten voelen. Waarom deed ik dat dan niet?
  
  Ik duwde de antwoorden die zich probeerden op te dringen weg en concentreerde me opnieuw op Anise's sensualiteit. Dat was niet moeilijk, en toen ze tenslotte voorstelde dat ik haar naar huis zou brengen, voelde ik de opwinding in me stijgen.
  
  Toen we in haar flat kwamen, draaide ze slechts een zachte lamp aan. Haar ogen waren niet langer koel, maar brandden met een hongerige rusteloosheid, en haar lippen vonden de mijne in een korte tongkus die alles zei. Woorden zouden overbodig zijn geweest. Ze draaide zich om en liep naar de badkamer. Maar zelfs nu, zelfs hier, drongen de kleine dingen zich op.
  
  Ik had in vele steden vele meisjes gekend die kettingsloten op hun deur hadden, en allemaal legden ze onmiddellijk de ketting aan zodra ze binnenkwamen. Dat was een automatisch gebaar; zoals in- en uitademen. Anise deed het niet. Ik zag dat ze een kettingslot had, maar ze raakte het niet aan.
  
  Ik ging op de brede divan met de sprei van geitenhuid zitten en wachtte kalm af, terwijl mijn gedachten heen en weer raasden en de kleine dingen aan een onderzoek onderwierpen. Ik had nog steeds niets definitiefs toen Anise uit de badkamer kwam, slechts gestoken in het kleine witte broekje. Haar naakte borsten waren Rubensiaans in hun afmetingen. De provocerende geur van jasmijn en rozen vervulde de kamer.
  
  Ze liet zich naast me op de zachte sprei glijden, knipte de lamp uit en de kamer werd gebaad in een blauw nachtlichtje dat fosforiserend gloeide. Ik liet mijn vingers luchtig over een grote borst glijden, en ze greep me beet en trok me naar zich toe. Ik keek haar aan en ondanks alle kleine dingen was de vurige begeerte die ik in haar ogen zag niet gespeeld.
  
  Ik liet me van haar glijden en stond op. Ik drong mijn begeerte terug, liep langzaam naar een stoel en trok mijn kleren uit, eerst mijn schoenen, toen mijn broek en hemd. Ik legde Wilhelmina en Hugo onder mijn hemd dat ik op mijn broek plaatste.
  
  Terwijl ik naar de divan terugliep, duwde ik 'per ongeluk' een schoen tegen de deur, vlak voor de drempel. Toen liep ik snel naar Anise, liet mijn lichaam op het hare zakken, en voelde de prikkelende extase van huid tegen huid, begeerte die begeerte aanwakkerde.
  
  Anise Hulden wilde wanhopig graag genomen worden, dat was onmiskenbaar, en haar lichaam kwam omhoog om het mijne op te vangen terwijl een diep gekreun aan haar keel ontsnapte. Haar armen werden als klemmen om mijn rug geslagen, en ze begon onder me te deinen in een vreemd gehaaste, wilde beweging, met een vastberaden heftigheid van aanzienlijke afmetingen. Met Anise was er geen sprake van enig verrukkelijk voorspel, niets om je voor te bereiden op de heerlijke momenten van verrukking; ze wilde niets weten van geprolongeerde gevoelens. Haar armen om mijn rug trokken me naar voren, en ze wierp zich omhoog en smeekte met elke beweging gehaast om de piek van bevrediging.
  
  Ik stortte me bijna kwaad in haar, en paste me aan bij haar gehaaste, dringende bewegingen. Toen, boven het hijgende geluid van haar ademhaling en de doelgerichte concentratie van mijn hartstocht uit, hoorde ik het: een zacht geschraap van mijn schoen op de vloer. De deur werd geopend. Anise's armen hielden me stijf omklemd, en ze stopte niet met haar woeste stootbewegingen. Ik spande al mijn spieren, rolde naar links, probeerde me van haar los te maken, maar ze hield me vast. Ik rolde haar over me heen, en zag dat ze haar ogen opensperde en dat haar mond openviel.
  
  'Nee!' riep ze in plotselinge schrik, maar het was te laat. Ik hoorde twee schoten klinken, en voelde Anise schokken toen de twee kogels in haar rug sloegen. Ik keek langs haar toen ze met strak geheven borsten verstijfde, en zag de pistoolloop die uit de deuropening werd teruggetrokken, toen hoorde ik rennende voetstappen.
  
  Ik wierp Anise van me af en rende naar de deur, onderweg Wilhelmina grijpend. Spiernaakt kwam ik bij de trap, en zag twee figuren de voordeur uitrennen, de een gezet en in een wit pak gestoken, de ander lang, bruin, met naakte borstkas en kaal hoofd. Ik bleef op de bovenste tree staan, niet vanwege mijn naaktheid, maar omdat ik wist dat ze in de donkere, kronkelende straten verdwenen zouden zijn eer ik zelfs maar bij de deur was.
  
  Ik draaide me om en liep de kamer in waar Anise Hulden op haar buik op de geitenhuiden lag. Twee grote rode vlekken verspreidden zich op haar rug en werden één. Ik draaide haar om en zag dat ze nog leefde. Haar oogleden fladderden, gingen niet helemaal open, en haar lippen maakten nauwelijks hoorbare geluidjes. Ik boog me over haar om de moeizame woorden op te vangen.
  
  'Verrot in de hel!' hijgde ze, terwijl ze haar hoofd een halve centimeter ophief. Toen, met een laatste rilling, viel ze neer en bleef stil liggen, een prachtig, levenloos lichaam. Ik kleedde me aan en vertrok, zonder om te kijken, met een zure en bittere smaak in mijn mond.
  
  Al die kleine dingen vielen nu samen. De moordenaars hadden hun kogels voor mij bedoeld, en Anise was van het begin af een onderdeel van het plan geweest, vanaf de eerste blik bij het vliegveld. Ik had niet misverstaan wat toen in haar ogen te lezen stond. Het was herkenning geweest - van het aanstaande slachtoffer. En nadat ik haar had gered van de zogenaamde aanranding, was die tevreden blik die ik in haar ogen had bespeurd bepaald echt geweest. Het betekende dat alles volgens plan verliep. Ik gromde. Ik wist nu waarom die prachtig gespierde reus zo moeiteloos in elkaar was gestort nadat ik hem nauwelijks had geraakt. Het had allemaal deel uitgemaakt van een uitgebreid plan om me klaar te stomen voor een makkelijke moordaanslag. Maar waarom? Was het het oude verneukeratieve spel in de Saoediarabische versie, met mij als de dupe, het nietsvermoedende slachtoffer dat vermoord en beroofd zou worden? Waarschijnlijk, hield ik mezelf voor. Waarschijnlijk. Ik kon me er niet toe brengen het als stellig te beschouwen. Toen ik in mijn hotel kwam, strekte ik me op het bed uit en dacht na over het belang van kleine dingen. Zonder die kleine dingen zou ik nu dood zijn, vermoord nog eer mijn missie hier ook maar begonnen was. Was ik werkelijk alleen maar een willekeurig uitgekozen slachtoffer van een roofoverval geweest? Of lag er ergens een verband?
  
  Ze hadden een vreemd trio gevormd, de opvallende, blonde Zweedse, de kleine, gezette, donkere man en de gespierde, kale, bruine reus. Maar dit was een vreemd land, een land waar het bizarre alledaags was, waar slechts het gewone ongewoon was.
  
  Ik lag er nog steeds over na te denken, toen ik in slaap viel onder de langzaam ronddraaiende wieken van de ventilator aan het plafond.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Op het vliegveld kreeg ik te horen dat vlucht 443 uit Medina een kwartier te laat zou arriveren, en ik werkte me door de drukte van de aankomsthal die zo typerend was voor dit vreemde land.
  
  Een Arabisch stamhoofd zat naast zijn gewapende lijfwacht die een machinepistool en een dolk met parelmoeren gevest droeg. Twee Amerikaanse olieboeren, in hun uiterlijk en gedragingen even onmiskenbaar als een woestijnsjeik, zaten tegenover het in een boernoes geklede stamhoofd. Gesluierde vrouwen in hun haiks gleden voort naast Europese vrouwen. Kaftans en Christian Diors, boemoezen en Balmains, transistorradio's en gebedsmatjes; en alles had op een vreemde, onwezenlijke manier een samenhang.
  
  Ik vond een stoel bij het grote raam dat op de startbanen uitkeek, en terwijl ik de vliegtuigen zag opstijgen en landen, vervaagde het tafereel en was ik terug in het onopvallende kantoor aan de Dupont Circle in Washington, en keek ik naar Hawk die ijsbeerde en niet eens op zijn gewoonlijk niet brandende sigaar kauwde.
  
  Als Hawk op die manier ijsbeerde, wist ik dat hij zich ernstige zorgen maakte. Zijn magere, verweerde gezicht scheen nieuwe lijnen te vertonen en hij leek meer op een doopsgezinde predikant die over het kwaad van de zonde nadacht dan op de sluwe, behendige, briljante directeur van AXE.
  
  'Ik weet niet wat ik er van moet denken, Nick,' zei hij. 'Ik weet gewoon niet wat ik er van moet denken. Ik ben ziek van de hele smerige rotzaak. Ik voel me verraden en dat doet me, eerlijk gezegd, pijn.'
  
  Ik wist hoe zeer het de oude heer pijn deed. Het kwam niet alleen doordat hij een strak geleide zaak dreef, een uiterst efficiënt spionagebureau, maar al zijn belangrijkste mensen had hij zelf uitgekozen, waren de producten van jarenlange opleiding en werk. Trouwens, deloyaliteit was een woord dat Hawk in feite niet begreep, een houding die zijn begrip zo ver te boven ging dat hij het in zijn eigen mensen nooit kon verwerken. Ik probeerde hem te sussen in plaats van mijn gebruikelijke plagerige prikken.
  
  'Waarom maakt u zich zo ongelukkig nog eer u zeker weet dat het waar is?' vroeg ik.
  
  'Omdat wat ik nu weet meer dan genoeg is om me ongelukkig te maken, verdomme,' blafte hij terug. 'God, je kent Fred Danvers. Je hebt met zijn mensen gewerkt. Je weet hoe lang hij al bij AXE zit.'
  
  Ik knikte. Fred Danvers was ouder dan de andere AXE-agenten, getrouwd, vrouw en kinderen in Amerika, een van de eerste mannen die door Hawk in dienst was genomen toen AXE werd opgericht.
  
  'Danvers zit nu al jaren in die woestijn,' vervolgde Hawk. 'Hij heeft een geweldig netwerk van informanten en contacten opgebouwd. Er gaat niet veel om in Zuid Europa, Noord Afrika en het Midden Oosten dat hij niet weet. Politieke zetten, militaire veranderingen, troepenbewegingen, aanslagplannen, geheime coups - noem maar op, en Fred Dan vers in Saoedi-Arabië is op de hoogte. Dat land is een regulier doorgangshuis voor belangrijke informatie en we hebben hem natuurlijk gebruikt om boodschappen en informatie buiten de gebruikelijke kanalen om te sturen.'
  
  'En nu is het misgelopen,' merkte ik op en zag dat Hawks mond verstrakte.
  
  'Heel erg mis,' zei hij. 'Plannen die we gemaakt hadden zijn de grond in geboord. Geheime informatie is in verkeerde handen terecht gekomen. Bepaalde zetten zijn geblokkeerd omdat iemand er achter was gekomen.'
  
  'Allemaal dingen die via Fred Danvers zijn gelopen, neem ik aan,' zei ik. 'Maar u weet dat dergelijke dingen het gevolg van allerlei omstandigheden kunnen zijn.' Hawk nagelde me met een doordringende blik vast, en ik kromp ineen. 'Verdomme, Nick,' snauwde hij, 'als ik er zeker van was, als ik ook maar een schijn van bewijs had, zou ik jou er niet naar toe hoeven te sturen om deze zaak tot op de bodem te onderzoeken.'
  
  'Ja, meneer,' zei ik zacht. Hawk liep naar zijn bureau en ging er achter zitten, en zijn staalgrijze ogen keken me vanonder de diepe frons aan.
  
  'Onlangs hebben we wat vervalst materiaal uitgezet,' zei hij. 'We hebben het Fred Danvers op de gebruikelijke manier toegespeeld.'
  
  'En het kwam terecht waar het niet terecht had mogen komen,' maakte ik de zin voor hem af. Hij leunde achterover en zag er opeens vermoeid en triest uit.
  
  'Het is precies terecht gekomen waar we dachten,' zei hij. 'Ik ben toen tot de conclusie gekomen dat ik mezelf niet langer excuses mocht aansmeren. Nick, op deze stoel kan ik me niet de luxe permitteren de andere kant op te kijken - niet voor Fred Dan vers, niet voor mezelf, voor niemand.' Hij bleef teruggetrokken kijkend zwijgen, toen ging hij weer op die zakelijke, bekende, geen-flauwe-kul-toon verder.
  
  'Ga er heen en zoek uit wat er aan de hand is,' beval hij. 'Ik wil feiten hebben, feiten! Als het Fred Danvers niet is, zoek dan uit wie of wat het wel is. Ergens zit een groot lek. En als Fred Danvers dat lek is ...'
  
  Hij maakte de zin niet af, maar ik wist wat hij bedoelde. Als Fred Danvers het lek was, als hij de verkeerde kant had gekozen, dan moest ik de nodige stappen ondernemen. Ik kon hem naar Washington terugsturen of als dat niet mogelijk was, zou er een minimum aan vragen omtrent zijn dood worden gesteld. Ik herinnerde me iets dat Hawk lang geleden had gezegd: 'Een goed agent die de verkeerde kant is opgegaan is net als een hond die schapen gaat mollen. Hij zal altijd een schapenmoordenaar blijven, daar krijg je hem nooit meer van af. Je moet hem of opgesloten houden of hem wegdoen. In beide gevallen is hij een risico, geen veilig bezit.' Terwille van Hawk alleen al hoopte ik dat Fred Danvers geen verrader was geworden.
  
  Mijn gesprek met Hawk was daar geëindigd. Hij had me mijn camouflage-legitimatiebewijzen voor Ted Wilson, importeur, gegeven en ik was er op uitgestuurd en Danvers was van mijn komst op de hoogte gesteld. Als de man niets te verbergen had, zou hij me met graagte ontvangen. Als hij niet zuiver op de graat was, zou hij best eens onraad kunnen ruiken. Danvers was niet dom; hij wist dat ik niet zonder een bijzonder goede reden ergens heen gestuurd werd ...
  
  Mijn gedachten werden plotseling onderbroken door de harde luidsprekers van het vliegveld: 'Vlucht 443 uit Medina arriveert nu bij Uitgang Twee,' zei een meisjesstem, en de aankondiging werd daarop herhaald.
  
  Ik stond op en liep naar Uitgang Twee en wachtte terwijl de passagiers uit het toestel stapten. Ik zag Arabische sjeiks met hun vrouwen, enkele buitenlandse studenten, een groep Duitse toeristen, een paar besnorde Engelsen, twee slanke stewardessen en, eindelijk, de bemanning. Geen Fred Danvers. Mijn kaakspieren spanden zich. Natuurlijk had hij het toestel om de een of andere reden kunnen missen, maar ergens wist ik dat dit niet het geval was. Ik weet niet hoe ik het wist, ik wist het gewoon. Enkele ogenblikken later werd het bevestigd toen ik langzaam van het hek wegliep. De luidspreker galmde weer en ditmaal werd mijn camouflagenaam over het hele vliegveld rondgeroepen.
  
  'Wil meneer Ted Wilson naar informatie komen, alstublieft,' klonk de koele onpersoonlijke stem. 'Wil meneer Ted Wilson naar informatie komen, alstublieft. Er is met vlucht 443 een brief voor hem aangekomen.'
  
  De stem begon de boodschap te herhalen toen ik van richting veranderde en door de aankomsthal liep. Ik was op ongeveer een kwart van de afstand toen een meisje met een koffer en een boodschappen wagentje voor me langs liep, struikelde en naar me toeviel. Ik weerde twee koffers en een beautycase af en ving het meisje in mijn armen. Ze was klein, had donkere ogen en een olijfkleurige huid en ze slikte van gêne en pijn toen ik haar overeind trok. De bagage lag rondom verspreid en er kwamen enkele kruiers aan.
  
  'Neemt u me niet kwalijk,' verontschuldigde ze zich.
  
  'Het geeft niet.' Ik glimlachte tegen haar. 'Ik ben wel door erger dingen geraakt.' Ik wilde over de koffers stappen toen ik haar hand op mijn arm voelde.
  
  'Wacht u alstublieft even,' zei ze. 'Weet u zeker dat u zich geen pijn hebt gedaan? Ik zou het erg vervelend vinden als ik u pijn had gedaan.'
  
  'Ik voel me uitstekend,' zei ik. 'Heus.' Ik wilde weer verder lopen, maar haar hand klemde zich om mijn arm. 'Wacht. Ik zal u een telefoonnummer geven waar u me kunt bereiken,' zei ze. 'Als u ergens pijn hebt, bel me dan. Ik ben voor dit soort dingen verzekerd.'
  
  'Dat is niet nodig,' zei ik. 'Ik ben helemaal in orde.'
  
  Ik wierp haar weer een geruststellend lachje toe. Ze aarzelde, haalde toen haar schouders op en liet mijn arm los. Ik baande me een weg tussen de kruiers door die haar koffers aan het oprapen waren. De jonge bediende achter de informatiebalie, een Arabier in westerse kledij, keek op toen ik naderde.
  
  'Ik ben Ted Wilson,' zei ik. 'U hebt een brief voor me die met vlucht 443 is meegekomen.' Hij keek me enigszins verbaasd aan en fronste toen. 'Maar meneer Wilson heeft die brief net opgehaald, meneer,' zei hij.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Mijn bloed werd ijskoud, mijn camouflage was aan flarden.
  
  'Een meneer Wilson heeft die brief net opgehaald?' herhaalde ik.
  
  'Ja, meneer,' zei de jonge bediende, nu ernstig en bezorgd kijkend. 'Hij liet me een legitimatiebewijs zien. Is er een vergissing begaan?'
  
  'Nou en óf!' zei ik kwaad. 'Hoe zag hij er uit? Waar ging hij naar toe?'
  
  'Een gezette man in een wit pak,' antwoordde de bediende. 'En hij is net door de hoofdingang weggegaan.' Hij knikte.
  
  Ik tolde om, zag de deur nog draaien, en meneer Wilson zette meneer Wilson na met moordzucht in het hart. Toen ik bij de draaideur was, wierp ik over mijn schouder een blik in het rond. Het meisje was verdwenen, maar de koffers lagen nog her en der, zoals ik al had gedacht. Ze had een afleidingsmanoeuvre uitgehaald om iemand anders de tijd te geven naar de informatie te gaan, een vals legitimatiebewijs te laten zien en de brief mee te nemen.
  
  Het daagde me dat hier een bijzonder soepele organisatie aan het werk was. Ik was geen toevallige toerist geweest die door Anise Hulden en haar vriendjes was opgepikt. Dat was nu duidelijk. Ze hadden lang genoeg van mijn komst geweten om legitimatiekaarten te laten maken. Dit alles was zorgvuldig voorbereid en zorgvuldig uitgevoerd. Iemand wilde bepaald niet dat ik een onderzoek naar Fred Danvers zou instellen. Was dat misschien Fred Danvers zelf?
  
  Ik kwam de draaideur uit op het trottoir waar ik een glimp opving van een wit pak achter het stuur van een Engelse Ford die met gillende banden wegspoot. Een paar meter verder stapte een koerier van een luchtvaartmaatschappij van zijn Honda Hawk-motor.
  
  'Sorry, makker,' zei ik terwijl ik hem met Wilhelmina achter zijn oor tikte en hem op de grond liet zakken.
  
  Ik sprong op het zadel, gaf gas en de motor sprong als een woedende hengst brullend naar voren. Ik zwenkte tussen drommen mensen, ezels, kamelen en bussen vol pelgrims door.
  
  De Ford reed niet ver voor me uit door het drukke verkeer. Hij zwaaide plotseling af en sneed door een zijstraat. Ik volgde hem en zag dat het in deze straat aanzienlijk minder druk was, en witpak had meer gas gegeven. Ik draaide de gashendel van de Honda verder open en helde diep over toen we weer een hoek omsloegen. Witpak had me nu gezien; hij nam de bochten op twee wielen, hield zich aan de stadsrand, maar koerste in noordwestelijke richting naar de kust. Toen we buiten de stad op de open weg kwamen, had ik hem kunnen inhalen, maar ik had hem met de motor zeker niet van de weg kunnen dringen. Trouwens, hij ging ergens heen en ik wilde zien waarheen. Misschien lagen alle antwoorden die ik nodig had in die brief besloten. Ik had er zo'n idee van. De brief was in de plaats van Fred Danvers gekomen, en dat kon van alles betekenen, maar zeker niets goeds.
  
  Ik rook de Rode Zee nu met zijn ongewoon hoge zoutgehalte, en toen zag ik het vlakke, nevelige water in de hitte van de ochtendzon. De Ford draaide tussen twee zandduinen een landweg op. Ik volgde hem meer op de stofwolk dan op het gezicht. De weg voerde regelrecht naar de kust. Toen Witpak op het harde zand van het strand kwam, zwenkte hij de wagen en reed langs de kabbelende golven. Ik bleef op zijn staart zitten, en toen zag ik de kleine boot, een honderd meter uit de kust; een sloep met buitenboordmotor. Ik zag er de gespierde, bruine reus in met zijn in de zon glimmende kale schedel.
  
  De Ford kwam abrupt tot stilstand. Witpak sprong uit de wagen en rende naar het water, en ik hoorde de buitenboordmotor brullend tot leven komen. Ik remde de Honda af met spuitend zand onder het achterwiel. Witpak waadde nu de zee in; hij was al bijna tot zijn middel in het water en de sloep voer op hem af. Het was kennelijk een snel glooiende bodem waardoor de platte sloep dichtbij de kust kon komen. Ik rende het water in zodat het schuim opspatte. Ik zag Witpak zich omdraaien om naar me te kijken, toen wierp hij een blik op de positie van de boot. Hij kwam kennelijk tot de conclusie dat hij eerst met mij moest afrekenen eer de boot bij hem kon zijn.
  
  Hij kwam naar voren, tot de borst in het water van de Rode Zee, en toen ik hem bereikte haalde hij onhandig uit met zijn korte arm. Ik dook weg, greep zijn arm en draaide hem om. Maar zijn korte, gezette lichaam had de compacte, rauwe kracht van een stier; hij dook onder water, en ik werd over zijn hoofd geslingerd.
  
  Ik slikte een beetje Rode Zee door, deed mijn mond dicht en kwam boven om adem te halen. Witpak kwam weer op me af, maar ditmaal haalde ik een arm uit het water en raakte hem met een scherpe linkse hoek boven het oog. Hij struikelde naar achteren en viel, en het water sloot zich boven zijn hoofd. Ik dook naar hem, maar hij krabbelde achteruit en ontweek mijn sprong. Ik kwam boven om lucht te happen, zag hem wild naar het diepere water waden, en nu zag ik de sloep op nog geen vier meter afstand.
  
  De kale reus stuurde de boot recht op me af met voluit razende motor. Ik dook naar de bodem. De sloep scheerde enkele centimeters boven me langs. Terwijl ik weer bovenkwam, zag ik de boot keren en terugkomen. Witpak had zich uit de voeten gemaakt en liet zijn makker de ruimte om op me af te varen en mijn schedel te verbrijzelen of mijn borstkas te splijten.
  
  Ik had andere ideeën. Ik had Wilhelmina nu in mijn hand. Ik schoot op het kale hoofd, maar de sloep danste in volle vaart en ik stond er verkeerd voor. Het schot miste, en ik vloekte toen ik de reus op de bodem zag glijden, zodat hij een haast onmogelijk doelwit werd.
  
  Ik duwde Wilhelmina weer in haar holster en dook toen de sloep weer recht op me afstoof.
  
  Ditmaal voelde ik de malende schroefbladen die net mijn rug misten. Ik kwam onmiddellijk boven en haalde Wilhelmina weer tevoorschijn. Dit krijgertje spelen met een buitenboordmotor was een gevaarlijke zaak. Het zou in de eerste plaats niet lang duren eer ik moe zou worden, en één misrekening en ik zou verpletterd worden.
  
  Maar de reus stuurde nu vanaf de bodem van de sloep, en loerde slechts af en toe met een snelle blik rond. Ik probeerde niet meer op hem te mikken, maar schoot onder de waterlijn twee keurige gaatjes, vlak naast elkaar, in de sloep. De boot danste en zwenkte af, keerde om opnieuw op me af te komen.
  
  Ik wachtte een ogenblik, schoot toen nog twee gaatjes dicht bij elkaar in de romp. Ik kon me voorstellen hoe het water naar binnen gutste. Het waren slechts kleine gaatjes, maar het waren er vier, en je hebt niet zo'n groot gat nodig om een sloep te laten zinken. De boot zwenkte scherp af naar rechts en ik stond gespannen toe te kijken, gereed om te duiken zodra ik dé volgende beweging van de reus zag aankomen. Maar de sloep draaide door en voer met volle vaart op de kust af. Ik hoorde Witpak schreeuwen, een mengeling van verrassing en woede. 'Nee!' gilde hij. 'Kom terug! Kom terug, verdomme! Laat me niet alleen!' Maar de sloep voer, met de reus op de bodem, in een rechte lijn verder. Het was een haastige terugtocht om te voorkomen dat hij zou zinken en de reus Wilhelmina onder ogen moest zien. Hij kon ver genoeg wegkomen eer hij uit de sloep moest springen, maar ik had Witpak bij de hand, en hij had de brief nog.
  
  Hij riep niet meer naar de wegvarende sloep en had zich naar mij omgedraaid met op elkaar geklemde tanden en een sluwe blik in zijn kleine ogen. Opeens begon hij met zware waadbewegingen naar de kust te worstelen. Ik haalde hem moeiteloos in toen hij tot zijn middel door het water liep.
  
  'Dat is wel ver genoeg,' zei ik, met Wilhelmina zwaaiend. 'Geef me die brief.'
  
  Ik zag dat hij zijn hand in zijn natte zak stak en een envelop tevoorschijn haalde. Toen, eer ik besefte wat hij deed, gooide hij de envelop met een draaiende polsbeweging in de zee. Ik zag de envelop op het water terecht komen, een ogenblik blijven drijven, en toen zinken. Witpak waadde weer naar het strand en de Ford; zijn ontsnapping in ruil voor die brief, denkende dat ik naar de brief zou duiken en hem laten gaan. Maar daar stak ik een stokje voor. Ik stopte Wilhelmina weg, ging hem achterna, en pakte hem in kniediep water. Hij draaide zich om en ik joeg hem achteruit met een fluitende rechtse. Hij viel met een plons om. Ik pakte hem onmiddellijk weer, trok hem met mijn linkerhand omhoog en raakte hem weer met mijn rechtse. Hij boog naar achteren door en zakte bewusteloos neer. Ik hield zijn hoofd boven water en gaf hem nog een rechtse waar hij van om tolde; hij bleef op zijn buik drijven.
  
  Ik rende terug naar de plek waar ik de brief had zien verdwijnen en dook naar de zanderige bodem die steil afdaalde. Ik was dankbaar voor het felle licht van de hete Arabische zon dat diep in het water doordrong.
  
  Ik moest een keer naar boven om adem te halen, dook toen weer. Ik hoopte dat de inkomende stroom van het water had voorkomen dat de envelop verder zou worden weggevoerd, en ik had geluk. Ik zag hem op de zandbodem liggen, waar hij zachtjes op de stroom deinde.
  
  Ik greep de envelop bij een hoek, kwam boven en zwom naar de kust. Toen ik grond onder mijn voeten voelde, stond ik op en opende de doorweekte envelop. Verdomme nog aan toe! De brief was niet getikt, zoals ik had verwacht, maar met de hand geschreven in inkt - inkt die grotendeels aan het doorlopen was, wat de woorden praktisch onleesbaar maakte. Snel las ik wat nog te lezen was, en ik zei de woorden hardop terwijl ik ze las:
  
  'Zeg Hawk ... al die jaren ... niet... om je het leven te benemen... welkom ... jij beslist... vergeef.' Dat was alles wat ik kon ontcijferen. De rest was onleesbaar, afgezien van de handtekening: 'Fred.'
  
  Danvers had dus zelfmoord gepleegd. Afgezien van die inlichting, had ik alleen de brief te pakken gekregen, wat helemaal niets voorstelde. Ik was woedend in mijn frustratie. Ik duwde de brief in mijn zak en beende naar de plek waar Witpak nog half in het water lag. Vloekend sleepte ik hem naar het droge strand en rukte zijn jasje van zijn lichaam. Ik ging schrijlings op het vierkante, gezette lichaam zitten en paste kunstmatige ademhaling toe. Als het kon zou ik hem weer tot leven brengen. Misschien kwam het omdat ik zo woedend was over de onleesbare brief dat ik weigerde het op te geven, of misschien kwam het door zijn brede borstkas, maar opeens voelde ik zijn lichaam trillen, net toen ik dacht dat mijn armen van mijn lijf zouden vallen. Ik hield op en zijn borst zette zich uit toen hij een liter of vijf Rode Zee uitspuugde. Ik hielp hem op zijn knieën. Het duurde niet lang eer hij normaler begon te ademen en de lijkwitte kleur trok uit zijn gezicht. Ik zag de sluwe blik in zijn ogen terugkeren, en dat had ik net nodig. Ik pakte hem vast bij zijn hemd, en duwde de stof tegen zijn Adamsappel tot zijn ogen begonnen uit te puilen.
  
  'En nu vertel je me wat je weet, of ik wurg je stukje bij beetje,' gromde ik. Hij zag de blik in mijn ogen en besefte dat ik het meende.
  
  'Ik weet van niets,' zei hij; zijn accent was Portugees. 'Geloof me, ik weet niets van wat er in die brief stond.'
  
  Ik trok de knoop strakker aan, en hij hijgde: 'Geloof me, alsjeblieft! Ik werk alleen maar, doe wat Tomas me opdraagt.'
  
  'Wie is Tomas?' vroeg ik. 'Die kale reus?'
  
  Hij knikte tussen twee ademstoten in. Ik trok het hemd weer aan en hij begon blauw aan te lopen. 'Wat stond er in die brief?' zei ik.
  
  'Dia!' bracht hij gesmoord uit. 'Ik weet het niet.'
  
  'Waarom hebben jij en je vrind Tomas en dat meisje geprobeerd me te vermoorden?'
  
  'Het enige dat ik ... Tomas en het meisje zeiden dat je ... vermoord ... moest worden,' hijgde hij.
  
  'Tomas weet er alles van, hè?' zei ik, en hij zag kans te knikken. Er stond vrees in zijn ogen te lezen, en ik begreep dat hij de waarheid sprak. Ik had wel vaker een dergelijke vrees gezien. Je leert de werkelijkheid te herkennen, en als je die ziet, weet je ook dat iemand niet meer aan liegen toekomt.
  
  Deze stomme vlerk was een huurling en meer niet, een radertje, een te verwaarlozen werknemer, en ik kende nu nog een reden waarom de kale reus was gevlucht. Hij wist dat dit nummer me niets kon vertellen. Maar er kwam een gedachte in me op. Tomas, en degenen voor wie hij werkte, wisten niet of de brief leesbaar zou zijn of niet. Wat hen betrof had ik hem te pakken gekregen en helemaal gelezen en kende ik nu het hele verhaal. Als deze vlerk hen niet het tegendeel kon vertellen, zat ik, althans voorlopig, eerste rang. Wat er ook in die brief stond, waar het ook om ging, het was verdomd belangrijk, zo belangrijk dat er voor gemoord zou worden.
  
  Ik keek de man voor me aan. Hij had te maken gehad met twee aanslagen op mijn leven, had deelgenomen aan de moord op het meisje. Zijn bazen konden hem missen, en ik zou hen hun zin geven. Zonder hem kon de wereld er alleen maar beter op worden.
  
  Hij moet de gedachte in mijn ijskoude blik hebben gelezen, of misschien was het alleen maar het instinctieve besef van de dood dat op het moment van de waarheid alle dieren beheerst. Hij slaakte een schorre kreet, rukte zich van me los, en het natte hemd scheurde in een laatste woeste krachtsuitbarsting. Hij probeerde naar de Ford te rennen, maar ik had hem te pakken eer hij twee passen had gedaan. Ik draaide hem om en mijn hoek joeg hem twee meter achteruit in de branding. Ik ging hem na en liet een harde karateslag in zijn nek los. Hij viel met zijn gezicht voorover in het water dat over zijn lichaam schuimde. Ik liep weg in de wetenschap dat de Rode Zee het slachtoffer zou terug eisen waar ik het water zo-even van beroofd had.
  
  Ik bleef staan om de Ford te bekijken, zag de sticker van de verhuurinrichting op het dashboard. Ik begreep dat de wagen onder een valse naam gehuurd moest zijn, niet de moeite van het nagaan waard. Ik stapte op de Honda, startte de motor en reed terug in de richting van Jidda. De wind was heet op mijn gezicht, en tegen de tijd dat ik de stad bereikte, waren mijn kleren praktisch droog. Ik liet de motor in de buurt van het vliegveld staan, wetende dat de eigenaar de politie zou hebben gewaarschuwd om er naar uit te kijken, en ging terug naar het hotel.
  
  In mijn kamer haalde ik de fles bourbon tevoorschijn die ik, als het maar even mogelijk is, altijd meeneem. Ik kleedde me uit, trok een droge onderbroek aan, en dronk bourbon on the rocks terwijl ik nadacht over wat er was gebeurd en probeerde enkele stukjes aan elkaar te passen.
  
  Een nieuwe blik op de brief onthulde verder niets, maar uit wat er in stond, viel duidelijk genoeg op te maken dat Fred Danvers zelfmoord had gepleegd. Het was ook duidelijk dat een man als Danvers dat niet zou doen als er nog een andere uitweg was, als hij er niet al te diep in zat. En het moest meer dan een eenvoudig, persoonlijk probleem zijn zoals, laten we zeggen, een gokschuld. De jongens met de centen konden meedogenloos zijn, zoals ik wist, maar het zou ze niet kunnen schelen als Danvers mij een bekentenis schreef. Het zou ze niet kunnen schelen hoe lang ik rondspeurde en achter het feit kwam dat hij schulden had.
  
  Nee, deze zaak stonk, een smerige, verraderlijke stank. Bij zijn zelfmoord had Danvers ongetwijfeld geweten dat het slechts een kwestie van tijd was eer degene met wie hij verwikkeld was geraakt het voor hem zou opknappen. Maar de omvang van wat hier achter stak, werkte nu in mijn voordeel. Ze zouden op mij moeten afkomen.
  
  Ik ging niet zitten wachten tot ze hun zet zouden doen. Danvers was dood, maar ik had het adres van een huis aan de rand van Jidda, en de dossiers van AXE hadden me geleerd dat hij een secretaresse had. Ik zou zien waar die aanwijzingen toe leidden. Maar eerst moest ik met Hawk telefoneren. Ik dronk de bourbon op, kleedde me aan, en ging naar buiten. Een paar blokken van het hotel vond ik een kleine winkel met een telefooncel.
  
  Ik vroeg Hawk aan. Gelukkig was de lijn vrij, en ik hoefde bijna niet te wachten eer ik zijn heldere, zakelijke stem hoorde. Het was een lijn zonder spraakvervormer, dus ik sprak in bedekte termen.
  
  'Danvers is er op de moeilijke manier uitgestapt,' zei ik. 'Eigenhandig.'
  
  Er klonk een korte stilte, toen zei Hawk zacht: 'Begrepen.' Er klonk een trieste toon door in zijn stem.
  
  'Ik heb hem niet te spreken gekregen,' vervolgde ik. 'Ik heb het erg druk gehad.' Dat, dacht ik grimmig, was een fraaie omschrijving voor een moordaanslag op me met kogels en een motorboot, terwijl bovendien mijn camouflage aan flarden was.
  
  'Het schijnt te zijn wat we verwachtten,' zei ik. 'Een voor mij bestemde brief is niet op de juiste manier bezorgd.'
  
  Hawk kuchte. 'Ik verwacht dat je verder gaat,' zei hij. 'Je zult je wel iemand herinneren ... Willard Egmont, Engelse inlichtingendienst.'
  
  Daar liet hij het bij, wetende dat ik verder niets hoefde te horen, en we hingen op. Ik herinnerde me Willard Egmont en het spionage-incident waar hij bij betrokken was geweest. Hij was een goede werker voor de Engelse inlichtingendienst in Hongkong geweest, en had een jaar of twee geleden zelfmoord gepleegd, en er was nooit een verklaring voor die onverwachte daad ontdekt. Er werd over gesproken dat hij op het punt stond voor ondervraging te worden teruggeroepen, maar dat was ten tijde van zijn zelfmoord nog maar een vaag gerucht. Gebeurtenissen die hier geen verband mee hielden? Misschien. Misschien ook niet. Hawk was kennelijk ook benieuwd. Ik verliet de winkel en stapte in de middagzon. Eer ik naar het huis ging dat Fred Danvers zovele jaren had bewoond, besloot ik bij het kantoor van Tour-Guide Trips langs te gaan. Meer kennis van Anise Hulden kon misschien iets van belang opleveren.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Tour-Guide Trips was een grote kamer achter een winkelraam, ingericht met een tot het middel reikende balie, Zweedse kantoormeubelen, en bevolkt door drie meisjes en een man. De man had een Indiër kunnen zijn, of een Indonesiër of zelfs een Filippino - het viel moeilijk te zeggen. Hij had een bruine huid met fijne gelaatstrekken en een uitdrukking in zijn ogen die weinig heteroseksueels had.
  
  De drie meisjes verschilden sterk van elkaar, maar allen droegen ze de witte bloes en donkerblauwe rok die Anise Hulden had gedragen, en blijkbaar was dit het uniform van Tour-Guide Trips. Een van de meisjes was klein en had een olijfkleurige huid, misschien was ze Grieks; het tweede was langer maar had kleine borsten, bruin haar en een onopvallend gezicht, Engels, leek me. Het derde meisje was donkerblond en had de brede mond en de fijne besneden lippen en platte jukbeenderen van een Belgische vrouw.
  
  Maar het waren hun ogen die mijn aandacht het meest trokken. Ze waren allemaal merkwaardig gelijk in hun koele, afstandelijke, op de een of andere manier versluierde uitdrukking; dezelfde uitdrukking die ik in de ogen van Anise Hulden had gezien.
  
  Tour-Guide Trips bleek een winkel vol beleefde antwoorden, mechanisch volmaakte glimlachjes, en absoluut geen enkele informatie te zijn.
  
  Kenden ze juffrouw Hulden? Ja, maar ze werkte er niet meer. Wanneer was ze vertrokken? Dat was moeilijk te zeggen, een paar weken geleden misschien. Ik dacht er aan dat ze, in dat geval, haar witte bloes en donkerblauwe rok niet had verwisseld. Waar kon ik juffrouw Hulden nu vinden? Dat wisten ze niet. Wie zou het kunnen weten? Ze hadden er geen idee van. Wie had haar in dienst genomen? Meneer Ibn Hassoek nam al het personeel zelf aan. Hadden ze de politie naar haar gevraagd? Nee, waarom zouden ze? Nee, ze had geen nader adres achtergelaten. Nee, ze kenden haar nauwelijks. Nee, nee, nee op alles.
  
  Ik was aan het schaduwboksen en werd op afstand gehouden met behendige, eerbiedige beleefdheid. Alles was koel, kalm en absoluut vrijblijvend. Het was alsof ik had gevraagd naar de wisselkoers van de riyal. Maar ze weerden alles te gladjes af, en toen ik in de verstikkende hitte naar buiten liep, had ik een besluit genomen. Daar de zaak eigendom was van Ibn Hassoek en hij, volgens hen, al het personeel aannam, zou ik Ibn Hassoek spoedig een bezoekje brengen. Tour-Guide Trips had me een bepaalde smaak in mijn mond gegeven, een bittere en zure smaak.
  
  Intussen moest ik naar het huis van Fred Danver, en ik keek uit naar een taxi. Ik moest zes blokken lopen eer ik er een zag, en tegen die tijd kleefde mijn hemd van het zweet als vliegenpapier aan mijn lijf. Ik gaf de chauffeur het adres, even buiten de eigenlijke stad.
  
  De taxi, een oude Austin, startte onwillig, kuchend. Drommen pelgrims versperden de weg, en we kwamen slechts pijnlijk langzaam vooruit tot de chauffeur een zijstraat insloeg, nauwelijks meer dan een zandpad.
  
  De hitte trilde in de verte waar grote boomgaarden met olijfbomen de stad van de woestijn scheidde, een dansend door de zon weerkaatst atmosferisch gordijn. Terwijl ik er naar keek, dacht ik aan Fred Danvers.
  
  Ik had een paar keer met hem gewerkt, of althans gebruik gemaakt van zijn kennis en hulp op twee missies, en ik herinnerde me dat hij beschroomd en verlegen was opgetreden, maar dat dit een dekmantel voor een enorme sluwheid was geweest. Hij had een gezin in Amerika; een vrouw en twee dochters; zijn vrouw had verkozen in Amerika te blijven omdat het haar beter leek voor de schoolopleiding van de kinderen. Ze bezocht Danver zeker twee keer per jaar, en ik had de indruk gekregen dat hij bijna de voorkeur gaf aan deze regeling.
  
  Zijn dossier vermeldde niets omtrent verwikkelingen met andere vrouwen. Hij had typerend geleken voor een bepaald soort carrièremaker, een man die een keurig ingedeeld leven leidde. Maar nu verscheen zijn gezicht een ogenblik in de dansende hittegolven - plezierig, joviaal, met een kleine rossige snor die hem een wat losbandig uiterlijk gaf - en ik herinnerde me een avond toen we een paar borreltjes waren gaan drinken en hoe hij met zijn ogen elke vrouw die langskwam had verslonden, hoe hij hen tot in alle details had bekeken om hen dan, bijna verachtelijk, van zich af te zetten.
  
  De taxi kwam trillend tot stilstand en bracht me terug tot het heden, en ik zag dat we voor een vrijstaand laag stenen huis waren gestopt. Ik betaalde de chauffeur, gaf hem een kleine baksjiesj, stapte uit en keek naar het huis. Het was wit gepleisterd en langs het dak liep een decoratie van tegels, typisch Arabisch van stijl, met boogramen en gecanneleerde daklijn. Achter het huis lag een flinke citroenenboomgaard.
  
  Ik probeerde de knop van de voordeur en merkte dat hij bewoog; de deur zwaaide open. Voor me lag een zitkamer die was ingericht in een combinatie van westerse en Arabische meubelen, lage poefs, moderne stoelen en krukjes van kamelenzadels. Dan vers had, zag ik, een goede smaak voor decoratieve muurplaquettes, maar ik wist dat als het huis geheimen bevatte, ik die niet in de zitkamer zou vinden.
  
  Ik liep door een korte gang, wierp een snelle blik in een zeer moderne keuken, ging toen verder naar een andere kamer die kennelijk een slaapkamer was. Maar fronsend zag ik dat het niet de slaapkamer van Fred Danvers was. De spreien en gordijnen waren onmiskenbaar vrouwelijk van kleur en stijl. Twee kleine kaptafels stonden ter weerszijden van de kamer, gescheiden door een breed tweepersoonsbed. Op de dichtstbijzijnde kaptafel zag ik een verzameling flesjes en potjes, eau de cologne, toilet-water, gezichtscrèmes. Naast de flesjes lag een haarborstel. Ik pakte hem en streek met mijn vingers over de stugge haren. Twee lange haren wikkelden zich om mijn middelvinger toen ik hem in de borstel duwde. Voorzichtig trok ik ze los en legde ze op mijn jasje. Het waren blonde haren. Ik rolde ze op tot een balletje en gooide ze in een prullenmand naast de kaptafel.
  
  Ik trok een laatje open. Broekjes, hemdjes, beha's vulden de la tot de rand, en ik duwde hem dicht en dacht weer aan de lange blonde haren. Waren ze van Anise
  
  Hulden? Ik liep naar de tweede kaptafel en zag daar een vrijwel identieke haarborstel op een kleine make-up-doos liggen. Ik streek met mijn vingers over de borstel, en ditmaal kwam ik tevoorschijn met enkele korte, donkere haren, zacht en zijdeachtig, duidelijk vrouwenharen. Blond haar op de ene borstel; kort, donker haar op de andere.
  
  In de hoek stond een wasmand. Ik deed hem open, zag weer broekjes, hemdjes en beha's. Een muur van de slaapkamer bestond bijna geheel uit een schuifdeur. Ik duwde hem open en zag een grote kast die was volgehangen met jurken, broekpakken en dunne negligés. Talloze paren damessandalen en -schoenen stonden op de grond. Ik pakte een paar, toen nog een, en nog een. Ze waren verschillend van lengte en breedte. Ik deed de kastdeur dicht en bekeek de kamer.
  
  Er had hier niet één vrouw met Danvers samengewoond, maar twee. Ze logeerden er niet, maar woonden er. De kleren, de wasmand, de jurken, wezen niet op een week-eindfeestje maar op een lang verblijf. Danvers de brave huisvader, met vrouw en dochters in Amerika, die zich niet met andere vrouwen ophield - volgens het dossier. Heel ongewoon, om het zacht te zeggen.
  
  En waar waren deze vrouwen nu? Waar waren ze naar toe gegaan, als ze hier met Danvers woonden? En waarom waren ze weggegaan? Het feit dat zij niet hier waren en al hun spullen wel, wees er op dat ze kennelijk overhaast waren vertrokken. Maar dat was slechts een veronderstelling van mijn kant, afgezien van de bewijzen van vrouwelijke aanwezigheid hier. Daar viel niets aan te veronderstellen.
  
  Het verbaasde me dat dit soort dingen nooit aan het daglicht waren gekomen. Als Danvers een geheim leven had geleid, had hij het behendig gedaan, het volkomen verborgen gehouden. Hawk kende zijn mensen, kende hun gewoonten, hun zwakheden, en hij had zelfs nooit laten doorschemeren dat er iets dergelijks met Fred Danvers aan de hand kon zijn. Het zou hem niet in het minst verbazen als hij iets dergelijks in mijn flat zou aantreffen. Eerlijk gezegd, dacht ik grinnikend, zou hij verbaasd zijn als hij iets dergelijks niet aantrof. Maar Danvers had al die jaren een heel ander gezicht laten zien. Ik was benieuwd hoe veel dit had te maken met wat er met hem was gebeurd. Veel? Alles? Niets?
  
  Ik ging van deze kamer naar de volgende en voelde een steek van opwinding. Het was een werkkamer met een wand boeken, een oude metalen dossierkast, en een Engels bureau van walnoothout in een hoek. Op de vloer lag een berenvacht. Als er iets te ontdekken viel, was deze kamer de meest waarschijnlijke plek.
  
  Het oude bureau leverde niets anders op dan enkele pijpen, wat briefpapier en een paar geclassificeerde AXE-documenten in kode. Ik trok de laden van de dossierkast open en begon ze door te kijken. Ik wist dat het uren zou kosten om de dossiers na te gaan, en ik had me al bij deze taak neergelegd toen ik de onderste la opentrok. Ik rukte hem helemaal open en wilde hem net weer dichtdoen, toen ik iets zag, de glinstering van metaal. Ik tastte achter de geopende lade en haalde een kleine metalen cylinder tevoorschijn. Ik deed hem open en een rolletje film viel in mijn hand. Mijn pols was intuïtief sneller gaan kloppen, en toen hoorde ik de stem.
  
  'Dat neem ik wel,' zei de stem erg afgemeten, erg Engels en erg vrouwelijk. Ik draaide me langzaam om en zag een vrije kleine jonge vrouw met een heel grote Colt .45 in haar hand. Ze was net uit een klerenkast in de hoek van de kamer gestapt. Ze hield het pistool roerloos vast en ik hief mijn ogen op van de dreigende loop en zag een zachtgroene broek, een citroengele bloes die werd opgeduwd door hoge, puntige borsten en een vrijpostig gezicht met een wipneus en kort bruin haar. Ogen die, naar ik meende, normaliter lichtbruin waren, glinsterden nu bijna zwart in een intense, woedende alertheid. Twee normaliter zachte sensuele lippen die in diepe kuiltjes in ronde, zachte wangen uitmonden, waren vertrokken in een harde, rechte lijn.
  
  'Leg de cylinder op het bureau en stap achteruit,' zei ze grimmig. Ik permitteerde me een half lachje. Colt of geen Colt, ze nam niet het risico te dichtbij te komen.
  
  'En als ik het niet doe?' vroeg ik.
  
  'Dan gaat dit ding af,' zei ze, en haar Engelse accent was precies en afgemeten. 'En ik zou het fijn vinden om jullie stuk voor stuk dood te schieten.'
  
  Ik wilde tijd winnen, een opening zoeken die ik kon gebruiken zonder dat ze mijn hoofd van mijn romp schoot. Ze hield het pistool roerloos, er was geen trilling te bespeuren.
  
  'Stuk voor stuk?' echode ik. 'Wie dacht je dat ik was, schatje?'
  
  'Ik weet wie je bent en waarom je die film wilt hebben. Jij bent een van hen. Schiet op nu, leg dat buisje op het bureau. Vlug wat.'
  
  Ik haalde mijn schouders op en legde de cylinder met de film erin op het bureau. Toen ik het meisje bekeek, besefte ik dat ze erg goed kon passen in het patroon van de Tour-Guidesmeisjes. Ze was jong, erg knap, buitenlandse. Alleen haar ogen waren anders. Ze waren intens, niet koel. Ze onthulden dingen, verborgen ze niet.
  
  'Wie ben je?' probeerde ik.
  
  'Dat gaat je geen barst aan,' kaatste ze terug. 'Laten we zeggen dat ik een vriendin van Fred Danvers ben.'
  
  Ik liet een lange zucht ontsnappen. 'Fred Danvers schijnt een hoop vriendinnen te hebben gehad,' zei ik. 'Ben jij een van de twee die hier woonden ... in de andere kamer?'
  
  Ze kneep haar ogen toe en zwart licht bliksemde er in op toen ze dichterbij kwam. 'Hou je smerige bek,' siste ze. Ik keek naar haar hand met het pistool en het wapen week geen millimeter af. In haar woede was ze uiterst aantrekkelijk. Er was een vurige, eerlijke hoedanigheid aan haar. Haar borsten duwden nu hard tegen de citroengele bloes, door haar diepe ademhaling.
  
  'Ga weg van het bureau,' zei ze. 'Ga daar in de hoek staan, verdomme!' Ze gebaarde naar de andere hoek, en opeens glimlachte ik bijna.
  
  'Straks zeg je nog dat ik met mijn gezicht op de grond moet gaan liggen,' zei ik.
  
  Haar ogen werden rond. 'Een verdomd goed idee,' snauwde ze. 'Doe dat maar, ouwe jongen, en snel. Daarheen, op de grond.'
  
  'Ik met mijn grote mond,' gromde ik. Ik liep naar de hoek, aan de rand van de berenvacht, en ging op mijn buik op de grond liggen. Uit een ooghoek zag ik dat ze snel naar het bureau liep en het kleine filmhuisje oppakte.
  
  'Blijf daar liggen en verroer je niet, dan overkomt je niets,' waarschuwde ze, het pistool nog even op me richtend, waarna ze snel over het kleed liep. Ik had Wilhelmina in de hand en zes keer op haar geschoten kunnen hebben, maar dat was het laatste dat ik wilde. Ik wilde informatie van haar hebben, antwoorden misschien, wie ze ook mocht zijn.
  
  Ik zag haar naar de deur snellen. Mijn handen lagen gespreid met de palmen op de grond, waar ik me had laten zakken aan de rand van het kleed van berenvacht. Ze was bijna bij de deur, maar bevond zich nog, met haar rug naar me toe, op de vacht toen ik het zachte bont vastgreep en uit alle macht een ruk gaf. Het kleed schoot onder haar weg. Zachtgroene benen vlogen omhoog toen ze achterwaarts viel.
  
  Ze snakte van verbazing, en ik was al overeind en op weg naar haar toe eer ze de grond raakte. Ik dook naar haar en met een slag op de pols kletterde het pistool weg. Ik pakte haar arm en wilde haar overeind trekken toen ze me met een judogreep verraste en ik zijwaarts door de lucht vloog. Maar in plaats dat ik haar arm losliet, nam ik haar met me mee. Ze gilde van de pijn toen we samen op de vloer neerkwamen in een wirwar van armen en benen.
  
  'Vuile schoft!' riep ze, en ze kwam met haar vingernagels in de richting van mijn ogen uitgestrekt op me af. Ik dook weg en wierp haar achteruit met een harde duw tegen haar schouder. Ze probeerde me tussen mijn benen te schoppen toen ik haar achterna ging, en ik draaide zijwaarts af om de trap op mijn dij op te vangen. Ze vocht als een tijgerin met jongen, draaide en dook weg, maar ik stak beide handen uit, kreeg haar enkels te pakken en trok haar naar me toe.
  
  De citroengele bloes schoof uit haar broek en onthulde een roomblank stukje buik en rug. Ik draaide haar om en smeet haar ruw op de grond, en ze slaakte een kreet van pijn toen haar hoofd de vloer raakte. Ze probeerde een hand omhoog te brengen, maar nu had ik haar beet. Ik trok haar arm omhoog en achteruit en draaide haar om. Ditmaal gilde ze werkelijk van pijn.
  
  'Ga zo door en ik breek hem,' zei ik. 'Ik wil een paar antwoorden hebben, en zorg er voor dat het de waarheid is. Wie ben je?' Ik zag dat ze haar mond strak trok en ik tilde haar op aan haar arm. Ze gilde en ranselde met haar benen in pijn.
  
  'Wie ben je?' herhaalde ik. 'Dit is geen spelletje, schat.' Ik trok weer aan haar arm, en ze gilde weer.
  
  'Judy ... Judy Mitchell,' hijgde ze, terwijl ze tranen van pijn weg knipperde. De naam kende ik uit het dossier van Fred Danvers.
  
  'Ben jij de secretaresse van Fred Danvers?' vroeg ik verbaasd. Ze gaf geen antwoord; de tranen waren vervangen door een harde, van haat vervulde blik. 'Dus jij zit met hem in deze zaak,' zei ik.
  
  'Ik zit nergens in,' snauwde ze. Het buisje met de film lag enkele decimeters van ons op de grond. Ik gebaarde er naar met mijn hoofd. 'Waarom wil je dat dan hebben?' vroeg ik.
  
  'Dat zijn mijn zaken.' Ze keek me woedend aan. 'Waarom wil jij het hebben? Heb je er niet al genoeg mee gedaan? Hij is dood. Van hem krijg je toch niets meer.'
  
  De onmiskenbare oprechtheid in haar stem deed me het meisje met andere ogen bekijken. Ik liet mijn greep op haar arm verslappen. 'Luister, misschien hebben we ons allebei vergist,' waagde ik. 'Misschien moeten we hier eens rustig over praten.'
  
  Haar ogen glinsterden. 'Leuk idee,' antwoordde ze. 'Als je eens ophield te proberen mijn arm er af te scheuren.'
  
  Ik had mijn greep op haar pols net ontspannen toen ze met haar hak tegen mijn enkel trapte, en door de scherpe, stekende pijn gilde ik. Automatisch trok ik mijn been op, en ze rukte zich van me los, en dook naar het pistool. Ik dook haar na, haalde haar neer toen de Colt op centimeters van haar vingertoppen was en ze over de vloer klauwde om er bij te komen. Ik draaide haar om en gaf haar een klap met mijn open hand waar ze van tolde. Ik greep haar korte bruine haar en sloeg haar hoofd tegen de planken vloer.
  
  'Verdomme,' vloekte ik. 'Jij bent wel een kat, hè? Ik probeer je te helpen. Ik ben van AXE. Zegt dat je iets, verdomme?'
  
  Ze bleef een ogenblik stil liggen en haar fonkelende bruine ogen bekeken mijn gezicht. Toen probeerde ze met een plotselinge ruk los te komen en haar knie tussen mijn benen te stoten. 'Daar geloof ik geen barst van,' grauwde ze. 'Jij bent een van hun, dat ben je, verdomme.'
  
  Ik smeet haar weer hard op de grond, en ze gilde.
  
  'Als je van AXE was zou je niet hier hoeven komen snuffelen,' zei ze, half snikkend. 'Dan zou je het hele vervloekte verhaal kennen uit die brief die hij je geschreven heeft. Ik heb hem zelf naar het vliegtuig gebracht.'
  
  'Zij hebben die brief het eerst in handen gekregen,' zei ik. 'Toen ik hem te pakken kreeg, was er niet veel meer van te lezen.' Haar ogen bekeken me weer en opeens fronste ze, terwijl ze probeerde te besluiten of ze me geloven moest of niet. Haar ogen waren werkelijk heel lichtbruin, als van hazelnoten. Ze fronste nog steeds, probeerde nog steeds tot een besluit te komen, toen ik voor de deur een auto hoorde stoppen en even later een portier dichtslaan.
  
  'We krijgen visite,' fluisterde ik, en legde mijn hand voor haar mond. Ik liet haar los en haastte me naar het raam, ging er naast staan en keek naar buiten. Ik zag vier mannen naar de voordeur lopen. Ze waren gekleed in de ruime, op plusfours lijkende broeken van de serwal, met korte, open hangende vesten over een naakte borstkas, zoals de kale reus had gedragen, maar die was er niet bij. Ze bleven staan en spraken zacht met elkaar, toen liepen twee van hen naar de achterkant van het huis. Twee plus twee, dacht ik, meteen in termen van verdediging. Judy Mitchell keek naar me met bange ogen. 'Wie zijn het?' vroeg ze fluisterend.
  
  'Vier mannen,' zei ik. 'Meer weet ik ook niet. Nou zit je met een probleem. Misschien zijn ze van AXE, en had je gelijk wat mij betrof. Maar misschien heb ik je de waarheid verteld en zijn zij degenen waarvan je dacht dat ik bij ze hoorde. Aan wiens kant sta je, schat?'
  
  Ze kwam overeind met vlammende ogen. 'Ik weet verdomd niet waarom,' zei ze, nog steeds heel afgemeten, 'maar ik sta aan jouw kant.' Ik pakte het filmrolletje, stak het in mijn zak, en nam de Colt in mijn hand.
  
  'Er is hier zeker geen kelder?' vroeg ik.
  
  'Nee,' zei ze. 'Die heb je hier niet nodig.'
  
  'Is er een weg naar de achterdeur?' vroeg ik.
  
  'Ja, ik zal het je laten zien.' Ze kwam in beweging.
  
  Ik trok haar achteruit en legde een vinger op haar lippen. 'Wacht!' fluisterde ik.
  
  Ik stond met Judy Mitchell bij de kamerdeur te luisteren toen het tweetal door de voordeur binnenkwam en de andere twee door de achterdeur. Er volgde een korte, gedempte woordenwisseling toen ze bij elkaar kwamen, vermoedelijk in de hal.
  
  'Aan de achterkant is niets,' hoorde ik een van de mannen zeggen. 'We moeten gaan zoeken.'
  
  'Nu!' zei ik tegen Judy. 'Ren weg. Ze zullen ons horen, maar daar is niets aan te doen.' Ik had al een plan bedacht; er was veel geluk en preciese timing voor nodig, maar wij zouden in het voordeel zijn en het moest kunnen lukken. We zouden er tenminste door buiten het huis komen, wat de belangrijke eerste stap was. Binnen zouden we in de val zitten, en konden ze ons in een kruisvuur te pakken nemen.
  
  Judy's kleine ronde achterwerk deinde voor me uit door de gang en ging de hoek van een zijgang om. Ik hoorde achter ons opgewonden kreten toen onze rennende voetstappen door het huis weergalmden. Judy was bij de achterdeur, remde af om hem te openen, en ik wierp me langs haar tegen de deur, zodat we samen naar buiten vlogen en tussen de citroenbomen belandden. Citroenbomen schijnen pas gelukkig te zijn als ze elkaar kunnen aanraken en hun takken vervlechten, zodat ze een dicht baldakijn boven de grond vormen. Deze bomen vormden geen uitzondering. Hun groene stammen stegen een meter of drie rechtop en daar spreidden de takken zich onder bijna rechte hoeken uit en vormden een groen tapijt, bespikkeld met de gele citroenen.
  
  Ik gaf Judy de Colt. 'Klim tussen de lage takken,' zei ik. 'Maar schiet niet eer ik een seintje geef. Ik neem er twee en jij ook.' En op dat moment smeet ze mijn mooie plannetje in het vuilnisvat.
  
  'Hij is niet geladen,' zei ze op iele toon. 'Ik had hem in het bureau van Fred gevonden toen ik naar de film zocht. Ik heb hem gepakt toen ik jou hoorde binnenkomen.'
  
  'Oh, verdomme,' vloekte ik. 'Klim toch maar in die boom. Vlug!' Ik gaf haar een zetje, trok mezelf toen op tussen het dikke gebladerte en ging plat tussen de takken liggen. Ik had de Colt in mijn zak gestopt en haalde Wilhelmina tevoorschijn.
  
  De vier mannen waren al uit het huis gekomen, maar waren blijven staan en tuurden in het koele halfduister onder de citroenbomen in een poging ons te ontdekken. Ik keek tussen de takken naar Judy en zag dat ze zich aan de boom naast de mijne vastklemde. Ik glimlachte. Haar citroengele bloes en zachtgroene broek vormden een behoorlijke camouflage.
  
  Ik wachtte, terwijl ik probeerde mijn oorspronkelijke plan zo te Wijzigen dat we hier levend zouden uitkomen. Ik zweette en veegde mijn handen aan mijn hemd af. De koelte tussen de citroenbomen was slechts betrekkelijk. Ik had berekend dat ik twee schoten zou kunnen afvuren eer de vier grapjassen het vuur zouden kunnen beantwoorden. Op die manier zouden er twee zijn uitgeschakeld, en Judy had de andere twee met de Colt kunnen neerleggen. Als, dacht ik grimmig. Maar nu zouden mijn eerste twee schoten, hoe nauwkeurig ook gericht, mijn positie verraden, en ze zouden me kunnen vastnagelen, zodat ik geen kant uit kon. Als hun eerste schoten op mij zouden missen, kon ik misschien nog één kogel afvuren die een derde man zou uitschakelen. Maar de vierde zou me ongetwijfeld te pakken krijgen. Als mijn aanvankelijke voordeel van de verrassing was verdwenen, hadden zij de beste kansen. Wat ik nodig had was een dubbele dosis verrassing.
  
  Ik dacht snel na terwijl ik hen behoedzaam hoorde naderen. Misschien was er een kans, een zeer kleine kans. Ik zag hen onder me verschijnen, verspreid maar naast elkaar lopend, pistolen in de hand, terwijl ze voorzichtig oprukten en na elke pas bleven staan.
  
  Ik hief mijn arm langzaam op, mikte op de twee die het dichtst bij waren, wachtte toen ze een ogenblik achter het gebladerte verdwenen, en toen ze weer in het gezicht kwamen, schoot ik. Ik zwenkte de Luger in een korte, rechte lijn van de eerste naar de tweede man, en ik raakte hen beiden nog eer ze konden opkijken. Maar zoals ik al had geweten, hadden de andere twee me onmiddellijk in het vizier. Hun eerste schoten suisden vlak bij mijn hoofd door het gebladerte.
  
  Ik slaakte een kreet, liet me van de tak vallen, en zette me af in een halve rol die bedoeld was om me op mijn buik op de grond te laten vallen. Met gespannen armen en schouders kwam ik neer en voelde al mijn botten kraken. Ik bleef liggen, Wilhelmina in een uitgestrekte hand geklemd. Ik lag roerloos, en hoorde de twee mannen komen aanrennen. Op dat moment hielp Judy me, zonder het te weten. Ze slaakte een korte kreet van ontsteltenis en de twee mannen bleven aan mijn voeten staan om in de bomen naar haar te zoeken. Het was een broodnodige extra-seconde waar ik dankbaar gebruik van maakte.
  
  Ik drukte me op en rolde om, raakte beiden met mijn lichaam tegen de enkels en schoot tegelijkertijd.
  
  Het gezicht van een van de mannen ontplofte in een waterval van rood. De ander, uit zijn evenwicht gehaald, vuurde een schot af dat door het zachte deel van mijn schouder plukte. Ik voelde de scherpe pijn van scheurend vlees en de warme stroom bloed. Maar hij kreeg verder geen kans meer, want Wilhelmina blafte opnieuw en hij sloeg achterover en viel levenloos neer.
  
  Ik kwam overeind en keek naar de bomen. 'Blijf je daar de hele dag zitten?' riep ik naar Judy. Ze kwam half glijdend, half vallend uit de takken, viel neer en keek me met grote ogen aan.
  
  'Ik dacht dat je dood was,' bekende ze.
  
  'Zij ook.' Ik grinnikte tegen haar. 'Waar gaan we nu heen?' Maar ze zag de rode vlek onder mijn jasje en sperde haar ogen open. 'Je bent geraakt!' hijgde ze.
  
  'En het doet pijn als de pest,' zei ik. 'Dat heb je met de meeste vleeswonden.'
  
  'Kom, we gaan naar mijn flat,' zei ze. 'Ik heb mijn auto een meter of vijftig verderop geparkeerd, de rest heb ik gelopen.' Ze pakte mijn arm om me te ondersteunen en ik grinnikte tegen haar.
  
  'Bedankt,' zei ik, 'maar het is nog niet met me gedaan. Loop jij maar zo hard als je beentjes je dragen kunnen.' Ze wierp me een verontwaardigde blik toe en beende, met vrolijk dansende borsten, weg. Er was iets enorm aantrekkelijks aan haar kwieke, vrijpostige houding, maar ik besefte dat ik vrijwel niets wist van haar betrokkenheid bij deze zaak, behalve dat ze de secretaresse van Fred Danvers was geweest.
  
  In haar auto, een lichtblauwe Volkswagen, reden we zwijgend over zanderige achterwegen naar de stad. Haar flat was in de nieuwe wijk van Jidda, die uitkeek op de Vliegveldweg. De flat was zonnig en plezierig ingericht met een lage, brede bank en een groot aantal dikke kussens en kleine Arabische tapijten die in de grote zitkamer op de grond lagen. Achter de kamer zag ik een slaapkamer en een keuken. Judy ging naar de badkamer en kwam terug met verband, watten en antiseptische wikkels. Met een schaar knipte ze de mouw van mijn hemd nadat ik mijn jasje had uitgetrokken. Ik trok de rest van het hemd los en keek toe hoe ze de wond uitwaste. De kogel was door mijn schouder gevlogen zonder belangrijke schade aan te richten, en de wond was meer pijnlijk dan ernstig. Judy verbond me bekwaam. 'Verpleeghulp in Lancashire geweest,' zei ze, toen ze mijn bewonderende blik opmerkte.
  
  Toen ze achteruit stapte om haar werk te bekijken, viel haar blik op mijn brede borstkas.
  
  'Jij bent inderdaad Nick Carter,' kondigde ze aan. 'Fred heeft me verteld over een paar dingen die je gedaan hebt. Alleen een man die zo gebouwd is had ze kunnen doen.'
  
  Ik had ook iets over haar bouw kunnen zeggen, maar hield me in. Terwijl ze me aan het verbinden was, hadden haar borsten voortdurend zacht tegen mijn borst en arm gestreken.
  
  Ik stond en hielp haar de troep op te ruimen. Ze had mijn jasje aan de andere kant van de kamer over een stoel gehangen, en ik liep er heen en wilde het filmrolletje uit mijn zak pakken. Het was er niet en ik richtte me op, terwijl woede bezit van me nam. Nonchalant liep ik door de kamer toen Judy uit de keuken kwam. Ik pakte haar en smeet haar op de bank.
  
  'Kom op,' zei ik kwaad. 'Ik weet niet wat voor spelletje je aan het spelen bent, pop, maar als ik jou was zou ik er mee ophouden.'
  
  'Je doet me pijn,' protesteerde ze. 'Ik snap niet wat je bedoelt.'
  
  'De film,' gromde ik. 'Waar is hij?'
  
  'Die ... die moet je verloren hebben tijdens het gevecht in de tuin,' opperde ze.
  
  Ik schudde mijn hoofd. 'Aardig geprobeerd, maar nee,' zei ik. 'Ik heb mijn zakken gecontroleerd voor we bij Dan vers weggingen, en toen had ik het nog.' Ik stak mijn hand uit naar de bovenste knoop van haar bloes en trok. Twee knoopjes gingen los. 'De film,' zei ik. 'Wat heb je er mee gedaan?'
  
  'Wat ben je aan het doen?' vroeg ze geschrokken, terwijl ze omlaag keek naar haar bloes. Ik trok weer en nog twee knoopjes vlogen open, zodat ik de romige bovenkant van haar borsten in een witte beha kon zien.
  
  'Om te beginnen gaat die hele bloes uit, schat,' gromde ik. 'Nou speel je netjes mee, of anders zal ik je aanpakken als iedere leugenachtige hoer.'
  
  'Waarom moet je die film zien?' vroeg ze, en opeens stonden er tranen in haar ogen. 'Het maakt geen enkel verschil. Het zal je niet vertellen wie achter deze zaak steekt. Het geeft geen enkel antwoord op wat je weten wilt.'
  
  Ik trok de rest van de bloes open en nu kwam de beha vrij.
  
  'De film,' gromde ik. 'Ik ben er nog niet helemaal achter, maar ik speel geen spelletjes. De film, kleine zwerfster.' Ze knikte terwijl de tranen nu over haar wangen gleden, en gebaarde met haar hoofd naar een tafeltje in de hoek van de kamer. 'In de la,' snoof ze.
  
  Ik liet haar los, beende naar het tafeltje en trok de la open. Het buisje lag er in en ik pakte het en haalde de film er uit. Ik liep naar een lamp en knipte hem aan, wierp toen een blik op Judy Mitchell. Ze zat met afgewend hoofd, haar wangen besmeurd door haar geruisloze tranen. Ik hield de film tegen het licht en liet de beeldjes langzaam tussen mijn vingers doorglijden. De film zou op elk pornografisch festival de eerste prijs hebben gewonnen.
  
  De film bestond uit aan elkaar gesneden opnamen. Fred Danvers en een blond meisje die ingewikkelde standjes deden. Dan Danvers met een brunette, van hetzelfde laken een pak, met variaties. Dan Danvers die door beide meisjes werd bediend in een fraai trio. Ik wierp weer een blik op Judy. Ze had niet opgekeken. De laatste reeks opnamen toonde Danvers die de blondine met een zweep sloeg en daarna het handvat van de zweep als een namaakpenis op haar toepaste.
  
  Ik rolde het filmpje zwijgend op, stopte het in het buisje en liep naar Judy Mitchell. Ik legde een vinger onder haar kin, hief haar hoofd op en keek haar aan.
  
  Haar ogen waren nog nat van de tranen, en opeens drukte ze haar hoofd tegen mijn blote borst en begon gefolterd te snikken.
  
  'Ik wou niet dat iemand ze zag,' snikte ze. 'Jij niet, AXE niet, niemand.'
  
  'Waren dat de meisjes van wie ik de kleren in die slaapkamer heb zien hangen?' vroeg ik. 'Woonden ze daar samen met hem?'
  
  Tussen de snikken door knikte ze en zag kans een paar woorden te zeggen. 'Die en nog andere,' zei ze. Tenslotte maakte ze zich los en veegde haar ogen af. Het beeld begon iets duidelijker te worden, en bepaalde onderdelen werden steeds akeliger en smeriger.
  
  'Danvers werd gechanteerd,' opperde ik, en Judy Mitchell haalde haar schouders op.
  
  'Ik denk het. Ik heb het nooit zeker geweten,' zei ze.
  
  Ik moest aan Willard Egmont denken. Was hij ook gechanteerd? Had hij daarom twee jaar geleden op zo onverklaarbare wijze zelfmoord gepleegd? En bestond er verband tussen het geval Egmont en het geval Danvers, of waren het twee gelijksoortige maar geheel los van elkaar staande gebeurtenissen? Het waren stuk voor stuk goede vragen. Zeer belangrijke vragen. Maar ik ging te snel. Het enige wat ik zeker wist was dat Fred Danvers een stukje zeer compromitterende film in zijn bezit had. 'Vertel me alles wat je weet, Judy,' zei ik, terwijl ik naast haar ging zitten. 'Alles wat je maar kunt bedenken.'
  
  'Er is niet veel,' zei ze, een traan uit haar ooghoek vegend. 'Ik wist dat die meisjes bij hem woonden. Je kunt niet veel voor je secretaresse verborgen houden, zeker niet als ze zo nauw met iemand samenwerkt als ik met Fred. Ik wist dat hij ergens bij betrokken was, maar ik heb hem er nooit naar gevraagd. Ik wist dat het een diep en duister deel van hem was waar hij zich voor schaamde, zelfs bang voor was, en ik wilde hem geen pijn doen door hem er naar te vragen. Toen we hoorden dat jij hier zou komen om hem op te zoeken, scheen hij helemaal af te knappen.'
  
  Dat zat er in, dacht ik. Danvers had ongetwijfeld de reden van mijn bezoek geraden.
  
  'Je zei dat jij de brief naar het vliegveld had gebracht. Wist je wat er in stond?'
  
  'Nee, hij was verzegeld en hij had hem me alleen maar gegeven om op de post te doen,' antwoordde ze. Ik zag dat haar ogen bewolkten bij deze herinnering. 'Ik weet nog wat hij zei. 'Ik ga ze te grazen nemen, Judy. Door deze brief. Ze zullen me niet laten leven, maar ik gun ze ook niet de lol om me te vermoorden. Vergeet de slechte dingen die je te horen zult krijgen. Denk aan de prettige tijden die we hebben gehad in onze samenwerking. Deze brief verklaart alles. Breng hem naar het vliegtuig om hem persoonlijk aan Ted Wilson te laten bezorgen die op het vliegveld wacht. Wie weet, als ik ze vertel wat ik in de brief heb geschreven, raken ze misschien in paniek en smeren ze 'm en laten ze me leven. Ik weet alleen niet of dat zoveel beter zou zijn. Ik kan de wereld nu niet onder ogen komen, Judy. Niet meer.'
  
  Haar stem stierf weg. In gedachten paste ik de stukjes aan elkaar, zag ik waar Danvers zijn fout had gemaakt. Als hij hen niet had verteld dat hij alles in de brief had geschreven, zouden ze er niet achter zijn gekomen tot het te laat was. Maar hij had hen een laatste kans gegeven, en die hadden zij natuurlijk aangegrepen, door eerst te proberen me helemaal uit te schakelen, toen door de brief vóór mij in handen te krijgen. Maar er waren nog een heleboel witte plekken die moesten worden ingevuld.
  
  'Je wist niet dat ik de brief niet had gekregen,' zei ik. 'Waarom was je dan in het huis van Danvers?'
  
  'Ik wilde de film vernietigen,' zei ze. 'Ik had hem een keer bij toeval gezien. Ik keek een paar boeken in de boekenkast na, en toen viel dat filmpje vanachter de boeken op de grond. Ik werd er zo naar van toen ik het zag dat ik bijna moest overgeven. Maar ik wilde niet dat jij of wie dan ook het te zien zou krijgen.'
  
  'En wat heb ik dan wel?' vroeg ik mezelf hardop af. 'In zijn brief hebben namen, plaatsen en motieven gestaan, daar ben ik van overtuigd. Maar het enige dat ik weet is dat hij werd gechanteerd met een stukje pornografische film. En zelfs dat klopt niet. Als hij de film had, hoe konden ze die dan tegen hem gebruiken?'
  
  'Het was een kopie,' zei Judy. 'Zij hadden het origineel. Dat had hij me verteld. Die arme Fred, arme, arme Fred. Hij moet door een verschrikkelijke, duistere ziekte zijn aangevreten. Hij was er misschien nog wel door gekomen, als ze hem met rust hadden gelaten.'
  
  'Wie zijn die zij?' vroeg ik. 'Je hebt het steeds maar over zij ...'
  
  Ze haalde hulpeloos haar schouders op. 'Degenen die hem steeds maar die meisjes stuurden,' zei ze. 'Ik zei al dat die twee niet de enigen waren. Er waren anderen, en daarvoor nog weer anderen. Oh, God, arme Fred.' Ze sprong op en liep naar de badkamer en ik hoorde de kraan lopen. Na een poosje kwam ze terug met afgedroogde tranen en witte wangen onder de rood omrande ogen. Maar ze had nog steeds een allerliefst neusje en de prachtigste zachtbruine ogen, die gefolterd keken. Terwijl ik naar haar keek, besefte ik dat zij me bij deze zaak kon helpen. Vage, vlietende gedachten in mijn achterhoofd die nog geen vorm hadden aangenomen, maar me wel al in mijn onderbewustzijn vertelden dat ik een meisje nodig had om tegen dit duistere kwaad op te treden, iemand die een dekmantel voor me kon vormen. Maar ik moest er eerst achter komen hoe diep haar gevoelens werkelijk gingen. Ik keek naar haar ronde, trieste, gekwetste ogen en waagde het er op.
  
  'Jij was verliefd op Fred Danvers,' zei ik.
  
  Ze keek me vlak aan.
  
  'Niet op de manier die jij bedoelt,' zei ze.
  
  'Hoe bedoel ik het dan?' snierde ik.
  
  'Je bedoelt een soort kantoorromance, de baas en zijn secretaresse,' zei ze kwaad. 'En nu je de film hebt gezien denk je waarschijnlijk dat hij een oude geilaard was. Nou, dat was hij niet. Zo lag het helemaal niet tussen ons.'
  
  'Hoe dan?' vroeg ik op dezelfde snierende toon.
  
  'Fred Danvers gaf me een baantje toen ik in emotioneel opzicht aan de grond zat,' zei ze boos. 'Mijn verloofde was bij een vliegongeluk omgekomen terwijl Fred in Engeland was. Hij bood me de kans aan om weg te gaan, te vergeten. En toen ik hem beter leerde kennen, ontdekte ik dat hij erg leek op Rob - mijn verloofde. Hij was geduldig, teder, vol begrip, leek zelfs een oudere versie van Rob.'
  
  'En dus werd je verliefd op hem,' zei ik koud.
  
  'Verdomme, jij laat het klinken alsof het een smerige verhouding was,' zei ze, nu razend. 'Hij heeft me nooit met een vinger aangeraakt. Het was iets dat ik voor mezelf hield. Ik betwijfel of hij ooit heeft geweten wat ik voor hem voelde. Ik begreep hem, en het was een hel om het te weten en toe te moeten kijken.'
  
  'Wat te weten? Dat hij feestjes bouwde met die meisjes?'
  
  'Je bent walgelijk,' zei ze en sprong overeind. 'Te weten dat het de man aan stukken scheurde, dat het hem verschrikkelijk aangreep. Als ze druk op hem uitoefenden, wist ik het door de uitgeputte manier waarop hij keek, door de slapeloze nachten waar hij me van vertelde. Hij ging er kapot aan!'
  
  'Niet zo erg dat hij er mee ophield en het ons vertelde,' zei ik gevoelloos. En misschien speelde ik niet helemaal toneel. Ik deelde Judy's vrouwelijke medeleven niet bepaald.
  
  'Schoft!' gilde ze tegen me. 'Is dat alles waar je aan kunt denken?'
  
  'Nee, ik kan nog verder denken,' zei ik. 'Ik kan denken dat hij meer om verknipte seks gaf dan om zijn land.'
  
  Ze vloog met zwaaiende vuisten op me af en snikte en gilde. 'Hij was ziek, snap je dat dan niet? Ziek, ziek!' Ze roffelde met haar vuisten op mijn borst. 'Je wil het niet begrijpen. Je wil hem alleen maar veroordelen, verdomme!'
  
  Ik legde een hand tegen haar borst, duwde haar op de bank en pinde haar vast. Het was moeilijk, omdat ze weer in snikken uitbarstte. Maar ze had mijn vraag beantwoord. Ze was er erg nauw bij betrokken, en ik had meer medelijden met haar dan met Danvers. Wij waren anders van instelling, dit drieste meisje en ik. Zoals de meeste vrouwen had ze helemaal het emotionele, begrijpende over zich. Natuurlijk, misschien was Fred Danvers ziek geweest. Maar zelfs zieke mensen hebben een vrije keuze. Maar dat zei ik niet tegen Judy. Ze zou me helpen, dat wist ik, met alles wat ze kon doen om Fred Danvers te wreken. Dat was alles wat ik voorlopig wilde.
  
  'Je bent een goeie meid, Judy,' zei ik zacht, en ze keek verbijsterd naar me op. 'Wil je me helpen om Fred Danvers te wreken?'
  
  Ze ging rechtop zitten en keek me intens en ernstig aan. 'Oh, God, en of! Vertel me maar hoe en wanneer.'
  
  'Ik zal het je vertellen,' beloofde ik. 'Afgesproken.'
  
  Ze keek me met grote ogen aan, en opeens drukte ze haar gezicht weer tegen mijn blote borst. Haar armen gleden om mijn middel en ze klemde zich aan me vast.
  
  'Oh, God,' mompelde ze. 'Je geeft me zo'n verdomd veilig gevoel. Je bent als een eik.'
  
  Ik grinnikte en streelde haar zachte, bruine haar.
  
  'Ga je gang,' zei ik. 'Voel je maar veilig.'
  
  Ik vermoedde dat het een gevoel was dat ze in lange tijd niet had ondergaan. Ik wilde dat het nu waar kon zijn. Maar nou ja, zolang zij het zo voelde, was het waar.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  De warme bruine ogen, de aanraking van haar hand, het felle temperament dat haar tot tranen had gebracht, weerspiegelden de lang onderdrukte begeerte die in haar woedde en een gelegenheid zocht om naar buiten te komen, net als de volle borsten die ik in hun beschermende witte cups had zien liggen.
  
  Maar grotendeels was ze nog een onbekende, een vrouw met een vurig temperament en lef. Judy Mitchell bleef nog steeds voor me verborgen, voor de wereld en voor zichzelf, en de vrouw in haar was versluierd. Misschien zou dat anders zijn tegen de tijd dat deze zaak achter de rug was.
  
  'Ik ben blij dat jij het ze ook voor Fred betaald wil zetten,' zei ze. 'Ik was bang dat als je eenmaal wist dat Fred dood was, de zaak voor jou zou zijn afgedaan.'
  
  Ik schudde mijn hoofd. 'Geen sprake van, schat,' zei ik. 'Ik werk niet op die manier.'
  
  Ik vertelde haar niet dat mijn voornaamste motivatie niet de wraak namens Fred Danvers was. Ze was gelukkig het te kunnen denken, dus liet ik het zo. Van wat ik tot dusverre van de zaak wist, kon de zelfmoord van Fred Danvers slechts een gering onderdeel vormen van een veel grotere zaak. Wat Judy betrof was het alles. Persoonlijk rook ik een hoop meer dan eenvoudige chantage.
  
  Op zichzelf was het al iets nieuws iemand van vrouwen te voorzien terwijl je hem chanteerde, en ik durfde te wedden dat Danvers geen op zichzelf staand geval was. De manier waarop ik zorgvuldig was voorbestemd om te worden vermoord, de manier waarop ze vrouwen in hun operatie gebruikten, de grondigheid waarmee ze alle puntjes op de i probeerden te zetten, wees op iets heel anders dan alleen maar een paar gore chanteurs.
  
  Ik dacht aan Hawks opmerkingen over de post van Danvers in Saoedi-Arabië die praktisch een doorgangshuis was geweest voor informatie over intriges in Zuid Europa, het Midden Oosten en Noord Afrika. Misschien was Danvers niet het enige doorgangshuis geweest.
  
  Eén ding was zeker: er was iets belangrijks aan de gang, en ik had tot dusverre slechts de buitenkant gezien. Om binnen te komen, de juiste antwoorden te vinden, moest ik twee troefkaarten uitspelen. In de eerste plaats het feit dat ze niet wisten of ik de brief al dan niet had gelezen; en in de tweede plaats Judy Mitchell. Zij hadden Anise Hulden tegen mij gebruikt. Ik zou Judy Mitchell tegen hen gebruiken.
  
  Judy begon met potten en pannen te rammelen om het eten klaar te maken, en ik besloot naar het hotel te gaan om een schoon hemd aan te trekken. Het hemd dat ik had uitgetrokken was rijp voor de vuilnisbak.
  
  'Doe de deur niet open tenzij je er zeker van bent dat ik het ben,' zei ik tegen Judy. Als ze zo veel van Danvers wisten, wisten ze ook van haar en ze zouden zich kunnen gaan afvragen hoeveel zij van hen wist.
  
  'Druk op de bel, dan kijk ik uit het raam,' zei ze.
  
  Ik glipte de deur uit, haastte me naar het hotel en pakte, bij nader inzien, al mijn spullen in. Toen ik met mijn bagage terugkwam, moest ik grinniken om de frons op Judy's voorhoofd. Ik glimlachte ook ergens anders om. Ze had zich verkleed en droeg nu een housecoat die op het dijbeen een split vertoonde en lange, prachtige benen, slanke enkels en zacht geronde dijen liet zien als ze liep.
  
  'Ik dacht dat je alleen een schoon hemd ging aantrekken,' zei ze, en keek me behoedzaam aan.
  
  'Twee kunnen net zo goedkoop leven als één,' zei ik opgewekt.
  
  'Verder nog iets?' vroeg ze, me koel bekijkend.
  
  'Het is hier prettiger dan in mijn hotelkamer,' zei ik.
  
  'En verder?'
  
  'Bescherming.' Ik grinnikte. 'Beschouw me maar als je waakhond.'
  
  'En verder nog iets?' herhaalde ze.
  
  'Natuurlijk niet,' zei ik, op een toon van gekwetste onschuld. 'Ik hoop niet dat je denkt dat ik het soort man ben die iets als vanzelfsprekend aanneemt.'
  
  'En óf ik dat denk,' snauwde ze. 'Waarschijnlijk heb je geen woord geloofd van wat ik je over Fred Danvers en mij verteld heb.'
  
  'Natuurlijk wel,' protesteerde ik oprecht. 'Maar ik ben Fred Danvers niet. Ik ben heel anders.'
  
  Ze bekeek me lange tijd. 'Ja, je bent inderdaad anders,' zei ze tenslotte. Toen glimlachte ze opeens. 'Schenk eens een drankje in, terwijl ik het eten klaarmaak,' zei ze, en ik besefte dat dit de eerste keer was dat ze lachte sinds we elkaar ontmoet hadden. Haar wipneusje rimpelde en haar ogen dansten, en ze was gedeeltelijk een ondeugend feetje en gedeeltelijk vrouw en in zijn totaal betoverend. Ik keek naar de lange, prachtige benen die onder de split in haar housecoat zichtbaar waren toen ze naar de keuken liep.
  
  Judy had een goede Engelse gin en droge vermouth in de kast, en ik maakte twee zeer droge, zeer koude martini's. Ze kwam de kamer in en rolde zich op de bank naast me op. We dronken en probeerden over kleine, onbelangrijke dingen te babbelen, maar het lukte niet. Wat er was gebeurd was te veel om te negeren.
  
  'Die Ibn Hassoek,' zei ik, 'kende Fred hem persoonlijk?' Haar antwoord verraste me, op de een of andere manier had ik verwacht dat ze ontkennend zou antwoorden. In plaats daarvan zei ze: 'Ja, inderdaad, Nick. Hassoek nodigde hem vaak uit voor feestjes op zijn landgoed. Dat ligt hier een stukje naar het zuiden, een kilometer of vijftien van Jidda.'
  
  Daar dacht ik even over na. Ik had nog steeds die zure smaak in mijn mond van mijn bezoek aan Tour-Guide Trips, en ik vroeg Judy wat zij van die firma wist.
  
  'Ze verzorgen allerlei soorten excursies hier in Jidda en door heel Saoedi-Arabië,' zei ze, en dronk haar glas uit. 'Het is een keurige firma ... waarom lach je zo?'
  
  'Elke goede organisatie heeft een keurige façade,' zei ik.
  
  'Maar ze adverteren in kranten over de hele wereld voor hun meisjes,' wierp Judy tegen. 'Het is moeilijker een baan bij ze te krijgen dan stewardess te worden. Een vriendin van mij had zich eens aangemeld en werd afgewezen. Ze stond op het punt te gaan trouwen, en ze willen alleen vrije meisjes die nergens aan gebonden zijn of andere verplichtingen hebben.'
  
  'En niemand die navraag naar ze kan doen,' peinsde ik hardop.
  
  'Wat zei je?' vroeg Judy.
  
  'Niets, ik zat hardop te denken,' antwoordde ik. 'Ik wil dat jij daar solliciteert. Dat wordt de eerste stap in onze campagne.'
  
  'Hoe kunnen we daar Fred mee helpen?' Ze fronste.
  
  'Dat weet ik nog niet zeker,' antwoordde ik oprecht. 'Maar het kan er erg veel mee te maken hebben. Ik weet het nu gewoon nog niet. Ik heb gehoord dat Ibn Hassoek alle sollicitanten persoonlijk uitvraagt. Als dat zo is, zorg dan dat je een ontmoeting met hem krijgt, en dan zal ik je vertellen wat we gaan doen.'
  
  Ze stond op, liet weer een fraai roomblank been zien.
  
  'Het eten zal wel klaar zijn,' zei ze. 'Ik heb honger.'
  
  Ik had zelf ook honger, en we aten snel en eenvoudig, lamsvlees met saffraanrijst. Judy was overgegaan tot de Arabische keuken. Tijdens het eten instrueerde ik haar over wat ze moest zeggen als ze bij Tour-Guide Trips solliciteerde. Toen we klaar waren, was het donker.
  
  Judy lag onderuit op de bank naast me, en liet zich eindelijk gaan na de spanning en opwinding van de dag. Haar borsten deinden ritmisch onder het nauwsluitende lijfje van de housecoat; haar benen waren half zichtbaar. Ze scheen zich er volstrekt niet van bewust hoe verleidelijk ze was. Maar ik was me er maar al te zeer van bewust.
  
  'Het lijkt me beter dat je naar bed gaat, pop,' zei ik, aan haar schouders schuddend. 'Ik slaap wel hier op de bank. Dat gaat best, hij is lang en breed genoeg.'
  
  Ze stond op, liep naar de deur van de slaapkamer, en bleef staan. 'Moet ik de deur op slot doen?' vroeg ze zacht.
  
  'Waarom?' Ik grinnikte. 'Als ik binnen zou willen komen, kan ik hem altijd open trappen.'
  
  'Je bent tenminste eerlijk,' zei ze. 'Welterusten, Nick.'
  
  'Welterusten,' zei ik, en zag haar in de andere kamer verdwijnen. Ze had op de drempel geaarzeld, alsof ze nog iets wilde zeggen, maar van gedachten was veranderd. Ik kleedde me in het donker uit, hield mijn onderbroek aan, en ging op de bank liggen. Zoals gebruikelijk in Jidda was de nacht zeer warm, maar Judy had een aantal kleine ventilatoren die een bries leken op te wekken, en dat hielp goed. Tenslotte viel ik in slaap.
  
  Ik weet niet hoe lang ik had geslapen toen ik mijn huid voelde prikken in een waarschuwing. Maar ik had me er op getraind nooit met een plotselinge beweging wakker te worden tot ik wist wat er aan de hand was. En dus bleef ik stil liggen en opende mijn ogen een stukje, alleen maar wetend dat ik niet alleen in de kamer was. Door de spleetjes van mijn ogen zag ik een witte vorm naast me die langzaam gestalte kreeg als een om een lichaam gewikkelde handdoek.
  
  Ze stond daar en keek strak naar me. Terwijl ik keek, strekte ze een hand uit om mijn borstkas aan te raken. Maar toen haar vingertoppen op een fractie van een centimeter van mijn huid waren, trok ze de hand terug. Tenslotte liet ze de hand zakken, draaide zich op haar tenen om en liep weg. Ik hoorde de slaapkamerdeur zacht dicht gaan.
  
  Judy was gekomen om mijn lichaam in te drinken, om er deel aan te hebben zonder er deel aan te hebben, om aan de rand van de zee te staan en er niet in te gaan. Het was meer dan een mooi meisje geweest dat in het donker naast me had gestaan. Een prachtig schepsel van begeerte en hoop, van angst en onzekerheid had daar gestaan. Ik was benieuwd wat er zou zijn gebeurd als ik mijn ogen had geopend en rechtop was gaan zitten. Ik viel weer in slaap, terwijl ik nadacht over de mogelijkheden.
  
  's Ochtends werd ik eerder wakker dan zij, en ik kleedde me aan en schoor me en ging vlug naar de markt eer Judy naar Tour-Guide Trips zou gaan. Gezien de efficiency die ik al achter deze schaduwachtige operatie had bespeurd, bestond er een goede kans dat ze Judy Mitchell, de secretaresse van Fred Danvers, kenden. Als ik klaar met haar was, zouden ze haar niet herkennen.
  
  Ze zat op me te wachten toen ik terugkwam en een verzameling zakjes en dozen op de bank legde. Met een zwierig gebaar haalde ik een blonde pruik van echt haar tevoorschijn, en valse wimpers en een half dozijn potjes theater-makeup.
  
  'Mag ik je Jill Manion voorstellen?' zei ik. 'Trek die mooie blauwe jurk uit. We moeten aan het werk.' Gehoorzaam ging ze naar de slaapkamer, en kwam terug in haar slip en met een handdoek om de schouders die zedig haar beha bedekte. Ik heb voldoende ervaring met vermommingwerk. Met wat ik had geleerd van Speciale Effecten als ze mij van tijd tot tijd veranderden, kon ik me bijna uitgeven voor een makeup-man in Hollywood. Bij een vrouw was het haar natuurlijk het voornaamste, omdat je er het uiterlijk in één klap mee kon veranderen. Ik bracht een lichtbruine gezichtscrème aan, verdiepte de tinten en voegde er toen de wat opvallende valse wimpers aan toe. Daarna volgde de pruik die ik zorgvuldig opzette en bevestigde. Toen ik klaar was, was Judy met haar lieve, vrijpostige natuurlijkheid verdwenen. In haar plaats was een opvallend meisje gekomen dat op zoek was naar avontuur eri opwinding.
  
  'Ik blijf hier,' zei ik, toen Judy weer uit de slaapkamer kwam in een blauwe jurk met laag uitgesneden hals die haar volle roomblanke borsten onthulde.
  
  'Heb je alles onthouden?' vroeg ik, en ze knikte. 'Herhaal het nog een keer,' beval ik.
  
  'De naam is Jill Manion, tenminste sinds vanochtend.' Ze lachte opgewonden. 'En Jill is ongetrouwd, niet verloofd, geen romantische bindingen. Haar ouders zijn dood. Ze komt uit een plaatsje net buiten London en is enig kind zonder naaste familie.'
  
  'Goed zo,' zei ik. Ze gaf me een snelle kus op mijn wang 'voor geluk' en ging weg.
  
  Ik liep naar het raam en zag haar snel weglopen. Fase een van mijn plan was onderweg. Ik wist dat als Judy zou worden aangenomen, fase twee stellig zou moeten slagen. En als ze eenmaal een afspraak had voor een gesprek met Hassoek, zou ik haar met meer driestheid gebruiken.
  
  Ik ging zitten en probeerde te lezen, maar ik moest steeds aan Judy denken, en vroeg me af hoe het haar verging. De minuten gingen traag voorbij, en schenen steeds langer te duren. Ik had een hekel aan dit soort wachten, en ik ijsbeerde steeds door de kamer om uit het raam te kijken. Tenslotte zag ik een flits van blauw door de straat aankomen, en toen de mooie, lange benen die snel in de ochtendzon stapten.
  
  Judy stormde de flat met een brede glimlach binnen, en zelfs de vermomming kon haar natuurlijke, stralende uitbundigheid niet maskeren. Ze sloeg haar armen om me heen en trok in dezelfde beweging de pruik af.
  
  'Het is gelukt, Nick!' riep ze opgewonden. 'Het is gelukt. Ze hebben mijn sollicitatie behandeld en getelefoneerd, en Ibn Hassoek wil me vanmiddag spreken.'
  
  'Vanmiddag?' Ik fronste.
  
  'Hoezo, wat is er mis aan vanmiddag?' vroeg ze.
  
  Ik haalde mijn schouders op. 'Niets, eigenlijk. Ik wilde Hassoeks huis eens bekijken eer jij er heenging, dat is alles, maar dat kan nu niet. Geen tijd. Weet jij misschien hoe dat huis er uitziet?'
  
  'Alleen een paar dingen die Fred me verteld heeft en wat ik in het langsgaan heb kunnen zien,' antwoordde ze. 'Het staat aan de rand van de woestijn en de gebouwen worden omringd door hoge heggen van rhododendrons en eucalyptusstruiken. Hij heeft alles geïmporteerd of speciaal voor hem laten aanleggen - irrigatiekanalen, olijf- en dadelbomen, de hele mikmak. Het hoofdgebouw ligt vooraan. Het staat met een buitengang in verbinding met het tweede gebouw, heb ik gehoord. Dan is er nog een derde gebouw en verder de stallen en garages.'
  
  Ik vloekte binnensmonds. Ik had Judy niet zonder enige bescherming voor de leeuwen willen gooien, maar het zag er naar uit dat het wel moest. Ik zou mijn best doen en het op het gevoel spelen.
  
  'Wat moet ik doen als ik er ben?' vroeg ze. 'Het baantje aannemen?'
  
  'Als je alleen met Hassoek bent, zeg dan dat je eigenlijk geen baantje wilt,' zei ik. 'Zeg maar dat je door een zekere meneer Wilson bent gestuurd. Als hij iets met deze zaak te maken heeft, kent hij die naam. Als hij er bij betrokken is, zal hij er op reageren en een ontmoeting met mij arrangeren. Als hij er niet op ingaat, tja, dan zou het kunnen betekenen dat hij er niet persoonlijk bij is betrokken. Het zou kunnen dat zijn personeel bij Tour-Guide Trips een eigen spelletje speelt. Eerlijk gezegd ga jij uit vissen, Judy.'
  
  'Goed zo!' Ze keek op haar horloge. 'Tijd voor een snel hapje, en dan rij ik naar het vorstelijke landgoed van ene Ibn Hassoek.' Ze glimlachte tegen me. 'Hem alleen al te zien krijgen is opwindend. Hij is feitelijk zo'n geheimzinnige man.'
  
  'Ik ga uit,' zei ik. 'Ik zie je hier weer na je gesprek. Veel succes, schat. En wees niet bang.'
  
  Toen ik naar haar gloeiende, gretige gezicht keek, wist ik dat die laatste toevoeging overbodig was. Ze begreep niet precies waar we ons misschien mee inlieten, en vermoedelijk was dat maar beter ook.
  
  Beneden hield ik een taxi aan en zei de chauffeur me naar het huis van Ibn Hassoek te rijden. De chauffeur wierp me met opgetrokken wenkbrauwen een snelle blik toe. De meeste mensen die daar heen gingen, reden blijkbaar in limousines.
  
  Ik wilde bij het huis zijn eer Judy er arriveerde. Ik was haar aan het gebruiken, zoals ik ook Anise Hulden had gebruikt, maar mijn geweten was toch wel zo groot dat ik haar zoveel mogelijk bescherming wilde geven. De kans bestond dat als Hassoek er inderdaad bij betrokken was, hij niet zo grof zou zijn om Judy rechtstreeks aan te pakken, in zijn eigen huis, en wetende dat ik haar naar hem had gestuurd. Maar ik was er niet zeker van. Ik had in het huis willen zijn als ze haar gesprek met hem had, en ik had gedacht dat dat gesprek pas de volgende dag of zo zou plaatsvinden, zodat ik de tijd zou hebben gehad om plannen te maken er binnen te komen. Maar nu verliep alles zo snel, dat ik moest proberen het zonder die plannen te doen.
  
  Het duurde niet lang eer ik de hoge omtrek van de paleisgebouwen zag opdoemen uit de woestijn. Ik gaf de chauffeur opdracht ongeveer een halve kilometer voor het huis te stoppen en stapte uit. De hitte was als van een barbecue, en ik was de kip. Er kwam een groepje in het wit geklede pelgrims langs die op wandelstokken steunden en ik liep achter hen aan tot ik dichter bij het landgoed was.
  
  Ik zag de hoge heggen waar Judy het over had gehad rond de gebouwen staan, en bij de ingang zag ik in boernoesen gehulde schildwachten met zwarte pistoolgordels om het middel. Een tweehonderd meter van de poort stond een kale, eenzame olijfboom langs de weg, en ik verliet de pelgrims om me tegen de nogal smalle boomstam te drukken. Vandaar kon ik de hoofdgebouwen, de ingang en de weg zien.
  
  Het verkeer op de weg was vrij druk. Bussen vol pelgrims, toeristenbussen, motorfietsen, personenauto's, ezels en kamelenkaravaans, vrouwen met waterkruiken, rond trekkende kooplui en de altijd aanwezige doelloze slenteraars bevolkten de zanderige weg.
  
  Ik ontdekte al snel wie op weg waren naar het landgoed van Ibn Hassoek. Het waren voornamelijk kooplui die bestellingen bezorgden; ik zag bestelwagens en een stoet kamelen die bepakt waren met kratten, tapijten en zakken graan en gierst. Judy zou spoedig opdagen, en als ik iets wilde doen, was het er nu de tijd voor.
  
  In de van hitte trillende verte zag ik een kleine bestelwagen naderen. Ik liep weg van de boom en stak mijn hand op. Een in boernoes geklede Arabier stak zijn hoofd uit de cabine, en ik wierp snel een blik op de zijkant van de wagen. 'Wasserij' stond er in het Arabisch op.
  
  'Gaat u naar het huis van Ibn Hassoek?' vroeg ik. Hij knikte, en ik liet een korte rechtse op zijn kaak los. 'Slaap lekker, mijn vriend,' mompelde ik, terwijl ik hem in mijn armen op ving en naar de achterkant van de bestelwagen sleepte.
  
  Aan de ene kant van de laadbak lagen zakken vuile was, en aan de andere stapels schone lakens. Het was eenvoudig om met hem van kleren te ruilen. Ik trok gewoon de wijde boernoes en kijaffe over mijn eigen kleren. Ik bond hem en stopte een prop in zijn mond die van een van de schone lakens was gemaakt; dat was het minste dat ik kon doen. Toen nam ik een lege zak en stopte hem er in, er voor zorgend dat hij adem kon halen.
  
  Ik startte de kleine bestelwagen net toen ik Judy's blauwe Volkswagen zag langsrijden. Ik reed langzaam om haar de gelegenheid te geven bij de poort te stoppen, haar legitimatiebewijs door de schildwachten te laten controleren en het terrein op te rijden. Ik reed op de poort af, me afvragend wat de gewoonte zou zijn als ik bij het hek kwam.
  
  De schildwachten zwaaiden naar me en ik zwaaide terug en reed door. De wasserijwagen was kennelijk een geregelde bezoeker van het paleis. Ik zag Judy's blauwe kever voor het hoofdgebouw op de oprit geparkeerd staan. Het was een indrukwekkend gebouw met een gevel van rosé marmer en zijkanten van met tegels versierde klei. Ik reed langzaam langs het huis, en zag de buitengang, een met bloemen begroeide pergola, die het eerste gebouw verbond met een vierkant, al even indrukwekkend gebouw.
  
  Ik stopte vlak voor het tweede gebouw waar de gang eindigde in een booggewelf. Ik leunde achterover en pakte een grote bundel lakens met het etiket 'Hassoek.' Ik legde de bundel op mijn schouder en stapte uit de bestelwagen.
  
  De met gras begroeide binnenplaats lag te zinderen onder de hete zon, en ik vroeg me af hoe hoog de waterrekening wel moest zijn om dat gras zo groen te houden als het was. Met de schone lakens op mijn schouder, liep ik het gebouw in. Ik had er geen bezwaar tegen om wat rond te kijken, maar het was niet mijn voornaamste oogmerk, Ik wilde een schuilplaats zoeken waar ik kon blijven tot Judy vertrok. En, als ze niet vertrok, om er te blijven tot het avond werd.
  
  Ik hoorde stemmen toen ik het gebouw binnenging, vrouwenstemmen die lachten en zongen. De geur van jasmijn en rozen trof me, dezelfde koppige geur die Anise Hulden had verspreid. Ik hield het wasgoed bij me, terwijl ik over de mozaïekvloer liep en de stemmen volgde naar een korte, gewelfde gang.
  
  Ik sloeg een hoek om en bleef stokstijf staan aan de rand van een enorm binnenbad. Grote fonteinen van bronzen vissen spoten zachtjes water omhoog. De vier zijden van het bad waren met marmer belegd en een stenen trap leidde naar het water. Maar de wezens in het bad waren geenszins van marmer en steen. Het waren meisjes van vlees en bloed, blond en donker, die zich ontspanden en zwommen en speelden in het door de fonteinen besproeide water, naakte badnimfen met prachtige, soepele lichamen.
  
  Het was een tafereel uit de oudheid, de haremvrouwen in het bad, alleen gebeurde het vlak onder mijn ogen. Het was compleet, tot en met die vier roerloze gestalten die voor de muren stonden in het kostuum van serwal-broek en openhangend vest over de naakte borstkas waarin ik de kale reus had gezien. Elk had een dolk met gouden handgreep in de broeksband, en opeens begreep ik wat het voor mannen waren: de eunuchen die de harem bewaakten, de harem van Ibn Hassoek.
  
  Ik telde snel de meisjes en kwam op een totaal van twintig. Hun gevarieerdheid verbaasde me. Ik zag melkwitte blondines, kennelijk uit de Skandinavische landen, donkere types van rond de Middellandse Zee, Chinese en Afrikaanse meisjes. Hassoek hield kennelijk van afwisseling. Terwijl ik in de schaduw roerloos naar het tafereel stond te staren, zwommen twee meisjes lui langs de kant van het bad. Ik zag in hun ogen de koele, afstandelijke uitdrukking die me in de ogen van Anise Hulden en de andere meisjes van Tour-Guide Trips was opgevallen. Ik bekeek de gezichten van enkele andere meisjes. Ik zag dezelfde blik. Merkwaardig. Mijn overpeinzingen werden plotseling onderbroken door een kreet achter me. Toen ik me omdraaide, zag ik de lange gestalte, het kale hoofd en het prachtig gespierde lichaam van de bruine reus. In zijn hand had hij een zweep, en zijn ogen waren duister van woede.
  
  'Ha!' riep hij weer, en hij greep me met een grote hand, duwde me naar voren en wierp me op de grond. De waszak barstte open en er vielen lakens uit. Ik hoorde de zweep knallen, voelde toen de striem, en ik was blij dat ik de dikke Arabische boernoes aan had.
  
  'Vervloekte zoon van een door vlooien gebeten kameel,' brulde de reus. 'Je weet dat het verboden is in dit deel van het huis te komen.' Ik voelde de zweepslag weer en bleef op mijn buik op de grond liggen, en deed een beroep op mijn fraaiste Arabisch.
  
  'Ik ben hier nieuw, grote heer,' jammerde ik. 'De vaste man is ziek. Ik wist het niet.'
  
  Hij schopte me tussen de ribben, en ik probeerde me tot een bal op te rollen. Hij schopte me in mijn rug, en door het geweld rolde ik om en botste tegen de muur. Ik bleef met afgewend hoofd liggen, me afvragend hoeveel gebroken ribben ik had.
  
  'Leugenachtig kroost van een jakhals!' brulde hij, en de zweep raakte me weer fluitend.
  
  'Ik spreek de waarheid,' riep ik gepijnigd, toen de zweep me nogmaals trof. Ik hoefde de pijn niet voor te wenden. Hij strekte zijn arm uit, pakte mijn nek, tilde me op en smeet me met een geweldige zwaai zeven meter weg. Ik herinnerde me hoe hij die ochtend in elkaar was gezakt na mijn halfslachtige stoot. Hij was een redelijk acteur. De spieren waren echt, en als ik daar nog verder van overtuigd wilde worden, gebeurde dat nu. Hoe had zijn vriendje Witpak hem ook weer genoemd? Tomas. Okay, Tomas, dacht ik grimmig. Wacht maar. Wij hebben nog een appeltje te schillen.
  
  'Daarheen,' riep hij, en wees met de zweep naar een smalle gang die de andere kant uitvoerde. 'Neem je lakens en ga weg. Als je hier nog eens komt, vil ik je levend.'
  
  'Moge Allah u genadig zijn,' mompelde ik en begon naar de deur te kruipen. Ik zag dat hij zich omdraaide en als een oerwouddier, licht op de ballen van zijn voeten, wegliep.
  
  Het was nu duidelijk dat Tomas een van de eunuchen van Hassoek was, ongetwijfeld de opper-eunuch. Het was mogelijk dat Tomas en een paar vriendjes een eigen zaakje hadden opgezet, maar daar geloofde ik toch niet in. Haremeunuchen staan, vreemd genoeg, bekend om hun loyaliteit jegens hun meesters. Misschien hebben ze het gevoel de bescherming nodig te hebben van degenen die hen hebben gecastreerd. Misschien komt er in de plaats van hun verdwenen mannelijkheid een gehoorzaamheidsfetisj. De moderne psychiatrie heeft ongetwijfeld uitgebreide verklaringen voor dit verschijnsel. Het enige wat ik weet is dat paleiseunuchen door de geschiedenis heen slaafs loyaal zijn geweest, dus was het onwaarschijnlijk dat Tomas onder de neus van zijn meester met een eigen handeltje zou bezig zijn.
  
  Ik droeg de schone lakens naar de ruimte die Tomas me had gewezen en zag daar zakken vuile was staan om mee te nemen. Tijdens elke tocht naar de bestelwagen en weer terug, stapte ik het gazon op om naar de Volkswagen te kijken. Hij stond er nog steeds, en ik bleef maar met zakken slepen om een bezige indruk te maken. Tenslotte zag ik Judy vertrekken. Ik wierp de zak van mijn schouder in de bestelwagen en reed achter haar aan het paleis uit. Toen ik even achterom keek, zag ik de forse kale eunuch door de gang lopen die de twee gebouwen met elkaar verbond. Ik reed door het hek en had het gevoel een vreemde, andere wereld te verlaten; een wereld die zijn eigen regels kende en niet was onderworpen aan de wetten van de buitenwereld, een stukje oudheid dat tot leven was gekomen, een oase van gisteren in de wereld van vandaag.
  
  Maar terwijl ik over de zandweg reed, besefte ik dat dit een redelijke omschrijving van geheel Saoedi-Arabië was. Wat ik had gezien was in dit vreemde land volstrekt niet incongruent. De grote harems van de oude Arabische heersers waren voornamelijk gevuld met slavinnen die gekocht, gestolen of in een oorlog buitgemaakt waren. Ibn Hassoeks harem was slechts een echo van vergane glorie. Maar in hoeverre een echo, vroeg ik me af.
  
  Ik wist dat er in de Arabische landen nog steeds slaven werden verhandeld. De Engelsen hadden geprobeerd een einde aan die handel te maken. De Fransen eveneens, en ook de Spanjaarden en Portugezen. Ze waren er nooit helemaal in geslaagd, en nu de nieuwe, onafhankelijke staten bloeiden, waren de oude gewoonten in vele streken in alle eer hersteld. Ik voelde me als Alice in Wonderland. Deze zaak werd steeds 'merkwaardiger.' Terug in de stad stopte ik, en maakte de zak los waar ik de chauffeur in had gestopt. Ik haalde de prop uit zijn mond. 'Geen kik, anders wikkel ik je in een varkenshuid,' waarschuwde ik hem. Zijn ogen, die rond van angst waren, zeiden me dat hij lang genoeg stil zou blijven om mij de gelegenheid te geven veilig weg te komen. Dan zou hij gaan schreeuwen en iemand zou hem bevrijden.
  
  Toen ik in de flat kwam, zat Judy er al, gloeiend van opwinding, te wachten.
  
  'Het is gelukt, Nick,' zei ze, en omhelsde me impulsief. 'Ik heb Hassoek gesproken en precies gezegd wat jij me had voorgezegd. Hij heeft ons allebei voor het diner uitgenodigd, morgenavond.'
  
  'Is dat alles?' vroeg ik. 'Heeft hij ons alleen maar uitgenodigd?'
  
  'Dat is alles,' zei Judy. 'Hij glimlachte een beetje vreemd en knikte toen ik het zei. Hij is zo groot, Nick, zo dik.'
  
  Ze zweeg en fronste. 'Ik begrijp nog steeds niet wat dit te maken heeft met dat wraak voor Fred,' zei ze. 'Je denkt toch niet dat Ibn Hassoek iets met die chanteurs te maken heeft?'
  
  Ik haalde mijn schouders op. 'Laten we zeggen dat ik met belangstelling naar onze ontmoeting uitkijk.' En dat was bepaald geen leugen.
  
  Tot nu toe was alles goed verlopen. De vis had aan het aas geknabbeld, en alleen dat al zei me genoeg. De volgende zet moest van mij komen en ik moest er een gereed hebben. Judy had haar rol goed gespeeld. Ik moest de mijne morgenavond zeker even goed spelen. Ik wist niet in hoeverre Ibn Hassoek me zou helpen die rol te spelen, en hoe smerig de rol zou worden.
  
  'Je hebt een etentje buiten de deur verdiend,' zei ik, en Judy was het er helemaal mee eens. We verkleedden ons, zij in een groene jurk met laag uitgesneden hals die haar jonge borsten prachtig toonde, en vervolgens gingen we de stad in. Ik zorgde er voor weg te blijven uit de tenten waar Anise Hulden en ik waren geweest, om onder andere vervelende herinneringen te vermijden.
  
  Maar Judy was opgewekt, een meisje dat in lange tijd niet uit was geweest. Ze borrelde, gloeide, babbelde, werd toen opeens zacht en dromerig en warm. Haar huid voelde zacht en zijdeachtig aan en haar lichtbruine ogen veranderden met verbijsterende onverwachtheid van gretig klein meisje tot warme sensualiteit.
  
  Toen ik haar naar huis bracht, was ze als een zacht poesje, dat zich aan me vastklemde met een merkwaardig onschuldige verleidelijkheid. We dronken nog een borrel, en ze zat naast me en ze begeerde me op velerlei manieren, ze wilde driest zijn, maar was toch bang.
  
  Ik klopte op de brede bank. 'Waarom blijf je niet hier, vannacht?' vroeg ik. Ze gaf geen antwoord, hield haar gezicht afgewend.
  
  'Dan hoef je later niet op je tenen binnen te komen,' zei ik. Toen hief ze haar hoofd op en ik zag de gêne in haar ogen. Daar maakte ik een eind aan door haar hoofd tegen mijn borst te trekken, en ze sloeg haar armen om me heen.
  
  'Ik weet niet waarom het met jou zo anders is dan met Fred,' zei ze zacht. Haar zachte borsten drukten tegen me aan. 'Jij straalt iets uit, een seksualiteit die me treft.'
  
  'Misschien ben je gewoon erg vatbaar,' opperde ik.
  
  'Wat bedoel je daar precies mee?' vroeg ze.
  
  'Nou, omdat je zo opgekropt zit,' zei ik.
  
  'En ik wed dat jij goed bent in het plukken van kroppen,' zei ze, en hief haar lippen op naar de mijne. Ik kuste haar, en ze was als zoete wijn, zacht en verlangend met een maagdelijke tederheid. Toen trok ze zich terug en haar temperament laaide op.
  
  'Ik heb geen behoefte aan liefdadigheid,' riep ze.
  
  'Zie ik er als een mannetje van de liefdadigheid uit?' vroeg ik, en ik zag haar lichtbruine ogen zacht en donker worden.
  
  'Nee, Goddank niet,' antwoordde ze.
  
  'Hou je mond dan,' zei ik, en drukte mijn mond hongerig op de hare. Ik deed haar zoete, zachte lippen met mijn tong vaneen en liet hem ronddartelen in haar zachte, vochtige mond die me aan andere dingen deed denken. Ik voelde haar lichaam in mijn armen kronkelen, en toen werd ze overspoeld door een golf van ingehouden begeerte.
  
  Judy beantwoordde mijn kus en haar hand ging naar de kleine rits op de rug van haar jurk, en mijn hand vond een van haar blanke, zachte borsten, die zoveel ronder en voller waren dan ze leken. Toen ik haar aanraakte slaakte ze een kreetje van folterend genot, de martelende extase van verrukkelijke begeerte die te lang was opgekropt. De bank was meer dan breed genoeg voor ons beiden, en terwijl ik haar lichaam verkende, maakte Judy zachte, koerende geluidjes, en wenkte mijn verkennende hand met bewegingen van haar benen.
  
  Ik sloot mijn hand rond het zachte, vochtige middelpunt van haar hele wezen. Ze jammerde en duwde zich hard tegen me aan, vroeg, smeekte, verlangde weer, maar ditmaal met het naakte, onmiskenbare verlangen van de zinnen. Judy's borsten waarop de kleine tepels nauwelijks uitrezen boven de witte heuveltjes, waren karakteristiek voor het meisje, maagdelijk en toch werelds, ze was kind en vrouw. Haar gretige, hongerige verlangen maakte tederheid in me los. Haar opgewonden reactie na de aanraking van mijn tong onder haar kleine rosé tepels weerspiegelde de ongekunstelde onschuld van haar zinnen.
  
  Deze verrukkelijke en veroverende combinatie in een soepel lichaam, bedreef de liefde met een ongeremde overgave, en elke nieuwe aanraking betekende een draaikolk van gehijg en gekreun. We kwamen intens samen, en haar ademhaling ging sneller, haar borsten gingen in een ritmische cadens op en neer onder mijn hand en toen, met de verwachte en toch altijd weer onverwachte onverhoedsheid, slaakte ze een kreet en de tijd stond stil, de wereld explodeerde, en we pulseerden en schokten en trilden in overwinning.
  
  Judy lag dicht tegen me aan, haar armen om mijn lichaam gewikkeld, haar benen rond de mijne, onwillig om afstand te nemen. Ze kreunde zacht in wegebbende extase.
  
  'Ik ben schaamteloos of zoiets,' fluisterde ze tenslotte. 'Ik heb er geen spijt van en voel me niet schuldig of zo. Misschien is dat jouw invloed.'
  
  'Misschien,' zei ik. 'Maar je hoeft nooit spijt te hebben of je schuldig te voelen over iets dat zo mooi is. Heb er alleen maar spijt van dat je zo lang gewacht hebt.'
  
  'Ik geloof dat het de moeite waard was om op jou te wachten,' zei ze nadenkend, ernstig, en toen opeens werd haar stem als van kwikzilver. 'Maar ik wil de verloren tijd inhalen,' zei ze.
  
  En dat deden we, en de nacht was al grijsblauwe ochtend geworden eer we in slaap vielen, Judy naast me, terwijl haar zachte, ronde borsten tegen mijn borstkas drukten.
  
  
  
  Ik weet niet waarom, maar ik had het vreemde gevoel dat ik nog eens contact met Hawk moest opnemen eer ik op Hassoek afging. Daarom belde ik hem die ochtend. Het bleek een belangrijk gesprek te zijn, hoewel ik op dat moment niet besefte hoe belangrijk.
  
  'Ik ben blij dat je belt, Nick.' Het vlakke accent uit New England van de Baas klonk over de lijn. 'Willem Willoets is vandaag dood gevonden, zelfmoord.'
  
  'Willoets, het hoofd van de Internationale Wapen-Commissie?' vroeg ik.
  
  'Precies,' zei Hawk. 'Hij was tot een paar dagen geleden in Arabië, had daar zes maanden doorgebracht om aan een wapenprobleem te werken. Het is gek hoe het gebeurd is. Niemand zou er de eerste drie dagen en misschien nog wel langer achtergekomen zijn. Het schijnt dat hij zijn zelfmoordbriefje in zijn kantoor in Amsterdam had neergelegd. Dat heeft hij gedaan nadat zijn secretaresse voor een vakantietje van drie dagen was vertrokken. Maar het schijnt dat ze iets vergeten had en die avond laat terug kwam en het briefje vond. Ze belde de politie op, zei dat Willoets in het Zwarte Woud in Beieren een tweede huisje had, en dat hij daar misschien in zijn eentje heen was gegaan. In de hoop hem te kunnen tegenhouden, belde de Nederlandse politie hun collega's in Beieren op die bijna een dag lang naar het huisje hebben gezocht. Toen ze het vonden, was het een rokende ruïne met Willoets' onherkenbaar verbrande lijk er in. Een onbrandbaar identificatieplaatje vertelde hen wie het was.'
  
  'En wat lijkt er zo vreemd aan?' vroeg ik.
  
  'Dat niemand ook maar enig idee heeft van de reden waarom Willoets zelfmoord zou plegen, behalve dat er geruchten de ronde deden dat er een onderzoek naar hem gedaan zou worden. Ik dacht dat je het wel zou willen weten.'
  
  'Alle beetjes helpen,' zei ik. 'Ik bel u nog wel.'
  
  Ik hing op en dacht na over wat ik net had gehoord. Maar het enige waar ik op uitkwam waren een hoop 'misschiens' en 'als-en' en veronderstellingen, dus zette ik het van me af. Ik had me nu op Ibn Hassoek gericht en dat had voorrang.
  
  Ik wist toen nog niet hoeveel met elkaar verweven draadjes dit tapijt had.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Rosé marmer en goud, donkerblauwe gordijnen, een orkestje, tafels zo lang als de zaal, hoog opgetast met voedsel, de buiging van een elegante trap aan de andere kant en vele mensen in de zaal. Dat was het tafereel in de balzaal van het paleis van Ibn Hassoek. Ik stond terzijde en keek er naar. Hassoek had zich nog niet laten zien, maar er waren voldoende gastvrouwen aanwezig, meisjes in roomkleurige mini-jurkjes met decolletés tot aan de navel. Meisjes met koele ogen uit vele landen die vele talen spraken en de gasten op hun gemak stelden.
  
  Judy zei dat Hassoek duidelijk had gemaakt dat informele kleding uitstekend was, dat zijn feestjes bedoeld waren om plezier te maken. Ik had een nieuwe broek, een zwarte trui met rolkraag en een roomwit jasje gekocht dat bijna dezelfde tint had als de jurkjes van de gastvrouwen. Judy droeg een donkerrode cocktaildress waar haar huid van gloeide en die haar volle borsten uitdagend etaleerde.
  
  Terwijl we op Hassoek wachtten, bekeek ik de andere gasten. Er waren Indiërs, Chinezen, Indonesiërs, Europeanen; enkele mannen hadden hun vrouw bij zich, anderen waren alleen. De meeste mannen droegen het stempel van de regeringsfunctionaris, mannen die zich van een kleine bureaucratische post hadden opgewerkt tot belangrijke posities. Judy was al weggevoerd naar de dansvloer door drie verschillende mannen. Tijdens een van de onderbrekingen in de muziek vroeg ik haar toen ze naast me stond:
  
  'Ken je hier mensen?'
  
  Ze knikte. 'Een paar, mensen waar Fred van tijd tot tijd contacten mee had,' zei ze. 'Die lange man die daar met het meisje in het rosé staat te praten is Hendricks, van de Canadese Handelscommissie. En dat is Henri Jacquar met de paarse sjerp, die met die Indiër met de tulband staat te praten. Hij werkt hier bij de Franse Militaire Missie. De lange man met rood haar is Lord Boxley, van het Engelse consulaat, en de kleine man met het baardje is Willem Willoets, van de Internationale Wapen Controlecommissie.'
  
  Ik keek haar scherp aan, en ze fronste toen ze mijn gezichtsuitdrukking zag.
  
  'Wat is er?' vroeg ze.
  
  'Weet je zeker dat dat Willoets is?' vroeg ik, en probeerde nonchalant te klinken.
  
  'Geen twijfel mogelijk,' zei ze. 'Hij is een paar keer bij Fred op kantoor geweest.'
  
  Ik keek naar de man die volgens Judy Willem Willoets was. Hij was klein en pezig, en kneep voortdurend nerveus zijn handen dicht. Zijn donkere ogen gleden door de zaal, keken naar de lange trap aan de andere kant. Hij keek gespannen en bezorgd. Hij zag er uit als een man die onder grote druk stond, maar hij was uiterst levend. Ik dacht snel na. Er was een zelfmoordbriefje, achtergelaten door een man die hier in de zaal stond. Een lichaam dat onherkenbaar verbrand was in een verborgen huisje. Men had geloofd dat het Willem Willoets was, en men had het geloofd omdat het zo versierd was.
  
  'Het had dagen kunnen duren eer we te weten waren gekomen wie er in dat huisje lag,' had Hawk gezegd. Intussen was Willoets hier in het huis van Hassoek. Ik kneep de ogen toe terwijl ik naar de gespannen zenuwachtige kleine man keek. Eerst bleek Fred Danvers bij Hassoek betrokken te zijn geweest, en nu Willoets, en God mocht weten wie nog meer. Had Willard Egmont een paar jaar geleden in Hongkong ook met hem te maken gehad? Dit was geen recente operatie. Ik was er al van overtuigd dat Hassoek in de slavenhandel zat. Ik was benieuwd in welke handel hij, afgezien van de meisjes, verder zat; en waarom.
  
  Mijn gedachten werden onderbroken toen het orkestje een kort tromgeroffel liet horen. Alle ogen richtten zich op de trap, de mijne inbegrepen, en ik zag Ibn Hassoek, met een lange vrouw naast zich. De gasten begonnen te applaudisseren toen Hassoek de trap afliep, en zijn ronde gezicht brak soepel uit in een gladde, geoliede glimlach.
  
  Hij was lang en dik, met een aanduiding van gespierdheid onder de lagen vet. Zijn gezicht was gebruind, zijn rechte haar was zorgvuldig gekamd, en hij hield een uitdrukking van minzame jovialiteit op zijn ronde gezicht. Er was iets onontwikkelds aan dat gezicht, waardoor hij er uitzag als een mollig jongetje. Maar de ogen verschilden volslagen van dat beeld. Ze waren sluw en hard, als zwart ijs. Ik zag dat zijn ogen over de menigte gleden, en een ogenblik bleven hangen toen ze mij zagen. Toen zag ik hem opschrikken terwijl Willem Willoets zich tussen de mensen naar voren drong.
  
  De Nederlander en Hassoek spraken enkele seconden; het kostte Hassoek moeite zijn geoliede glimlach te handhaven. Het korte, gespannen gesprek eindigde toen Willoets snel wegliep. Ik zag de man de trap opgaan naar de eerste verdieping. Bovenaan de trap verscheen een eunuch. Willoets zei iets tegen hem, en de bediende ging de Nederlander voor door een gang, waar hij uit het gezicht verdween.
  
  Als Hassoek later naar Willoets zou toegaan, wilde ik er bij zijn, als dat mogelijk was. Intussen richtte ik mijn aandacht weer op Hassoek, die druk bezig was gasten te begroeten en de joviale gastheer speelde. Ik zag de ogen van de vrouw aan zijn zijde op me gevestigd. Ik bekeek haar in haar tot de grond reikende rechte japon van glinsterend goud.
  
  Ze had een vorstelijke houding, met haar zwarte haar dat op haar hoofd was gestapeld, en ze had uit een Egyptische tombe, van een Perzische prent of een Chinese zijdeschildering uit de Hanperiode, dan wel een middeleeuws tapijt kunnen stappen. Haar gezicht was van een tijdloze schoonheid, een echo van velerlei landen, velerlei culturen, velerlei volkeren. Alleen de donkere, onnatuurlijk heldere, bijna gulzige ogen, deden afbreuk aan de overigens serene schoonheid van dat gezicht.
  
  Hassoek bewoog zich cirkelend tussen zijn gasten door, een walvis in een oceaan vol onbelangrijker vissen. De vrouw bewoog zich naast hem voort, op de een of andere manier toch alleen. Tenslotte stond hij voor mij. Ik zag de snelle blik die hij op Judy, en toen op de vrouw wierp.
  
  'Welkom in het huis van Ibn Hassoek, meneer Wilson.'
  
  Hassoek glimlachte en zijn dikke lippen spreidden zich uit als een olievlek. Hij bekeek me en schatte me, een handelaar die de koopwaar met sluwe, ervaren ogen beoordeelt. Ik was wel vaker opgenomen, maar deze man bekeek me alsof ik te koop was, een slaaf op het blok. Maar ik was hier om mijn eigen handel te drijven. Ik keerde me tot de vrouw naast hem en zag dat haar ogen me eveneens opnamen, zij het op een andere manier. De hare brandden met een intens persoonlijke blik, terwijl Hassoek de onbewogen blik van een tabakshandelaar, een zijde-koopman had.
  
  'Dit is mijn assistente, Karana,' zei hij, en gebaarde met een zachte, gemanicuurde hand naar de vrouw. 'Over enkele ogenblikken verschijnen de dansmeisjes om mijn gasten te amuseren. Ze zullen mij wel niet missen. Komt u mee, ik geloof dat wij een paar dingen te bespreken hebben. Deze kant, alstublieft.'
  
  Hij liep lichtvoetig en snel weg, voor een zo enorme gestalte, met Karana naast zich en Judy en ik op zijn hielen. We liepen door een prachtig gedecoreerde gewelfde gang. Ik snoof de vage geur van jasmijn en rozen weer op terwijl ik achter Karana liep.
  
  Hassoek ging ons voor naar een bibliotheek met een zo dik tapijt dat het was alsof je op lucht liep. Even later kwam een lange figuur binnen met een blad en een fles cognac. Het kale hoofd glom in het licht van de kamer en de ogen keken me een moment met onbewogen, versluierde blik aan. Hassoek glimlachte.
  
  'U kent Tomas uiteraard nog,' zei hij. 'U hebt elkaar min of meer ontmoet.'
  
  'Min of meer,' zei ik glimlachend. 'En vaker dan Tomas weet. De was wordt soms door een tijdelijk hulpje bezorgd.'
  
  Ik zag de ogen van de reus een moment groter worden, toen hernamen ze hun blik van versluierde vijandigheid. Hassoek had zijn wenkbrauwen opgetrokken, en nu glimlachte hij, langzaam zijn hoofd schuddend, terwijl hij zijn eunuch aankeek.
  
  'Kijk, Tomas, we leren elke dag weer iets nieuws,' zei Hassoek, en keek mij strak aan. 'Normaliter zou het me verbaasd hebben, maar u hebt me een hele reeks verrassingen voorgeschoteld, meneer Wilson. Uw stijl bevalt me. Uw manier bijvoorbeeld om een ontmoeting met mij te arrangeren. Niet subtiel, maar doeltreffend.'
  
  'Dank u,' zei ik droog.
  
  'Maar het is iets meer dan stijl, natuurlijk,' vervolgde Hassoek. 'U hebt een uiterst slim opgezette valstrik doorzien. U hebt de kansen gekeerd tegen de vrouw die we op u hadden afgestuurd. Toen hebt u een van mijn beste mensen gedood, en vervolgens nog eens vier van mijn mensen. Ik moet zeggen dat dat een behoorlijke prestatie was, ik ben er van onder de indruk.'
  
  'U vergeet het belangrijkste nog,' zei ik. 'De brief die ik in handen heb gekregen.'
  
  Hassoeks glimlach werd ijskoud. 'Ah, ja, de brief,' zei hij. 'Ik twijfel er niet aan dat die u iets over mijn organisatie heeft verteld, maar ik geloof niet dat dat veel is, hoewel ik toegeef benieuwd te zijn hoeveel meer u er uit geraden hebt. Maar alles wat er gebeurd is heeft ook mij geholpen een paar dingen te raden.'
  
  Hij nam een slok cognac, liet de drank over zijn tong rollen, en slikte. 'Bijvoorbeeld,' ging hij verder, 'ik geloof niet dat uw naam Ted Wilson is. Ik betwijfel zelfs of er iemand met die naam bij uw organisatie werkt. Ziet u, ik zorg er altijd voor alles te weten te komen van het personeel van spionagebureaus, net als van het personeel van de verschillende buitenlandse ambassades, commissies en dergelijke organisaties. Hoewel AXE het moeilijkste was om iets van te weten te komen, was het niet onmogelijk - dank zij mensen zoals meneer Danvers. Uit de manier waarop u mijn mensen voor de gek hebt gehouden, uit het vernuft dat u hebt getoond bij het zich aanpassen aan onverwachte situaties, uit de manier waarop u dit charmante schepseltje,' hij knikte naar Judy, 'hebt gebruikt om bij mij te komen, heb ik het beeld van één man kunnen opmaken, een man die Nick Carter heet, Agent N3 van AXE.'
  
  Hij glimlachte afwachtend, en ik knikte. 'Eén-nul voor u, gaf ik toe. 'En nu bent u benieuwd wat voor voorstel ik heb.'
  
  Hij knikte en zijn lippen waren geplooid in een flauw sarcastisch lachje; hij was tevreden over zichzelf.
  
  'Ik wil meedoen, wat u ook aan het doen bent,' zei ik. 'U bent met iets bezig, iets dat belangrijker is dan een beetje chantage op mensen als Dan vers. Ik ben nu al te lang een AXE-man geweest. Wat heb ik er aan overgehouden? Herinneringen, littekens en een grijpstuiver. Ik heb er genoeg van. Ik wil iets op de bank hebben. Ik wil geld hebben, mijn beste Hassoek, een heleboel geld. Ik heb geen behoefte meer aan glorie. Ik zie het liever in contanten.'
  
  Ik was me er van bewust dat Judy's mond geschokt en ongelovig openviel. Ik had haar niet kunnen waarschuwen. Haar reactie van onversluierde afkeer was precies wat ik wilde, het was volslagen natuurlijk. Ik keek niet naar haar, maar hield mijn blik op Hassoek gevestigd.
  
  'Begrijpelijk,' zei hij. 'Ik heb me vaak afgevraagd waarom iemand met jouw talenten zulk hard en gevaarlijk werk zou doen voor een zo kleine materiële beloning.'
  
  Hij maakte geen grapje; het was ongetwijfeld iets dat zijn begrip te boven ging, wat mij voorlopig best uitkwam. 'Eerlijk gezegd,' zei hij, 'zou een man met jouw talenten zeer waardevol voor mijn organisatie zijn.'
  
  Hij speelde met zijn cognacglas. 'Maar om zo ver te komen - en je zou er inderdaad zeer rijk aan worden - moet ik de brief van Danvers en de film terug hebben.'
  
  Ik wierp mijn hoofd in mijn nek en lachte, en ik zag zijn ijzige glimlach. Karana keek me strak aan, en haar mooie gezicht was rustig, uitdrukkingloos.
  
  'Dat meen je niet ernstig, mijn beste Hassoek,' zei ik. 'We zijn allebei te sluw voor dat soort manoeuvres. Die brief is niet alleen mijn contract als compagnon, maar ook mijn levensverzekeringspolis. Als er mij iets overkomt, wordt hij onmiddellijk doorgestuurd naar mijn bureau. Kom nou, je verbaast me als je denkt dat ik zo onnozel zou zijn.'
  
  Hij haalde zijn schouders op. 'Het viel te proberen,' zei hij, en toen kwam hij met het onverwachte, het stinkende, smerige deel van het plan. 'Maar ook ik moet het bewijs van je oprechtheid hebben. Jij wilt dat ik je laat meedoen, dat ik mijn organisatie voor je openleg, terwijl het misschien alleen maar een manoeuvre is om meer te weten te komen.'
  
  'Zeg het maar,' zei ik. 'Ik zal je het bewijs leveren. De tijd zal het uitwijzen.'
  
  Maar Hassoek had geen tijd, hij wilde onmiddellijk bewijs zien, en hij sloeg terug op een duivels sluwe listige manier, een typisch Arabische reaktie waardoor de kansen in één klap keerden.
  
  'Ik wil het meisje hebben,' zei hij, naar Judy knikkend. 'Ze voldoet volkomen aan onze kwalificaties.'
  
  Mijn hart sprong op en werd vervuld van martelende pijn, des te meer omdat ik wist dat er maar één antwoord was dat ik kon geven. Ik moest er mee doorgaan. Meedogenloos opportunisme was de rol die ik gekozen had, en meedogenloze opportunisten deinzen er niet voor terug andere mensen te vernietigen. Als ik ook naar de geringste aarzeling liet blijken, zou Hassoek de deur voor mijn neus dichtslaan. Dat mocht niet, nu ik eenmaal op de drempel stond. De schoft had me in de val gelokt, en ik moest er mee doorgaan, hoe dan ook.
  
  Hassoek en Karana keken me gespannen aan. Ik tilde mijn wenkbrauwen op en trok mét mijn schouders. 'Je mag haar hebben,' zei ik. 'Met mijn complimenten.'
  
  Ik hoorde Judy naar adem snakken, toen riep ze: 'Wat zegje? Wat heeft dit te betekenen?'
  
  Ik keek haar koel aan. 'Het is een harde wereld, kindje,' zei ik. 'Het is eten of gevreten worden. Rustig maar, dan valt het allemaal wel mee.'
  
  Haar lichtbruine ogen waren geschokte poelen van verraden woede, terwijl het ongeloof omsloeg in kwaadheid. 'Smerige schoft! Smerige, rottige, stinkende schoft!'
  
  Ik ving het gebaartje op dat Hassoek naar de kale reus maakte, zag dat de man als een kat achter Judy gleed. Hij draaide het meisje om en sloeg haar met zijn grote hand in het gezicht. Ze gilde en viel op de grond, vanwaar ze naar me opkeek met een straaltje bloed op haar lippen. Haar ogen knipperden en ze was te verbijsterd om te voelen waar ze het meeste pijn had, van binnen of van buiten. Toen ik haar onverschillig aankeek, barstte ze in tranen uit.
  
  De lange eunuch bukte zich en trok met één hand de voorkant van haar jurk en haar beha los, zodat ze tot het middel naakt was. Hij stak een arm uit, tilde haar op en gaf haar weer een klap. Ze gilde van pijn. Ik voelde dat Hassoek en Karana naar me keken en ik hield mijn gezicht leeg, onbewogen. Tomas nam Judy onder zijn arm en verdween door een achterdeur van de bibliotheek, terwijl zij als een hulpeloos bundeltje snikkend en verpletterd vertrouwen werd weggedragen.
  
  'Dit is uitstekende cognac,' zei ik tegen Hassoek, en dronk mijn glas uit. Hij glimlachte breed en wisselde een blik uit met Karana. Haar gezicht was nog steeds een gladde, uitdrukkingloze studie in volmaaktheid.
  
  'Ik geloof dat we zaken kunnen doen, Carter,' zei hij.
  
  Ik knikte, en probeerde het misselijke gevoel dat was ontstaan door de afkeer van mezelf, te onderdrukken. Het was gelukt. Hassoek begreep meedogenloosheid. Hij begreep immoraliteit. Voor hem was het een bewonderenswaardige combinatie van eigenschappen. Ik dwong mezelf niet te luisteren naar Judy's gesnik dat nog in mijn oren weerklonk, niet meer de verbijsterde blik in haar ogen te zien. Ik zou proberen het haar te vergoeden eer deze zaak was afgelopen, beloofde ik mezelf, en wendde mijn blik naar Karana. De beheerste sensualiteit van de vrouw was fantastisch, als het latente gevaar in een oerwouddier.
  
  'Er is natuurlijk meer dan die kwestie met Danvers,' merkte ik nonchalant op. 'Als ik meedoe, moet ik alles weten.'
  
  Hassoek scheen gaarne bereid en zelfs trots om me alles te laten zien. Ik had de proef doorstaan, voorlopig tenminste. Tot ik zou blijken vals te zijn, zou hij met me meespelen.
  
  'Ik zal je in het kort onze organisatie laten zien, dan moet ik terug naar mijn gasten,' zei hij. 'Karana gaat met ons mee. We opereren op het hoogste niveau, Carter, maar zoals in de meeste organisaties hebben we onze minder spectaculaire nevenbranche, in dit geval de gewone slavenhandel.'
  
  Toen hij zag dat ik mijn wenkbrauwen even optrok, lachte hij diep in zijn keel, een lach die zich door de lagen vet omhoog worstelde.
  
  'Je hebt een afkeer van de gewone slavenhandel,' zei hij. 'Jullie moderne westerse afkeer van de slavenhandel zegt nee. Nou, wij onderhouden het meer als een gerief voor oude leveranciers en klanten dan iets anders, maar je moet niet vergeten dat de slavenhandel een oude traditie is, die ook in jouw wereld niet onbekend was.'
  
  Ik keek hem strak aan, maar hij maakte geen grapje. 'Jullie in het westen houden jezelf graag voor de gek dat alleen achterlijke, primitieve volkeren de slavenhandel bedreven. Niets is minder waar. De oude Grieken, die jullie vereren om hun tijdloze wijsheid en filosofie en geleerdheid, beschouwden de slavenhandel als een onderdeel van de dagelijkse maatschappij. De Romeinen met hun ongeëvenaarde bijdragen aan de westerse cultuur op het gebied van architectuur, regeringsvorm en wetten, hadden hun enorme rijk op de slavenhandel gebaseerd. Maar zover hoef je niet terug te gaan. Jullie eigen Amerikaanse Grondwet, die weergalmt van woorden over vrijheid, is opgesteld door mannen die er kennelijk geen tegenspraak in zagen om slaven te houden. En de tijd breekt aan waarin de wereld misschien weer gaat inzien dat de slavernij een plaats in het leven heeft.'
  
  'Intussen zetten wij de oude traditie voort, hè? zei ik. 'Met winst.'
  
  'Altijd met winst.' Hassoek lachte. 'Kom. Ga mee naar het andere gebouw.'
  
  Hij ging me voor, met Karana naast zich. Ik liep een stukje achter haar en keek naar de zacht deinende bewegingen van haar billen in de gouden jurk. Ik was er van overtuigd dat ze volstrekt niets onder de jurk droeg, en toch was er niets om de soepele, vloeiende contouren van haar lichaam te onderbreken, zelfs niet de vage projectie van een tepel.
  
  We liepen langs de waskamer in het tweede gebouw waar ik al een keer was geweest, en door een korte gang die opeens uitkwam op een aantal op cellen lijkende ruimten van steen, waar geen tralies aanwezig waren. In de muren waren kluisters geschroefd. Aan tegenoverliggende muren was een rij mannen en een rij vrouwen geketend. De mannen, voornamelijk Arabieren, Chinezen en Afrikanen, waren naakt. De vrouwen droegen dunne kielen van jute, zakken die aan de zijkanten open waren.
  
  Ik vroeg waarom de mannen naakt waren en Hassoek zei:
  
  'De eunuchen willen zich graag vermaken. Maar ze hebben opdracht de koopwaar in geen enkel opzicht te beschadigen.'
  
  Terwijl we tussen de rijen gevangenen doorliepen, zag ik dat Karana met brandende ogen naar de genitaliën van de mannen staarde. 'En soms,' zei Hassoek, terwijl hij haar een zijdelingse blik toewierp, 'soms is er eentje bij die we zelf een poosje bij ons houden.'
  
  Ik luisterde terwijl Hassoek me inlichtte over de huidige prijzen van een goede slaaf en een goede werkslavin. De handel vond voornamelijk plaats in het Midden Oosten. 'Karana zou graag zien dat ik de gewone slavenhandel opgeef,' zei Hassoek. 'Maar ik vind het nodig. Het betekent de toegang tot vele andere mogelijkheden voor ons. Misschien zullen we het op zekere dag wat verminderen of deze afdeling overdoen aan een concessionaris.'
  
  Hij was zich volstrekt niet bewust van de monsterlijke incongruentie van zijn gebruik van moderne zakentermen met betrekking tot de handel in mensenlevens. Maar was het wel zo incongruent, vroeg ik me af. Hij paste slechts moderne zakenpraktijken toe op een oude handel, had zijn operatie alleen maar gemoderniseerd. Zoals alles in dit land, leek het incongruente heel redelijk.
  
  'Nu naar beneden, naar de kerkers,' zei hij, en ging me voor op een brede stenen trap en door een deur die werd bewaakt door een van de eunuchen met naakte borstkas. Het eerste wat ik hoorde toen we een lange, door lampen verlichte stenen kerker betraden, was Judy's stem die opsteeg in een verschrikkelijke gefolterde kreet. Toen zag ik haar, naakt vastgebonden op een langzaam ronddraaiend houten rad. Onder dit rad stond een trog met borrelend, kokend water.
  
  Terwijl ik toekeek gleed Judy over de trog en haar borsten en buik schoven door het water. Opnieuw weerklonk haar gegil. Toen ze uit het water kwam, was het eerste wat ze zag het gezicht van Tomas die naast het rad stond. Drie andere eunuchen stonden bij het wiel om het langzaam te draaien, zodat ze hen stuk voor stuk zag als ze langskwam.
  
  Het rad kwam tot stilstand. Judy werd er afgehaald en naar de muur gesleept waar een hoop stro lag. Er werden boeien om haar polsen gesloten. Tomas drukte met een vinger in een van de rood geworden borsten, en ze gilde van pijn. De kale reus grinnikte.
  
  'Alles wat hier gebeurt wordt zorgvuldig berekend,' zei Hassoek. 'Het bijna kokende water laat geen littekens na. We geven hen medicijnen om dat te voorkomen. Ze voelt alleen de pijn. We mogen de meisjes lichamelijk natuurlijk niet beschadigen.'
  
  'Natuurlijk niet,' zei ik, en moest worstelen om mijn stem in bedwang te houden. We liepen verder en ik zag dat er nog een stuk of tien meisjes in de kerker waren, allen naakt, en allen aan de muren geketend, in verschillende staten van angst en jammerlijke uitputting.
  
  Ik zag hoe Tomas en een van de eunuchen een meisje overeind trokken, losmaakten. Ze deed haar ogen open, zag hen en begon in pure verschrikking te gillen. Tomas keek om naar Hassoek die knikte, en ze sleurden het nog steeds gillende meisje de trap op.
  
  'Ze is bijna onophoudelijk drie, vier dagen lang geslagen,' zei Hassoek, en hij moest het ongeloof in mijn ogen hebben gezien. Het lichaam van het meisje vertoonde geen sporen, was jong en prachtig. 'We slaan haar waar er geen merktekens te zien komen,' legde Hassoek uit. 'Rubberslangen op de voetzolen en het vlezige gedeelte van haar billen en bovenop haar hoofd. Geloof me, we hebben een doelmatige behandeling, zoals haar gegil wel duidelijk maakt. Zie je, de meisjes worden hier gebracht tot een toestand van volslagen lichamelijke en emotionele uitputting. Ze worden hard aangepakt en geterroriseerd en elk pak slaag, elke pijnlijke ervaring wordt toegediend door een man. Waar ze ook kijken, zien ze een van mijn eunuchen, en dan wordt er abrupt een eind gemaakt aan de behandeling en worden ze naar boven gebracht. We passen op de meisjes de nieuwste medische en psychologische kennis toe. Deze meisjes zijn onze speciaal opgeleide werksters. Maar kom, ik zal het je laten zien.'
  
  Hij ging de trap op naar de eerste verdieping van het gebouw. We kwamen in een kleinere ruimte waar zes naakte meisjes op rechte stoelen zaten, elk voorzien van een reeks elektrodes, draden en andere elektronische apparatuur. Hun ogen waren gesloten of half gesloten, en ze schenen in trance te verkeren.
  
  'Ze worden geïndoctrineerd via de methodes van elektronische hersenspoeling,' zei Hassoek. 'Op dit punt, als ze van al hun psychische defensies zijn beroofd door de lichamelijke terreur, wordt hun haat jegens mannen op subtielere manier versterkt. Ze worden geleerd alles te doen wat een man wenst omdat ze weten dat hij er voor zal boeten. Hersenspoeling via deze elektronische methode, op dit punt van psychische weerloosheid, leidt tot absolute controle over het individu.'
  
  Hij liep naar een instrumentenbord en draaide een knop om. Een op de band opgenomen stem klonk uit een luidspreker op het paneel.
  
  'Wanneer is een slaaf geen slaaf?' vroeg de stem. 'Wanneer hij een meester is. Wanneer is een slaaf geen slaaf. Wanneer hij een meester is.'
  
  'Een oud Arabisch spreekwoord,' zei Hassoek en draaide het geluid weg. 'Door deze techniek berusten ze in alles. Ze worden slaven die in werkelijkheid geloven dat ze de meesters zijn over hun haatobject, de man. We verbuigen hun geest, hun psyche onherstelbaar. Na deze fase worden ze naar een ander deel van het gebouw gebracht waar ze alles leren over wat er in deze wereld op het gebied van de erotiek bekend is, waar ze expert worden in het bevredigen van de man, specialistes in alle vormen van de erotiek. Ze worden verwend, met luxe en beloningen waar ze nooit van gedroomd hadden, een abrupte omkering van alles wat ze tot dan toe hebben ondergaan. Het is een gespecialiseerde, praktische toepassing van de moderne technieken van verschrikking, van psychische kwetsbaarheid, beheersing van de geest en beloning.' Hassoek zweeg, en ik was meer dan onder de indruk. Ik was ontzet over de duivelse grondigheid van de man. En ik was er van overtuigd dat dit niet gewoon bestemd was voor ordinaire chantage, of de betrekkelijk geringe winsten van de gewone slavenhandel. Kennelijk stak er zeer veel meer achter.
  
  'Die speciaal getrainde en gedomineerde meisjes worden door jou dus geleverd aan mensen als Danvers,' opperde ik.
  
  'We leveren niet alleen maar, Carter,' zei hij. 'We gaan de klant na en gebruiken dan de meisjes om hem uit te buiten. Met de meisjes die we voor zijn speciale verlangens leveren en met wat zij van de erotiek weten, raken ze verslaafd, even diepgaand als iemand die aan verdovende middelen is verslaafd.'
  
  'En hij wordt jouw slaaf,' besloot ik.
  
  'Precies.' Hassoek knikte. 'Zijn leven, zijn carrière kan op ieder gewenst moment door ons beëindigd worden. Onze meisjes hebben geleerd filmpjes voor ons te verzorgen waar wij een goed gebruik van maken. Maar weet je Carter, de meeste klanten zijn er banger voor dat we hen geen meisjes meer zullen leveren dan dat ze vrezen aan ons gebonden te raken. Zó verslaafd zijn ze.'
  
  'En jij blijft nieuwe meisjes leveren,' zei ik.
  
  'Altijd,' zei hij. 'We durven onze controletechnieken niet langer dan een paar maanden achter elkaar toe te passen, en onze klanten geloven bovendien dat we ons bezighouden met hun smaak voor afwisseling. De meisjes die teruggestuurd worden, danken we meestal af. We hebben ontdekt dat ze geen tweede reeks behandelingen kunnen verdragen.'
  
  Hassoek wendde zich tot Karana. 'Laten we de laatste fase bekijken en dan teruggaan naar de gasten. Ik moet me een poosje met ze bezighouden. En ik moet iemand onder vier ogen spreken.'
  
  Die iemand moest de zogenaamde zelfmoordenaar, Willoets, zijn. Ik volgde hen door weelderige verblijven waar weer andere meisjes, uitnodigend met naakte borsten, zich ontspanden. Opnieuw zag ik de koele, afstandelijke uitdrukking in hun ogen, maar nu wist ik wat het te betekenen had. Ze waren bestuurde wezens, erotische robotten, menselijke wezens wier geest en emoties zo waren genivelleerd dat ze zich maar met één ding bezighielden: seks en zinsgenot. Al het andere - woede, pijn, vernedering, liefde - waren uitgewist door de duivels sluwe technieken die Hassoek had ontwikkeld.
  
  Er kwam tenslotte een eind aan de excursie, en we gingen terug naar de balzaal. Hassoek verliet me onmiddellijk, maar Karana bleef even bij me staan. 'Je staat je mannetje wel, Carter,' zei ze, terwijl ze me bekeek. 'Toen ik merkte hoe je ons om de tuin leidde en onze plannen in de war stuurde, kreeg ik er erg de behoefte aan je te leren kennen.'
  
  Ik keek naar haar volmaakte gezicht waarin elke trek een verfijnd gebeeldhouwd kunstwerkje was, en ze keek me strak aan, met ogen die brandden met een wild, innerlijk vuur.
  
  'Nou, je hebt me leren kennen,' zei ik. 'Teleurgesteld?'
  
  'Dat komt nog wel,' antwoordde ze grimmig. Het was een cryptische opmerking, en ze ging er niet nader op in. Ze liep weg toen een andere gast naar haar zwaaide, en ik pakte een dubbele bourbon en dronk het glas in één teug leeg. Ik had een kijkje gehad in een diabolische hel op aarde, een satanisch huwelijk tussen het verschrikkelijkste van het oude en het nieuwe. Maar Hassoeks informatie had me niet verteld wat ik het liefst wilde weten : de motieven er achter.
  
  Hassoek vond het een leuk spel om van slavinnen meesteressen te maken, begreep ik, maar ik wist dat het niet zó eenvoudig lag. Het was geen toeval dat al zijn klanten mannen in hoge regeringskringen schenen te zijn. Danvers, en nu Willoets, waren nog maar twee voorbeelden. Als ik Willoets te spreken kon krijgen bestond de kans dat ik snel genoeg een aantal antwoorden zou hebben om Judy verdere verschrikkingen te besparen. Bovenal moest ik haar hier bevrijden eer ze haar tot dat emotionele en mentale punt zonder terugkeer brachten. God mocht weten hoe ik ooit weer bij haar in het reine kon komen, haar alles kon doen begrijpen. Maar voorlopig moest ik mijn rol verder spelen. Eén verkeerde beweging, één verkeerde stap, en het zou mijn dood zijn. Ik moest Hassoek laten blijven geloven dat ik een meedogenloze opportunist was, tot ik voldoende in handen had om hem vast te nagelen.
  
  Ik bleef aan de rand van de menigte, zag tenslotte hoe Hassoek zich van de gasten losmaakte en de trap opliep. Tomas volgde hem, als een geruisloze, reusachtige schaduw op blote voeten, in het kielzog van zijn meester die op weg ging naar Willoets. Ik was er zeker van dat de Nederlander zat te wachten in een van de kamers op de eerste verdieping. Ik gleed naar een zijterras dat uitkeek over een dicht met struiken beplante tuin. Gelukkig was het terras verlaten.
  
  Ik zette mijn glas op de stenen balustrade, liet me over de reling glijden, en viel de paar decimeter in de tuin. Ik rende langs het huis waar een donkere hoek, ver van de lichten van het feest, opdoemde.
  
  Ik was dankbaar voor de Arabische architectuur met zijn voorliefde voor lijsten en nissen en booggewelven. Ze boden me een flinke steun als plekken om houvast voor handen en voeten te krijgen. Ik klom als een kever tegen de hoek op, langzaam en centimeter voor centimeter. Langs de eerste verdieping van het huis liep een lang balkon. Ik wrikte me naar de reling en trok me er overheen.
  
  De boogramen waren niet op slot, en ik tastte in een donkere kamer een weg naar een schemerige gang. Van de andere kant van het huis, ver weg, klonken de geluiden van het feest, en ik zag de weerkaatsing van de lichten. Ik ging die richting uit en passeerde aan het einde van de gang een indrukwekkend trappenhuis. Aan beide zijden lagen kamers. Willoets en Hassoek moesten zich in een van de kamers bevinden.
  
  Het was niet moeilijk er achter te komen welke. Hun stemmen klonken luid en woedend, vooral die van Hassoek.
  
  'Wat een enorme stommiteit om hier te komen!' hoorde ik hem zeggen, terwijl ik me tegen de gesloten deur platdrukte, en toen hoorde ik Willoets antwoorden:
  
  'Ze vinden dat lichaam in mijn huis in geen dagen. Ze zullen het zelfmoordbriefje dat ik op kantoor heb achtergelaten de komende drie dagen zelfs niet vinden. Mijn secretaresse is weg op een long weekend. En ik heb het huis persoonlijk in brand gestoken. Alles is mooi geregeld, precies volgens plan.'
  
  'Waarom ben je dan niet in het hotel gebleven, zoals we hadden afgesproken?' riep Hassoek. 'Ik had je gezegd dat ik mijn mannetjes zou sturen om je daar naar toe te brengen.'
  
  'Maar ze kwamen niet en ik begon ongerust te worden.' De Nederlander jammerde nu. 'Je had me beloofd dat ze gisteravond zouden komen. Je had beloofd dat ik de rest van mijn leven goed zou zitten. Dat ik Kitty en Suzie en Anna zou krijgen - wie ik maar wilde. Ik heb me aan de afspraak gehouden, maar toen kwam er niemand om me op te halen. Natuurlijk werd ik ongerust!'
  
  'Mijn mannen waren alleen maar even opgehouden, meer niet,' zei Hassoek, nu kalmer maar kennelijk met afkeer. 'Ik hou mijn belofte, beste kerel. Wacht hier nog even, dan zullen we je veilig wegbrengen.'
  
  Hassoek ging over op Arabisch tegen Tomas, en ik keek wild om me heen naar een plek waar ik me kon verstoppen. De enige kans was een gesloten deur aan de andere kant van de gang. Ik dook er op af. Als de deur op slot was of als er iemand in de kamer was, had ik het gehad. Maar de deur was niet op slot en de kamer was donker en verlaten. Ik hurkte bij de op een kier staande deur en loerde naar buiten. Hassoek was behulpzamer dan hij wist. Hij kwam met Tomas uit de andere kamer, en ze stonden op slechts enkele centimeters afstand van waar ik hurkte, en Hassoek sprak zacht en kortaf.
  
  'Laat hem door twee mannen naar de kelder brengen waar de tapijten klaar liggen om naar sjeik Al Habib Haba gebracht te worden,' zei Hassoek. 'Ze moeten hem doden en in een van de tapijten wikkelen. De karavaan komt morgen. Hij vertrekt met de rest van de tapijten. Ik zal een boodschapper naar de sjeik sturen, met mijn verontschuldigingen. Al Habib Haba zal het begrijpen. Ik heb hem vele diensten bewezen.'
  
  'Goed, meester,' antwoordde de euneuch. Ik bleef gehurkt zitten terwijl hij en Hassoek door de gang wegliepen.
  
  'Neem de achtertrap aan het eind van de gang,' hoorde ik Hassoek zeggen.
  
  Ik wachtte tien seconden nadat ze naar de andere kamer waren teruggegaan, rende toen door de gang naar die achtertrap. Het was een bijna verborgen, smalle stenen trap in de hoek van de muur waar de gang ten einde kwam. Ik daalde af over de smalle, vochtige wenteltrap. Op de begane grond was een overloop, en vandaar draaide hij verder omlaag. Opeens zag ik een deur voor me. Ik duwde hem voorzichtig open en ik bevond me niet, zoals ik had verwacht, in de kelder, maar in een lage tussenruimte onder het huis. Ik draaide me om en wilde naar buiten gaan, maar van deze kant kon ik de deur niet openen, omdat er geen hendel was.
  
  'Verdomme,' vloekte ik. Kennelijk had ik te laat beseft dat de toegang tot de kelder was geweest om op de begane grond de wenteltrap te verlaten en een andere weg te nemen. Ik wilde hard lopen, wat niet erg goed lukte, omdat ik me moest bukken. Ik ontdekte dat ik in een donker labyrint van gangetjes, rioolbuizen en uitlaten onder het eerste huis was.
  
  Ik voelde me als een muis in een laboratoriumdoolhof, waar ik onhandig gebukt van de ene gang naar de andere rende, en steeds kwam ik op een doodlopend eind of weer een andere doelloze gang uit. Intussen werd Willoets naar de kelder gebracht om vermoord te worden en dat wilde ik voorkomen. Als ik de Nederlander bijtijds kon bereiken, was ik er van overtuigd dat ik de hele zaak nu open kon leggen, eer het verder ging, eer Judy nog meer martelingen moest doorstaan. Maar ik zat hier in de val, in deze vervloekte duistere gangen, waar ik rondtastte en -struikelde in mijn vermoeiende bukhouding.
  
  Die verdomde trap had tot hier geleid en die verdomde deur ging maar naar één kant open, dus moest er nog een andere uitweg zijn. Ik rende sneller, stootte van de ene ruwe muur tegen de andere, en terwijl de kostbare seconden verstreken, draafde ik wild van de ene gang naar de andere. Ik begon razend te worden. Niet alleen verspeelde ik mijn kans om Willoets te redden en deze zaak te ontmaskeren, maar vroeg of laat zou Hassoek of Karana naar mij gaan zoeken onder de gasten. Als ik hier nog in de val zat als het feest afliep, kon ik net zo goed hier blijven.
  
  Opeens, terwijl ik langs een van de muren tastte, besefte ik dat hij koud was. Dat kon maar één ding betekenen: het was een buitenmuur. Ik liep snel verder en tastte met beide handen als een blinde. De muur werd kouder en opeens botste ik aan het eind van de gang tegen een andere muur. Ik voelde een deur, alweer zonder hendel of knop. Ik duwde er tegen en hij ging open, en ik bevond me buiten, in de avondlucht.
  
  Ik zag dat ik me in een ondiep ravijn bevond, een soort drainagesloot die achter het hoofdgebouw omliep. Ik volgde de sloot en liet me plat op mijn buik vallen toen er, bijna recht voor me, een deur openging en twee eunuchen naar buiten stapten. Ze liepen naar een korte trap recht tegenover de deur en verdwenen in het terrein boven me.
  
  Ik wachtte een ogenblik, liep toen naar voren. Deze deur had wel een kruk, en hij ging open toen ik er aan trok. Ik was kwaad om wat er, zoals ik wist, al gebeurd moest zijn, maar ik moest me er van overtuigen. Ditmaal kwam ik in de kelder terecht, waar zo'n twee dozijn stijf opgerolde tapijten op de grond lagen. Aan de uiteinden waren er dikke proppen papier ingestopt en elk tapijt was met drie touwen dichtgesnoerd.
  
  Het zou niet sneller zijn om de papierproppen er uit te trekken dan om de touwen om de tapijten door te snijden, maar het zou later tijd besparen als ik ze weer allemaal zou moeten oprollen. Als ik te laat was - en ik was er nu erg zeker van dat ik dat was - wilde ik alles keurig achterlaten.
  
  Ik was ongeveer halverwege de verzameling tapijten toen ik hem vond. Ik had prachtige Arabische, Chinese, Armeense, Afghaanse en Perzische tapijten bekeken. Ze hadden Willoets in een hoogpolig Perzisch tapijt gewikkeld. Ik rolde het kleed uit en zag het keurige gaatje in zijn overhemd. Ze hadden er zelfs een pleister op geplakt, zodat het bloed geen vlekken op het tapijt zou maken. Ik drukte mijn wang tegen zijn lippen, voelde vaag zijn adem. Hij leefde zowaar nog, weliswaar nauwelijks, maar hij was toch in leven.
  
  Ik masseerde zijn polsen en nek. Ik bracht hem in zittende houding en sprak tegen hem. Zijn oogleden knipperden en gingen toen open, zijn droge lippen bewogen geluidloos.
  
  'Willoets,' zei ik. 'Luister naar me, man. Waar waren jij en Hassoek bij betrokken?'
  
  Ik gaf hem een paar zachte tikken en zag de ogen flakkeren. Hij probeerde te praten, en vormde een paar woorden.
  
  'Ging het alleen om de vrouwen?' vroeg ik in zijn oor. 'Probeer je hoofd te bewegen in plaats van te praten.' Willoets probeerde het. Hij begon met zijn hoofd te schudden om 'nee' te zeggen, althans dat dacht ik. Ik wist het niet zeker. Zijn hoofd draaide half opzij, viel toen achterover in de slapheid van de dood. Ik boog me weer over hem. Er ontsnapte geen adem meer aan die droge lippen. Hij was dood, en ditmaal werkelijk.
  
  Ik rolde het tapijt weer op met zijn grimmige lading er in en bond de touwen vast. Ik stopte de proppen papier weer in de uiteinden. Niemand zou kunnen zien dat het tapijt aangeraakt was.
  
  Ik verliet de kelder en ging de trap op naar buiten. Bepaalde dingen begonnen duidelijker te worden. Maar ik had nog niet genoeg om het openlijk tegen Hassoek op te nemen. Ik moest nog steeds echte bewijzen in handen krijgen - als ik nu iets probeerde zouden ze zich pijlsnel van het lijk van Willoets ontdoen. Maar ik begon inzicht in het totaalbeeld te krijgen.
  
  Hassoek met zijn bestuurde slavinnen en Willoets met - wat? Met een bijzonder belangrijke hoeveelheid informatie. Informatie die miljoenen waard was. Het was, bijvoorbeeld, algemeen bekend dat de Internationale Wapencommissie wilde proberen bepaalde landen een wapenembargo op te leggen, landen die naar men meende een bedreiging voor de vrede in een bepaald gebied vormden. Als Willoets van tevoren informatie aan Hassoek had verstrekt over de landen die door het embargo zouden worden getroffen, kon die informatie voor miljoenen aan de betrokken landen worden verkocht. Het zou hen in staat stellen militaire uitrusting aan te schaffen eer het embargo werd aangekondigd, om munitie en wapens op te slaan en de uitwerking van een embargo te niet te doen.
  
  En dat betekende dat de operatie van Hassoek zich op twee gescheiden maar met elkaar verbonden niveaus bewoog. Zijn slavenhandel was het ene niveau, en hij gebruikte zijn slaven - en zijn seksrobotten - om veel groter en dodelijker werk te doen. Ik liep naar de voorkant van het huis en glipte naar binnen. Eén ding was uiterst belangrijk. Ik had entree tot de intieme kring. Daar moest ik, koste wat het kost, blijven tot ik het bewijsmateriaal had om Hassoek vast te nagelen.
  
  De gasten begonnen te vertrekken, en ik zag Karana alleen bij de brede trap staan. 'Ik heb je gezocht,' zei ze, me aankijkend.
  
  'Ik was buiten, in de tuin,' loog ik met een vriendelijke glimlach.
  
  'Nu je een van ons bent, blijf je hier,' zei ze. 'We zullen morgenochtend je spullen laten ophalen. Ik zal je je kamers wijzen.'
  
  Toen we de trap opgingen zag ik de kale reus, Tomas, die naar me keek, en als blikken werkelijk hadden kunnen doden, zou ik ter plekke doodgevallen zijn. Ik had een gevaarlijke vijand gemaakt.
  
  Karana ging me voor naar een elegante suite, met weelderige gordijnen en dikke tapijten en een enorm bed. Wat ze ook mocht zijn, ze was niet een van Hassoeks meisjes met de lege ogen. De hare fonkelden en brandden en verslonden me terwijl ze me van top tot teen bekeek.
  
  'Daarstraks zei je dat je in me teleurgesteld zou worden,' herinnerde ik me. 'Wat bedoelde je daar mee?'
  
  Haar ogen hielden mijn blik vast met die vreemde, brandende intensiteit. 'Als ik vannacht terugkom zul je het ontdekken,' antwoordde ze, draaide zich abrupt om en gleed de kamer uit als een lenige, gouden panter, waarbij haar borsten onder de gouden japon deinden.
  
  Er was een kastje met flessen drank in de suite, en ik schonk me een borrel in, kleedde me uit en liet me op het grote, zachte bed zakken. Ik had de lichten uitgedaan en was aan het wegdoezelen toen ik de deur hoorde opengaan. Ik ging zitten en in het maanlicht dat door het boograam naar binnen viel, zag ik Karana's lange gestalte met het zwarte haar hoog op haar hoofd gestapeld naar het bed toekomen. Ik ging afwachtend weer liggen. Het goud van haar japon schitterde in het maanlicht toen ze naderbij kwam. Ik verroerde me niet en maakte geen geluid terwijl ik toekeek hoe ze naar het bed kwam, en haar ogen fonkelden onaards helder in het zachte maanlicht. Ze hief haar armen op en trok de japon uit, en ik zag dat ze een doorzichtige body-stocking droeg. Ze bracht haar handen naar achteren, trok het ding omlaag en stapte er uit, en daar stond ze voor me, een godin met prachtige grote borsten die hooggeheven waren als van een meisje met kleine borsten. Haar brede, vrouwelijke heupen, haar platte buik die opwindend overging in de donkere driehoek van begeerte.
  
  Ik zwaaide mijn benen over de rand van het bed en stond op, terwijl ik een brandende hartstocht in me voelde opstijgen. De verschrikkelijke, verslindende sensualiteit van de vrouw overviel me en sleepte me mee. Toen stak ze haar handen naar me uit en nu stond er een verschrikkelijke drang in haar ogen te lezen. Ik stak een hand tussen haar benen, tilde haar op en gooide haar op het bed.
  
  Ik sprong op haar en ze klauwde naar me, niet om me weg te jagen maar om me naar zich toe te trekken. Haar stevige borsten smakten tegen mijn borstkas, en ik zocht haar grote, ronde tepels met mijn lippen. Terwijl ik er langzaam op zoog, begon Karana haar bovenlichaam op het bed te bewegen, en ze gleed heen en weer in een subtiel ritme, in de maat met mijn mond op haar borsten. Ze zei geen woord, maar haar lippen maakten dierlijke geluidjes van genot, en dat spoorde me aan.
  
  Ze wierp zich op me, verkende mijn lichaam met haar lippen. Haar handen begroeven zich in mijn rug, brachten bloed tevoorschijn. Haar prachtige lichaam kon niet wachten en ze joeg ons beiden voort in een wervelwind van begeerte. Karana draaide zich naar me toe, en terwijl ik haar nam sprak ze haar eerste woorden tijdens het liefdesspel, een smeking en een bevel, een hoop en een begeerte.
  
  'Harder,' hijgde ze. 'Meer ... meer. Wees niet bang,' Ze stootte haar heupen naar voren in krampachtige, snelle bewegingen, en ze rekte en spande zich, en het was duidelijk dat er geen tederheid en subtiliteit met Karana mogelijk was. Ze wilde slechts kracht voelen, bijna wrede kracht, en ik kwam met driftige stoten in haar neer.
  
  Ik zag haar serene gezicht openbreken in een kreet, die ze met opgetrokken lippen slaakte. Ik vertraagde mijn ritme, en ze kreunde en smeekte. Ik vertraagde nog meer en haar opgewondenheid was iets dat ik nog nooit had meegemaakt. Opeens veranderde ik van ritme en stootte snel en hard toe.
  
  Ze reageerde als op een zweepslag met een kreet en drukte haar nagels in mijn rug, en nog steeds hield ze zich in of kon de piek niet bereiken. Ik had nooit een vrouw meegemaakt die het langer volhield dan ik, maar deze deinende, jachtende godin wilde meer en meer hebben, en nu brak ze uit in diepe, kelige snikken die ergens uit haar binnenste werden losgerukt. En toen begreep ik wat ze had bedoeld met haar opmerking dat ze er zeker van was teleurgesteld te zullen worden.
  
  Ik werd kwaad, spande al mijn spieren, en paste een andere techniek toe. Een ritme waarbij ik me langzaam haastte. Ik voelde dat haar lichaam reageerde, zag dat haar lippen verbaasd vaneen gingen alsof ze opeens dingen voelde die ze nog nooit gevoeld had. Haar ogen vlogen open en nu zag ik er protest in. Ze zeiden me te stoppen, en ik zag angst in de glinsterende diepten.
  
  Maar ik hield niet op. Ik drukte sneller en sneller door, zonder me echt te haasten. Haar ogen gingen wijd open en haar lichaam begon te trillen en toen, met een kreet die terugging tot de donkere oudheid, de baarmoeders van primitieve vrouwen, bereikte ze haar climax en haar schreeuw hing in de nacht, een geluid dat ze nog nooit een man had laten horen.
  
  Ik gleed van haar af en ze bleef liggen met open ogen en keek me aan met een angst die dieper ging dan gewone angst, een uitdrukking die ik nog nooit in de ogen van een vrouw had gezien. Tenslotte kwam ze sprakeloos overeind, trok haar japon aan en keek op me neer zoals ik op het bed lag. Behalve de angst in haar blik zag ik haat en een ongelovige frons. Ze keek me lange tijd aan, draaide zich toen om en vertrok, nog steeds niets zeggend.
  
  Ik bleef liggen nadat ze was weggegaan en dacht er over na. Woede als er dankbaarheid had moeten zijn. Angst als er genot had moeten zijn. Ik was benieuwd wat dat te betekenen had, en ik had het gevoel dat het niet plezierig zou zijn als ik er achter kwam.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Onder het voorwendsel dat hij wilde dat ik alle fasen van de operatie zou leren kennen, speelde Hassoek een spel van attent afwachten, 's Ochtens kreeg ik de kerkers weer te zien, ditmaal vergezeld van Tomas. Terwijl hij zwijgend op blote voeten voor me uitliep, bekeek ik die brede rug en bewonderde de golvende spieren. De forse eunuch had de leiding beneden, en hij schiep een duivels plezier in zijn werk met Judy. Ik wist dat martelingen bij vele eunuchen de seks vervingen, maar terwijl Tomas de voorgeschreven folteringen op Judy toepaste, gleden zijn ogen voortdurend naar mij. Hij keek uit naar enig teken dat mijn gevoelens zou verraden, dat de misselijke, kille smart in me zou weerspiegelen.
  
  Judy, die het grootste gedeelte van de tijd voldoende bij bewustzijn was om mij te kunnen zien, toonde aanhoudend een gebroken hart in haar ogen, bijna alsof lichamelijke pijn haar niet kon raken. Maar de lichamelijke pijn raakte haar wel, en haar jammerlijke kreten tolden rond in mijn hoofd als stekende pijlen van schuld.
  
  Ik was opgelucht toen Hassoek laat in de ochtend verscheen en me mee naar boven nam om me een lading slaven te tonen die voor de gewone markt waren bedoeld. Het waren twee sterke mannen en drie forse meisjes. Ze waren aan handen en voeten gebonden en van een prop voorzien, en werden in een kleine vrachtwagen geladen om vervoerd te worden naar de woestijn waar een kamelenkaravaan hen zou oppikken en naar een zekere sjeik Abdoellah El Kefa brengen.
  
  Hassoek hield een lang verhaal over de keuze van de juiste kwaliteiten in een slaaf voor een man als El Kefa die werk van hen verlangde, geen genot. Hij was er óf van overtuigd dat ik het bedrijf echt wilde leren kennen, of hij was een enorm acteur. Ik was er niet zeker van, dus luisterde ik als een weetgierige leerling. Hassoek werd aan de telefoon geroepen, en toen hij wegliep zei hij dat hij me na de siësta zou zien die over enkele minuten begon.
  
  Ik zag Tomas aan mijn elleboog staan, en de reus begeleidde me nadrukkelijk naar mijn kamers. Niemand had nog gezegd dat ik niet kon gaan en staan waar ik wilde, maar ik had toch het gevoel dat ik op een subtiele manier werd opgesloten. Ik kleedde me uit en ging op het bed liggen in de middaghitte die het huis beukte.
  
  Ik had mijn ogen nog niet lang gesloten toen Karana de kamer binnenkwam. Ze droeg een witte rijbroek en een witte bloes. Haar ogen kleefden zich aan me vast en brandden met die speciale felheid die ik nu herkende als pure lust die, tot de afgelopen nacht, nog nooit was bevredigd.
  
  'Ik heb begrepen dat je niet teleurgesteld was,' zei ik nonchalant.
  
  Ze gaf geen antwoord maar knoopte haar bloes open, stapte uit de rijbroek en kwam op me af. Alleen al het zien van haar wellust had mijn bloed aan het koken gebracht, en de druk van haar borsten tegen mijn borstkas was meer dan genoeg. Ik gooide haar op het dikke tapijt. Ze bleef daar liggen, trillend, bevend, verlangend, maar haar ogen waren vervuld van haat.
  
  'Nee,' murmelde ze. 'Nee,' terwijl haar lichaam om het mijne smeekte. Ik liet me op haar vallen - naakt vlees, naakte begeerte, een ongeremde intensiteit, een hitte die een schokgolf door mijn lichaam zond die ik niet kon bedwingen. Ik nam Karana wild, zag haar prachtige gezicht gespannen en bang worden tot opnieuw tenslotte die oerkreet klonk, die gerekte, ademloze gil van nederlaag en extase.
  
  Met trillend lichaam kwam ze op een elleboog overeind en bekeek me met ongeloof en haat. 'Je hebt het weer gedaan,' zei ze. 'Alweer.'
  
  Ze trok haar kleren aan, draaide zich naar me toe en ik zag een bange triestheid in haar ogen, afgezien van de kille woede. Toen beende ze de kamer uit. Ik liep naar de deur terwijl ik mijn broek aantrok en zag haar naar Hassoeks privéverblijven gaan. Ik fronste. Ik begreep deze vrouw volstrekt niet, maar besloot haar te volgen.
  
  Ik kwam tot de hoofdgang, zag de schildwacht die ze had gepasseerd en gleed naar een rij boogramen. Ze bevonden zich in een muur van Hassoeks verblijven. Onder de ramen liep een brede richel van rosé marmer. Op handen en knieën, met laaggehouden hoofd, kroop ik langzaam over de richel, blij dat het siësta was en niemand zich in de binnenhof of de tuinen zou bevinden. Ik kroop door tot ik de stem van Karana hoorde, ging toen plat op de richel onder het raam liggen.
  
  'Ruim hem uit de weg,' hoorde ik haar zeggen. 'Ontdoe je van hem.'
  
  'Waarom vertrouw je hem niet?' vroeg Hassoek. 'Je hebt me geen reden genoemd, en hij heeft de proeven die we hem hebben opgelegd zeker doorstaan. Ik denk dat hij buitengewoon waardevol voor ons kan zijn. Hij is meedogenloos, zonder principes, het soort man dat we nodig hebben. En mag ik je er aan herinneren dat de brief er ook nog is?'
  
  'Waag het er op met de brief,' zei ze. 'Misschien bluft hij alleen maar.'
  
  Haar stem was gespannen, haar toon bitter. Ik fronste. Ik begreep haar volstrekt niet.
  
  'Om de een of andere reden ben je van streek, mijn beste,' zei Hassoèk. Ik kon me voorstellen hoe zijn oogjes heen en weer dartelden. 'Breng hem naar het strafbad en laat hem zien wat er gebeurt met mensen die proberen Hassoek om de tuin te leiden. Intussen zal ik er over nadenken, maar ik doe niets overhaast.'
  
  Ik hoorde Karana snuiven. Ik kroop achterwaarts terug over de richel, kwam bij het raam waar ik door was gekropen en klauterde weer naar binnen. Ik haastte me door stille gangen terug naar mijn kamers, terwijl ik snel nadacht.
  
  Waarom was ze zo vastbesloten me uit de weg te laten ruimen? Ik was er zeker van dat ik haar bevredigd had zoals niemand het ooit gedaan had, misschien voor het eerst in haar leven. In feite had ik gedacht dat dit me de overhand op haar zou geven. In plaats daarvan wilde ze me dood hebben. Het klopte niet, om maar te zwijgen van het feit dat het me een deuk in mijn ego gaf. Ik dacht er, me aankledend, nog steeds over na toen ze mijn kamers binnenkwam.
  
  'Kom met me mee,' zei ze. Ze draaide zich abrupt om, maar ik pakte haar bij de schouders en onmiddellijk begon ze te beven. Ze trok zich los. 'Kom,' zei ze. 'Deze kant.'
  
  'Vertel me nou niet dat je teleurgesteld bent,' zei ik tegen dat prachtige, serene profiel. Ze draaide zich met duistere, bange ogen om en keek me aan. Maar ze zei niets, en beheerste zich met kennelijke inspanning terwijl ik haar volgde naar een vierkante zaal die bijna geheel werd ingenomen door een zwembad.
  
  'De twee meisjes die hier direct komen,' begon Karana, 'hadden een complot beraamd om te ontsnappen, naar we vernomen hebben.'
  
  'Is er iets misgegaan met jullie techniek van hersencontrole?' vroeg ik droog.
  
  'Kennelijk,' zei ze. 'Niets is volmaakt. Het systeem dat we op hen toepassen is hetzelfde als we toepassen op de meisjes die we terugbrengen en die geen nut meer voor ons hebben.'
  
  Het gesprek werd afgebroken toen de deur openging en de twee meisjes, gehuld in dunne jurkjes, binnenkwamen. Karana gaf hen opdracht zich te ontkleden en in het water te gaan. Ze keken nieuwsgierig naar mij en volgden haar instructies gehoorzaam op. Het water zag er uitnodigend uit.
  
  Karana was naar een reeks hendels in de muur gelopen. Ze trok hard aan een van de hendels. Ik keek toe, maar zag niets ongewoons. De twee meisjes zwommen lui in het midden van het bad. Toen zag ik aan de overkant opeens kolkend water dat in het bad bruiste. Vervolgens zag ik de donkere vormen, twee, drie, vier, vijf stuks. Grote zeeschildpadden, elk ruim vijfhonderd pond zwaar. De meisjes in het bad hadden de onderwatermonsters nu opgemerkt. Ze gilden en zwommen naar de rand, maar Karana had het trapje waarlangs ze waren afgedaald ingetrokken en de rand van het bad was te hoog om zich op te trekken.
  
  Ik wist wat dergelijke reusachtige zeeschildpadden konden doen, kende de kracht van hun fantastische kaken. Ze konden een dijbeen vermorzelen alsof het een zuurstok was.
  
  'Ze hebben in weken niet te eten gehad,' zei Karana rustig. 'Ze zijn uitgehongerd.'
  
  De schildpadden waren langzaam en onhandig op het land, maar in hun natuurlijke element waren ze bliksemsnel. Ik zag dat ze op de hulpeloze zwemsters afgingen. Ik zag dat een van de meisjes werd gegrepen door een enorme schildpad, zag dat haar been er met één beet werd afgerukt terwijl ze gilde. Een tweede schildpad kwam van de andere kant op haar af en beet in haar schouder. Haar gegil ging onder water verloren toen hij haar meetrok. Binnen enkele seconden was het water rood, terwijl de reuzenschildpadden om beurten doken om een hap te nemen, waarbij ze hun slachtoffer letterlijk in stukken scheurden.
  
  'We gebruiken deze schildpadden omdat ze alles verslinden,' zei Karana op zakelijke toon. 'Anders dan sommige vissen die alleen maar het vlees eten, laten zij niets achter. Als ze hier klaar zijn moeten we ze natuurlijk toch nog voederen. Dit is maar een hapje voor ze.'
  
  Het water was nu bijna ondoorzichtig rood en schuimde heftig. Karana liep naar de hendels, haalde de tweede over en het bloederige water begon uit het bad te stromen. Ten slotte was het leeg, afgezien van de schildpadden die op de gladde bodem lagen. Ze hadden, zoals Karana had gezegd, niets achtergelaten. Ze haalde een derde hendel over zodat er spoelwater in het bad stroomde om het schoon te maken. En met een vierde hendel bracht ze vers water in het bad.
  
  'Meestal laten we ze teruglopen naar het secundaire bad waar ze wonen,' zei Karana, en ik zag de open deur naar het aangrenzende bad, dat ook met vers water werd gevuld. 'Maar ik wil je iets anders laten zien.'
  
  Het bad stroomde snel vol, en binnen enkele minuten zwommen de schildpadden weer rond, op zoek naar nieuw voedsel.
  
  'Kijk goed naar ze,' zei Karana, en ik ging aan de rand van het zwembad staan en keek naar de soepel zwemmende reuzenreptielen. Ik wist dat Karana naast me stond, maar in mijn wildste dromen had ik me niet kunnen voorstellen wat ze nu deed.
  
  Ze raakte me met volle kracht, stootte haar schouder tegen mijn rug, en ik voelde dat ik in het bad viel. Toen ik het water raakte werd ik overspoeld door een mengeling van woede, verbazing en, merkwaardig genoeg, ongeloof. Maar ik reageerde ook onmiddellijk met een soort automatisch reddingsmechanisme.
  
  Ik dook naar de bodem van het bad, zwom naar de verste hoek en kwam boven om adem te halen. Het zou de monsters slechts enkele ogenblikken kosten om bij me te komen, om de aanwezigheid van een nieuw slachtoffer te bespeuren. Ik dook weer en zwom naar de bodem. Nu zag ik dat twee van de dieren snelle, zijwaartse bewegingen maakten, zich in het water omdraaiden, het teken dat ze mijn nabije aanwezigheid hadden opgemerkt.
  
  Ik liet Hugo in mijn handpalm glijden en klemde mijn vingers strak om het handvat van de stiletto. Het zou fataal zijn om te wachten op de komst van de schildpadden; ik zou de snelheid van die toeschietende lichamen niet kunnen ontwijken en ik zou binnen enkele minuten aan flarden gescheurd zijn. Ik kwam omhoog onder de voorste schildpad en joeg mijn stiletto diep in de onderkant van zijn keel, en rukte hem omlaag om een diepe snee te trekken. Het bloed spoot in het water, en onmiddellijk schoten de andere schildpadden toe. Ze stortten zich met snelle, bijtende stoten op het gewonde dier met de bloeddorst die zo algemeen is onder water. Terwijl ze de schildpad verslonden, dook ik op onder een van de andere, en stootte Hugo op bijna dezelfde plek naar binnen.
  
  Twee schildpadden schoten nu op hem af, en het water werd weer verduisterd door het bloed. Ik zwom er onderdoor en dook snel naar de bodem en door de nog geopende onderwaterdeur naar het tweede bad. Daar kwam ik boven, en zag dat ik er makkelijk uit kon klauteren. In kooien die in het water hingen, zag ik nog meer schildpadden. Nu ik uit het bad was, zag ik de gesloten deur die naar het eerste bad voerde. Ik deed hem geruisloos open en keek. Karana liep gespannen langs de kant van het bad en tuurde in het bloederige water om te proberen onder de rode laag op het oppervlak te kijken. Ik stapte in haar richting.
  
  'Zocht je iemand?' vroeg ik.
  
  Ze tolde met ongelovig opengesperde ogen om, maar ze had het onmiddellijk door.
  
  'De deur van het tweede bad,' hijgde ze.
  
  'Klopt,' zei ik. 'Je had te veel haast om me kwijt te raken.' Ik liep naar haar toe, en ze deinsde achteruit tot ze aan de rand van het bad stond. 'Waarom, verdomme, waarom?' schreeuwde ik haar toe.
  
  'Je hebt me laten voelen,' fluisterde ze. 'Je hebt me een orgasme bezorgd. Dat was nog nooit iemand gelukt. Als het nog een keer was gebeurd had ik weer naar je toe moeten komen. Ik zou je slavin zijn, voorgoed aan je gebonden zijn, gevangen door iets waar ik geen beheersing over zou hebben. Mij niet gezien. Nooit.'
  
  
  
  Dat verklaarde de angst in haar ogen, de haat. Ik had haar kwetsbaar, menselijk gemaakt, en dat kon ze zich niet veroorloven. Het was haar bescherming geweest nooit door een man te worden bevredigd, en ik had die bescherming kapot gemaakt. Ze was verwrongen, net als Hassoek.
  
  'Hoe wilde je mijn ongeluk verklaren?' vroeg ik.
  
  'Ik wilde hem vertellen dat je had geprobeerd de meisjes te redden omdat je het niet kon aanzien,' antwoordde ze. Ik glimlachte. Ik had opeens beseft dat ik dit slavenspelletje ook kon spelen.
  
  'Maar hier ben ik, levend en wel, Karana,' zei ik, en liep op haar toe. Ik rukte mijn hemd van mijn lichaam en trok aan mijn gulp. 'En ik ga precies doen waar je bang voor bent, Karana. De bordjes worden verhangen. Je zult mijn slavin worden en aan al mijn grillen gehoorzamen. Kijk me aan, Karana. Je bent verloren, net als al die anderen hier, maar verloren aan mij, aan wat ik je kan aandoen.'
  
  Haar ogen, die weer brandden van begeerte en vrees, keken me aan. Haar lippen gingen vaneen en ze dook in mijn richting. Ik zag haar voet wegglippen, haar been raakte de rand van het zwembad, en ze draaide zich om en viel er achterwaarts in. Ik sprong op haar af, maar haar vingertoppen streken langs de mijne en waren verdwenen. Ze gilde toen ze het water raakte, en ik wierp me plat en stak een hand naar haar uit. Maar ze was midden tussen de drie nog levende reuzenschildpadden terecht gekomen. Ze grepen haar, rukten aan haar vlees, en ik keek de andere kant uit. Arme Karana. De prachtige meesteres van een fantastische slavenmarkt die dodelijk beangst was zelf een slavin te worden.
  
  Hassoek ondervroeg me natuurlijk toen ik naar hem toeging. Maar ik vertelde hem de waarheid, althans gedeeltelijk. Dat Karana had geprobeerd zich van me te ontdoen, en toen ze tot haar schrik zag dat ik nog leefde, haar evenwicht had verloren en in het zwembad was gevallen. Hassoek scheen meer geërgerd dan bedroefd of wat dan ook te zijn. De enorme dikke gestalte had geen andere dan zuiver lichamelijke gevoelens.
  
  'We zullen je opleiding moeten versnellen, Carter,' zei hij. 'Ik heb je misschien al gauw harder nodig dan ik gedacht had.'
  
  Tomas had me onbewogen staan bekijken terwijl ik het voorval met Karana vertelde, en ik zag het ongeloof in zijn ogen. Ik glimlachte tegen hem en hoopte dat hij de belofte in mijn ogen kon lezen.
  
  Ik had een poosje vrij, en begaf me behoedzaam naar de kamers van Karana, in de hoop dat ik daar iets onthullends zou vinden. Ze had een enorme, weelderige slaapkamer met kasten vol kleren. Ik stond op het punt weer weg te gaan toen een kleine boekenplank, half verborgen achter een gordijn, mijn aandacht trok. De boeken waren voornamelijk wetenschappelijke werken: Freud, Kreminsha's Studie over Hersenpatronen, de Psychologie van de Discipline door Denova, Pawlow, en een zeer oud boek, getiteld 'Slavenhandel in het Oude Arabië'.
  
  Terwijl ik er in bladerde, zag ik een onderstreepte passage die ik las.
  
  'De oude slavenhandel was een wapen,' las ik. 'De machtige Sultans maakten er veelvuldig gebruik van om de macht te krijgen over Prinsen, Potentaten en Sjeiks. Door hen te voorzien van slavinnen, konden ze zich verzekeren van hun loyaliteit.'
  
  Ik legde het boek neer, en voelde me als iemand die een sleutel heeft gevonden maar niet weet waar hij op past. De oude sultans hielden hun prinsen en woestijnsjeiks via de slavenhandel in hun macht. Ik had in algemene zin wel een idee wie Hassoek in zijn macht hield maar -waarom? Ik had de sleutel, het enige wat ik nu moest doen was het sleutelgat vinden. Dat en concreet bewijsmateriaal. En de tijd drong, niet zozeer voor mij maar voor Judy.
  
  Ik had haar in de kerker bezocht en haar slap tegen de muur zien hangen met van pijn doffe en glazige ogen. Over een dag of twee zouden ze haar overbrengen naar het laboratorium waar de hersens geïndoctrineerd werden. Daar zou ze onherstelbaar veranderd worden. Daar zou ze een van de onherroepelijk verloren zielen met de koele, afstandelijke ogen worden, onverbiddelijk verwrongen in psychologisch en emotioneel opzicht. Ik voelde me op een gekmakende manier ingesloten.
  
  Wat later die dag meende ik geluk te hebben, maar de kans vergleed. Ik was bij Hassoek ontboden. Toen ik in zijn verblijven aankwam, bevond hij zich in de voorste zitkamer, waar hij met Tomas praatte. De kale eunuch keek me vorsend aan.
  
  'Er zijn bijna tegelijkertijd twee dingen gebeurd,' zei Hassoek. 'Prinses Nancy brengt ons een nieuwe groep meisjes. Ik heb ze nodig. Ik krijg steeds meer klanten. En sjeik Al Nassan, een oude woestijnsjeik en leverancier van gewone slaven, heeft bericht gestuurd dat hij een lading voor ons heeft.'
  
  'Wie is prinses Nancy?' vroeg ik.
  
  Hassoek wuifde de vraag bruusk terzijde. 'Voorlopig gaat dat jou niet aan,' zei hij. 'Tomas en ik ontvangen prinses Nancy om de meisjes over te nemen. Jij gaat naar Al Nassan om met hem over de slaven te onderhandelen. Een van mijn eunuchen, die de weg kent, gaat met je mee. Al Nassans meisjes en mannen zijn gewoon stukgoed, met misschien een enkele uitzondering. Je moet ze voor de laagst mogelijke prijs kopen, maar Al Nassan toch tevreden stellen als toekomstig leverancier.'
  
  'Ik zal mijn best doen,' beloofde ik.
  
  'Je vertrekt meteen per kameel en rijdt de woestijn in tot de grens van de Roeb al Khali, de Lege Vlakte. Mijn man wijst je de weg. Bij de derde oase met de olijfbomen tref je Al Nassan aan en voer je je onderhandelingen.'
  
  De dikke, geoliede gier zat daar met een hanger van jade te spelen. Hij was tevreden over zichzelf. Ik werd veilig van honk gestuurd terwijl deze prinses Nancy 'koopwaar' afleverde. Ik dacht snel na. Als ik prinses Nancy met de meisjes kon betrappen, had ik bewijsmateriaal. Het belastende bewijsmateriaal dat ik nodig had: gevangen meisjes die bereid waren te praten. Maar ik werd weggestuurd. Keurig bedacht, maar misschien niet keurig genoeg, dacht ik.
  
  Ik was al druk bezig met een wild, bizar plan. Er was slechts een kans van één op de duizend dat het zou slagen. Maar zoals het er nu voorstond was die kans beter dan alle andere mogelijkheden.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  De zon en het zand waren op de tweede dag versmolten tot één grote, ongebaande niet aflatende, zwijgende vijand. Ik had een Engels legeruniform en een zonnehelm gekregen. De eunuch droeg zijn boernoes en we hadden twee lastkamelen bij ons, afgezien van de dieren die we bereden. Ik was blij dat ik jaren geleden had geleerd een kameel te berijden en me kon ontspannen in de op een schommelstoel gelijkende deinende gang van de grote dieren. We schoten in feite goed op, daar ik er op had gestaan vrijwel onafgebroken door te gaan.
  
  Ik was meer dan dankbaar toen we de derde oase met de olijfbomen zagen. Al Nassan en zijn mannen waren er al met opgezette tenten, terwijl hun magere, afgebeulde kamelen uitrustten. Terwijl we de brandende woestijn doorkruisten had ik plannen gemaakt, en als mijn hoop vervuld werd, als ik goed geraden had, dan had Judy een kans, een ellendig kleine kans, maar toch een kans.
  
  Al Nassans mannen verzamelden zich rond ons toen we aankwamen; een boosaardig uitziende troep messentrekkers wier dolken, pistolen en zwaarden een klein arsenaal vormden. Hassoek had me geloofsbrieven meegegeven, en ik had ze gereed toen ik van de kameel stapte en naar de tent van Al Nassan liep.
  
  De sjeik kwam tevoorschijn, een lange, magere oude man met gouden kiezen tussen lege ruimten en ogen die zo sluw en doortrapt als van een wezel waren, en een geheel bijpassend gezicht. Ik had er geen idee van hoe oud hij was, maar ik wist wel dat zijn lichaam nog sterk en zijn geest geoefend in het sjacheren zou zijn. Hij wist het niet, maar we zouden over verschillende dingen gaan sjacheren.
  
  Hij bekeek mijn geloofsbrieven. We bogen naar elkaar en begonnen aan de aan de onderhandelingen voorafgaande rituelen die bij de Arabieren zo geliefd zijn. De avond werd doorgebracht aan een feestmaal van lamsvlees met rijst en schalen sla, aubergines en vla. Platte stukken brood werden opgevouwen naast het vlees gelegd en er waren uiteraard olijven en dadels. Koffie met gemberwortel besloot de maaltijd, en de sjeik onthaalde me op flatteuze omschrijvingen van' zijn menselijke koopwaar tussen toasts op mijn gezondheid in.
  
  De woestijnsterren schenen al toen de maaltijd was beëindigd, en de avond werd koud. Al Nassan liep met mij naar mijn tent, en we wisten beide dat de volgende ochtend de werkelijke onderhandelingen zouden beginnen. Terwijl hij sprak over zijn langdurige samenwerking met Ibn Hassoek, zag ik een opening en deed mijn eerste zet.
  
  'Prinses Nancy brengt deze week nog meer meisjes naar het huis van Hassoek,' zei ik achteloos, maar mijn blik was op zijn scherpe, sluwe gezicht gevestigd. Zijn glimlach gaf me het eerste, belangrijkste deel van mijn antwoord. Hij wist van het bestaan van prinses Nancy af. Dat werd onthuld door zijn omkrullende lip en een vlietende blik in zijn ogen. Ik begon me opgewonden te voelen. Als hij haar niet had gekend, zou mijn tocht vergeefs zijn geweest. Maar dit was de deur die Ibn Hassoek had laten openstaan, de langdurige bemoeienissen van de oude sjeik met de slavenhandel. Ik vermoedde dat hij alles van prinses Nancy wist en hoe en waar ze te bereiken zou zijn. Maar ik zou tot de ochtend moeten wachten eer ik door de deur kon stappen.
  
  Ik wenste de oude sjeik welterusten en ging mijn tent binnen waar de eunuch van Hassoek al lag te slapen.
  
  De nacht verstreek snél, en ik sliep goed en werd wakker door de felle ochtendzon. Nadat ik me had gewassen met water dat verrassend koel was gebleven in een zak van geitenhuid, ging ik de tent van Al Nassan binnen om zijn handel te bekijken. Er waren twaalf vrouwen, waarvan elf gewone vrouwen waren, maar jong en sterk genoeg. Bij elke vrouw had de oude vos iets te zeggen. Deze stamde uit een toegewijde en loyale familie. Die kon werken als tien kamelen. Deze had zes broers, dus had ze zoons in het bloed. Enzovoorts. Hij bewaarde zijn voornaamste attractie tot het laatst, een jong, niet onaantrekkelijk meisje dat een pond of tien zou moeten aankomen.
  
  'Zij is een maagd,' kondigde de sjeik op gedempte toon aan. 'Een maagd! Die zou overal een fantastische prijs opbrengen. Ik geef mijn oude vriend Ibn Hassoek de eerste kans om haar te kopen. Een maagd, vooral een zo jonge en knappe als deze, is twintig keer de prijs van een gewoon meisje waard. Dat is de absolute waarheid.'
  
  Ik knikte plechtig en instemmend, en gooide toen mijn tweede balletje op. 'Ik heb mijn eigen onderhandelingsmethodes,' zei ik. 'Ik onderhandel niet waar andere oren bij zijn. Als ik onderhandel gaat het alleen tussen u, mij en de slaven.'
  
  'Mijn mannen blijven uit de buurt van de tent,' zei Al Nassan, maar ik schudde mijn hoofd. 'Er zijn altijd oren om te horen en verder te vertellen. Stuur uw mannen weg. Laat ze een woestijnantilope terugbrengen zodat we onze zaken vanavond kunnen vieren. Anders ga ik alleen terug.'
  
  Al Nassan haalde zijn schouders op. Ik was tenslotte de klant en waarom zou hij me niet mijn zin geven? Ik ging met hem de tent uit, en zag hem naar zijn mannen lopen die rond de kamelen groepten. Toen ik zag dat de mannen opstegen, wenkte ik de eunuch van Hassoek om naar onze tent te komen. Ik ging voor hem uit naar binnen. Toen hij binnenkwam, gaf ik hem een zijwaartse karateslag in de nek. Hij viel als een baksteen, en ik gooide hem in een hoek. Hij hoefde eigenlijk niet gebonden te worden. Niettemin bond ik hem met zijn boernoes en stopte een prop in zijn mond. Je leert in dit vak alleen de risico's te nemen die je niet ontlopen kunt.
  
  Toen ik bij de tent van Al Nassan terugkwam, vroeg ik hem alle slaven te verwijderen, behalve de maagd.
  
  'We beginnen met haar omdat zij de meest waardevolle is,' zei ik. 'Ik zal u een goede prijs voor haar betalen, als u me alles wat u weet vertelt over prinses Nancy.'
  
  De ogen Van de oude man glinsterden en zijn gebruikelijke voorzichtige houding liet zich onmiddellijk zien. Maar dat had ik verwacht.
  
  'Kent u prinses Nancy niet?' vroeg hij langzaam. 'Heeft het Ibn Hassoek niet behaagd u over haar te vertellen? Dan kan ik niet over haar spreken.'
  
  'Ik stem in met uw prijs voor de maagd, oude man,' zei ik. 'Vertel me over prinses Nancy.'
  
  Al Nassan begon zich behoedzaam terug te trekken. 'Dit bevalt me niet,' zei hij. 'Als ik u zou vertellen wat uw meester u niet wenst te vertellen, zou Ibn Hassoek me levend laten villen.'
  
  'Genoeg vrouwenpraat,' zei ik kwaad. 'Ik wil alles weten wat u me vertellen kunt.'
  
  Al Nassan kwam met een snelle, lenige beweging overeind, en hij greep het gouden gevest van de dolk aan zijn middel. 'Misschien heeft Ibn Hassoek je niet eens gestuurd,' zei hij.
  
  Ik had gehoopt dat een makkelijke prijs voor de maagd zijn angst zou verdringen, maar ik zag dat ik het mis had. De macht van Ibn Hassoek strekte zich ver uit.
  
  'Hassoek heeft me gestuurd, maar ik ben mijn eigen meester,' gromde ik. 'Vertel het me nu, anders zal ik er voor zorgen dat je botten in de woestijnzon verdrogen.' Zijn reactie was karakteristiek. Geschrokken en verward, kon hij niets anders doen dan toeslaan, aanvallen. Ik zag dat zijn hand de dolk omklemde en uit de schede begon te trekken; toen was ik bij hem en gaf hem korte, felle slagen in de nek. Hij dook in elkaar, wankelde achteruit en ik sloeg hem bewusteloos met een korte rechtse hoek. Ik scheurde repen van zijn boernoes en bond hem stevig.
  
  Hij kwam bij toen ik net klaar was met dit karwei. Hij vervloekte me in pittig Arabisch. Ik zette hem tegen een stapel zadeldekens en liep naar het meisje. Ik trok het eenvoudige kledingstuk dat ze droeg uit en bekeek haar naakte lichaam, bijna jongensachtig, maar toch zeer vrouwelijk - kleine borsten, smalle heupen - aantrekkelijk op een onvolwassen, maagdelijke manier. Doordat haar handen aan de polsen op haar rug waren gebonden, staken haar kleine borsten uitnodigend naar voren. Ik raakte ze aan en voelde dat ze zeer zacht waren. Ik wierp een blik op de sjeik. Hij had zijn ogen bezorgd toegeknepen.
  
  'Raak haar niet aan,' riep hij. Ik grinnikte tegen hem, tilde het meisje op en legde haar op het tapijt dat op het zand lag.
  
  'Vertel me wat je over prinses Nancy weet, anders ontmaagd ik dit verrukkelijke schepseltje,' zei ik.
  
  Al Nassan gilde: 'Laat haar met rust!'
  
  Ik speelde met de borsten van het meisje en haar donkere ogen bekeken me zonder angst. Ik vroeg me af of ze het idee wellicht plezierig vond. Ik liet me op haar zakken. De sjeik brulde woedend.
  
  'Je ruïneert me!' gilde hij. 'Ik smeek je. Ik ben een arme man. Zij is mijn enige kans op een onbezorgde oude dag.'
  
  'Je bent een sluwe oude leugenaar,' zei ik. 'Prinses Nancy, oude man, of over tien minuten zakt haar prijs tienduizend procent.'
  
  'Ibn Hassoek zou me laten doden!' gilde hij. 'Ik kan net zo goed zelfmoord plegen.'
  
  Ik haalde mijn schouders op en zakte verder op het meisje. Ze wikkelde haar slanke benen half om mijn rug. 'Let op, oude man,' zei ik. 'Let op!'
  
  'Goed, goed, hou op! Ik zal je vertellen wat je weten wilt,' riep hij. 'Laat haar met rust.'
  
  Ik trok me terug, en het meisje sloot haar benen. Ik stond op en keek naar de oude sjeik; de zweetdruppels op zijn gezicht waren niet het gevolg van de ochtendhitte.
  
  'Prinses Nancy is een schip,' zei hij nors. 'Oh, moge Allah me de komende dagen doorhelpen en me onttrekken aan de gramschap van Ibn Hassoek.'
  
  'Een schip?' echode ik. 'Waar komt dat schip vandaan?'
  
  'De prinses Nancy bevaart de Rode Zee, van de Golf van Aden tot de privésteiger van Ibn Hassoek net buiten Jidda.'
  
  'Een slavenschip!' Ik floot zacht tussen mijn tanden. Ik dacht razendsnel na. Het was volmaakt, precies het bewijs dat ik zocht. De menselijke lading - nog meer meisjes had Hassoek gezegd - zou gevangen zijn maar niet onder controle van Hassoek staan. Hun verhalen zouden het absolute, verpletterende bewijs zijn.
  
  Ik wilde meer weten, als de oude sjeik inderdaad meer wist, maar ik hoorde het zachte geluid van kamelen die over het zand draafden. Ik rende naar de ingang van de tent en zag de mannen van Al Nassan naar de tent komen. Ik wierp een laatste blik op de sjeik en het met open ogen toekijkende meisje, grinnikte tegen hem, en rende toen naar mijn kameel die in de schaduw van een olijfboom lag. Ik galoppeerde al door de woestijn in westelijke richting naar de Rode Zee toen de anderen het kamp binnenstormden, maar ik wist dat ze me binnen de tien minuten zouden achtervolgen. Mijn kameel was uitgerust en gedrenkt. De hunne zouden vermoeid van de jacht zijn, en ze zouden me niet spoedig kunnen inhalen. Ik haalde de kaart van de streek voor mijn geestesoog en zag dat de dichtstbijzijnde haven in rechte lijn direkt naar het westen lag, de kleine plaats Hali. Daar kon ik te weten komen of het schip Prinses Nancy er op weg naar het noorden was gepasseerd. Toen ik omkeek zag ik een wolk gloeiendheet zand opstijgen en vervolgens de kleine, galopperende zwarte figuren die over een duin kwamen. Al Nassans mannen hadden de achtervolging ingezet, terwijl de oude sjeik hen ongetwijfeld zou aanvoeren.
  
  'Vort! Vort!' schreeuwde ik tegen de kameel en schopte hem hard. Hij versnelde het tempo, maar ik realiseerde me een tekortkoming in mijn gedachtegang. Het dier was inderdaad beter uitgerust, maar zijn ademhaling ging al zwoegend. In de stallen van Ibn Hassoek werd hij goed gevoed en hij was in conditie voor rustige tochtjes, maar hij was niet bestand tegen de snelle galop, de gestage hoge snelheid van de kamelen van de woestijnbewoners.
  
  De zwarte vlekjes werden geleidelijk groter achter me en mijn kameel begon langzamer te draven. In dit ongebaande landschap van zand en nog eens zand was geen plek om me te verbergen. Zelfs de duinen waren slechts lage heuveltjes, in tegenstelling tot de hoge duinen van de Sahara. En toen zag ik het, een brede, bruine kolkende wolk aan de horizon die snel groter werd en vuurschichten uitzond als de zon op de door de lucht stormende zandkorrels scheen.
  
  Het was een zandstorm, miljoenen korreltjes zand die werden meegevoerd door de simoem, de wervelwind van de Arabische woestijn. Ik keek om en zag dat mijn achtervolgers, die nu herkenbare gestalten waren, me met verbazingwekkende snelheid inhaalden. De simoem met de zandstorm bewoog zich naar het noorden, maar ik kon hem ontwijken door mijn koers aan te houden. Maar de ademhaling van de kameel werd steeds zwoegender en Al Nassans mannen zouden me spoedig te pakken hebben.
  
  Ik wendde de teugel en stuurde mijn bulkende en protesterende dier in galop naar het noorden. De enorme wolk veranderde van zilverig bruin in zwart toen we naderbij kwamen, en ik zag dat de anderen volgden. Ik kon me hun ongeloof en consternatie indenken. Eer we de grens van de optorenende zandstorm bereikten, trok ik mijn hemd uit en wikkelde het geheel rond mijn hoofd, liet alleen twee spleten open om door te kunnen zien. Ik spoorde de kameel aan en dook in de storm.
  
  Een miljoen stekende naalden van zand troffen me, en ik brulde van de pijn. Ik sprong van de kameel en we stonden een ogenblik omspoeld door de zwarte wolk en werden gebeukt door de gillende wind. Ik ademde onder mijn hemd. Zonder het hemd zou mijn mond met zand gevuld en mijn gezicht door de scherpe korreltjes opengescheurd worden. Ik trok aan de kameel, en hij had geen aansporing nodig. Hij keerde het middelpunt van de storm zijn rug toe, ging op het zand liggen en draaide zijn lange nek om, teneinde zijn hoofd achter zijn bult te beschermen.
  
  Ik ging naast de massa van zweet doorweekte huid liggen, en begroef mijn gezicht in de flank van de kameel. Als de mannen van Al Nassan ons waren gevolgd, zouden ze ons nooit vinden in deze zwarte wervelstorm van zand. Maar het was onwaarschijnlijk dat ze de storm waren ingereden. De oude sjeik zou niet het onderste uit de kan willen halen. Hij was een praktisch man en nog in het bezit van zijn maagd. Hij kon altijd een of ander verhaaltje voor Ibn Hassoek bedenken, als dat nodig was.
  
  Ik lag naast de kameel en het prikkende, door de wind opgezweepte zand joeg door mijn kleren, en door het hemd dat mijn hoofd bedekte, waar het op mijn gezicht aankoekte. De kameel had zijn ogen met de lange wimpers gesloten en zijn overhangende lippen toegeknepen en kon de storm weerstaan. Ik bleef liggen en verloor alle besef van tijd terwijl de simoem gierde en het zand rond mijn lichaam opjoeg. Ik schudde het af, ging op een andere plek naast het dier liggen en wachtte verder af. De tijd stond stil. De wereld was uitgewist. Er was niets dan prikkend zand, indringend zand, naaldscherp zand dat mijn lichaam een duizendtal kleine snijwondjes bezorgde. En toen het leek alsof mijn huid het niet langer kon verdragen, hoorde ik een zachte fluistering van hoop. Het geprik en geraas werden iets minder, hielden toen op.
  
  Een gelig lichtschijnsel drong door de simoem heen toen de zon zich een weg baande door het rondtollende zand. Ik worstelde me overeind, zwaar van het zand, en met aangekoekte kleren. Ik trok aan de leidsels en de kameel begon zich te ontrollen, schudde zijn massieve bult, en begon op zijn gebruikelijke manier overeind te komen, als een ballon die met lucht werd gevuld en in onverwachte richtingen vorm begon aan te nemen. Ik hield de teugels vast en liep naar de gloed van de zon, terwijl de simoem verder raasde, nu weer als een zilveren wolk aan de horizon. Ik keek achter me. Al Nassan en zijn mannen waren verdwenen.
  
  Ik kleedde me uit, schudde al mijn kleren uit. Ik klopte het klevende zand van mijn lichaam, kleedde me toen weer aan. Mijn lichaam stak door de kleine wondjes die de zandstorm had veroorzaakt, en ik wist dat het geruime tijd pijn zou blijven doen. Ik besteeg de kameel en we sloegen weer een westelijke koers in, in de richting van de Rode Zee en een afspraakje met een prinses.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Het leek een eeuwigheid te duren eer ik door de woestijn was, de passen van de Jabal Hijaz-bergen achter me had gelaten en eindelijk de haven van Hali bereikte. Het was niet meer dan een verzameling vissersboten, met hier en daar een privéjacht en een paar toeristensloepen. Het was avond toen ik arriveerde, en ik bond de kameel vast aan het huis van een man wiens uithangbord vermeldde dat hij pottenbakker was. In de ochtend, als niemand het dier kwam opeisen, zou hij ongetwijfeld tot de conclusie komen dat Allah hem welgezind was geweest. Terwijl ik in de hete zon de woestijn doorkruiste, had Judy het grootste gedeelte van mijn gedachten ingenomen, en ik hoopte dat het niet te laat voor haar was.
  
  Nu, in de koele avond, terwijl ik naar de schepen in de haven keek, concentreerde ik me op de slavenhaler. Ik zag geen schip dat de Prinses Nancy heette, niets dat ook maar op een slavenhaler leek. Was ik te laat? Het was een grimmige gedachte die ik snel van me afzette. Toen, achter de haven, zag ik een schip, niet meer dan een zwarte omtrek, dat geruisloos en zonder lichten voer. Alleen dat al was verdacht. Het schip voer langzaam, zeer langzaam. Ik rende naar het eind van de pier waar een half dozijn feloeks, de hoge Arabische zeilboten, lagen gemeerd. Ik maakte er een los, hees het enigszins kegelvormige zeil, en de avondwind joeg het scheepje kwiek naar bakboord. Geruisloos zeilde ik de feloek in de richting van het langzaam varende schip. Was het de Prinses Nancy, en zo ja, moest ik dan terugvaren en de autoriteiten waarschuwen? Het antwoord op die vraag kwam met verschrikkelijk besef, toen ik me de klassieke reactie herinnerde van de kapiteins van de oude slavenhalers als ze bang waren ontdekt te worden. Ze zetten hun menselijke lading overboord. Ik wist dat hun moderne collega's niet minder meedogenloos zouden zijn. Dankbaar voor de geruisloze zeilboot stuurde ik de feloek naar een punt recht achter het mysterieuze schip. Toen ik naderbij kwam, zag ik dat het een kustvaarder van omstreeks de 1500 ton was, een oude, roestige, geblutste tobbe. Voortgedreven door de avondwind, ging mijn scheepje veel sneller dan het vrachtschip, en ik stuurde tot dicht onder de achtersteven. Langzaam werden de verweerde, afgebladerde letters leesbaar:
  
  'Prinses Nancy - Alexandrië.' Het was een fraaie naam voor de oude tobbe; zelfs in het donker zag ik dat de huidplaten verdacht uitstaken. Het was geen wonder dat het schip zo langzaam voer. De kapitein wilde er ongetwijfeld nog langer mee toe.
  
  Ik stuurde de feloek tot dicht langs de bakboordzijde waar, met voorspelbare slordigheid, de touwladder nog overboord hing. Ik stak mijn arm uit, pakte de ladder met één hand en trok me op, terwijl ik de helmstok van de kleine boot een trap gaf. De feloek zwenkte en voer weg de avond in terwijl ik me vastklemde aan de ladder aan de zijkant van de Prinses Nancy.
  
  Ik klom behoedzaam naar boven en tuurde over de reling. Er was niemand aan dek, en ik klom over de reling en liet me neer op de dekplanken. Ik was er zeker van dat het schip slechts een minieme bemanning had, misschien niet meer dan een half dozijn man plus de kapitein. De verblijven van de bemanning zouden zich vooraan bevinden, vlak onder het dek.
  
  Ik sloop naar voren langs de zijkant van het dekhuis, en gleed tenslotte een deur binnen net onder de brug. Het diepe geraas van de zwoegende oude machine deed het schip trillen, en ik liep door een binnengang, uitkijkend naar tekenen van de menselijke lading van het schip. Ik zag niets, alleen een aantal lege hutten, kasten en opslagruimten.
  
  Ik stopte bij de bemanningsverblijven en hoorde gesnurk. Ik telde zeven gestalten in de kooien en liep verder naar het luik van het voorste ruim. Het was te donker om naar beneden te kunnen kijken, maar ik luisterde naar eventuele geluiden. Ik hoorde niets. Voorzichtig zocht ik mijn weg naar de achtersteven en het tweede ruim. Een toets van de dageraad kleurde de lucht en gaf net voldoende licht om in het ruim te kunnen kijken. Het ruim was leeg, afgezien van enkele kratten en vaten.
  
  De dageraad zei me dat ik moest opschieten. De bemanning zou wakker worden, en ik had nog maar een paar minuten om verder te gaan. Achter de deur van de gang lag een rol stevige waslijn. Ik pakte hem op, sneed het met Hugo in korte stukken en haastte me terug naar de bemanningsverblijven.
  
  Ik glipte als een geruisloze schaduw naar binnen. De dichtstbijzijnde kooi bevatte een stevige neger. Mijn hand greep zijn nek en ik drukte mijn vingers hard op de zachte plekjes achter de oren. De diepe ademhaling van de slaap ging over in het zachte ademen van bewusteloosheid. Ik bond hem snel en ging naar de volgende man.
  
  Ik hoefde er nog maar twee te doen toen een van hen plotseling overeind ging zitten, misschien gewekt door een zesde zintuig. Het was een krachtig gebouwde half-Chinees met een gedrongen lichaam. Toen hij me zag reageerde hij snel. Hij sprong met de voeten vooruit uit zijn kooi en mikte een trap naar me. Ik dook weg en zag dat de laatste man, een donkere Indiër, nu ook wakker was.
  
  De Chinese halfbloed, slechts in een broek gekleed, dook op me af. Ik ving de duik op met een felle uppercut die hem hard tegen de rand van een van de dubbele kooien joeg. Ik liet de uppercut volgen door een linkse hoek en zijn hoofd dreunde weer tegen de kooi. Hij probeerde weg te duiken en als een stier met gebogen hoofd op me af te stormen. Toen hij inkwam, gaf ik hem een slag in de nek, en hij viel neer aan mijn voeten en bleef stil liggen. Ik keek net bijtijds op om de Indiër door de deur te zien verdwijnen. Ik rende hem achterna, maar hij was al aan dek en riep naar de stuurhut waar de roerganger stond. Ik haalde hem neer met een vliegende tackle zodat hij op het dek viel, op het moment dat ik uit een ooghoek de deur van de stuurhut zag opengaan en de roerganger verschijnen.
  
  De Indiër was weliswaar een kleine man, maar hij was zo glad als een aal en wanhopig. Hij bracht een knie omhoog tegen mijn borst en duwde me achteruit, weg van hem, en verbrak de greep die ik op hem had. Ik dook weg voor zijn andere been dat naar mijn gezicht trapte, viel uit naar het been, maar dat was buiten mijn bereik. Voor de hut stond een zware houten emmer. Hij pakte het hengsel en zwaaide er wild mee rond. Ik moest me plat op het dek laten vallen om te voorkomen dat mijn hoofd vermorzeld zou worden door de langs suizende emmer. Toen hij me had gemist, wilde de Indiër wegrennen; wat een vergissing was. Ik dook naar voren en dreunde tegen hem aan terwijl hij op weg was naar de reling. Hij stortte neer, en ik hoorde de doffe bons toen zijn hoofd een klamp raakte. Ik wist dat ik hem niet hoefde te binden, en tolde om naar de roerganger die met een pistool in de hand de trap afkwam.
  
  Zijn schot sloeg op twee centimeter van mijn hoofd in het hout, en ik liet me achterwaarts op het dek vallen en rolde om en kwam overeind met Wilhelmina die twee snelle schoten afvuurde. Het eerste miste, het tweede trof doel. Hij sloeg achterover toen de zware 9 mm kogel hem doorboorde.
  
  Ik hoorde een deur dichtslaan, en ik wist wie het moest zijn. Ik keek op naar de kapiteinshut en zag de man met ongekamd haar, een snorretje, het blauwe kapiteinsjasje met de gouden strepen over de naakte borstkas. Hij wierp één blik op mij en op het wapen in mijn hand en trok zich terug van de reling. Ik hoorde hem over het bovendek rennen, ging hem achterna en we stuitten op elkaar toen hij de trap achter de schoorsteen afkwam. 'Niet schieten,' zei hij. Hij had een zwaar Turks accent. Ik kwam grimmig op hem af. Zijn diepliggende ogen probeerden mij brutaal aan te kijken.
  
  'Dit schip heeft niets van waarde aan boord,' zei hij. 'Doorzoek de ruimen maar. Ze zijn praktisch leeg.'
  
  'Waar zijn de meisjes?' vroeg ik.
  
  Zijn ogen flikkerden even, en toen fronste hij snel.
  
  'Wat bedoelt u?'
  
  Ik sloeg hem in het gezicht met Wilhelmina, en hij viel neer op het dek terwijl het bloed van zijn lip droop. Mijn geduld was ten einde en ik had geen tijd meer. Ik trok hem overeind.
  
  'Je menselijke lading, ellendig misbaksel van een scheepskapitein,' grauwde ik. 'Waar zijn de slavinnen?' Opnieuw begon hij te protesteren, maar ik onderbrak hem met een stoot in de maag waar hij dubbel van sloeg. Ik liet de stoot volgen door een rechtse die hem neerhaalde.
  
  'Ik scheur je stukje bij beetje in flarden,' snauwde ik, en trok hem overeind. 'Jij slijmerige, schurftige scheepsrat.' Hij zag de woede op mijn gezicht en besefte dat ik meende wat ik zei. De poging om zich er uit te bluffen werd gestaakt; hij zakte in elkaar als een lek geprikte ballon. 'Een vals dek,' mompelde hij schor. 'Onder de brug.'
  
  Ik keek naar de brug van het schip. Die was niet erg lang of breed.
  
  'Laat zien,' zei ik. 'Schiet op!' Ik porde hem met Wilhelmina, en hij ging me voor de trap op en over het bovendek naar de brug. Hij liep naar de flank van de brug, knielde in een hoek, en begon de dekplanken op te lichten met een koevoet die daar lag. Ik keek nauwlettend naar hem en toen hij ongeveer een kwart van het dek had blootgelegd, stapte ik naar voren.
  
  'Leg die koevoet neer en ga achteruit,' beval ik.
  
  Terwijl hij gehoorzaamde, liep ik naar de rand van het dek en keek in de ruimte waar de dekplanken hadden gelegen. Mijn kaken verstrakten van woede. De gebonden en van proppen voorziene meisjes lagen in dubbele rijen op elkaar op een vals dek, enkele decimeters onder het echte dek. Ik schatte dat er tussen de brug en het valse dek ongeveer vijftien centimeter ruimte was.
  
  'Licht de rest van de planken op, schoft,' snauwde ik tegen de Turk. 'En vlug wat!'
  
  Ik keek toe en hield de Luger op de man gevestigd, tot hij tenslotte het hele brugdek had opengelegd, en ik neer keek op de twee rijen vrouwen die allen gebonden waren. Het waren er in totaal vijftien of twintig.
  
  'Til ze er een voor een uit,' beval ik. 'En maak elk meisje los als je haar er uitgehaald hebt.'
  
  Ik stond bijna in de stuurhut en wierp een blik op het roer dat de roerganger had vastgezet toen hij op me afkwam. De koers was recht vooruit en er waren geen andere schepen in zicht, dus liet ik het roer met rust. De meisjes, geschokt en bang toen ze tevoorschijn kwamen, droegen nog de kleren waarin ze waren ontvoerd, enkele in mini-jurkjes, andere in rok en bloes.
  
  'Bind hem vast,' zei ik tegen een kennelijk Europees meisje. 'Versta je Engels?' Ze knikte, en knevelde de kapitein met dezelfde touwen waarmee zij gebonden was geweest. De meisjes hadden zich nu in de stuurhut verzameld en keken me behoedzaam aan.
  
  'Ik hoor niet bij hen,' zei ik. 'Ik ben hier om er voor te zorgen dat jullie vrijkomen. Wie verstaat Engels?'
  
  Er waren vijf of zes meisjes die reageerden, en ik koos een meisje uit dat een Ierse bleek te zijn. Snel vertelde ze me hoe ze een vertegenwoordiger van Tour-Guide Trips had ontmoet toen ze in Griekenland was. Hij voerde sollicitatiegesprekken met meisjes die hadden gereageerd op een advertentie in een Atheense krant.
  
  De anderen hadden gelijksoortige verhalen over zogenaamde sollicitatiegesprekken, vervolgens een ontmoeting onder vier ogen waarna ze ontdekten gevangen te zijn, na meestal te zijn verdoofd. Er waren zes Europese, vier Afrikaanse, vier Chinese en drie Skandinavische meisjes. De meesten spraken een beetje Engels en onder elkaar spraken ze zoveel talen dat zè een lopende vertaling voor elkaar konden maken terwijl ik hen in het kort vertelde wat hen te wachten had gestaan als ze bij Hassoeks privésteiger waren aangeland.
  
  Nu ze vrij waren, sleten angst en geschoktheid snel weg. Er voor in de plaats kwam een vurige woede. Ik voelde die woede aanzwellen toen ik hen alles over de operatie van Hassoek vertelde. Er begon een waanzinnig plan gestalte aan te nemen in mijn brein. Deze meisjes waren geen beschermde muurbloempjes; het waren meisjes die het leven kenden. Enkele van hen kwamen uit kuststeden, zeehavens, plaatsen waar je met een boot leerde omgaan terwijl je leerde lopen - de kust van Ierland, de Griekse eilanden, de Afrikaanse kust.
  
  'Wie van jullie kan een schip varen?' vroeg ik en er ging een bosje handen omhoog.
  
  'Wie zou de machinekamer van deze oude tobbe op gang kunnen houden?' Een paar handen zwaaiden.
  
  'Mijn vader en broers hadden een kleine vloot motorboten op de Hebriden,' riep een meisje. 'De machine van dit schip draait nu. Het kan niet moeilijk zijn om hem op gang te houden.'
  
  Ik grinnikte. Ik had niet alleen mijn getuigen maar ook een bemanning van bondgenotes.
  
  'Wie van jullie kan er met vuurwapens omgaan?' vroeg ik. Ook nu werden er enkele handen opgestoken. Ik zag met stijgende opwinding dat het zou gaan lukken. De oude tobbe had maar een handjevol mensen nodig om hem te laten varen.
  
  'Luister allemaal,' zei ik. 'We kunnen samenwerken en Ibn Hassoek te pakken nemen. Wie doet mee?'
  
  De kreet waar ze mee reageerden was eigenlijk geen verrassing voor me.
  
  'Goed, dan komt hier mijn plan,' zei ik. 'Hassoek verwacht dat deze miserabele tobbe over een paar uur aanlegt bij zijn privésteiger. Als dat niet gebeurt, zal hij onmiddellijk aan moeilijkheden denken. Dan vermoordt hij alle meisjes die hij nu in huis heeft en vlucht. Dat mag ik niet laten gebeuren. Ik wil Hassoek in de gevangenis of dood hebben, geeft niet wat, als hij maar niet weer moeilijkheden kan veroorzaken. De bemanning van het schip ligt beneden vastgebonden. Er moeten genoeg mannenkleren zijn om aan te trekken, en ik weet zeker dat we een redelijke hoeveelheid vuurwapens aan boord zullen vinden. Jullie brengen de Prinses Nancy tot vlakbij de steiger van Hassoek. Als hij en zijn mannen naar jullie toekomen, schiet dan. En schiet raak, dood er zoveel mogelijk. Ga dan in het midden van de rivier liggen tot jullie bericht van mij krijgen. Dat geeft mij de tijd naar zijn paleis te gaan en de rest van het bewijsmateriaal in handen te krijgen dat ik tegen Hassoek nodig heb.'
  
  Ik zweeg en keek hen aan. 'Denken jullie dat jullie het aan kunnen?' vroeg ik.
  
  Ze verzekerden me om beurten dat het zou lukken. Het moest ook wel lukken. De mannen van Hassoek zouden volslagen verrast worden. En dit zou niet het eerste haastig in elkaar getimmerde legertje zijn dat de overwinning boekte. De geschiedenis wemelde van dit soort dingen. Ik zond een schietgebedje op naar de geschiedenis en hoopte dat het ook nu het geval zou zijn.
  
  'Okay,' zei ik. 'Laten we beginnen. Terwijl jullie je aandeel volbrengen, heb ik het mijne te doen.'
  
  Ik gaf een van de meisjes, een forse Zweedse blondine de leiding. Een klein Frans meisje ging achter het roer staan en een Indonesisch-Chinees meisje trad op als uitkijk en navigator. Twee Griekse meisjes gingen naar beneden om de machinekamer te bekijken. In nog geen half uur waren de dekplanken teruggelegd op de brug, maar ditmaal bevonden de kapitein en de bemanning zich eronder, op het valse dek. Ze vonden geweren, tien karabijnen en een assortiment revolvers in een metalen kast in de kapiteinshut. De twee dode mannen werden zonder plichtplegingen overboord gegooid.
  
  Ik kwam tot de conclusie dat ik over land sneller bij het paleis van Hassoek zou zijn. Daarom stopte ik mijn kleren in een zak van oliegoed, en liep in mijn onderbroek naar de reling. Ik wierp een laatste blik op de nieuwe bemanning van de Prinses Nancy. Enkele van de meisjes droegen ruwe mannenhemden, anderen hadden korte scheepsjekkers en werkbroeken aan, en allen hadden hoofddeksels op om hun haar te verbergen. Ze waren grimmig vastberaden, met op elkaar geklemde kaken, bewapend en kwaad.
  
  Het was niet ver zwemmen naar de kust. In de felle zon was ik snel droog, toen trok ik mijn kleren aan. Ik liep over een stoffige kustweg en zag een Arabier in westerse kleren maar met de traditionele rode tarboesj op zijn hoofd die in een minstens dertig jaar oude Ford voorthobbelde. Ik stak mijn hand op en hij remde af zodat ik in de wagen kon springen. Daar ik niets zei en het tegen de Arabische etiquette was om vragen te stellen, reden we in stilte verder tot ik de bekende toren van het paleis van Ibn Hassoek zag opdoemen.
  
  De weg boog van de kust landinwaarts, zodat ik niet de kans kreeg de privésteiger te zien. Maar ik wist dat hij in de buurt moest zijn. Ik bedankte mijn Goede Samaritaan en sprong uit de oude auto toen we het landgoed van Hassoek naderden. Ik ging onder een dadelboom staan en dacht na over de beste manier om binnen te komen toen ik een kleine parade van twee limousines en een vrachtwagen uit de poort zag komen. Na een stukje over de weg te hebben gereden, sloegen ze af op een zandvlakte, een paar honderd meter verderop. Ik had Hassoeks forse gestalte op de achterbank van de eerste wagen gezien. Ik wist waar hij heen ging.
  
  Toen het konvooi uit het gezicht was verdwenen, haastte ik me naar het hek. Ik had de geloofsbrieven nog die Hassoek me had gegeven om aan Al Nassan te laten zien, en nu toonde ik ze aan de twee schildwachten. Ze knikten en lieten me door.
  
  Toen ik eenmaal binnen was, rende ik door het huis en de verbindingsgang naar het tweede huis. Ik daalde de trap naar de kerkers met twee sprongen af en rende de vochtige ruimte binnen. Twee eunuchen waren met een van de meisjes bezig toen ik binnenkwam. Mijn blik gleed langs hen, op zoek naar Judy. Toen ik haar, nog steeds verdoofd, tegen de muur zag hangen, sprong mijn hart op van opluchting.
  
  De twee eunuchen keken even op, gingen weer aan hun werk omdat ze gewend waren mij in de buurt te zien. Ik pakte een stuk ijzeren pijp dat op de grond lag, gleed achter hen en sloeg hen beiden met één klap tegen de grond. Ik ving het meisje dat ze aan het martelen waren geweest op en liet haar zacht op de grond zakken, toen maakte ik Judy los.
  
  Ik was van plan geweest haar hier weg te halen en naar haar flat te sturen, maar ik zag dat dit onmogelijk was. Ze was te uitgeput, bijna bewusteloos, en kon niet op eigen kracht verder. Ik legde haar zacht neer, maakte de twee andere meisjes in de kerker los en liet ook hen op de grond zakken. Ze zouden daar minstens een paar uur blijven liggen. Het was geen ongeschikte plek. Als de zaak tot een climax kwam, zou Hassoek de handen vol hebben. Hij zou niet denken aan de arme schepsels in zijn vervloekte kerker. Maar nu had ik een kans zijn verblijven binnen te gaan in het heiligdom waar, naar ik wist, de antwoorden die ik zocht te vinden moesten zijn. Ik rende naar boven en ging naar het hoofdgebouw. Ik vloog met vier treden tegelijk de marmeren trap naar de eerste verdieping op. Ik rende Hassoeks kamers binnen, door een zitkamer en een slaapkamer en een werkkamer. Tegen een muur zag ik een rij kasten en daaronder, keurig opgestapeld, honderden ronde metalen filmtrommels, elk voorzien van een etiket en een codemerkteken.
  
  Ik wilde net een van de trommels pakken toen de knal van een schot de stilte verbrak. Maar het was geen schot en ik voelde de snee op mijn wang openbarsten, en toen wikkelde zich een lang leren ding om mijn nek. Ik werd achteruit getrokken, en toen ik op de grond viel, zag ik de enorme, kale gestalte in de deuropening staan met de zweep in zijn hand.
  
  Ik kon het uiteinde van de zweep niet losmaken en het kostte me alle moeite om te voorkomen dat ik er door gewurgd zou worden. Tomas kwam met lange, katachtige passen op me af, bukte zich, en haalde Wilhelmina uit haar holster onder mijn khakijasje. Ik rolde weg in de andere richting en voelde dat de zweep van mijn nek gleed. Ik hoorde Tomas snuiven en zag dat hij Wilhelmina uit het raam gooide. Hij trok de zweep terug en liet hem weer kletsen. Ik draaide me af en ving de striem op mijn rug op. Op het moment dat de schroeiende, snijdende pijn me trof, hoorde ik de enorme eunuch brullen: 'Dubbelhartige jakhals! Ik was beneden in de kerker en begreep meteen dat jij het moest zijn.'
  
  Hij sloeg weer met de zweep, en nogmaals voelde ik de pijn toen het leer diep in mijn rug sneed. Ik greep er naar, maar hij trok het ding uit mijn handen en opnieuw flitste hij in mijn richting en nog eens en nog eens, terwijl ik probeerde het snijdend geweld te ontwijken. Hij was een expert met dat vervloekte ding, en ik wist dat zo'n zweep in deskundige handen iemand kon doden of voor het leven verminken.
  
  Ik probeerde naar hem toe te duiken, maar hij bewoog zich snel en lichtvoetig en liet de zweep weer op mijn rug ranselen en toen voelde ik hoe het ding zich nogmaals om mijn nek begon te wikkelen. Ik rolde me op mijn rug, liet Hugo in mijn handpalm glijden en wierp vanuit die positie. Ik zag dat de stiletto wegzonk in de buik van de forse eunuch.
  
  Hij hijgde, liet de zweep vallen en trok de smalle dolk uit zijn lichaam. Hij wierp het wapen verachtelijk opzij. Ik dook naar hem en raakte hem tegen de knieën. Hij struikelde achteruit, maar zijn benen waren als eiken. Ik liet los en viel op de grond eer hij zijn hand in mijn nek kon laten neerkomen. Ik hoorde de wind suizen toen hij miste en gleed onder de slag door. Ik sloeg een arm rond een enkel en trok en hij stortte, uit zijn evenwicht gehaald, neer. Maar hij was weer even snel op de been als ik, en weer suisde er een stoot langs mijn gezicht op het moment dat ik achteruit deinsde.
  
  Er stroomde nu bloed uit de wond in zijn buik, maar Tomas scheen het niet te merken. Ik ontweek zijn volgende slagen, maar ik voelde de enorme, vernietigende kracht er van op mijn armen als mokers die neerkwamen. Ik dook onder een nieuwe zwaai door en liet uit volmaakte positie een rechtse hoek op zijn kin los. Het was een stoot uit het boekje, met al mijn kracht er achter. Hij struikelde achterwaarts, dreunde tegen een tafeltje, viel er op en verpletterde het. Van een gewone man zou de kaak gebroken zijn, hij zou zeker knock out zijn geweest, maar de reusachtige eunuch kwam, zij het wat langzamer, overeind. Hij hield een poot vast van het tafeltje dat hij zojuist had verbrijzeld.
  
  Hij kwam op me af met de tafelpoot in zijn rechterhand, terwijl hij zijn linkerhand voor zijn buik hield. Hugo's prik begon nu te werken. Tomas zwaaide met de tafelpoot, een geweldige slag die mijn arm zou hebben gebroken als ik had geprobeerd hem af te weren. Ik kon slechts wegduiken, en nogmaals duiken terwijl hij met grote bogen de tafelpoot heen en weer zwaaide. Opeens klonk in de verte een salvo schoten, en nog een en nog een. De reusachtige eunuch bleef een fraktie van een seconde staan en luisterde, met de opgeheven tafelpoot in de hand. Ik had niet meer dan die fraktie van een seconde nodig. Ik greep zijn arm, draaide hem om in een judogreep, en hij zeilde over mijn hoofd en stortte neer als een gevelde boom. De kamer trilde. Ik pakte de tafelpoot op en stootte er hard mee naar zijn buik. Hij omklemde zijn onderlichaam met beide handen en zijn gezicht was vertrokken van pijn. Ik bracht de tafelpoot weer omlaag, maar ditmaal met een geweldige slag in zijn nek toen hij op zijn knieën overeind kwam.
  
  Hij viel, snakkend van pijn, voorover. Zijn buik met een hand vasthoudend, begon hij zich met een enorme arm op te drukken toen ik de tafelpoot nogmaals op zijn schedel liet neerkomen en de klap door mijn arm voelde schieten. Hij bleef een seconde zo liggen, stortte toen voorover en rolde half om. Het was afgelopen met hem, zijn starende ogen waren het stille bewijs van zijn dood. Het schieten ging nog steeds door en ik glimlachte. De bemanning van de Prinses Nancy hield zich kranig. Hassoeks enorme gestalte zou stellig een van de meer gemakkelijke doelwitten vormen. Ik stapte over Tomas heen en liep naar de dossierkasten die tegen de muur stonden.
  
  Ik trok een la open en bekeek de kaarten, pakte er willekeurig een uit. 'Smythe, Josh, X-22.' Ik bekeek de film-trommels, zag er een die met X-22 was gemerkt en pakte hem. Ik ontrolde het filmpje en zag een man die een Chinees meisje met de zweep sloeg terwijl hij door een Afrikaans meisje met de zweep werd geslagen. Alle drie waren naakt. De volgende beeldjes toonden de man die een rubberslang bij het Chinese meisje inbracht. En er was meer van dat fraais.
  
  Ik legde de trommel op zijn plaats en koos een andere naam uit de kaartenbak: 'Remoux, Pierre, Franse Atoom Energiecommissie.' Zijn filmnummer was H-7, en in zijn trommel vond ik een filmpje van hem met twee meisjes die niet ouder dan tien of twaalf waren. Ik legde de film weg en zocht verder in de kaartenbak.
  
  Ik vond namen die ik kende, mannen uit velerlei landen, invloedrijke mannen, ministers, parlementsleden, spionage-agenten, leden van het congres, mannen die kritieke posten bezetten in internationale bureaus, plus een hele reeks mindere namen op kleinere regeringsposten. Dat kaartensysteem was een Wie is Wie op regeringsgebied en omvatte praktisch elk land in Europa, Noord en Zuid Amerika, Azië en Afrika.
  
  Dit waren de mannen die Hassoek in de val had laten lopen, had uitgebuit en aan de haak geslagen met zijn meisjes, zijn specialistes in de erotiek. Dit waren de meesters die in werkelijkheid slaven waren, gebonden aan Hassoek. Maar was dit alleen maar bestemd voor chantage? Dat leek me niet te kloppen, en ik stond er over na te denken toen ik buiten autobanden hoorde gieren.
  
  Ik liep naar het raam. Het was de vrachtwagen die ik had zien vertrekken op weg naar de Prinses Nancy. Het portier vloog open en de forse Zweedse blondine sprong uit de wagen, gevolgd door twee andere meisjes. Ik riep naar hen, rende toen naar beneden om hen op te vangen. 'Jullie zouden naar het midden van de rivier varen en voor anker gaan,' zei ik. 'Wat is er gebeurd?'
  
  'We hoefden niet weg te varen,' antwoordde de blondine. 'Ze zijn allemaal dood of op de vlucht geslagen. We hebben ze allemaal te pakken gekregen behalve die grote dikkerd.'
  
  'Hassoek,' zei ik grimmig.
  
  'Bij het eerste schot stapte hij in zijn auto en verdween en liet de anderen achter.'
  
  'Verdomme!' zei ik. 'Ga terug naar het schip en blijf daar tot je iets van me hoort. Ik ga proberen hem te pakken te nemen. Geef me een lift naar de hoofdweg.'
  
  Ik stapte in de vrachtwagen en we reden weg door de poort. De schildwachten, die de schoten hadden gehoord, hadden bespeurd dat het spel afgelopen was en waren gevlucht. De paar eunuchen die er nog waren konden wat mij betrof ook vertrekken. Ze waren onbelangrijke visjes. Maar de menselijke barracuda was nog op vrije voeten. Ik sprong uit de vrachtwagen toen we bij de hoofdweg kwamen, en de meisjes reden verder naar de zee.
  
  De weg was nu vol met in het wit gestoken pelgrims. De dag der dagen brak over 24 uur aan. Sommige pelgrims werden op brancards gedragen, andere hobbelden op krukken, de meeste liepen mee met hun mede pelgrims, een in het wit gehulde mensenvloed in de ban van hun religieuze vuur.
  
  Ik tuurde de weg af in de hoop de limousine van Hassoek te zien. Als hij zou proberen in deze drukte te ontsnappen, zou hij slechts langzaam vooruit komen. Ik liep met de pelgrims mee in de richting van een groepje mensen en drie politiemannen. Een stukje verderop zag ik een bord met het opschrift ALLEEN VOOR MOSLIMS. De heilige grond was nu een afgezet gebied voor de gelovigen, en een petitie voor de pelgrimage moest getekend worden bij de QaacLi, de religieuze magistraat.
  
  Toen ik de politiemannen naderde, zag ik dat ze rond een man stonden die naakt was, op een onderbroekje na. Hij vertelde de agenten dat iemand hem in een portiek had getrokken en beroofd van zijn ihraam, de eenvoudige witte pelgrimskledij.
  
  Ik wachtte niet om nog meer te horen. Dat was niet nodig. Ik worstelde me naar de kant van de weg en rende langs de langzaam voortlopende rijen pelgrims, die er allen identiek uitzagen in hun witte ihraams, en naarmate ik verder ging werd de menigte dichter. Ik passeerde het bord met ALLEEN VOOR MOSLIMS dat een gereserveerde rustplaats markeerde en liet mijn blik glijden over de mannen en vrouwen die op het dorre, dode gras zaten. Ik rende verder, en mijn keel werd droog in de hitte en de stofwolken die door de honderdduizenden voeten werden opgeworpen.
  
  Ik zag een klein dorpje, een paar lemen huizen ter weerszijden van de hoofdweg, waar de dorpelingen hun werk deden en de pelgrims ontzagen. Ik ontweek een zwart gesluierde vrouw met een waterkruik, en haar ogen achter de smalle spleten waren de enige aanduiding van een menselijk wezen onder het kledingstuk. En toen zag ik zijn dikke gestalte, nauwelijks bedekt door de ihraam, zwoegend aan de andere kant van de weg, terwijl hij nerveuze blikken achterom wierp. Hij had nog niet in de juiste richting gekeken, maar toen ik op gelijke hoogte met hem kwam, zij het aan de overkant van de weg, zag hij me en bleef staan. Ik wilde me door de menigte worstelen, toen hij zijn stem kwaad brullend verhief. 'Broeders!' riep hij. 'Er is een ongelovige onder ons. Er is hier iemand die de naam van Allah ontheiligt.' Hij wees op mij en een duizendtal hoofden werd omgedraaid. Er viel een geschokte stilte, die snel werd opgevuld met boos gemompel. 'Daar is hij!' riep Hassoek. 'Een ongelovige, een nieuwsgierige ongelovige uit een ander land die me hier is gevolgd om me te bespotten. Kijk naar hem, hij draagt niet eens een ihraam, hij lacht om ons heilig geloof.'
  
  Het gebrul barstte los als een kokende vulkaan. Ik wierp een blik op de woede die Hassoek had ontketend en begon te rennen. Hij had van deze toch al emotioneel overvoerde pelgrims een wraakzuchtige menigte gemaakt. Dit was niet het moment voor ontkenningen, verklaringen of een poging tot weerlegging. Menigten zijn menigten, dat is overal en altijd hetzelfde, en deze menigte was van plan me in stukken te scheuren.
  
  Ik rende naar de huizen van het dorpje, en mijn enige voordeel was dat de mensen in de menigte over elkaar struikelden in hun woedende begeerte om me te pakken te krijgen. Maar ze zouden zich verspreiden en alle huizen doorzoeken om me te vinden. Hun geschreeuw en gegil vormden een afschrikwekkend kabaal, het kabaal van rauwe, onbeheerste emoties. Ik rende door een huis, toen een tweede en bereikte een derde. Het derde huis had een stal en ik klom op een stapel hooi.
  
  Buiten hoorde ik rennende voetstappen en geschreeuw toen de menigte door het dorp zwermde, en ik kon me Hassoeks tevreden, olieachtige grijns voorstellen terwijl hij zich omdraaide en terugging naar zijn landgoed. Nu ik me voor een dolle menigte moest verbergen en stellig gevonden en aan flarden gescheurd zou worden, kon hij teruggaan en zijn dossiers en kaarten ophalen en ergens anders een nieuwe zaak beginnen. Alles was voor niets geweest. Hij zou ontkomen en hij zou verder gaan waar hij mee bezig was.
  
  Het geluid van dravende voetstappen kwam naderbij. In het wit gehulde figuren flitsten langs de staldeur terwijl de menigte heen en weer rende, en een voor een de huizen begon te doorzoeken. Opeens bleef een zwart gesluierde vrouw in de deuropening staan. Ze had een mand dadels op haar hoofd, en school voor de gillende massa.
  
  Ik liet me geruisloos zakken, gleed naar haar toe en legde mijn hand voor haar mond. Met een snelle beweging drukte ik achter haar oren en sleepte haar verder de stal in. Ze viel bewusteloos neer, en ik bond haar met de mouwen van mijn jasje. In minder dan een minuut stapte een zwart gesluierde figuur uit de stal, met de mand dadels op het hoofd, en liep langzaam, gelijkmatig, op de manier van de Arabische vrouwen, en hoopte dat die vervloekte mand op zijn plaats zou blijven.
  
  Ik baande me sereen een weg door de rennende menigte, zag kans naar de kant van de weg te gaan en liep langs de rijen pelgrims terug in de richting van het huis van Hassoek. Ik bleef langzaam, gestaag lopen, en onderdrukte de aandrang om te gaan rennen. Ik wilde niet nog eens een rel beginnen of me door de politie laten oppakken. Er was geen tijd voor het gebruikelijke vraag-en-antwoordspelletje.
  
  Dus bleef ik gelijkmatig glijdend doorlopen tot ik op het terrein van Hassoeks landgoed was. Toen smeet ik de mand weg, rukte de sluier en mantel af en rende het huis in. Ik liep geruisloos op de ballen van mijn voeten de marmeren trap op. Ik hoorde het zachte geklik van metaal. Dat waren de filmtrommels die werden opgestapeld, en toen ik de kamer binnenging, draaide Hassoek zich om. De reusachtige eunuch lag er nog en bekeek ons met dode, niets ziende ogen, en Hassoek droeg nog steeds zijn gestolen ihraam.
  
  'Het is afgelopen, dikzak,' zei ik zacht.
  
  'Ik geloof het niet,' antwoordde hij, en toen zag ik het pistool. 'Voor jou mag het afgelopen zijn, maar voor mij niet.' Ik stapte de kamer binnen, cirkelde rond, maar hij zwaaide met het pistool naar me.
  
  'Niet verder,' zei hij. Ik stond met mijn rug naar het raam en het was een val van ongeveer zeven meter naar het gras beneden. Een tafeltje waar hij de filmtrommels op had gestapeld was binnen mijn bereik, maar hij had het pistool en ik zat mooi in de val.
  
  'Je bent een verbazend gladde kwant, dat moet ik zeggen,' bekende Hassoek. 'Het spijt me dat je niet principeloos genoeg was om met me mee te doen. Het zou de moeite waard geweest zijn voor je.'
  
  'Zo opwindend is chantage niet,' zei ik, hem het aas toewerpend. Hij hapte.
  
  'Chantage?' zei hij, en zijn diepe lach weergalmde in de kamer. 'Natuurlijk vormt chantage er een onderdeel van, maar het gaat niet alleen om het geld, mijn beste kerel.'
  
  'Waarom dan?' vroeg ik.
  
  'Je hebt mijn dossiers gezien en je weet hoe belangrijk sommige van mijn klanten zijn,' zei hij. 'Ze zijn stuk voor stuk zorgvuldig uitgekozen, nadat ik te weten was gekomen dat ze een zwakheid hadden. Met mijn greep op die mensen kan ik de wereld vanachter de schermen regeren, Carter. Ik kan de wereld tot de mijne maken. Ik kan dingen laten gebeuren en niet laten gebeuren. Ik kan invloed uitoefenen, een stille, verborgen invloed op alle onderdelen van bestuur en wereldzaken. En voor elk van de oudere mannen, heb ik jongeren die ik aan me onderworpen heb.'
  
  Dus dat was zijn verwrongen plan. Het syndroom van de macht achter de troon. Het zou hem een kick geven om aan de touwtjes te trekken, en ongetwijfeld zou hij er zo aan trekken dat de wereld stukje bij beetje in de lucht vloog. Natuurlijk was hij gek en natuurlijk kon hij precies doen wat hij zei, als hij de kans kreeg. Zo moeilijk zou het niet zijn. De mannen die hij in zijn macht had, zouden beslissingen nemen die waren gebaseerd op angst voor hem, op de angst te verliezen waar hij hen aan verslaafd had gemaakt, angst voor hun carrière, goede naam en, in vele gevallen, familiebanden. En daarom zou elk van hen op zijn plaats zijn meester gehoorzamen, en de slavenhandel van Arabië zou de slavenhandel van de wereld worden.
  
  Hassoeks ogen vertoonden een moment een verre blik, ongetwijfeld gericht op zijn toekomstplannen. Ik was slechts een tijdelijke onderbreking geweest. Nou, vergeet het maar, dikzak. Ik schopte tegen de tafelpoot. De filmtrommels kletterden dreunend op de grond. Automatisch gleed Hassoeks blik erheen en ik dook naar voren, onder het pistool door. Het wapen knalde, de kogel schampte over mijn rug en ik voelde het warme bloed spuiten.
  
  Mijn hoofd dreunde in zijn dikke buik en gezamenlijk smakten we tegen het bureau. Ik greep naar zijn arm met het pistool en kreeg hem lang genoeg te pakken om hem om te draaien en zijn enorme gestalte tegen de muur te smijten. Ik dacht dat hij het pistool zou laten vallen, maar dat deed hij niet, en ik rende de kamer door terwijl hij zich losmaakte van de muur. Ik dook het raam uit toen zijn tweede schot klonk en me miste. Ik maakte een salto en kwam op de een of andere manier op mijn voeten terecht. Wilhelmina lag op het gras waar Tomas haar had neergesmeten. Ik greep de Luger, tolde om en schoot op de enorme gestalte van Hassoek die voor het raam verscheen. Ik vuurde drie schoten af en ze troffen allen doel, recht in die vette borstkas. Ik zag dat zijn mond openviel en zijn kaak slap werd, en een rode vlek verspreidde zich op de gestolen witte ihraam. Hij viel naar voren en bleef half over de vensterbank gedrapeerd liggen, rilde nog even en lag toen stil, een halfnaakte vleesberg.
  
  Ik duwde Wilhelmina in haar holster en besefte opeens dat mijn lichaam tot in elke vezel pijn deed en dat ik zeer, zeer moe was. Ik ging het stille huis binnen, liep naar een telefoon en belde het Amerikaanse consulaat op. Ik gebruikte de AXE-identifikatiekode en vertelde de geschiedenis in het kort, vroeg hen toen contact met Hawk op te nemen en de voorbereidende maatregelen te treffen.
  
  Ik hoorde auto's door de poort komen, en ging naar beneden waar ik de vrachtwagen en een van de limousines zag waar de bemanning van de Prinses Nancy uittuimelde, mijn bemanning. Ik vertelde de meisjes wat er was gebeurd en zij beloofden hier te wachten tot de functionarissen van het consulaat arriveerden. Elk zou haar eigen verhaal te vertellen hebben. Toen ging ik naar beneden en legde een mantel over een klein, nog steeds bewusteloos meisje en droeg haar naar buiten. Het Zweedse meisje reed ons naar de flat van Judy en keerde toen terug om op de functionarissen te wachten.
  
  Ik baadde Judy in warm water en belde een dokter. Toen hij kwam, legitimeerde ik me en vertelde hem zoveel van de geschiedenis als hij diende te weten om haar te kunnen behandelen. Het was laat in de avond, nadat hij was vertrokken, eer ze wakker werd. Ik zat naast het bed. Haar ronde ogen, vervuld van dingen die ik niet begreep, staarden me aan.
  
  'Het is afgelopen,' zei ik zacht. 'En het spijt me wat je hebt moeten doormaken, Judy. Ik kan niet zeggen hoe erg dat me spijt.'
  
  Ze keek om zich heen, oriënteerde zich op de vertrouwde dingen in haar flat en toen keek ze weer naar mij. Ze zei niets, maar er was bitterheid in haar ogen. Ik stond op, klopte op haar hand, en ging weg. De dokter bezocht haar elke dag en bracht mij rapport uit, en 24 uur later kreeg ik een onverwachte bezoeker die op een niet aangestoken sigaar kauwde.
  
  'Ik moest komen,' zei hij. 'Een controverse over het eigenaarschap van de films. We hebben het geregeld. Iedere man in dat kaartsysteem heeft de oorspronkelijke film en een brief van AXE ontvangen.'
  
  'Een brief waar in staat dat ze hun gewoonten moeten veranderen, neem ik aan?'
  
  'Dat wordt uiteraard geïmpliceerd,' zei Hawk. 'Er staat met. zo veel woorden in dat ze blij mogen zijn, dat ze dankzij een van onze agenten weer vrij man zijn.'
  
  'De Grote Bevrijder,' mompelde ik.
  
  'De belangrijkste mensen op de gevoeligste posten worden natuurlijk door hun eigen regeringen in het oog gehouden,' voegde Hawk er aan toe. 'Waar het nodig lijkt zal medische en psychiatrische hulp worden voorgesteld.'
  
  Hawk bleef slechts een dag en opperde minzaam dat ik een poosje zou blijven tot Judy een beetje was opgeknapt. 'Neem nog een dag of twee de tijd,' zei hij grootmoedig. Tenslotte maakten we het af op bijna twee weken.
  
  Ik begon te denken dat het niet lang genoeg zou zijn. Het enige wat ik hoorde waren de rapporten van de dokter, maar geen woord van Judy. Ik zat laat op een avond alleen in de kamer van het hotel waar ik logeerde, toen er op de deur werd geklopt. Daar stond ze, en ze keek me aan met die grote, ronde ogen. Ze kwam binnen zonder iets te zeggen, en ik keek naar haar terwijl ze in de kamer stond in een heel sjieke en heel vrouwelijke rosé zijden jurk.
  
  'Je ziet er geweldig uit, Judy,' zei ik. 'Daar ben ik blij om. Erg blij.'
  
  'De buitenkant geneest,' zei ze zacht. 'Van binnen duurt het langer. Soms geneest dat helemaal niet. Ik dacht dat het bij mij niet zou lukken.'
  
  'Maar is het wel gelukt?' vroeg ik.
  
  'Ik heb een hoop nagedacht,' zei ze ernstig. 'In het begin zag ik geen enkele reden om je te vergeven. Je had me doelbewust en met opzet gebruikt. Ik wist dat het niet je bedoeling was me te laten doormaken wat er met me gebeurd is. Je was er toe gedwongen, dat begreep ik wel. Maar er zijn mensen die niet in staat zouden zijn geweest om me zo te laten wegslepen. Ze zouden aan mij gedacht hebben, de persoon, het menselijke wezen. Maar dat heb jij niet gedaan, en ik haatte je er om. Maar toen ik me beter begon te voelen, heb ik er verder over nagedacht, en ik begon het te begrijpen. Ik geloof dat je wel aan me dacht, aan wat ze met me aan het doen waren.'
  
  'Dat deed ik ook, Judy,' zei ik zacht, en pakte haar hand. 'Reken maar dat ik dat deed.'
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  De wereld dreigt het slachtoffer te worden van een waanzinnige Arabier die met een de geest aantastende drug nieuwe kansen voor de slavenhandel vindt...
  
  Nick Carter wordt uitgezonden op een missie die niet kan lukken en niet mag mislukken: maak de man onschadelijk die mooie vrouwen tot willige slachtoffers maakt in een grimmig chantagespel, gespeeld in een primitief Arabisch stadje waar de brandende zon evenzeer vijand is als de bestiale slavenhandelaarspion!
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список
Сайт - "Художники" .. || .. Доска об'явлений "Книги"