Carter Nick : другие произведения.

De bloedrode opstand: The Red Rebellion

"Самиздат": [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:


 Ваша оценка:

  NC 96
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  De bloedrode opstand
  
  
  
  
  
  Actie-Pockets Amsterdam
  
  Oorspronkelijke titel: The Red Rebellion
  
  Copyright No by Universal Award House, Inc.
  
  Copyright No 1981 Nederlandse uitgave:
  
  Tiebosch Uitgeversmaatschappij bv Amsterdam
  
  Vertaling: Lucien Duzee
  
  Druk: Tulp Zwolle
  
  ISBN 90 627 8554 9
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Het is grappig zoals dingen soms kunnen lopen, zoals het ene soms uit het andere voortkomt, zoals de draden van een spinnenweb. Intrige is trouwens geen spel waarbij toeval een grote rol speelt. Voor een buitenstaander mag het dan anders lijken, maar geloof me, het is niet zo. Berekende risico's, planning, timing tot op een fractie van een seconde en het aangrijpen van kansen. Klopt dat allemaal dan heb je het gehaald. Dan heb je weer een dag, een klus, overleefd. Maar meestal schep je je eigen kansen, wil je in leven blijven. En toch, zo nu en dan, slaat het toeval toe. En zo was het die nacht, buiten de bars en nachtclubs op de Rue d'Orléans, in het hartje van Parijs, op het grootste van de twee eilanden in de Seine, bekend als het echte centrum van de hoofdstad, het Ile de la Cité.
  
  Het was de vierde nacht dat we daar stonden te wachten. De Fransman, de Engelsman en ik. Het was koud en een kille, fijne regen drong door tot in het merg van je botten. Ik stond naast een kleine, tweewielige kar met boeken en tijdschriften. Onder mijn jasje stak een kort, bruin schort uit. En ik was blij met de alpinopet die ik op mijn hoofd had.
  
  Toen ik hem de eerste keer op zette en in de spiegel keek, zei ik: 'Nick Carter, daar in Amerika zouden ze je nooit herkend hebben. Je zou doorgaan voor een rasechte apache.'
  
  Ik verplaatste mijn gewicht en klemde een hand om Wilhelmina, de 9 mm Luger, die gerieflijk tegen mijn borst drukte.
  
  De man waarop we wachtten was geen amateur. Het was een man die het spionagespel om de knikkers speelde. En hij had met de geheimen van drie landen gespeeld. Een man met meer dan tien schuilnamen. Een levensgevaarlijke man.
  
  Ik was als AXE-agent bij de zaak ingeschakeld toen hij op een haar na Harry Dodge had vermoord met drie kogels uit een Beretta. Fraser Carlton, de Engelsman, van de Britse Geheime Dienst, en Jacques Dobos van de Franse Sûreté, hadden me staan opwachten en samen hadden we hem door het grootste deel van Europa achterna gezeten. Zijn werkelijke naam: Simon Colare; zijn verleden een catalogus van iedere smerige misdaad die je je maar kunt voorstellen. Maar we hadden hem opgejaagd, achterna gezeten als een vos een konijn. We hadden iedere aanwijzing gevolgd, goede en slechte en we waren meedogenloos op zijn huid blijven zitten.
  
  Toen kregen we de grote kans. We hoorden dat hij een week eerder in Parijs was gesignaleerd. Hij had drie keer een tent, de Club Royale geheten, bezocht. Hoe we dat wisten? Verklikkers natuurlijk. Leugenaars, verlinkers, schurftige klanten, min of meer menselijk ongedierte, bereid om hun ziel voor een dollar te verkwanselen. Maar voor ons even noodzakelijk en van even vitaal belang als een loodsmannetje voor de haai.
  
  En daar waren we dan, neergezet in de middeleeuwse wijk van Ile de la Cité. Dobos en Carlton aan het begin van een nauwe, kronkelende straat, op het kruispunt met Rue Chanoinesse, om die kant af te sluiten. Kwam hij van die kant, dan zouden zij proberen hem te pakken te krijgen. Zou hij voorbij hen komen, dan was het mijn beurt. Ik stond halverwege de straat, schuin tegenover de Club Royale en recht tegenover een hippelend, Les Jeunes Bohémiens geheten.
  
  Ik had met mijn twee medewerkers te doen. Ik had in ieder geval nog de gelegenheid om de dansende korte rokken en de jonge, mooie benen in me op te nemen die de twee tenten in en uit gingen.
  
  Maar ondanks de twee café's en de nieuwere nachttenten, behield de middeleeuwse wijk nog steeds zijn naargeestige en donkere sfeer met zijn nauwe klinkerstraten en zijn slecht verlichte hoeken en alles doordrenkt met de zwavelachtige geur van de Seine.
  
  Op de stille momenten hoorde ik het geluid van ratten die over de koperen dakgoten van de oude gebouwen scharrelden. En over alles heen, boven alles uitstekend aan de grens van de wijk, de grootse Notre Dame, met zijn twee naar de hemel reikende torens en de enorme, omhoogstekende Gothische torenspitsen.
  
  Even leek het alsof ik terug was in een andere tijd, met de silhouetten van de enorme gargouilles, waterspuwers, bovenop de kathedraal, wakend over de wijk, prachtige, afzichtelijke sculpturen die de kwade geesten voorstelden die door Maria uit de kathedraal waren verdreven om die van buitenaf te bewaken.
  
  En dan kwam weer een auto langzaam door de nauwe straten in een plotselinge uitbarsting van geluid en de twintigste eeuw keerde terug. Ik merkte dat Les Jeunes Bohémiens de drukste van de twee tenten was, met zijn publiek van jonge studenten. Maar de kou en de gestage motregen waren naargeestig en deprimerend en de nacht scheen eindeloos. Ik wilde graag denken dat we aan het einde van de jacht waren aangekomen. Het was een grimmige, smerige jacht geweest, dwars door de sloppen en riolen van Europa.
  
  Het enige goede was Yvonne Monnaire geweest, van de Franse Sûreté. Zij was ons contactadres en een veilige plek voor boodschappen. Zij en ik waren onmiddellijk van elkaar onder de indruk geweest, niet dat het veel moeite kostte om van Yvonne onder de indruk te komen. Lang blond haar rond een bedrieglijk lief gezichtje, een mollig sexy figuurtje met schitterende heupen, mooie benen en uitstekende proporties.
  
  Haar baan bij de Sûreté betrof voornamelijk interne aangelegenheden, maar tussen ons was er ook onmiddellijk een begrip ontstaan. Zes maanden lang had ze me gepaaid en opgejaagd met de belofte dat, als we Colare eenmaal te pakken hadden, zij de mijne zou zijn. Het was me nooit helemaal duidelijk geworden of ze werkelijk geloofde of we hem te grazen zouden nemen of niet, of dat ze alleen maar een wortel voor mijn neus liet bengelen. Maar het was een heerlijke wortel, één die ik beslist wilde hebben.
  
  Ik wierp een blik op mijn horloge. Het was bijna middernacht. Colare had zich al lang moeten laten zien en in stilte vervloekte ik de weer verspilde nacht. Toen hoorde ik een pieptoon. Ik stak mijn hand in mijn zak en haalde er een kleine walkie-talkie uit die nauwelijks groter was dan mijn hand. Weer de piep en toen hoorde ik de stem van de Engelsman, gespannen en opgewonden.
  
  'Hij komt door de Rue Chanoinesse naar me toe,' fluisterde Carlton.
  
  'Hij heeft een andere man bij zich,' zei de Fransman, 'faites attention.'
  
  Ik haalde Wilhelmina uit mijn jasje, de loop koel tegen mijn hand. De bedoeling was dat zij hem, als zij hem niet te pakken konden krijgen naar mij toe zouden drijven.
  
  Wat er toen gebeurde, wist ik niet. Later hoorde ik dat Carlton te overhaast was geweest. Er klonk een schot en even later werden nog meer schoten gewisseld. Ik hoorde een kreet van pijn, Carltons stem, en het geluid van voetstappen die over de klinkers mijn kant uit renden.
  
  Net op dat moment kwam er een auto van de andere kant de straat in gereden, op weg naar de Les Jeunes Bohémiens. Hij passeerde mijn boekenkar, versperde de straat en ik kwam te voorschijn. Toen zag ik de gedaante die op me af kwam rennen, een man met een dunne, lange neus en zware wenkbrauwen.
  
  Het was Colare en ik deed een stap naar voren om hem te onderscheppen. Hij zag me op het moment dat ik me langs de wagen werkte en ik zag de angst in zijn ogen opvlammen. Hij keek om, dan weer naar mij en wist dat hij in de val zat.
  
  Net op dat moment stapte er een man uit de auto, vlak voor me. Hij keek me aan en ging Les Jeunes Bohémiens binnen. Ik was verbijsterd, zo volkomen uit het lood dat ik mijn mond voelde openvallen.
  
  Ik herkende hem onmiddellijk. Het gebogen litteken op zijn kin, de potlooddunne snor. Het was Soe Jat, majoor Soe Jat, specialist in revolutionaire agitatie. Soe Jat verliet China zelden, tenzij het iets heel moeilijks of belangrijks was. De laatste keer dat hij China had verlaten was om de Vietnam opstanden van destijds te organiseren. En nu was hij in Parijs en stak vlak voor me de straat over.
  
  Mijn verbijstering duurde maar een seconde, maar die seconde was voldoende voor Simon Colare. Hij was langs de andere kant van de wagen geglipt en ik hoorde zijn voetstappen de straat uit rennen. Ik had hem langs me heen laten gaan.
  
  'Godskolere,' vloekte ik hardop terwijl ik achter hem aan ging. Ik rende alsof de hellehond op mijn hielen zat. We hadden hem zo voor het grijpen gehad en ik had hem laten gaan. Carlton was neergeschoten, misschien Dobos ook, maar toch had ik hem zo kunnen pakken en ik had hem laten gaan.
  
  Zes maanden van slopende arbeid door de plee als hij ontsnapte. Verrekte Soe Jat, vloekte ik. Vervloekt dat ik me zo had laten verrassen.
  
  Die klootzak Colare rende als de duivel en ik was de straatklinkers die alle geluiden zo duidelijk weerkaatsten uiterst dankbaar. Ik kon hem verdomme niet laten ontkomen. Ik had nog nooit een klus verkankerd, hoewel het er nu naar uitzag dat ik, wat deze betrof, een heel aardig begin had gemaakt.
  
  Ik zag hem nu voor me, een vage contour in het donker. Hij draaide zich om en loste een schot op me. Hij schoot omwille van het effect, niet omwille van de nauwkeurigheid.
  
  Ik nam niet eens de moeite mijn snelheid te vertragen toen ik de massieve, zwarte vorm van de Notre Dame voor me zag opdoemen. Hij rende daar naartoe en ik grijnsde. Daar zou ik hem klem hebben. Hij was nu uit de kronkelige straatjes en daar had hij niets om zich te verbergen. Zijn gestalte versmolt echter met de schaduwen van de kathedraal en ik zette er nog wat meer vaart achter.
  
  Toen ik de smalle straat bereikte die langs de kathedraal loopt, realiseerde ik me dat het geluid van zijn rennende voetstappen was weggestorven. Ik wist dat hij geen grotere voorsprong op me had genomen. Hij was gestopt en had zich nu ergens verborgen. Ik verminderde mijn snelheid en begon nu langzaam en voorzichtig, centimeter voor centimeter, langs de enorme uitsteeksels van de stenen steunberen te kruipen, met korte, snelle spurts van de ene donkere schaduw naar de andere. Ik was halverwege de zijmuur van de kathedraal toen ik het geluid van brekend glas hoorde. Ik snelde de straat op en keek net op tijd omhoog om hem door een gat te zien verdwijnen dat hij in één van de kostbare, gebrandschilderde ramen had geslagen.
  
  Ik ging dezelfde weg en trok me op aan de uitstekende stenen van de bovenste boog, terwijl ik mezelf vasthield aan de versieringen en ik was dankbaar voor het ornamentele beeldhouwwerk van de middeleeuwse ambachtslieden. Ineengedoken klauterde ik achter hem aan door het kapotte raam en kwam op een smalle, stenen richel. De enorme kathedraal was binnen vaag verlicht en de golvende Gothische architectuur creëerde een patroon van schaduwen.
  
  Centimeter voor centimeter bewoog ik me langs de stenen richel tot die zich verbreedde en bij een stenen balustrade eindigde. Erachter was een stenen trap die omhoog leidde.
  
  Het was onmogelijk die trap met enige snelheid op te gaan. Hij boog en kronkelde zich omhoog in nauwe spiralen tot hij een smalle, stenen loopgang bereikte over het dwarsschip heen, dat naar de sacristie ver beneden leidde. Ik keek naar beneden en zag de banken die er uit zagen als speelgoed in een poppenhuis, de flakkerende kaarsen die slechts speldenpuntjes licht waren. De loopgang kwam uit op een andere smalle trap, maar die was tenminste recht en ik nam hem met drie treden tegelijk.
  
  Door de manier en het gemak waarmee Colare zich door de kathedraal verplaatste, was het duidelijk dat hij hem al eerder had gebruikt als schuilplaats of als middel om aan een achtervolging te ontkomen. De trap leidde naar de top van het enorme, gewelfde plafond van de kathedraal en ik zag Colare over de stenen leuning van een korte loopgang klauteren. Hij stak zijn hand uit naar een klein, gebogen raam van ondoorschijnend glas.
  
  We bevonden ons hoog boven het priesterkoor en het hoofdaltaar, veertig meter boven de stenen vloer, net onder een stel houten balken die het grote dak ondersteunden. 'Colare,' riep ik, 'stop.'
  
  Zijn antwoord was een schot dat door de kathedraal weergalmde. Ik zag hem het raam openduwen en er als een kat doorheen verdwijnen. Ik ging achter hem aan, sprong over de stenen leuning terwijl ik niet naar beneden dorst te kijken en wrong mezelf door het raampje. Ik haalde het maar net. Buiten rukte de koude wind aan mijn gezicht en ik greep me vast aan een gegroefd stuk van het dak, groen van verweerde ouderdom.
  
  Ik zag hem nergens, maar de rijen gargouilles waren geschikte schuilplaatsen. Ik liet me langs het hellende dak naar beneden glijden naar de dichtstbijzijnde waterspuwer en hield me daar aan vast.
  
  Ik had me er net aan opgetrokken toen hij aan de andere kant verscheen, het pistool in zijn hand recht op mijn hoofd gericht. Ik liet de gargouille los en liet me langs de steile kant van het dak naar beneden glijden op het moment dat hij vuurde. Het schot ging net over mijn hoofd heen. Mijn voet raakte iets - de goot langs de rand van het dak. Met een snelle beweging haalde ik Wilhelmina te voorschijn en schoot op hetzelfde moment omhoog vanuit mijn liggende positie. Ik had een duidelijk doelwit.
  
  Hij werd door twee kogels geraakt. Ik hoorde hem naar adem snakken en ik keek toe hoe hij langzaam naar voren begon te vallen. Met zijn hoofd vooruit kwam hij naar beneden.
  
  Ik stak een hand uit om te proberen zijn val te stuiten, maar net buiten het bereik van mijn hand gleed hij van het steile dak. Ik zag hoe hij één van de waterspuwers raakte, ernaar greep, miste en over de rand ging.
  
  Hij schreeuwde niet toen hij naar beneden buitelde. Het enige dat ik hoorde was een hoge toon van ongeveer een seconde, een scheurende kreet en toen was het allemaal voorbij.
  
  Ik keek naar beneden, maar het was te donker om iets te zien. Terwijl ik langzaam een zucht van verlichting liet ontsnappen, begon ik me aan de gegroefde dakplaten op te trekken naar het raampje toe. Ik liet mezelf naar binnen glijden en bleef daar een ogenblik zitten terwijl ik diep adem haalde.
  
  Ik kreeg het rare gevoel dat ik niet een zaak net had opgelost, maar net aan eentje was begonnen.
  
  Colare was opgeruimd en ik had mijn blunder goed gemaakt, maar ik bleef maar één ding zien: kin met litteken, potlooddunne snor en kleine zwarte ogen.
  
  Tegen de tijd dat ik naar beneden was geklauterd, zwermden overal Parijse gendarmes rond. Jacques Dobos was er bij. Carlton was met een gewond been naar het ziekenhuis gebracht. Niets ernstigs, vertelde Dobos me. Ik liet hem de scherven opvegen en wandelde weg.
  
  Ik voelde me moe, nat en koud en het gezicht van majoor Soe Jat bleef maar voor me zwemmen. Hem zien was zoiets als het zien van een ratelslang in je achtertuin. Niet iets dat je nonchalant van je af kon zetten.
  
  Ik was op weg naar het kamertje dat ik had gehuurd, maar plotseling keerde ik om en ging op weg naar het oosten. Ik viste het papiertje uit mijn zak en controleerde het adres. Yvonne had gezegd dat ik mijn premie kon innen op het moment dat we Colare hadden. Ik wilde niet alleen slapen. Dat had ik al zes maanden gedaan, vanaf het moment dat we Colare op het spoor waren gekomen. Ik vond het gebouw en haar flat op de tweede verdieping.
  
  Het was harder gaan regenen en ik was doorweekt in mijn straatventerkleren, hoewel een straatventer zonder kar. Er was geen bel, dus ik klopte aan. Ogenblikkelijk ging de deur op een kier en toen helemaal open.
  
  Haar ogen verwijdden zich en hoewel zij een dunne pyjama aan had, zag ik dat zij niet had geslapen, in ieder geval niet lang. Lange tijd bestudeerde zij mijn grimmige gezicht en toen glimlachte ze, een langzame glimlach voortkomend uit bewondering en opluchting. 'Gefeliciteerd, Nickie,' zei ze.
  
  'Bedankt,' antwoordde ik terwijl ik me langs haar heen werkte. 'Heb je hier een bad?'
  
  Ze sloot de deur, zette de ketting vast en gebaarde naar de aangrenzende kamer. 'Ik zal een cognac voor je inschenken,' zei ze.
  
  'Doe dat, schat,' antwoordde ik terwijl ik mijn kleren uitgooide en naar de badkamer liep.
  
  Het water voelde lekker aan en was verkwikkend. Ik maakte het zo heet als ik kon verdragen tot mijn huid rood begon te worden. Maar toen ik er weer uitstapte voelde ik me weer een beetje mens. Ik trok alleen mijn broek aan en stapte de woonkamer binnen waar Yvonnes lichtblauwe ogen mijn brede borst opnamen.
  
  Ze gaf me een cognac en kroop in mijn armen. Haar hoofd kwam nauwelijks tot aan mijn schouders. Haar volle, ronde lichaam bewoog opwindend in de dunne pyjama en haar borsten speelden verstoppertje door de dunne stof heen. Ze had een jurk aan kunnen trekken, maar ze had het niet gedaan en plotseling wilde ik haar hebben, koortsachtig en wanhopig. Misschien begreep ze hoe ik me voelde. Zoals ik al heb gezegd had er vanaf het begin een wederzijds begrip bestaan. En misschien kon Yvonne de spanningen en de druk van deze smerige zaak beter begrijpen dan de gemiddelde andere vrouw.
  
  Ik liet de cognac door mijn keel lopen. Het verwarmde me en zette me in vuur en vlam. Maar eerst moest ik nog iets anders uit mijn gedachten bannen.
  
  'Wat voor soort zaak is die Les Jeunes Bohémiens?' vroeg ik. 'Weetje er iets van?'
  
  'Een enorme verzamelplaats, zoals jullie zeggen, voor studenten,' zei ze. 'Alle linkse studentengroepen ontmoeten elkaar daar. En ook de verlorenen, de sloebers, de steuntrekkers. Het staat in heel Europa bekend als dé plaats waar alle ultralinkse groepen elkaar treffen.'
  
  Ik liet haar woorden een tijdje door mijn gedachten spelen. Soe Jat en een stelletje ultralinkse warhoofden. Het zei me niet veel. Ik leunde achterover en borg Soe Jat weg in een hoekje van mijn geest en strekte me uit. Morgenochtend zou ik Hawk bellen. Misschien dat die een paar antwoorden voor me had. Ik dacht aan zijn staalgrijze ogen, aan dat wat stijve uiterlijk dat een bikkelhard innerlijk verborg en dacht eraan wat hij gezegd zou hebben als ik Colare had laten glippen. Ik huiverde en wendde me tot Yvonne.
  
  Ze had naar me zitten kijken en zonder een woord te zeggen sloeg ze haar armen om mijn nek. Haar lippen waren verrukkelijk warm en ze riepen een begeerte bij me op die al lange tijd niet was gebruikt. De knopen van haar pyjamajasje gingen los bij mijn aanraking en ik vond haar ronde borsten, die warm en zacht en stevig waren en die zich spanden met een eigen begeerte.
  
  Yvonnes handen op mijn borst gingen langzaam naar beneden, liefkozend en strelend en haar tong speelde een heerlijk spel met die van mij. Die ogenblikkelijke verstandhouding tussen ons strekte zich ook tot dit uit, want zij kwam in mijn armen met een natuurlijk gemak en wij vreeën alsof we het al jaren met elkaar deden.
  
  Yvonnes benen waren kort maar slank, sterk en jong en wikkelden zich rond mijn dijen in een veeleisende begeerte. In haar vrijen combineerde Yvonne hartstocht en tederheid, opwinding en een vreemde troostende kwaliteit.
  
  'Ga op je rug liggen, chérie,' mompelde ze en ik voelde hoe haar vingers mijn riem open maakten en daar heerlijk opwindend op verkenning gingen. Ze drukte haar borsten tegen mijn borst aan en liet ze langs mijn lichaam verder omhoog komen tot de zachte punten tegen mijn lippen lagen, tegelijk vragend en gevend.
  
  Toen ik mijn lippen van elkaar haalde om de zachte, begerige tepels naar binnen te zuigen, huiverde ze. Haar benen klemden zich om mijn middel en ze begon ritmisch tegen me aan te wrijven, eerst traag, toen sneller, tot ze me plotseling losliet en me smeekte in haar te komen.
  
  En ik ging in haar. Zij was een zich spannend, hartstochtelijk wezen dat zich omhoog drukte onder mijn stoten. Plotseling lag ze stil, nog natrillend van extase, een langgerekt ogenblik tussen twee werelden. Toen liet ze me gaan, haar ogen gesloten, en haar armen drukten mijn hoofd tegen haar borsten.
  
  Zo viel ik in slaap op die twee zachte kussens en in het licht van de ochtend liefkoosde ik ze met mijn tong. Ze bewoog zich even, greep mijn hoofd stevig vast en drukte die op haar borsten terwijl ze zuchtte van tevredenheid.
  
  Ik heb nooit dankjewel willen zeggen tegen een vrouw met wie ik gevreeën heb, maar toch zou het juist zijn geweest dat tegen Yvonne te zeggen. Er was een bepaalde troost van haar uitgegaan, een vertroostend welkom dat boven de hartstocht van het lichaam was uitgestegen. Misschien was dat weer dat begrip tussen ons dat haar en mij scheen te omgeven.
  
  Toen het licht was geworden stond ze op, trok een beha en een slipje aan en maakte het ontbijt klaar, terwijl ik genietend naar haar keek.
  
  We vertrokken samen naar de Franse Geheime Dienst; zij om aan het werk te gaan en ik om de balans op te maken en Hawk te bellen.
  
  Onderweg stopten we bij het ziekenhuis en spraken even met Carlton die ons vertelde dat hij binnen een paar weken weer in de strijd zou zijn. Hij was nog steeds kwaad over zijn haast, die tot gevolg had gehad dat Colare hem had gezien. Maar het was voorbij nu en daar waren we allemaal blij om.
  
  Op de kantoren van de Sûreté bij de Place de la Concorde, kwam mijn gesprek met Hawk verrassend snel door voor het uur van de ochtend, en hij luisterde naar mijn verslag over het einde van de jacht op Colare met zo'n houding van het-heeft-je-lang-genoeg-gekost. Ik zag die gelooide, stijve uitdrukking van hem voor me die enigszins afkeurend stond.
  
  Die Ouwe had het niet zo op die langdurige jachtpartijen.
  
  Zeker niet wanneer zijn mensen erbij betrokken waren. Hij vond dat soort dingen meer iets voor de FBI of voor de CIA. Ik schraapte mijn keel om de laatste mededeling eruit te gooien.
  
  'Majoor Soe Jat zit hier in Parijs,' zei ik kalm, bijna terloops, en ik genoot van de gedachte dat hij nu het einde van zijn onaangestoken sigaar stuk beet.
  
  Hij begon te sputteren maar ik onderbrak hem.
  
  'Ik weet het zeker,' zei ik. 'Hij liep vlak langs me. En als het er wat toe doet, hij ging een tent binnen die bekend staat als een ultralinks studentencafé. Vertel mij maar wat dat te betekenen heeft.'
  
  Er volgde een lange stilte en toen hoorde ik hem uiterst voorzichtig antwoorden.
  
  'Misschien kan ik dat wel, Nick,' zei hij. 'Maar niet over de telefoon. Ik was van plan je onmiddellijk terug te laten komen, maar nu wil ik datje daar een tijdje blijft en je wat amuseert.'
  
  Ik schudde de hoorn om te zien of er iets mis was met de verbinding.
  
  'Hoorde ik u zeggen wat ik net meende te horen?' vroeg ik.
  
  'Ja,' zei hij. 'Ik wil datje een baard laat staan en misschien wat lang haar en dat je iedere avond naar die club gaat.' Ik trok een grimas. Ik had beter kunnen weten. Met 'je amuseren' bedoelde hij aan het werk gaan.
  
  Zijn stem kraakte over de telefoon.
  
  'Wat je me net hebt verteld is van fantastisch belang, Nick,' zei hij. 'Als Soe Jat zich daar weer eens laat zien, zal dat heel snel zijn. Ik wil een volledige beschrijving van alle personen met wie hij contact heeft. Zoek dat uit en neem dan meteen weer contact met me op.'
  
  'Lang haar en een baard,' mopperde ik.
  
  'Het is maar voor een paar dagen, zodat je niet al te erg opvalt. En haal je Marx wat op, Nick.'
  
  'Welke? Groucho of Karl?' vroeg ik.
  
  Ik hing op voor hij antwoord kon geven. Amuseer je, snoof ik. Goed, verdomme, ik zou mijn best doen. Die flauwekul over dat lange haar liet ik maar langs me heen glijden. Daar was ik te preuts voor. Maar ik vond een mooie, valse baard en ik nam Yvonne iedere avond met me mee uit.
  
  Ik keek en we dronken en praatten met elkaar. Ik had ten minste aardig gezelschap en de druk van haar warme dij tegen die van mij. Iedere avond vonden we een hoekje en kropen naast elkaar. Het was eigenlijk zo slecht nog niet. Ik dronk genoeg vin rouge om expert te worden op dat gebied en Soe Jat bleef maar niet komen. Ik vroeg me af hoe Hawk op het idee was gekomen dat hij terug zou komen.
  
  De meeste anderen leerde ik kennen als vaste klanten, in ieder geval die vier avonden dat wij er kwamen. Voor het merendeel waren zij natuurlijk Franse studenten, maar er zaten ook een heleboel Duitsers tussen, een paar Engelsen en één knaap die door de anderen nagelopen werd, een Amerikaan. Hij was groot en zwaar, met de gespierde armen en schouders van een gewichtheffer.
  
  Ik hoorde dat de anderen hem 'Hengelaar' noemden. Baardig, met kleine flitsende oogjes en een enorm hoofd op een dikke nek. Zoals de meesten die daar kwamen was hij slechts een flauwe afspiegeling van mijn voorstelling van de gemiddelde student.
  
  De meesten, besloot ik ten slotte, waren de beroepsstudenten, de eeuwige studenten die hun studie rekten en zich verstopten in hun boeken en kolleges als excuus om de problemen van het leven niet onder ogen te hoeven komen. Ze hadden altijd al bestaan, ook toen ik nog naar school ging.
  
  En dan had je de verlorenen, de zoekers die niet wisten waarnaar ze werkelijk op zoek waren. En ook zag ik de slimme jongens, diegenen die bij elkaar kwamen voor elke onbeduidende zaak, diegenen die dachten dat zij de enigen waren die ooit het vaandel van idealisme hadden gedragen.
  
  Ook was er nog iets anders, iets waardoor ik een wrange en bittere smaak in mijn mond kreeg. Ik bespeurde een duidelijke alles-naar-de-klote sfeer, een filosofie van haat en vernietiging, een soort wilde ziekte die uithaalde tegen de hele wereld. Er zat een vorm van smerigheid aan dat protest, een ontkenning van alle verworvenheden van de mensheid ten gunste van de een of andere volledige chaos. Veel van hen waren wat ouder dan de gemiddelde student, maar daar staat weer tegenover dat de Europese studenten meestal wat langer hun studie lopen dan de kinderen bij ons thuis in Amerika. Maar ondanks dat liep de verbittering door alles heen: een harde, smerige verbittering die niet thuishoort in hen die idealisme voor zich opeisen. Yvonne en ik hadden het erover in verborgen termen, als we zo samengekropen in ons hoekje zaten, een stelletje dat duidelijk alleen met elkaar te maken wenste te hebben. 'Ze denken niet positief,' mompelde ze tegen mij. 'Ze zijn alleen maar negatief. Ze kunnen alleen maar honen, verwerpen en vernietigen.'
  
  Het was inderdaad een raar zootje daar. Die zogenaamde studenten met hun hippie meisjes, jonge dingen in korte rokken en kleurige T-shirts waarin de borsten vrijelijk heen en weer dansten. Lange avonden hield ik door de rook de deur in de gaten en wachtte.
  
  Toen hij die vierde avond, bijna om middernacht, open ging en ik die gestalte zag binnen komen en hem daar rustig met zijn handen in de zakken van zijn regenjas zag staan, klemden mijn vingers zich om Yvonnes arm.
  
  Met mijn hoofd op haar schouder, zogenaamd om haar blonde haar te liefkozen, zag ik door halfgesloten ogen hoe Soe Jat de menigte opnam. Ik zag hoe een gestalte zich van een tafel losmaakte en naar hem toe liep. Het was die Amerikaanse dommekracht, degene die ze Hengelaar noemden. Ze spraken even met elkaar en toen ging Hengelaar hem voor naar een achterkamertje en zij verdwenen uit het gezicht.
  
  Ze bleven er ongeveer voor de duur van een fles - de manier waarop ik gewend was geraakt in die tent de tijd te meten. Toen ze weer te voorschijn kwamen, gleed Soe Jat onopvallend door de club en hij glipte naar buiten. Hengelaar schoof weer bij aan het tafeltje waar het gesprek gedempter werd.
  
  'Laten we hem smeren, schat,' zei ik tegen Yvonne. En ik bracht haar naar huis.
  
  Ik denk dat we allebei begrepen dat dit onze laatste nacht samen zou zijn, want we vreeën lang en teder met elkaar, terwijl we van eikaars lichaam genoten zoals je van een goede cognac kan genieten. En weer begreep ze het op een manier zoals maar weinige vrouwen dat kunnen en 's ochtends, voor ik me aankleedde, liet ze haar handen over mijn borst zwerven.
  
  'Pas goed op dat mooie lijf van je, Nickie,' zei ze. 'Misschien dat er ooit weer eens een tijd voor ons beiden komt.'
  
  'Hetzelfde voor jou, ma chérie,' antwoordde ik. 'Blijf uit de buurt van verdwaalde kogels.'
  
  Ze lachte een beetje. 'Wees niet bang,' zei ze. 'Ik heb alleen maar met kleinere zaken te maken. Jij met, zoals jullie dat noemen, het grotere werk. Wees voorzichtig, ja?'
  
  Ze liet haar lippen over mijn huid gaan, weer die vreemde combinatie van begeerte en vertroosting. Maar voor enig afscheid was geen tijd meer. Ik bracht haar naar haar kantoor en belde daarna Hawk.
  
  'Ik heb op je zitten wachten,' zei hij. 'Ik neem aan dat hij zich weer heeft laten zien.'
  
  'Hij heeft zich weer laten zien,' zei ik. 'Samen met één van die gasten verdween hij in een achterkamertje. Ik zou een beschrijving van die knul kunnen geven, als u dat wilt. Het is een Amerikaan.'
  
  'En hij heet Hengelaar, Hengelaar Harris, denk ik,' kwam Hawks stem over de telefoon. 'Hij is groot, heel gespierd, een soort van gewichtheffer. Onder zijn kin een volle baard die naar beide zijden wegloopt. Woest zwart haar. Klopt het zo ongeveer?'
  
  Ik kon bijna dat zelfingenomen lachje van hem over zijn gezicht zien spelen.
  
  'Goed, spui maar op,' zei ik. 'Heeft iemand anders hier het al aan u gemeld?'
  
  'Nee, maar we houden die knaap al een tijdje in de gaten, antwoordde mijn chef. 'En we weten dat hij een vliegticket had om daar een studentenconventie bij te wonen. Die knul is 26 jaar oud en hij is één van die agitatoren die de studentenrellen op de Busby Universiteit hebben geleid.'
  
  'Natuurlijk weet ik oppervlakkig wel iets van die studentenrellen af, chef,' zei ik. 'Maar wat heeft die Soe Jat er mee te maken?'
  
  'Daar heb ik geen antwoord op, maar de lucht ervan bevalt me helemaal niet,' zei Hawk. 'We weten dat er iets gaande is en misschien wel heel wat meer dan wij denken. Kom als de bliksem met het eerste vliegtuig terug. Je gaat weer naar school.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Het was fijn, verdomde fijn, om weer terug te zijn in Amerika. Zelfs Dupont Circle in Washington zag er op de een of andere manier schoon en fris uit, vol van een nieuw leven. De kantoren van AXE zagen er op uit en Hawk stond bij een van de grote ramen, terwijl zijn gezicht een grimmige bezorgdheid uitdrukte.
  
  Ik had hem eerder bezorgd gezien, maar dit was iets anders en hij bracht het zelf onder woorden toen hij zich weer naar mij had omgedraaid.
  
  'Ik voel me als iemand die weet dat ergens in zijn huis een brand is, maar die het niet kan vinden,' zei Hawk. Hij pakte een zware stapel, samengebonden papieren en wierp het pak naar me toe.
  
  'Het Haverford Rapport,' zei hij grimmig. 'Neem het mee en lees het aandachtig door. En neem dit ook mee.' Hij deed er nog zes velletjes dichtbeschreven papier bij die ons eigen AXE 'geheim' zegel droegen.
  
  'Deze moet je vernietigen zodra je ze hebt gelezen,' gromde hij. Ik wist dat het Haverford Rapport het resultaat was van een commissie-onderzoek, geleid door senator Haverford, naar de studentenrellen.
  
  'In het kort,' zei Hawk, 'toont het aan dat, hoewel er spontane uitbarstingen zijn van studentenonlusten, er ook een patroon is van een harde kern die de zaak leidt en van buitenlandse agitatie. Figuren als Hengelaar Harris duiken overal op. Een paar van de eerlijke jongelui worden met smoesjes tot demonstratie aangezet en een paar worden werkelijk heel ongunstig beïnvloed door deze buitenstaanders.'
  
  'Er zit een soort van besmettingsgevaar aan die studentenrellen en demonstraties, maar het is altijd een besmetting van korte duur geweest. Nu hebben we met iets anders te maken, een goed voorbereide groep, die van binnen en van buitenaf werkt en die er kennelijk op gericht is om voort te gaan met het creëren van voortduring van de studentenopstanden. Om aan te grijpen op conflicten of om die te creëren als ze niet voorhanden zijn.'
  
  'Bent u hier bij betrokken, meneer?' vroeg ik enigszins verbaasd.
  
  'Ik weet het,' zei hij. 'Studentenonlusten, maatschappelijke onrust, het opbreken van studies van een boel serieuze kinderen is allemaal heel belangrijk, maar kleuterwerk voor ons. AXE is er niet om sociale ontwrichting te bestrijden. Maar plotseling hebben we de informatie gekregen dat de wereldomvattende aard van dit verschijnsel op iets veel ernstiger wijst. Dat jij Soe Jat hebt gezien, is alles wat we nodig hadden, Nick. Je weet dat hij nooit een poot buiten China zet tenzij het voor iets heel belangrijks is. Daarbij ken je zijn specialiteit.'
  
  Ik knikte. Majoor Soe Jats officiële titel van commissaris van revolutionaire agitatie was behoorlijk ontoereikend om zijn werkelijke taken te verklaren. Hij leidde het aanmoedigen van burgertwisten, de activiteiten van de vijfde colonne en organiseerde en trainde speciaal gekozen mensen om burgerlijke onrusten aan te moedigen. Hij had eens gezegd dat hij, als hij een halve kans kreeg, elke regering omver kon werpen, door het creëren van maatschappelijke onrust en chaos. Zijn ambities waren gewoonlijk minder beperkt dan alleen maar het omver werpen van regeringen. Hij was er al tevreden mee als hij alleen maar een soort van maatschappelijke onrust kon scheppen die het goed functioneren van een regering onmogelijk maakte. 'Vanwege het voortdurende en directe karakter van de toestand,' ging Hawk verder, 'hebben we onze inspanningen geconcentreerd op de Busby Universiteit in Californië. Hengelaar Harris is daar voortdurend geweest. Zoals met al onze grote universiteiten het geval is, is het mogelijk je in te laten schrijven voor speciale cursussen. Het is eenvoudig om een studentenkaart te krijgen en daar binnen te komen. In wezen is Hengelaar Harris de aanzet tot het studentenprotest, dat wordt geleid door een knaap die Frank Donnelli heet. We wisten dat Harris betrokken was bij een groep van buitenaf, maar welke groep dat was en welke plaats hij daarin had, wisten we niet. Nu met Soe Jat op het toneel is het geen kleuterwerk meer, N3. Om eerlijk te zijn weet ik niet wat het dan wel is, maar het betekent wel een heleboel rotzooi.'
  
  Hawk nam een nieuwe, onaangestoken sigaar in zijn mond en kauwde er een ogenblik op.
  
  'Als je dat Havenford Rapport eenmaal gelezen hebt,' zei hij, 'zul je inzien tot welk een angstaanjagende en alarmerende omvang die hele studentenopstand is uitgegroeid. Ondertussen hebben we hard ons best gedaan op de Busby Universiteit om de zaak vast voor te bereiden. In de juiste kringen zijn wat berichten verspreid, ook in de kringen van Hengelaar Harris, dat er een nieuweling zal aankomen. Een man die Che Guevara persoonlijk heeft gekend. En zoals je wel weet is die naam een blanco paspoort in die kringen.'
  
  'En die nieuwkomer, Nick, ben jij. Je krijgt papieren, brieven, een paspoort, de hele troep, voor je in orde gemaakt door Special Effects. In het materiaal dat ik je gaf vind je de hele voorgeschiedenis en achtergronden. Je moet bij de kern zien te komen en uitzoeken wat er verdomme allemaal aan de hand is.'
  
  'Hoe heeft u die berichten de wereld in geholpen?' vroeg ik grijnzend.
  
  'We hadden daar twee meisjes voor ons werken, twee nichtjes, verre nichtjes van die Alordo,' antwoordde Hawk. 'Een paar weken geleden hebben wij ze terug getrokken. We vonden het allemaal een beetje te gevaarlijk worden. We lieten ze arresteren op grond van het roken van weed. Het was eenvoudig genoeg.'
  
  'Wie weten dat ik kom?' vroeg ik. 'Ik bedoel, de echte ik. Wellicht heb ik de studentendossiers nodig of zoiets.'
  
  'Slechts twee mensen,' zei Hawk. 'De decaan Insmer en zijn onderdecaan, een vrouw, Diane Rowan. We hebben een appartement voor je verzorgd, een paar straten van de campus vandaan, in een wijk met verbouwde huizen die nu voor het grootste gedeelte als studentenflats in gebruik zijn. Je bent ingeschreven voor een cursus politieke wetenschappen. Je kunt alle papieren halen bij Stewart van Special Effects; ook je tas en een kaartje voor de bus van zeven uur naar Californië.'
  
  'Bus?' riep ik uit. 'Waarom een bus?'
  
  'Nick Alordo, met zijn achtergronden, zou uit de buurt blijven van elke luchthaven,' zei Hawk, 'tenzij het niet anders kon. Hou contact met me. We moeten die brand zien te vinden voor ons hele huis afbrandt.'
  
  Ik knikte en gaf hem een hand.
  
  Hawks harde uitdrukking was sterker dan gewoonlijk en ik had zo het idee dat ik wist wat hem dwarszat in deze zaak. Het was die hele universiteit flauwekul. Dat was geen plaats voor spionage activiteiten, een plaats waar we helemaal niet zouden moeten komen.
  
  Maar het was ook geen plaats voor het soort zaken van Soe Jat. In dit vak volgde je de ratten waar ze ook maar naartoe gingen, of de goot of de kerk in. Ik glimlachte grimmig in mezelf. Ditmaal was het dus de universiteit. Een te krankzinnig idee, maar dit was dan ook een te krankzinnige wereld.
  
  
  
  Ik had lange tijd niet meer in een bus gezeten en ik was blij verrast met het comfort dat ik er aantrof. Ik zette me neer in een hoek op de achterbank met mijn leesmateriaal. Ik had zo mijn eigen gedachten over wat er mis was met onze universiteiten, maar ik bleef openstaan voor andere ideeën. Ten slotte was het mijn taak die rotzooi te onderzoeken, niet om een vonnis te vellen. Maar ik had het lang geleden al geleerd en ik leerde het steeds weer: mensen maken het je wel heel erg moeilijk geen vonnis over hen uit te spreken.
  
  Het Haverford Rapport wees ogenblikkelijk op één ding.
  
  Er waren knapen met echte klachten en universiteiten met echte fouten die correcties behoefden. En een heleboel kinderen gingen de fout in door hun eigen behoefte voor een bepaalde zaak te hoop te lopen. Maar wat er onder de oppervlakte allemaal gaande was, terwijl het toch om een stel beste kinderen ging, was bepaald geen kinderwerk.
  
  De 'spontane' demonstraties waren allesbehalve spontaan. En steeds weer waren er dezelfde personen bij betrokken. Opzettelijke brandstichting, moedwillige vernieling, molestatie, intimidatie van de faculteit, het plaatsen van bommen, al die dingen waren niet het werk van schooljochies die een slechte bui hadden. Voor deze dingen waren kennis van zaken, organisatie en gedegen en kwaadaardige planning nodig. Het was de oude terroristische techniek die hier weer aan het werk was. Neem een gerechtvaardigde grief en gebruik hem voor je eigen doelstellingen. Deze keer waren het - in plaats van boeren tegen de landeigenaren, onderdrukte arbeiders tegen bazen - studenten met klachten tegen hun scholen. Maar door het allemaal te verwringen werd het, van een rechtvaardige kreet, een gehuil om de vernietiging van alles wat goed was.
  
  Ik legde het rapport opzij en voelde me misselijk worden door die kinderen die iets waardevols konden doen, maar het niet deden. Ik richtte me op het geheime materiaal dat Hawk me had gegeven en ontdekte dat het een kompleet rapport was over de decaan en over zijn assistente, over wat er van Harris bekend was (verdomde weinig) en een rapport over Frank Donnelli, de knaap die aan het hoofd stond van het studentenprotest op Busby.
  
  Ik leerde ook een heleboel over mezelf, Nick Alordo. Toen de bus ten slotte Los Siena bereikte, een plaats die werd gedomineerd door de uitgestrekte campus van de Busby Universiteit, die vanuit iedere gezichtshoek zichtbaar was, ontdekte ik dat mijn benen nog steeds functioneerden en ik liep naar het studentenhuis waarvan Hawk me het adres had gegeven.
  
  Met de sleutels op zak vond ik het en ging naar binnen. Het was een van die kleine flatjes met een badkamer en een keukentje op de tweede verdieping van een flatgebouw zonder lift. Maar het was keurig en schoon. Voorzichtig maakte ik de koffer open, haalde er een paar overhemden uit en trok zorgvuldig een envelop uit een zakje in de koffer naar buiten, tot de hoek van de envelop ongeveer twee centimeter naar buiten stak. Toen maakte ik een klein, speciaal voor mij gemaakt pakje open en bette een klein beetje van de inhoud ervan op de onderkant van de envelop. Ik ging naar buiten en wandelde op mijn gemak naar een kroeg op zo'n vijf straten van de campus vandaan en die Dugout heette.
  
  Zoals al dat soort tenten had het vakken langs de wand en grote ronde tafels in het midden van de zaak. Het publiek was gemengd, je had wat langharigen en wat baarden en je had wat meer studentikoze types. Wijn, bier en een radio die folkmuziek liet horen, maakten het beeld kompleet. Hawk had me gezegd niet vreemd op te kijken als ik daar Hengelaar Harris zou aantreffen en toen ik binnen kwam, merkte ik direct zijn brede, gespierde rug op. Hij sprak ernstig met een lange, slanke jongen met een lang gezicht. Twee andere jongelui waren bij het tafeltje gestopt om wat te babbelen.
  
  Harris had meer dan genoeg tijd gehad om uit Parijs terug te vliegen en in gedachten maakte ik daar een notitie van. Hij had geen gebrek aan fondsen om zich te verplaatsen. Ik droeg een werkbroek, een ribfluwelen hemd dat open stond aan mijn nek en om mijn hals een zijden sjaaltje. Ik slenterde langs hem heen en sprak een barkeeper aan die maar een klein eindje van de tafel vandaan stond.
  
  'Ik zoek Hengelaar Harris,' zei ik. 'Weet je waar ik hem kan vinden?'
  
  'Hier zo, broer,' sprak een donkere, zoetgevooisde stem.
  
  Ik draaide me om en keek hem koel aan, terwijl ik mezelf door hem liet opnemen.
  
  'Ik heet Alordo,' zei ik kalm. 'Nick Alordo.'
  
  Ik zag Harris' ogen groter worden en er verscheen een glimlach op zijn gezicht. Hij stond op en zijn glimlach bezat een zekere charme, hoewel ik een dodelijke kern achter die glimlach bespeurde. Hij greep mijn hand en pompte die op en neer. Zijn stem, sonoor en vriendelijk, stelde me onmiddellijk op mijn gemak.
  
  Ik begreep waarom hij de jongens zo goed kon aanpakken. Hij had beslist een bepaald charisma. Maar dat had Adolf Hitler ook. Harris' greep was stevig.
  
  'Welkom op Busby,' zei hij. 'We verwachtten je al. Je nichtje, Adéle, heeft ons een hoop over je verteld.'
  
  Ik knikte grijnzend. 'Adéle praat soms te veel,' zei ik en wendde me naar de jongen die aan het tafeltje zat. Hij keek alleen maar in zijn bier.
  
  'Dit is Frank Donnelli,' zei Harris.
  
  Ik stak mijn hand uit en de jongen schudde hem vluchtig. 'Ik heb over je gehoord, Frank,' zei ik. 'Je doet goed werk hier.'
  
  Frank Donnelli knikte en richtte zijn aandacht weer op zijn bier. Inwendig fronste ik mijn wenkbrauwen terwijl ik aan de andere jongens werd voorgesteld.
  
  Ik richtte mijn aandacht weer op Frank Donnelli. Ik herken een verward iemand als ik hem zie en op dat moment zag ik er één. Zijn ogen bezaten een opgejaagde uitdrukking. Ik wierp een blik op Hengelaar Harris.
  
  Hij begreep de vraag in mijn ogen direct en hij deed een snelle poging alles met één gebaar weg te vegen.
  
  'Frank is de laatste tijd behoorlijk gespannen,' zei hij. 'Hij heeft een heleboel persoonlijke problemen die we nu samen proberen op te lossen, nietwaar Frank?'
  
  Frank nam niet eens de moeite te knikken. Was dit nu die grote studentenleider? Deze overspannen bundel zenuwen? Ik weet niet waarom, maar ik had het gevoel dat deze jongen heel ongelukkig was over iets in de beweging. Als dat zo was, dan zou hij precies zijn wat ik nodig had: een zwakke schakel.
  
  Ik borg die kennis weg en wendde me weer tot Hengelaar Harris.
  
  'Ik heb gehoord dat dit jouw voorstelling is?' zei ik eerbiedig. 'Ik wil alleen maar helpen. Ik zou graag wat informatie hebben over de situatie.'
  
  'Morgenavond,' zei Harris, zijn stem vol warmte en welkom. 'We houden een vergadering bij mij thuis. Het zal een eer zijn jou erbij te hebben. Het hele beeld zal je dan duidelijk worden. Ik hoorde dat je met Che Guevara hebt gevochten.'
  
  'Maar heel kort,' zei ik. 'Ik moest opstappen.'
  
  'Dit is mijn adres,' zei Harris. 'Ongeveer negen uur morgenavond. Waar woon jij?'
  
  Ik glimlachte inwendig. Die vraag was onschuldig genoeg. Te zijner tijd zouden we wel uitvinden hoe onschuldig die was. Ik gaf hem mijn adres en vertelde hem dat Adéle ervoor had gezorgd.
  
  'Ik moet weer weg,' zei ik. 'Ik wilde je alleen maar even spreken. Adéle wilde dat ik bij een meisje dat zij kende langs ging.'
  
  Hengelaars ogen stonden dicht bij elkaar in zijn massieve kop en stonden glinsterend en helder.
  
  'Blij je bij ons te hebben,' zei hij. 'Kom morgen langs, dan kunnen we nog wat praten.'
  
  'Ik zie wel,' zei ik. Ik draaide me om en liep langzaam weg zonder om te kijken, met een lichte zwaai in mijn loop.
  
  In gedachten zag ik Frank Donnelli weer. Toen ik vertrok had hij niet eens opgekeken en mijn achtergronden waren toch zorgvuldig verspreid. Men beschouwde mij als een heel grote jongen en die knul had niet eens opgekeken toen ik weg ging. Was het alleen maar een intern verschil van mening dat hem zo overstuur had gemaakt, of stak er meer achter? Ik zou hem heel voorzichtig aanpakken. Hij kon wel eens heel belangrijk voor me worden.
  
  Ik slenterde door de straten en over de campus. De studentes waren zoals alle studentes: jong en geestdriftig, met stevige jonge benen en zachte, brutale borsten die in T-shirts spanden.
  
  Ik verzekerde me ervan dat ik niet werd gevolgd, vond het kantoor van de decaan en het Administratie Gebouw en glipte naar binnen. De receptioniste probeerde me het nog moeilijk te maken met spreekuren voor studenten, maar ik vertelde haar dat ik een persoonlijke brief voor de decaan bij me had en ten slotte belde zij hem. Hij liet me in zijn kantoor binnen en sloot de deur.
  
  Het was een lange, grijze man. Hij had een iets gebogen rug en hij gaf de indruk uit alleen maar schroom te bestaan. De papieren vermeldden dat hij een fantastische geschiedenis-docent was, maar dat de gebeurtenissen hadden aangetoond dat hij tevens een besluiteloos bestuurder was, die zelfs de kwaliteiten niet bezat om decaan van een hondenkennel te worden.
  
  Zoals zovelen was hij er alleen maar in geïnteresseerd zijn zelf aangemeten liberale imago te behouden en hij zat verstrikt in theorieën en abstracties. Daaronder was hij een opvoeder, maar hij had niet het lef om de moeilijke, smerige problemen van menselijk gedrag op-zijn-slechtst aan te pakken; de problemen van opgejutte demonstranten en toornige burgers.
  
  'Het zijn me een probleem-tijden, nietwaar, meneer Carter?' zei hij, met een stem die al even zwak was als zijn voorkomen. 'De mensen willen actie. Ze willen niet luisteren en niet begrijpen.'
  
  'Er zijn verschillende soorten van begrijpen,' zei ik. 'Besluiten nemen is altijd het probleem van leiderschap.'
  
  Hij schudde zijn hoofd en mompelde iets over hoezeer hij hoopte dat ik zijn positie zou begrijpen wat betreft het soort dingen die hier op de universiteit gaande waren.
  
  'Ik heb niets tegen uw werk, begrijpt u,' zei hij. 'Maar ik kan een vreselijke kritiek verwachten door eraan mee te werken.'
  
  'Zie mij als verdelger,' zei ik. 'Misschien helpt dat uw geweten sussen.'
  
  Het lukte me niet de scherpe klank uit mijn stem te houden. Maar de decaan Insmer was wel het minste van mijn problemen. Toen hij zijn assistent-bestuurder binnenriep, Diane Rowan, wist ik dat ik nu tegenover het zware werk stond.
  
  Ik had iets stils, wellicht iets muizigs, verwacht, een ijverig, onbevooroordeeld type. In plaats daarvan zag ik een fantastische brunette met kastanjebruin haar en een hooghartig, fijn gesneden gezicht met blauwe, felle ogen. Ze droeg een eenvoudige jurk die strak om slanke benen spande en zelfs nog strakker rond de opgeheven, puntige borsten die onbekommerd naar voren staken.
  
  Maar die vijandigheid merkte ik direct. Het droop werkelijk van haar af en ze had niets onzekers. Niemand hoefde me te vertellen waar decaan Insmer een groot deel van zijn standpunten vandaan haalde.
  
  Ze nam me koel op, met een fantastische, uitgebalanceerde kilheid. Maar ik reageerde niet en nam op mijn gemak haar lichaam in me op, te beginnen bij haar benen en dan langzaam omhoog, om te blijven aarzelen bij haar borsten.
  
  Ik zag haar kleur donkerder worden en zij was de eerste die wat zei. Een kleine overwinning, maar toch een overwinning, zei ik tegen mezelf. Om te beginnen hield ik niet van vijandige vrouwen en mooie, vijandige vrouwen waren helemaal een doodzonde.
  
  'Ik zal mijn positie duidelijk stellen,' begon ze. 'Ik zal met u meewerken, maar alleen omdat de raad van bestuur decaan Insmer de opdracht heeft gegeven dat te doen. Per brief heb ik nog geprotesteerd, maar ze gaven er de voorkeur aan mijn brief terzijde te schuiven.'
  
  Ze vertelde me niets dat ik niet al wist, hoewel ik een paar dingen wist waarvan zij niet op de hoogte was, zoals het feit dat AXE zich van alle middelen had bediend om zeker te zijn van de medewerking van het Busby-bestuur. Decaan Insmer stond weer te mompelen, het toonbeeld van onzekerheid, terwijl hij de schuld van de hele wereld op zijn schouders mee torste.
  
  'Ik heb Diane gezegd, dat ik wilde dat er een andere manier was geweest,' mompelde hij. 'Dit is weer zo'n geval van twist tussen twee krachten: academische vrijheid en rust en orde. Ik zou willen dat er geen conflict was. Het is een zeer gecompliceerde kwestie.'
  
  'Misschien bent u het wel die de zaak gecompliceerd maakt,' zei ik.
  
  'Wat precies bedoelt u daarmee?' Het was Diane Rowans ijzige stem die tussenbeide kwam. Ze was niet alleen verwikkeld in academische conflicten, ze deed er nog superieur over ook. Ze moest een schop voor die fantastische kont van haar hebben en snel ook.
  
  'U bent allemaal zo verwikkeld in theorieën, in intellectuele woordspelletjes, dat u niet werkelijk kunt zien wat er aan de hand is,' antwoordde ik. 'Ik waardeer het feit dat velen van u worstelen met wat u gewetensproblemen noemt. Maar terwijl u met uzelf aan het worstelen bent, is er buiten iemand die uw mooie, ivoren toren aan het afbreken is.'
  
  ik zie niet in hoe geheime agenten op de universiteit kunnen helpen,' wierp ze vinnig tegen.
  
  Mijn kaakspieren verstrakten. Ik was niet van plan een abstracte discussie met haar aan te gaan, nu niet en nooit niet. Ik moest bepaalde dingen tot haar door laten dringen en snel ook.
  
  'Luister, zus,' beet ik haar toe, terwijl mijn stem ruw en koud klonk en mijn ogen zich in de hare boorden. 'Er zijn dingen aan de gang waar je nooit van hebt gehoord. Meer nog, je wilt er niet over horen. Je houdt liever je kop in het zand en wat mij betreft is dat okay. Jij met je leuke ideetjes en je leuke verklarinkjes. Ik heb geen tijd voor spelletjes en de regering van de Verenigde Staten evenmin. Misschien dat je er ooit eens achter komt wat voor druiloor je bent geweest en misschien ook niet. Het interesseert me echt geen ene flikker. Maar je werkt met me mee, of anders laat ik je hier zo snel uit donderen datje geen tijd hebt om je om te kleden.'
  
  Ik zag haar moeilijk slikken, maar in haar ogen stond een laaiend verzet geschreven hoewel het nu al wat meer moeite kostte.
  
  'Is dat een dreigement?' vroeg ze.
  
  Het is een belofte,' zei ik. 'Maak het me moeilijk en je komt er wel achter.' Ik wierp een blik op de decaan. Hij trilde wat meer dan normaal, maar ook dat vond ik best.
  
  Ik wil zien wat jullie over bepaalde studenten in het archief hebben,' zei ik. 'Hier is de lijst. Ik wil alle achtergrondinformatie die jullie over hen hebben.'
  
  Ik gaf haar de lijst van de studenten en buitenstaanders die door AXE waren aangemerkt als herrieschoppers. In wezen wist ik meer over Hengelaar Harris en Frank Donnelli dan in het universiteitsarchief te vinden zou zijn. Maar misschien was er iets dat wij hadden gemist, iets waardevols. Hawk had me het belang van grondigheid bijgebracht. 'En ik wil niet dat ze me in het kantoor van de decaan zien rondhangen,' zei ik. 'Waar kan ik rustig de boel doornemen?'
  
  'De universiteit heeft een klein huis voor Diane, ongeveer vier straten verderop, buiten de campus,' bood de decaan aan. 'We vergaderen daar zo af en toe. Als Diane er geen bezwaar tegen heeft, zou u daar naartoe kunnen gaan.'
  
  Ik wachtte het antwoord van Diane niet af.
  
  'Ik zal er vanavond zijn,' zei ik. 'Zorg ervoor dat de dossiers voor me klaar liggen.'
  
  Ik keek Diane nogmaals lange tijd aan en mijn ogen waren nu zachter, bijna geamuseerd, toen ik ze weer over de opgeheven punten van haar borsten liet zwerven. God, wat een verrekt goed figuur had dat wijf toch. Ik vroeg me af of iemand er ooit gebruik van had kunnen maken, of er veel van had gezien.
  
  Ik ging naar buiten en liet hen aan hun mompelpartijen en wederzijds rouwbeklag over. Het begon nu donker te worden en terwijl ik over de campus liep maakte ik een mentale plattegrond van het terrein. De bibliotheek, een imposant gebouw met een onbetaalbare collectie, stond aan de noordkant van de campus. Slaapgebouwen en administratie waren aan de achterkant van het terrein. Wetenschappelijk onderzoek, waar het gigantische cyclotron van de universiteit was gehuisvest, was op het westelijk gedeelte van de campus en het biologiegebouw stond er tegenover, aan de overkant van een groot plein.
  
  Ten slotte liep ik, met een behoorlijk goed beeld van de situatie in mijn hoofd, terug naar het appartement dat voor mij was gehuurd. Ik controleerde de koffer. Alles leek precies zoals ik het achtergelaten, de inhoud onberoerd en de paar overhemden nog nonchalant op het bed. Ik trok aan het puntje van de brief die uit het vakje stak. Hij kwam ogenblikkelijk naar buiten en ik glimlachte toen ik de vlek op de achterkant bekeek. Ik had een bezoeker gehad en de brief was gelezen. En zorgvuldig weer op zijn plaats terug gebracht. Uitstekend. Met één klap waren twee dingen duidelijk.
  
  De brief, zorgvuldig samengesteld door Special Effects, met een authentiek Cubaans poststempel, was een persoonlijke brief van een vriend aan Nick Alordo en hij hielp mijn verhaal wat geloofwaardiger te maken.
  
  Het bewees tevens dat ik niet te maken had met oenen of amateurs. Ze hadden snel en keurig gewerkt. Hengelaar nam duidelijk niet het risico een verlinker in hun midden te halen. Voor een groep die zich voornamelijk bezighield met het protesteren tegen fouten in de universiteiten en maatschappij, schenen ze behoorlijk goed toebedeeld met andere technieken.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Het huis dat de universiteit had gehuurd voor Diane Rowan, was een bescheiden bouwsel. Van het soort zoals je op honderden plaatsen in heel Amerika kunt aantreffen. Houten zuilen steunden een pseudokoloniaal portiek en een zijpoort en een kleine haag omgaven een bescheiden gazon.
  
  Ik belde aan en zij deed open in een zwarte broek en een wit T-shirt dat vrijelijk haar puntige borsten deed uitkomen. 'Kom binnen,' zei ze, terwijl ze zich direct omdraaide om me voor te gaan. Ik keek naar de dijen die zich goed passend in haar broek bewogen.
  
  Ze liet me binnen in een eetkamer waar de dossiers lagen opgestapeld op een oude, ovalen tafel van donker cederhout - een prachtig stuk - en waar een mooie hoekkast de oude muur sierde.
  
  'Dit moet eens een fantastisch mooi oud huis zijn geweest,' merkte ik op.
  
  'Ja,' zei ze, terwijl haar wenkbrauwen iets omhoog gingen. 'Ik moet zeggen dat je me verbaast.'
  
  'Waarom?' vroeg ik.
  
  'Ik had niet gedacht dat mensen zoals jij dingen als oude huizen en mooie meubels zouden zien,' zei ze op een van superioriteit doordrenkte toon.
  
  Ik glimlachte flauwtjes en ik dacht niet dat ze begreep wat dat inhield. Het was de belofte dat ik, voor ik vertrok, die heiliger-dan-gij houding van haar tot de grond toe zou afbreken.
  
  'Schoonheid merk ik altijd op,' zei ik.
  
  Ik nam een stapel dossierkaarten op en concentreerde me daar op, terwijl ik haar verder voor joker liet staan. Ik voelde hoe zij haar lippen op elkaar kneep en stijf weg liep. Ik keek niet op. Ze was het niet gewend weggestuurd te worden en inwendig grinnikte ik. Ik richtte mijn aandacht op de kaarten, bestudeerde ze allemaal en maakte mentale aantekeningen van elke jongeling en ik probeerde ze één voor één in het juiste vakje te plaatsen. De meeste studenten waren gemakkelijk te plaatsen en konden niet worden aangemerkt als echte herriemakers.
  
  Het ging om het soort van Hengelaar Harris dat ik wilde rangschikken. Ik concludeerde dat Harris nogal alleen werkte. Later merkte ik dat het anders was, maar in de dossiers waren geen anderen te vinden die precies in zijn pa troon pasten. Hij scheen de enige aanstichter te zijn, de man die studenten als Frank Donnelli aanzette en leidde. Ik bestudeerde elk dossier en aanverwante informatie zo nauwkeurig mogelijk. De tijd was voorbij gevlogen en het verschijnen van Diane Rowan in de deuropening deed me opkijken naar een oude staande klok. Het was bijna elf uur.
  
  'Het spijt me, ik ben de tijd vergeten.' Ik glimlachte tegen haar. 'Je had eerder moeten komen om me er uit te gooien.'
  
  'Je was volkomen in je werk verdiept,' antwoordde Diane; haar ogen stonden rustig nu, zonder die bittere vijandigheid. Ze stonden wel nog koel en afstandelijk, maar ik bemerkte dat ze met een eigen vuur gloeiden, heel anders dan die eerdere vijandige en superieure houding.
  
  'Op een bepaalde manier ben je eigenlijk wel heel interessant,' voegde ze er zonder noodzaak aan toe.
  
  Ik besloot dat ze eigenlijk weinig te zeggen had als ze niet superieur of gratuit was. Ook dat moest gecorrigeerd worden.
  
  'Wordt nu van me verwacht dat ik dank je wel zeg, of iets onderdanigs?' vroeg ik.
  
  Haar ogen vonkten een ogenblik van boosheid, maar ze wist zich te beheersen.
  
  'Je geniet ervan hard te zijn, niet?' zei ze, terwijl ze me taxerend opnam.
  
  'Alleen als het nodig is,' antwoordde ik laconiek.
  
  'En je vindt dat ik het nodig heb?'
  
  'Jij hebt een heleboel nodig, liefje,' zei ik vlak. 'De realiteit onder ogen zien is daar maar een deel van.'
  
  Ditmaal barstte haar woede los.
  
  'Wat een arrogantie,' beet ze me toe. 'Waar haal je de lef vandaan om ook maar te denken dat je mij kunt zeggen wat ik nodig heb. Je bent een onuitstaanbare egoïst.'
  
  Ik keek haar minzaam aan, met een prikkelende glimlach in mijn ogen.
  
  'Niet helemaal, liefje,' zei ik. 'Ik weet meer over je dan je denkt. We leveren behoorlijk degelijk werk, weet je.'
  
  Haar ogen werden groter. 'Bedoel je dat ik ben nagegaan?' vroeg ze.
  
  'Alleen maar routine,' zei ik. 'Je bent 28, geboren op 28 maart, als enig kind van Martha en Harry Rowan. Je vader werkt op een zuivelfabriek. Je bent geboren in Sandusky, Ohio, maar later ben je verhuisd naar Marietta. Je speelt piano, behaalde een graad in onderwijsadministratie. Je bent een keer verloofd geweest met een knaap die Tom Crowler heet, maar halverwege je studie ging dat over. Je gaat, onregelmatig, naar de kerk. Methodisten. Jij en de uitgever van een plaatselijke krant hebben een briefwisseling gevoerd over kwesties als academische vrijheid en rechten van studenten. Je gaat nauwelijks uit en je hebt maat 36-B-cup beha.'
  
  Haar ogen vielen bijna uit de kassen. 'Staat dat er ook in?' hijgde ze.
  
  'Nee,' grinnikte ik. 'Dat is een aantekening van mezelf.' Ze kleurde en twee rode vlekjes verschenen op haar jukbeenderen.
  
  'Dat vind ik ... misdadig,' stamelde ze. 'Iemand zo door te lichten.'
  
  'Waarom?' vroeg ik. 'Er is hier iets smerigs aan de hand. Je draagt oogkleppen, liefje. Jij hebt dezelfde ziekte die al een heleboel decanen en faculteitsleden heeft aangetast. Ik noem het academisch astigmatisme.'
  
  'Een hoop buitenstaanders proberen opzettelijk de studenten in een kwaad daglicht te stellen,' wierp ze tegen. 'Ik weet zeker dat rechtse elementen een heleboel van die dingen doen om de studenten als misdadigers af te schilderen. Ze proberen hen in diskrediet te brengen.'
  
  'Je hebt het helemaal voor elkaar, hè,' zei ik. 'Hou je er maar aan vast, liefje. Misschien leer je het nog wel. Misschien ook niet. We zien wel.'
  
  'En hou ermee op mij liefje te noemen,' zei ze boos. 'Ik heet Diane Rowan.'
  
  Ik zette de discussie niet verder voort. Peinzend nam ik haar op. 'Waar denk je aan?' vroeg ze, terwijl een lichte rimpeling haar voorhoofd bewolkte.
  
  'Stel dat ik zei dat ik dacht over de ontwikkeling van tegengestelde filosofieën met betrekking tot intellectuele en psychologische voorwaarden,' zei ik.
  
  Haar ogen werden groot en ernstig.
  
  'Dacht je daar aan?' vroeg ze serieus.
  
  Welnee,' grijnsde ik. 'Ik dacht eraan dat met zulke tieten een T-shirt geen lang leven beschoren is.' Ik liep naar buiten en keek één keer om. Ik zag haar daar staan met stijf op elkaar geknepen lippen en vuur in die geweldige ogen. buiten was de nacht koel, de straten stil en overschaduwd door bomen. Ik liep langzaam en op de hoek van de campus zag ik het bordje met Brandord Street. Ik liep de straat in en kwam langs een rij studentenhuizen.
  
  Ik herinnerde me dat ik op zijn dossierkaart had gezien dat Frank Donnelli op Brandord Street 22 woonde, appartement 3C. En toen ik voor het gebouw van bruin baksteen inhield zag ik op de derde verdieping licht branden. Als hij nog op was en zat te studeren, dan zou een verrassingsbezoekje misschien een paar aanwijzingen opleveren. Ik was nauwelijks door de deur heen toen het schot klonk, een kort blaffend geluid. Het kwam van één van de bovenverdiepingen en plotseling voelde ik een kille knoop in mijn maag.
  
  Ik nam de houten trap met vier treden tegelijk en passeerde hoofden die uit deuropeningen staken. Op de derde verdieping ramde ik de deur van 3C in, terwijl andere studenten half uit hun kamers naar de deur stonden te kijken.
  
  De deur schoot open en ik stond in de opening van een verlichte kamer. Daar lag Frank Donnelli, gekleed in een broek en T-shirt, met zijn hoofd op een bureautje, de revolver in zijn hand en een groot, rood gat in zijn slaap.
  
  'Laat iemand de politie bellen,' schreeuwde ik en smeet de deur achter me dicht. Ik liep naar het lichaam en bekeek het wapen. Het lag nu slap in de palm van een levenloze hand. Mijn ogen lieten Frank Donnelli los en namen de kamer op. Het raam stond open, wijd open. Ik keek naar buiten en zag een smalle richel die schuin naar beneden liep naar een aangrenzend gebouw en van daar naar het dak van een particuliere garage. Gehurkt bekeek ik de vloer bij het raam en liet mijn vingers over het hout gaan. Er kwam vuil, zachte aarde van buiten aan. Ik werkte snel, want ik had weinig tijd.
  
  Terug bij het lijk zag ik een kladblok onder een van de ellebogen. Donnelli had zitten schrijven of studeren. Maar er stond niets op het papier.
  
  Ik tilde de elleboog van de jongen op en pakte het kladblok weg. Ik hield het schuin tegen het licht en bekeek het met samengeknepen ogen. Ik zag waarnaar ik zocht en dat was meer dan genoeg voor me. Ik vouwde de flap van het kladblok over de blanco pagina, stak het onder mijn arm en ging het raam uit. Ik wist nu dat ik niet de enige was die zijn vertrek op deze manier had gedaan.
  
  De richel was makkelijk begaanbaar en je op het dak van de garage laten vallen was nog eenvoudiger. En vandaar naar de straat was kinderspel. Toen ik door de straat terug liep hoorde ik de eerste politiewagen jankend tot stilstand komen.
  
  Ik liep snel de weg terug naar mijn appartement en legde het kladblok voorzichtig op de tafel. Het speet me voor die jongen, het speet me werkelijk. Was ik er een paar minuten eerder geweest, dan had ik die moord misschien nog kunnen voorkomen. Ja, moord.
  
  Frank Donnelli's dood was geen zelfmoord, hoewel het de bedoeling was dat het er zo uitzag en er weinig was dat een andere richting op wees.
  
  Ik had het enige bewijsmateriaal dat aangaf dat het moord was geweest. Ik sloeg de flap terug en staarde op de blanco pagina. Het was niet zo leeg als de moordenaar had gedacht. Frank Donnelli had een brief zitten schrijven. Een brief die de moordenaar had afgescheurd en met zich had meegenomen. Maar de blanco pagina in mijn bezit droeg de afdruk van ieder woord.
  
  Ik liep naar mijn koffer, nam een potlood uit mijn jaszak en brak het grafiet er uit. Toen begon ik heel langzaam het grafiet tot een fijne, poederachtige stof te malen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  -
  
  Het ging kwellend langzaam en moeizaam, vooral omdat ik geen spray had om het grafiet op het papier vast te zetten. Ik strooide het gemalen grafiet over het papier en liet het zich afzetten in de groeven van de ingegrifte indrukken.
  
  Ten slotte, toen ik het hele vel grondig bepoederd had met de fijne grafietdeeltjes, haalde ik een klein, nogal stijf kaartje uit mijn portefeuille en schraapte daarmee over de bovenkant van het papier om zo heel voorzichtig het oppervlak schoon te maken van grafietstof, slechts datgene achterlatend wat in de indrukken was terechtgekomen. Toen ik het poeder had weggeveegd waren de indrukken, nu met grafietstof gevuld, goed te onderscheiden. Het adres bovenaan de brief gaf aan dat hij was bestemd voor Terence Ford van de FBI.
  
  Toen ik de woorden van de dode jongen las, kwam er een kille woede in me op.
  
  'Beste meneer Ford,' was hij begonnen. 'Na uw rede over subversieve activiteiten, zoals afgedrukt in de Los Angeles Times, te hebben gelezen, geloof ik dat ik u moet schrijven. Het is geen eenvoudige zaak. Alles waarin ik heb geloofd is bezoedeld en smerig gemaakt. De inhoud is er nog steeds, maar mensen hebben een abstracte inhoud tot leven gebracht en ik heb iets ontdekt dat ik niet langer voor me kan houden. Het doet er niet toe wat de mensen over mij en mijn activiteiten als leider van het studentenprotest hebben gezegd. Mijn enige doel is geweest die dingen, die correctie behoeven, te verbeteren. Maar pas vorige week hoorde ik dat...'
  
  Daar hield het op, een onafgemaakte brief, een afgesneden boodschap en een afgesneden leven. Ik sloot de flap over het kladblok en liep de badkamer in om mijn handen te wassen.
  
  Plotseling, toen ik het koude water over mijn handen liet stromen, voelde ik een lichte tinteling op mijn huid. Het begon in mijn nek en het verspreidde zich langzaam. Ik bleef heel stil staan en voelde het. Een lichte, heel lichte tocht die ik niet eerder in het appartement had gevoeld. Plotseling was het weg en ik wist wat er was gebeurd. Het deurslot was handig opengemaakt, de deur geopend en iemand was binnen gekomen. Iemand die nu stond te wachten tot ik zou verschijnen.
  
  Snel overdacht ik de situatie. De moordenaar was er tussenuit geknepen, had buiten liggen wachten en had me naar buiten zien komen over dezelfde vluchtroute die hij had genomen. Waarschijnlijk had de aankomst van anderen en de sirene van de naderende politieauto hem stilgehouden toen hij mij zag vertrekken.
  
  Hij volgde me naar mijn appartement, maar zelfs daar had hij niet overhaast gehandeld, want ik had geruime tijd zoet gebracht met het prepareren van het papier voor ik het kon lezen. Alles bij elkaar betekende dat voor mij: een professional, een kille, kalme professional.
  
  Ik liet het water doorstromen alsof ik nog steeds mijn handen aan het wassen was. Nu had hij zich opgesteld en wachtte op een volgende moord.
  
  Wilhelmina rustte tegen mijn borst en ik bracht haar te voorschijn. De koele aanraking van het staal was een bemoedigend gevoel. Maar een pistool is een zielloos ding. Je moet het richten, het leiden, voor het aan je verzoek voldoet en ik betwijfelde het of ik daar de tijd voor zou hebben als ik gewoon de kamer binnen liep.
  
  Het kraanwater bleef doorstromen terwijl ik me langzaam langs het bad voortbewoog en de deur een klein beetje verder openmaakte. De kier aan de kant van de scharnieren werd groter, net genoeg om de lampen aan het plafond op de korrel te nemen.
  
  Ik kon hem niet zien in de kamer, dat betekende dat hij ergens opzij stond. Ik drukte Wilhelmina tegen de opening van de deur, richtte en schoot twee maal, één schot voor elke lamp. Toen de kamer in het donker gedompeld was, maakte ik het licht in de badkamer uit, dook door de deur de kamer binnen en raakte de vloer. Ik zag de blauwe flits van zijn pistool toen hij vuurde en ik voelde de kogel over mijn hoofd fluiten en in de deur smakken. Ik stopte niet om te richten, maar loste nog een schot terwijl ik over de vloer rolde tot mijn voeten de gangdeur raakten. De deur vloog open en ik was buiten.
  
  Ik rende de trap af en dook de paar laatste treden naar beneden. Ik liet me opzij vallen toen ik achter me weer een schot hoorde komen. Ik rolde me om en zag hem de trap af komen. Een magere man met een lang gezicht, gekleed in een zwart pak, zwarte hoed en zwarte stropdas. Mijn schot deed hem stilhouden en een ogenblik terugdeinzen. Toen was ik buiten in de nacht. Nu was het mijn beurt en ik wachtte tot hij zou verschijnen.
  
  Met één blik op die magere, donkere gestalte had ik alles gezien wat ik wilde weten. Over zijn hele voorkomen lag het stempel van de huurmoordenaar. Hengelaar Harris nam geen enkel risico dat zijn positie in gevaar zou kunnen brengen. Ergens haalde hij het geld en de contacten vandaan om een beroepsmoordenaar te huren.
  
  Waar was die moordenaar? vroeg ik me af. Hij had tijd genoeg gehad om naar buiten te komen. Wachtte hij binnen en probeerde hij een manier te bedenken naar buiten te komen zonder een kogel te vangen? Toen hoorde ik een geluid, het geluid van een raam dat werd geopend in de diepe schaduwen aan de zijkant van het huis. En ik wist meteen wat er was gebeurd. Ik vloekte terwijl ik naar het geluid rende. Hij was naar de kelder gegaan en kwam nu door een van de kelderramen naar buiten.
  
  Het was donker, stikdonker en ik koos positie naast een rij vuilnisbakken die achter elkaar in de smalle ruimte tussen de gebouwen stonden. Ik hoorde hem voorzichtig bewegen, maar hij was zwart tegen zwart en ik zag dus geen donder.
  
  Plotseling hoorde ik zijn stem, laag, dodelijk en kalm. 'Ik weet dat je daar bent, makker,' zei hij. 'Ik ga je vermoorden.'
  
  'Kosteloos?' vroeg ik even kalm, terwijl ik mijn stem bedrieglijk laag liet klinken om het voor hem moeilijk te maken mij te lokaliseren.
  
  'Ik doe jou erbij als rente,' antwoordde hij. 'Ik hou er niet van als mijn klussen worden verkankerd als ik er eenmaal mee klaar ben.'
  
  Ik glimlachte in het donker. Ik had gelijk gehad. Hij had me zien verschijnen, waarschijnlijk had hij het kladblok in mijn hand gezien en hij had begrepen dat er iets mis was. 'Wie heeft je die opdracht gegeven?' vroeg ik. De lage stem had nu een dreigende klank.
  
  'Doe niet zo stom,' zei hij.
  
  Ik begon centimeter voor centimeter langs de vuilnisbakken te kruipen naar het einde van de smalle doorgang. Hij bevond zich ergens aan de rand van de kleine inzinking naar de kelder van het gebouw.
  
  'Wat voor verschil maakte het uit als ik toch dood ben?' vroeg ik.
  
  'Probeer niet me erin te luizen, makker,' zei de droge, kille stem.
  
  Ik wist dat alleen de gedachte al dat ik dat probeerde, hem stak. En dat was juist wat ik hem wilde laten denken, daarmee bleef hij op zijn plaats. Kon ik aan het einde van de doorgang komen, dan kreeg ik hem tussen mij en de straat en het zou eenvoudig zijn om zijn gestalte te onderscheiden tegen de minder donkere straat.
  
  Toen gebeurde het plotseling. Mijn schouder raakte een van de deksels van de vuilnisbakken. Het vervloekte ding moet er erg wankel boven op hebben gelegen, want het rolde eraf met een gekletter dat luid genoeg was om de doden tot leven te wekken. Ook ik was bijna een van die doden, want hij schoot snel en zuiver.
  
  Het eerste schot zong vlak over mijn hoofd en het tweede sloeg in de vuilnisbak, die een klein stukje omhoog en opzij sprong. Ik dook naar de grond en zag dat ik bijna aan het einde van de doorgang was. Ik vuurde terug, hoorde hem even vallen en toen rende hij de hoek om. Ik wist dat hij terug zou komen door de volgende straat, maar ik wilde onder het raam weg. Overal ging licht aan en ongetwijfeld stroomden nu de telefoontjes bij het hoofdbureau van politie binnen.
  
  De volgende straat was eender, dezelfde rijen oude, bakstenen gebouwen met hoge stoepen en sierlijk hekwerk. Ik dook weg achter één ervan en zag hem op me af komen rennen.
  
  Hij zag mij, probeerde een stenen stoep te bereiken aan de overkant van de straat, maar ik schoot snel en goed gericht. Hij struikelde en viel voorover, met één hand uitgestoken naar de onderkant van de stoep, zijn gezicht naar beneden. Ik stak Wilhelmina terug op haar plaats en rende naar hem toe, rolde hem om en doorzocht zijn zakken. Ik liep enig risico, maar het was een risico dat ik moest nemen. Hij had een portefeuille met een verzekeringskaart, ongetwijfeld vals. En hij had een keurig opgevouwen stukje papier bij zich met een adres en één woord er op. 'Betalen' stond erop. Tien-tien Buena Street. Ik stak het papiertje in mijn zak en rende de straat uit, door een volgende, naar mijn flatgebouw. Ik ging binnen door het kelderraam en kwam te voorschijn in de hal, die nu gevuld was met studenten.
  
  'Ik weet niet wat er allemaal aan de hand is,' zei ik in antwoord op een stortvloed van vragen. 'De een of andere gast was aan het schieten. Ik volgde hem naar de kelder en zag hem door het raam verdwijnen.'
  
  Ik haastte me naar mijn kamer en haalde opgelucht adem toen ik nog twee reserve lampen in de keukenkast vond. Ik had ze ingedraaid en de scherven opgeveegd toen de smerissen verschenen om mijn verhaal te horen.
  
  Ze slikten het allemaal keurig en vertrokken, ervan overtuigd dat ik niet meer wist dan ik hun had verteld. Het kladblok lag in de la, waar ik het snel in had gestopt voor ik de lampen indraaide. Ik haalde het te voorschijn en legde het op tafel. De volgende ochtend zou ik het naar Hawk sturen. Mocht ik ook maar enige twijfel hebben gehad of dit een klus was voor AXE, dan was die nu wel over.
  
  Frank Donelli was vermoord om te verhinderen dat hij zou vertellen wat hij had ontdekt. Het moest iets zijn dat het risico van een moord rechtvaardigde. De moordenaar had de bezorgde jongen verrast, zijn klus opgeknapt en het pistool in de hand van de jongen geduwd om een zelfmoordtafereel in elkaar te zetten. Eenvoudig, niet origineel, maar toch verschrikkelijk doeltreffend.
  
  Ik kon niet aan de politie doorgeven dat het geen zelfmoord was geweest. Dan zou ik mezelf verraden. Voorlopig zou de dood van Frank Donnelli hier in Los Siena een geval van zelfmoord blijven.
  
  Maar ik hoorde mijn eigen ruwe, spottende lach. Schoolkinderen op een idealistische dooltocht? Nauwelijks. Ik ging op de bank liggen zonder hem eerst tot bed om te bouwen en liet me in slaap vallen. Ik richtte mijn gedachten op iets aangenaams om de spanning te verdrijven. Om de een of andere reden mikte ik op Diane Rowans spitse, volle borsten.
  
  
  
  De volgende ochtend, nadat ik Hawk had gebeld en hem op de hoogte had gebracht, liep ik over de campus, langs groepjes grimmige studenten die op gedempte toon met elkaar spraken. De zelfmoord van Frank Donnelli had een bijtende uitwerking op de universiteit.
  
  Hengelaar Harris vergaderde bij de fontein en degenen die stonden te luisteren, maakten allemaal deel uit van het studentenprotest. Ik bekeek de strakke gezichten. Rebellen, vervreemde vijandige jongelui die zich afzetten tegen het establishment door gedrag en kleding. Allemaal waar. Maar moordenaars en harde, sinistere figuren? Nee, dat klopte gewoon niet met huurmoordenaars.
  
  Maar Hengelaar Harris was een heel ander geval. Ik luisterde naar hem terwijl hij vertelde hoe 'overstuur' hij was door de dood van Frank Donnelli. En dat was niet helemaal een toer. Hij was overstuur. De politie had het lijk van zijn huurmoordenaar gevonden en er was helemaal geen verklaring voor wat dat had te betekenen.
  
  Ik wist dat Harris inwendig werd verteerd door een vuur van verbazing. Ik bleef tot de vergadering werd opgeheven en hij vertrok om college te volgen.
  
  'Jij komt vanavond toch naar mij toe, Nick?' zei hij met zijn donkere stem, nu met een zweem van nervositeit erin. De vergadering van de interne stuurgroep. Ik denk dat je het wel interessant zult vinden. Daarbij wil ik dat je de groep beter leert kennen.' De kleine, flitsende oogjes in die leeuwenkop, stekend en doordringend, logenstraften de openheid van zijn glimlach.
  
  'Je kunt op me rekenen,' zei ik. 'Naar van die jongen. Persoonlijke sores?'
  
  'Miljoenen problemen,' knikte Hengelaar plechtig. 'Je weet niet wat ik allemaal heb moeten doen om hem zo lang in het gareel te houden.'
  
  'Lijkt me nogal een klus,' gaf ik als commentaar. 'Zie je vanavond.' Ik zag de grote gestalte over de campus lopen, de sterke schouders naar voren gebogen. Toen ik er zeker van was dat hij het grote gebouw met de pilaren binnen was gegaan, stak ik de campus over naar het kantoor van de decaan.
  
  Hij was er niet. Te verpletterd door wat er was gebeurd, gokte ik. Maar Diane Rowan was er wel, met heel haar koele, verheven reserve.
  
  'De politie hier geweest?' vroeg ik.
  
  Ze knikte.
  
  'Hebben ze je iets ongewoons gevraagd?'
  
  'Alleen de gewone vragen,' antwoordde ze. 'Ze wilden het schooldossier en zijn psychiatrisch rapport doornemen. Allemaal routine, lijkt me.'
  
  'Zij zien het als zelfmoord,' merkte ik op.
  
  'Dat zeiden ze ook tegen mij, hoewel een man, luitenant Goldfall, zei dat het gebrek aan motief hem dwars zat,' antwoordde ze.
  
  Beste kerel, Goldfall, mompelde ik tegen mezelf. Maar het zou hem weken kosten om een motief in elkaar te breien,
  
  aangezien ze niets hadden om van uit te gaan.
  
  'Wat denk jij ervan?' vroeg ik en zag haar ogen direct donker en bezorgd worden.
  
  'Een tragedie,' zei ze. 'Een absolute tragedie. Het maakt me ziek.'
  
  'Wat zou je ervan zeggen als ik je vertelde dat het geen zelfmoord was?' zei ik. Ik zag dat ze haar adem inhield. Ze droeg een eenvoudige witte blouse en een zwarte rok en haar puntige borsten weken terug en drukten toen weer strak tegen de stof.
  
  'Wat verschrikkelijk om te zeggen,' hijgde ze.
  
  'Wat verschrikkelijk om te doen,' wierp ik tegen. 'Of is moord het zoveelste voorbeeld van al te geestdriftige schoolkinderen?'
  
  Ze wervelde zich naar me om en haar ogen schoten vuur. 'Hoe durf je je zoiets aan te matigen?' riep ze. 'Hoe kom je aan die verwaandheid om dat te denken? Als het is zoals je zegt, dan is het beslist niet gedaan door iemand die bij de beweging betrokken is. Ik weet toevallig, dat Frank Donnelli talloze bedreigingen heeft gekregen, gemene brieven, door zijn protestactiviteiten. Ze kwamen overal vandaan en ongetwijfeld voor een deel van onze welgestelde burgerij. Als hij vermoord is, dan is dat gedaan door de een of andere, zieke en verloederde, rechtse extremist.'
  
  'Jij bemoeit je ook maar alleen met éénrichtingverkeer, niet?' zei ik.
  
  Maar ik ging niet verder. Ik wist dingen die zij niet wist, dingen ook die ik haar zeker niet zou vertellen. Maar ik zag ook dat ze er zo emotioneel bij betrokken was, dat zij er geen afstand van kon nemen om alle mogelijkheden te bekijken. Er zouden nog harde, wrede dingen moeten gebeuren wilde zij zover komen.
  
  Ondertussen had een jongen zelfmoord gepleegd, zei men. Alleen ik wist dat hij vermoord was en niet door de een of andere zieke fascistische extremist.
  
  En nu had ik een adres dat ik van de moordenaar had afgenomen en dat in mijn zak brandde. Ik moest daar vanavond nog naartoe om de zaak te onderzoeken. Ik had zo het gevoel dat ik dan wel wat echte antwoorden zou krijgen. Alles van die verrekte zaak had op de een of andere manier met elkaar te maken.
  
  Ik wilde er nu naartoe, alles laten vallen, maar ik kon het niet. Ik kon me geen enkele onverklaarbare beweging veroorloven, geen verdachte verdwijning, geen enkele stap die ik niet vooraf kon verklaren. Ik wierp een blik op mijn horloge. Het was tijd voor het kollege politieke wetenschappen.
  
  In gedachten verzonken liep ik naar buiten, terwijl ik Diane Rowan met die van haar achterliet.
  
  Op mijn weg over de campus werd ik gevolgd door gefluister en verhulde blikken. Elke universiteit heeft zo zijn eigen radio en het bericht van de aanwezigheid van Nick Alordo, vroegere medewerker van Che Guevara, had snel de ronde gedaan. Het zette ook de tragedie van Frank Donnelli uit hun gedachten.
  
  Ik slaagde er nauwelijks in mijn wenkbrauwen stil te houden toen de docent de klas binnen kwam. Het was Diane Rowan, met boeken en aantekeningen tegen haar vooruit priemende, puntige borsten.
  
  Het was niet zo ongewoon dat administratief personeel zo nu en dan een cursus verzorgde. Ik had het alleen niet verwacht en het vooruitzicht ervan zette een keten van gedachten aan de gang die ik amusant en gepast vond.
  
  Ik heb er altijd genoegen in geschept twee vliegen in één klap te slaan. Ik zou mijn image als stokebrand wat opvijzelen en tevens een paar bressen slaan in Diane Rowans zelfvoldane, éénrichtingsverkeer houding.
  
  'Volgens Van Snyden is de machine gevoelig voor de maatschappij, omdat hij deel van die maatschappij uitmaakt,' begon ze.
  
  'Op dezelfde manier dat een inktvis deel uitmaakt van een schelp die hij in zijn tentakels gevangen houdt,' schoot ik uit.
  
  Een rimpeling van gelach volgde.
  
  Ze werd rood en haar ogen stonden woedend.
  
  'We hebben hier kennelijk iemand in ons midden die denkt dat hij meer weet dan een beknopte studie alleen van politiek-sociale wisselwerking.' zei ze kortaf. 'Ik geloof niet dat u in het bezit bent van Van Snydens graden voor dit onderwerp, meneer Alordo.'
  
  Ik wierp een blik op de rest van de groep. Ze waren één en al aandacht en ze amuseerden zich kostelijk met de woordenwisseling.
  
  'Ik heb een graad,' zei ik. 'Een leermeester die zich Leven noemde gaf die aan mij.'
  
  
  
  Later, tegen het vallen van de avond, liep ik naar huis en warmde een blik ravioli op. Ik had een fles goede bourbon in de ijskast en het spul deed de ravioli wat makkelijker naar binnen glijden.
  
  Toen het ten slotte half negen was geworden, bevond ik me op het adres dat Hengelaar Harris me had gegeven. Het bleek een kleine winkel te zijn met een zwart geverfde etalageruit ergens in een achterbuurt van de stad. Lege gebouwen, dichtgetimmerde bedrijven, het afval van iedere stad, waar de brave burger het maar liever nooit over heeft. Onder de deur zag ik een streepje licht en ik klopte aan. Een baardige jongeling deed glimlachend open en ik stapte een groot vertrek binnen, vroeger de winkel zelf, met stoelen in een halve cirkel langs de muren en een tafel in het midden.
  
  Hengelaar Harris zat aan de tafel, geflankeerd door drie mannen die niemand ooit als studenten kon aanmerken. Harde, gegroefde gezichten, koude ogen en onbewogen gelaatsuitdrukkingen. Het prototype van de kruimelboef. Harris, die zich kennelijk bewust was van hoe misplaatst zij daar waren, riep mij snel.
  
  'Nick,' riep hij, 'ga zitten, vogel. Dit is Digger.' Hij gebaarde naar een man rechts van hem, een portret met een ziekelijk geel gezicht. 'Manny en Carmine,' zei hij, terwijl hij naar de twee anderen wees. 'Deze jongens vormen onze eigen verdedigingsmacht.'
  
  Hij zag me fronsend kijken en glimlachte.
  
  'Het was een idee van mij,' legde hij uit. 'Ik werd er moe van dat onze mensen voortdurend door de politie werden afgetuigd. Die varkenskoppen hebben gummiknuppels, helmen, pistolen en hun eeuwige hardhandige methodes. De jongens hier kunnen daar niet tegen op, dus heb ik voor wat versterking gezorgd. Digger, Carmine en Manny zijn bij elke mars of demonstratie. En als de politie onze mensen begint te mishandelen, treden zij op als verdedigingsgroep.'
  
  Ik knikte bewonderend. Het was een keurige daad om drie zware jongens erbij te krijgen die alleen van hem hun orders aannamen en van niemand anders, terwijl ze geen moment zouden aarzelen bij opdrachten zoals moord.
  
  Ik ging zitten en wierp een blik om me heen naar de anderen. Het was dezelfde melange als waarmee ik Harris die dag eerder had zien praten. Ik kon er niets aan doen, maar ik merkte op dat er net zo veel jongens als meisjes waren. Deze lenige, jonge rebellen tegen het conformisme, droegen allemaal spijkerbroeken en T-shirts en stuk voor stuk hadden ze loshangend lang haar.
  
  Ik richtte mijn aandacht op de discussie die draaide om het doen van 'iets dramatisch' ter herinnering aan Frank. Twee stelden voor het hele administratieve apparaat te bezetten, een soort van totale bezetting.
  
  'Zou kunnen,' mijmerde Harris hardop. 'Maar ik zou liever iets ongewoons hebben.'
  
  'Wat zou je ervan vinden als we alle hoofdgebouwen 's nachts zwart verfden?' zei een opgewonden jongeman. 'Met wat goede samenwerking hebben ze zo voldoende mensen om het aan te pakken.'
  
  'Niet gek,' antwoordde Harris, 'niet gek.'
  
  Een lang meisje met donker haar en een jonge, heldere stem ging staan. Ze stelde voor een enorme begrafenisstoet te houden, met deelnemers van overal vandaan, iets dat de hele stad zou lamleggen. 'Dodenwakers bij kaarslicht, massale gebeden in de straten, namaak doodskisten,' zei ze. We zouden het dagenlang kunnen laten duren.'
  
  'Dat bevalt me,' zei Harris en zij ging weer zitten.
  
  'Het bevalt me en het zou de boel ook behoorlijk ontwrichten. Maar er zit één bezwaar aan. Je hebt alle kans dat het de zaak goed zal ontwrichten, maar het richt geen echte schade aan. En ik geloof dat de dood van Frank veel meer verdient.'
  
  Het meisje zweeg en de anderen stelden nog een aantal dingen voor. Maar Harris bleef het, heel slim, allemaal geweldig vinden, maar er ontbrak toch nog wat aan. Ik kreeg de verontrustende gedachte dat hij de gelegenheid rijp vond voor iets dat echt smerig was. Plotseling sloot hij met zijn dreunende stem de vergadering, terwijl hij alles nog eens naging voor verdere uitwerking. Hij keek mij aan en opperde dat iedereen het een eer zou vinden iets te horen over mijn dagen met Che Guevara en mijn eigen ideeën over de beweging.
  
  Hij dreef me in een hoek, maar ik was er op voorbereid. Daarbij was het niet zo moeilijk om over Che Guevara te spreken en over die dingen die ik uit de eerste hand over de revolutionairen had gehoord. Het was tevens een koud kunstje dit alles te kruiden met vurige leuzen en waarschuwingen tegen gevestigde instellingen.
  
  Ik was nogal trots op mezelf toen ik klaar was en ik kreeg een geestdriftig applaus van de jongelui.
  
  Toen deed Harris zijn tweede zet en hoewel hij niet zelf de knuppel in het hoenderhok gooide, wist ik verdomde goed dat hij het zo opgezet had. Het applaus was nog niet helemaal weggestorven toen een stem door de herrie heen sneed als een mes door warme boter.
  
  'Hij is nep,' zei de stem. Het was van één van de drie lelijkerds, Digger.
  
  Een lichte zucht ontsnapte aan de samengekomen jongelui en Hengelaar Harris' stem klonk met geschokte afkeuring door het gemompel heen.
  
  'Digger,' riep hij uit. 'Wat zegje nou voor iets kloterigs. In Jezusnaam, man.'
  
  'Nep,' zei Digger onverstoorbaar.
  
  Harris wendde zich tot mij, terwijl zijn ogen snel door het vertrek schoten.
  
  'Nick, neem me dit alsjeblieft niet kwalijk, wil je,' zei hij.
  
  Fronsend draaide hij zich weer om naar Digger. 'Ik begrijp je niet, Digger,' zei hij, 'dergelijke beschuldigingen zul je hard moeten maken. Dit is heel ernstig.'
  
  Het was heel aardig gedaan allemaal en bijna applaudisseerde ik.
  
  'Ik zegje dat hij nep is,' herhaalde Digger. 'Al die knapen die met Che hebben gevochten konden stuk voor stuk tien man aan. Die slijmerd hier is een echt zacht ei. Hij zou het nog geen tien minuten bij Che hebben uitgehouden.' Harris wendde zich tot mij en haalde zijn schouders op, zijn stem overlopend van verontschuldigingen.
  
  'Nick, het spijt me,' zei hij, 'ik weet niet wat ik anders moet zeggen. Iedereen heeft recht op zijn eigen mening, dus ik ga er van uit dat Digger hier dat ook heeft. Zo werkt het hier, Nick.'
  
  Het was een prachtige voorstelling en hij had het geweldig in elkaar gesleuteld. In wezen was het zo'n vuurproef zoals die door elke primitieve gemeenschap wordt gebruikt. En hij speelde de bal naar mij door.
  
  Als ik echt was, zou ik krachtig moeten reageren. Eer, persoonlijke belediging en dat soort flauwe kul. Als ik dat niet deed, ook al was ik zo echt als de pest, dan had ik afgedaan als welke bedreiging of probleem voor hem ook. Maar als ik er door kwam, had hij wellicht een nieuwe medewerker, iemand die kon helpen bij de kwesties van de harde kern. Ik keek Digger aan.
  
  'Jij bent een leugenachtige boerenlul met een veel te grote bek,' zei ik.
  
  Hij ging staan en kwam op me af. Hij was veel groter dan hij zittend had geleken, met zware handen en een brede borst. Hij had de kalme loop van de beroepsbokser.
  
  Ik was me bewust van lichamen die zich tegen de muur bewogen, maar ik bleef in mijn stoel. Toen hij me bereikte en een enorme vuist uitstak om mij bij mijn overhemd te grijpen, haalde ik uit met mijn voet en raakte hem op zijn knieschijf.
  
  Hij uitte een vloek en sloeg dubbel, zijn handen automatisch om zijn getroffen knie geslagen.
  
  Ik kwam overeind en hakte neer op zijn nek met een harde, neerwaartse slag. Ik raakte hem aan de zijkant van zijn vette nek en hij sloeg tegen de grond met zijn gezicht naar beneden. Hij probeerde overeind te komen, maar slaagde er slechts in op één knie te krabbelen toen ik hem weer greep, optilde en hem krakend tegen de muur zwaaide, met zo'n kracht dat het gebouw op zijn grondvesten schudde. Hij zakte op de grond en bleef daar liggen.
  
  Ik had het zo bruut en zo venijnig mogelijk gedaan. Ik keek neer op Harris. Toen keek ik naar de twee andere patsers en daarna vluchtig naar de jongelui die langs de wanden van het vertrek zaten.
  
  'Heeft iemand nog vragen?' vroeg ik kalm.
  
  Als Harris had gedacht me met bruut geweld te kunnen lozen, dan moest hij wel teleurgesteld zijn. Maar hij liet het niet merken.
  
  'Geen vragen, Nick,' dreunde hij. 'Helemaal geen vragen. Welkom aan boord, Nick Alordo.'
  
  Ik knikte koeltjes, hoorde een uitbarsting van applaus en ging zitten. De twee andere druiloren droegen Digger naar buiten. Het zou nog een hele tijd duren voor die weer wat opgeknapt was.
  
  'Luister, jongens,' zei Harris, 'jullie hebben allemaal geweldige ideeën geuit. Ik zal er een nachtje over slapen en later zullen we met elkaar bespreken wat we gaan doen. Vergeet ondertussen niet dat er een demonstratie is op de hoek van de Tiende Straat en Myrtle Street, voor de boekhandel die heeft geweigerd de Underground Press te verkopen. De bijeenkomst is gesloten.'
  
  Ik ging met de anderen naar buiten, na een klopje op mijn schouder te hebben gekregen van Harris. Ik was nog geen vijf meter op straat toen een meisje naast me kwam lopen. Ze had lang, blond haar dat een lief, maar leeg gezichtje omlijstte.
  
  Ik had haar even gezien, in een hoek rechts van me. Nu, van dichtbij, bleken haar ogen klein en blauw, haar mond was iets te groot voor dat gezicht met de hoge jukbeenderen en de iets te kleine neus. Ze was aantrekkelijk op haar manier en als ze sprak klonk haar stem zacht en omfloerst. Het paste wel bij het enigszins lege, spitse gezichtje.
  
  'Dat was geweldig,' zei ze eenvoudig. 'Werkelijk geweldig.'
  
  'Wat?' vroeg ik, 'mijn verhaaltje?'
  
  'Ja, en de manier waarop jij Digger aanpakte,' antwoordde ze, terwijl ze met dromerige ogen naar me opkeek. 'Het was allemaal gewoon fantastisch. Ik val op je. Heb je iemand?'
  
  Mijn blik moet verward hebben geleken.
  
  'Iemand die bij je woont,' verklaarde ze. 'Heb je een meisje of zo?'
  
  Ik schudde mijn hoofd en ze glimlachte, een lichte, vreemde glimlach die op haar stem leek.
  
  'Kunnen we even stoppen bij mijn kamer om wat spulletjes te halen?' vroeg ze. 'Alleen maar een koffer en een waszak.'
  
  'Waarom niet,' zei ik, terwijl ik probeerde de hele zaak zo nonchalant mogelijk op te vatten.
  
  'Ik heet Patty,' zei zei, 'afkorting van Patricia.'
  
  Ze liep gelijk met me op en ik probeerde haar goed in me op te nemen, terwijl we naar haar kamer aan de andere kant van de campus liepen. Haar benen, schuilgaand in een flodderige broek, waren lang, maar dat was alles wat ik kon zeggen. Ze droeg verder een legerjack dat de rest van haar verhulde.
  
  Terwijl ik beneden voor haar huis wachtte, dacht ik over haar na. Zelfs als ik me terug had willen trekken, zou het niet verstandig zijn geweest dat te doen. Zou Nick Alordo zich terug hebben getrokken? Ik wist wel genoeg van de jeugd van tegenwoordig, dat ik wist dat ze een tamelijk nonchalante houding hadden tegenover persoonlijke relaties. Maar ik vroeg me af of dit er een voorbeeld van was, of dat het slinkse brein van Harris er achter zat.
  
  Om de een of andere reden geloofde ik dat niet. En die reden was voor het grootste deel afkomstig van Patty zelf. Ze leek me niet in staat tot het spionagespel. Hoewel je het nooit zeker wist.
  
  Ze kwam weer te voorschijn, wankelend onder een enorme koffer en een waszak. Ik nam ze allebei van haar over. De hele weg naar mijn appartement liep zij zonder één woord te zeggen. Ze keek alleen zo af en toe naar me op om mijn blik te vangen met die zachte, dromerige glimlach van haar.
  
  Toen ik de deur van mijn kleine flatje openmaakte en haar spullen in het midden van de kamer neerzette, keek ik haar in de ogen.
  
  'Weetje zeker datje dit wilt?' vroeg ik.
  
  'Je kunt nooit helemaal ergens zeker van zijn.' Ze glimlachte, haar ogen versmalden zich en rondom verschenen rimpels. 'Als je niet bent wat ik denk dat je bent, kan ik me altijd nog terugtrekken.'
  
  'Prima hoor, schat,' zei ik en binnenin voelde ik me een beetje verdrietig. Ik vroeg me af hoe diep die filosofie in de hedendaagse jeugd was doorgedrongen. Had onze maatschappij met zijn verkeerd gestelde prioriteiten, zijn geld, zijn statuszoekerij, het te gemakkelijk gemaakt om er tussenuit te knijpen? Uit grote dingen, kleine dingen belangrijke en onbelangrijke zaken? Doe geen moeite er over na te denken. Doe geen moeite het te proberen. Knijp er gewoon tussen uit. Dat is eenvoudiger dan proberen. Ja, het was verdrietig en niet mijn idee, maar misschien hadden ze wel gelijk.
  
  Ik was hier met een bepaald doel en nu was zij hier ook. Misschien kon ze, op haar eigen manier, behulpzaam zijn. We zouden wel zien. Ik keek naar haar terwijl ze haar jas uittrok en in de kast hing. Ze pakte haar koffer uit en stopte haar spullen in de onderste la van de kleerkast. De waszak smeet ze in een hoek van de kast. Onder haar jack en onder de ruime, loshangende sweater leken haar borsten wat lang en plat, maar onder die plunje die zij aan had was dat wat moeilijk te zeggen.
  
  Ze liep naar de kast boven het fornuis.
  
  'Niet veel zaaks allemaal,' gaf ze als commentaar, terwijl ze naar me glimlachte. 'Laten we wat rijst, tomaten en vlees halen. Ik kan erg goed overweg met rijst.'
  
  Patty was bijna kinderlijk enthousiast en samen met die zachte glimlach en die dromerige manier van kijken deed het me toch wel wat.
  
  Verdomme, ik zou het spelen zoals het hier gespeeld moest worden. Misschien had het zijn lonende kanten. Ik gaf haar wat geld. Ze sloeg haar jas om en was verdwenen.
  
  De kruidenier aan het einde van de straat bleef open voor studenten en binnen afzienbare tijd was zij terug met een zak vol boodschappen. Terwijl ze alles op tafel uitspreidde, babbelde ze over elk artikel en hoe ze het zou gebruiken. Op een kleine meisjes manier was zij door en door huiselijk.
  
  'Vind je het leuk om vadertje-en-moedertje te spelen?' vroeg ik. Ze lachte en haar lach was zacht en tinkelend. 'Soms,' zei ze. En toen, met een sluwe glimlach: 'Voor een deel ervan wel, ja.'
  
  Ik merkte dat ik terug grijnsde.
  
  'Mijn moeder leerde me het leuk te vinden om te koken,' zei ze en ik zag een glimlachje van herinnering rond haar mondhoeken spelen.
  
  'Ik neem nog een nachtmutsje voor ik erin ga,' zei ik. 'Wil jij ook wat?'
  
  'Ik ga eerst douchen. Maak jij er vast maar één voor me klaar.' Ze draaide haar rug naar me toe en trok plotseling haar sweater en haar beha uit.
  
  Toen ze een handdoek in de kast zocht, zag ik dat ik gelijk had gehad. Ze bezat een smal, slank lichaam en haar ribben waren duidelijk te zien. Haar borsten waren lang en niet al te vol, rond aan de onderkant met kleine, rosé tepels tegen een verschrikkelijk witte huid. Haar lichaam had een wild, jongensachtig karakter dat door jeugd en frisheid net niet vreselijk alledaags was geworden.
  
  Ik keek toe hoe ze de douche in liep en merkte dat zij een kleine crucifix aan een fijne ketting om haar hals droeg. Toen ik de twee bourbons met ijs klaar had, verscheen ze weer met een badlaken om haar heen gewikkeld, heel ingetogen bedekt van net onder de schouders tot aan de knieën.
  
  Het was allemaal zo volkomen onverwacht, zo snel gebeurd allemaal, dat ik er niet meer zeker van was of ik het allemaal droomde, maar de warme prikkeling van de bourbon was werkelijk voldoende om beter te weten.
  
  Ik merkte dat ik steeds meer geboeid raakte door dit vreemde schepsel met haar zachte stem. En de kwaliteit die ik eerder als leeg had omschreven was dat niet echt, maar iets anders, iets uit haar geest, een soort apart staan van de rest van de wereld.
  
  De bank was zo'n ding dat je uit moest trekken en dat deed ik terwijl zij haar glas leeg dronk. Ik kleedde me uit tot op mijn onderbroek en zag dat zij me bewonderend opnam. 'God, jij bent een prachtige man,' zei ze zacht en toen draaide ze zich om om haar haar te borstelen.
  
  Ik vroeg me af hoe dat badlaken op zijn plaats bleef toen ik op haar af liep en het kruisje om haar hals betastte.
  
  'Heel mooi,' zei ik. 'Waar kom je vandaan? Weetje dat ik niet eens je achternaam weet.'
  
  Ze draaide zich om en ging op de rand van het bed zitten. Ze leunde achterover op haar ellebogen en keek naar me op. Haar blauwe ogen stonden weer dromerig, met die unieke uitdrukking van hier zijn en tegelijkertijd heel ver weg.
  
  'Dat weet ik,' zei ze. 'Ik maak me liever niet druk over achternamen. Ik geloof niet dat ze belangrijk zijn, niet tussen twee mensen. Ze staan alleen maar in de weg en ze brengen allerlei gedachten met zich mee. Die van mij is toevallig Woods, nu je het er toch over hebt.'
  
  'Kom je van hier uit de buurt,' vroeg ik, terwijl ik tegenover haar op een stoel ging zitten.
  
  Ze knikte.
  
  'Waarom ben je bij de beweging gekomen?' vroeg ik. 'Jij komt niet uit zo'n armoedig milieu als ik. Waarom raakt zo'n lief, huiselijk meisje als jij zo van God los?'
  
  Ze lachte en gooide haar hoofd achterover, waarbij de spieren in haar hals zich spanden. Toen keek ze me weer aan.
  
  'Om dezelfde reden als bijna iedereen er bij is gekomen,' zei ze. 'Het is de enige manier waarop we terug kunnen slaan. Oh, iedereen heeft zijn eigen persoonlijke geschiedenis, zijn eigen persoonlijke duisternis, maar ze slaan allemaal terug tegen de wereld. Wij zijn degenen die zich er niet mee kunnen verzoenen. Bij ons allemaal barstte op zekere dag het hele zaakje uit elkaar en niemand kon het meer in elkaar zetten. Soms probeerde niemand het ook.'
  
  'Woorden,' zei ik. 'Vertel meer.'
  
  'Ik had een goed thuis, gegoede middenstand,' zei ze, 'katholiek. Op zondag gingen we altijd naar de mis en op speciale feestdagen ook. Ik ben opgegroeid op een katholieke meisjesschool. En ik hield ervan, begrijp me niet verkeerd. Ik hield van mijn geloof en alles wat het inhield. Ik hou er nog steeds van, alleen doe ik het nu op mijn manier.
  
  Mijn vader was een steunpilaar van de kerk en de parochie. Hij was er altijd sterk in te preken over moraal. Mijn twee zussen en ik moesten allemaal perfect in het gareel lopen. Pa heeft een houtbedrijf waar hij meubelen en zelfbouwproducten maakt. Op een dag was er een grote bijeenkomst bij ons thuis. Hij en een andere man, ook lid van de kerk, zouden hun zaken laten samenvloeien.
  
  Na het eten haalde ik koffie voor ze en nam de lege glazen weg en dat soort dingen. En ik hoorde ze praten. Ze hadden bedacht dat zij, als zij fuseerden, bijna één derde van het personeel de straat op konden sturen. Op die manier konden ze onder pensioenuitkeringen en dergelijke uitkomen. Het derde deel dat op moest lazeren bestond uit de ouderen, degenen die niet behoorlijk waren gedekt door de latere arbeidsovereenkomsten.'
  
  Ze ging weer rechtop zitten en nu stonden haar ogen niet langer dromerig, maar bezorgd en starend.
  
  'Weet je,' zei ze, 'ik kon mijn oren bijna niet geloven. Het was zo moeilijk te geloven, dat ik het bij het ontbijt ter sprake bracht. En mijn vader zei me dat het iets was waarmee ik me niet moest bemoeien, en dat ik het toch niet kon begrijpen. Toen ik aanhield en hem in een hoek had gekregen, zei hij dat zaken nu eenmaal zaken waren en dat ik me maar met mijn studie moest bemoeien.
  
  Ik ging naar pater Ryan van de parochie. Hij was aardig en luisterde geduldig. Toen zei hij me dat de zakenwereld een harde wereld was. Toen ik hem zei, dat de wereld een klote wereld was, zei hij dat ik te jong was om het allemaal te begrijpen. Ik geloof dat hij gelijk had en dat ik altijd te jong zal zijn om dat te begrijpen.
  
  De fusie ging door volgens plan. Maar tijdens het officiële diner stond ik op en vroeg hen, mijn vader en de rest van dat zootje, hoe een mens op zondag zo vroom kon zijn en op woensdag zo immoreel als de pest. Ik vroeg hen hoe zij hun fusie konden rijmen met hun kniebuigingen voor de priester, hun Bijbelcitaten en hun preken over vroomheid en moraal.
  
  Ik keek mijn vader recht in de ogen en vroeg hem hoe hij voorzitter kon zijn van de Katholieke Leken Gilde en er toch van kon genieten om een aantal oude mannen en vrouwen met een technische truuk van hun rechten te beroven. Toen ben ik vertrokken.'
  
  Ze leunde weer op haar ellebogen en haar ogen stonden weer dromerig toen ze naar het plafond staarde.
  
  'Al die woorden, die prachtige woorden, betekenen niets meer,' zei ze. 'Wat er aan de hand is, past niet meer bij de woorden. Je kunt er alleen maar een eigen betekenis aan geven. En handelen volgens de betekenis die ze volgens jou hebben. We hebben ze allemaal een betekenis gegeven en handelen ernaar. Dat is de enige manier.'
  
  Ze ging op haar rug liggen en het badlaken kroop tot boven haar knieën; die waren hoekig en knokig, maar ik dacht na over wat zij had gezegd. Het was allemaal niet zo verkeerd en al die jongeren die het allemaal niet meer met elkaar konden rijmen, hadden het helemaal niet zo ver mis.
  
  Ik dacht aan Hengelaar Harris en aan Soe Jat en ik voelde een hevige woede in me opvlammen. Zij waren het tuig, dat de zielen en harten van anderen moest gebruiken om smerig te maken wat goed kon zijn, het tuig dat de dromen vermoordde van idealistische kinderen.
  
  'Nick,' hoorde ik een zachte stem zeggen, 'laten we naar bed gaan.'
  
  Ik liep naar haar toe en trok zacht het badlaken van haar weg. Ze waren lang, die benen van haar, en aan de magere kant, maar ze pasten bij haar lichaam. Ze bezaten die kwaliteit die de Grieken zo bewonderden bij hun vrouwen, bijna jongensachtig en onvolwassen. Het was niet mijn ideaal, maar haar hand vond die van mij en ze dwong me naast haar te komen zitten. Ze kwam overeind en drukte haar borsten tegen me aan. Ze werkte zich op haar knieën en legde haar borsten tegen mijn lippen. Plotseling was ze daar, de eeuwige vrouw, de verleidster, de priesteres en tovenares en zij gebruikte haar lichaam zoals dat gebruikt dient te worden. Mijn lippen vonden een kleine, rosé tepel.
  
  'Mijn God,' kreunde ze en ze liet zich half over me heen op het bed vallen, terwijl ze haar lichaam zo draaide dat mijn lippen elke tepel konden liefkozen. Ik voelde haar lange benen om mijn middel sluiten, lange klimoptakken van warm vlees en de trage dromerige loomheid verliet haar. Ze werd een wezen van plotselinge bewegingen, van een hongerige, ongeremde begeerte. Haar lange, blonde haar viel over ons beiden heen en ze kreunde en steunde. Ze uitte zachte, kirrende geluidjes toen ik haar lichaam streelde en mijn hand de blonde, mysterieuze holte vond. Patty Woods vrijde volledig, met een door en door ongecompliceerd genot, genietend van elk moment, van elke aanraking en reagerend op iedere sensatie met alles wat ze had. Haar slanke lichaam klemde zich aan mij vast, haar borsten waren heerlijk zacht en haar benen bewogen met die eeuwige beweging van welkom.
  
  Toen ik haar ten slotte nam, snikte ze bijna van genot en ze begroef haar gezicht tegen mijn borst. Haar warme, vochtige lippen kabbelden over mijn huid terwijl ze onder me mee bewoog, dwingend, vasthoudend, smekend om meer tot tijd niet meer bestond en het lichaam uit zichzelf reageerde. Toen het hoogtepunt kwam klemde ze haar benen om me heen, terwijl haar mond openviel om een kreet los te laten, maar er kwam geen geluid.
  
  Ze kromde haar rug en haar lange armen hielden me dicht tegen haar aan en ik keek neer op dat blonde haar dat als een halo rond haar hoofd op het kussen lag. Haar ogen gingen open, dromerig en gelukkig, en ze lachte die zachte glimlach.
  
  'Zo zou het altijd moeten zijn, Nick,' mompelde ze. 'Als in een kathedraal, opwindend en vertroostend tegelijkertijd. Vervullend, terwijl je je tegelijkertijd heel groot en heel klein voelt, je vrij en veilig bent, dat allemaal tegelijk.'
  
  Ik keek naar haar, naar de halfgesloten ogen in het kindvrouw gezichtje en mijn hand vond haar borst en omsloot die. Ze verroerde zich en legde haar hoofd tegen mijn schouder. Ik wist dat ik misschien wel een klootzak zou zijn, maar dit was een vreemd meisje en op deze momenten van warme nagloed was de mens nauwelijks op zijn hoede.
  
  'Weet Hengelaar hiervan?' vroeg ik. 'Datje met me mee bent gegaan?'
  
  'Hengelaar?' vroeg ze, terwijl ze zich iets terugtrok om me aan te kijken. 'Waarom zou hij het weten?'
  
  'Ik vroeg het me af,' antwoordde ik nonchalant. 'Hij schijnt bijna alles te weten wat er gebeurt.'
  
  'Alleen binnen de beweging.' Ze zuchtte. 'Het interesseert hem niets wat wij met onze privé-levens doen.'
  
  Ik wist wel beter, maar ik geloofde haar verhaal dat Hengelaar niet wist dat ze bij me was. Ik keek op haar neer en zag dat ze haar ogen gesloten had, en ik voelde het regelmatige rijzen en dalen van haar borst in mijn hand.
  
  Ze sliep.
  
  Ik ging op mijn rug liggen met haar slanke lichaam tegen me aan, een lichaam waarvan ik een paar uur geleden nog niet eens had geweten dat het bestond. Toch was er geen enkel gespannen, akelig of ongemakkelijk moment geweest, hoe moeilijk dat ook was te geloven. Het antwoord zat op de een of andere manier vast aan haar natuurlijke, open, directe en eenvoudige manier van doen. Op haar eigen manier gaf ze betekenis aan die 'mooie woorden', de woorden die het hadden over liefde, over menselijke genegenheid, over aardigheid en eerlijk zijn tegen elkaar.
  
  En Hengelaar Harris en zijn kornuiten spraken over dat alles, terwijl ze het tot iets anders misvormden. En ze maakten het zoeken naar de ware betekenis tot een zinloze haat die tegen de maatschappij was gericht.
  
  'Maar niet als ik er iets aan kan' doen, mompelde ik. 'Niet als ik er iets aan kan doen.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Patty was vroeg op. Ze zette koffie en kookte twee eieren, voor ons allebei één. Ze hield even op om tegen me aan te leunen, in haar spijkerbroek en beha en weer had ze dat ongewoon lieve, die ongecompliceerde sereniteit die vanuit haar zelf scheen te komen.
  
  Na het ontbijt trok ze de sweater aan en de korte jas en was weg, naar de 'jongens' die demonstreerden bij de boekhandel.
  
  Ik vroeg haar me te verexcuseren; ik zei haar dat ik moest studeren. Feitelijk stond de les op het programma voor een vroege bijeenkomst, maar ik moest dat adres onderzoeken dat zo onderhand een gat in mijn broekzak brandde. Ik stelde haar gerust en zei haar niet bezorgd te zijn wanneer ik niet thuis was als zij terugkeerde. Ik had 'persoonlijke zaken' af te handelen, zei ik tegen haar en opzettelijk hield ik alles zo cryptisch mogelijk.
  
  Ik glipte onopvallend het huis uit en liep door de achteraf straatjes om zo snel mogelijk buiten de drukte van de campus te komen.
  
  Tien-tien Buena Street bestond niet, in ieder geval niet op de manier zoals het briefje het stelde. Buena Street bleek drie blokken lang te zijn in een achterbuurt van Los Siena, zo'n buurt waar de toeristen nooit komen.
  
  Het was een Californische achterbuurt, hetgeen inhield dat het er zonniger was dan in de meeste andere achterbuurten en veel heter. De bevolking daar bestond voor het grootste deel uit Mexicanen en Mexicaanse indianen. En daar hield het verschil zo ongeveer op. De hologige kinderen op de uitgesleten stoepen, het afval, de algehele sfeer van vervuiling, de groepjes mannen die in de schaduwen rondhingen, de zware vrouwen die in hun voddige jurken uit de ramen leunden, het was allemaal hetzelfde als in andere sloppenwijken.
  
  De huisnummers liepen maar van één tot vijftig en ik keek nogmaals op het papiertje. Ik liep terug naar het eerste van de drie blokken, naar het dichtgetimmerde huis met slechts een paar bewoonde appartementen op de bovenste verdieping. Beneden bij de stoep lagen hopen rottend afval opgetast en aan weerszijden van de trap was een verroeste leuning.
  
  Het was nummer tien en ik liep de hal binnen. Een rat scharrelde weg. Ik had zo het gevoel dat hij nog wel een paar tweebenige vrienden in huis zou hebben. Op de derde verdieping vond ik een deur met nummer tien erop. Hij was op slot, maar de manier waarop hij meegaf op mijn duwen, vertelde me dat het een gemakkelijk slot moest zijn.
  
  Binnen een minuut had ik het open, zo af en toe stilhoudend om naar de geluiden van binnen te luisteren. Die waren er niet. En voorzichtig duwde ik de deur open. Het appartement was verbazingwekkend schoon en onderhouden voor zo'n smerig gebouw. Langs de muren, tegenover elkaar, stonden twee bedden. In het midden een tafel. Vier grote zakken, die eruit zagen als balen meel, stonden langs een van de muren. Ik zag een keuken en erachter nog een kamer. Er was daar een raam met er langs een oude regenpijp. Ik probeerde het raam. Hij ging gemakkelijk open. Als ik me uitrekte kon ik de regenpijp aanraken. Ik sloot het raam en begon de kamer te doorzoeken, terwijl ik me bleef verbazen over die vreemde netheid ervan, zo volkomen in tegenstelling met de smerige omgeving.
  
  De kamer gaf niet veel inlichtingen prijs, maar toch vertelde hij me wel wat. Het waren allemaal dingen die je bij elkaar moest zoeken. In de eerste plaats was daar een keukenkast. En die kast was goed voorzien van rijst, sojasaus nog meer rijst.
  
  In de lade vond ik een paar messen en een tiental eetstokjes. Ik telde dit alles op bij de buitengewone netheid van de woning en de uitkomst was Chinees. Maar Chinezen in een Indiaans Mexicaanse sloppenwijk? Op zichzelf interessant genoeg.
  
  Verder was er nog een kleine kast. Ik maakte die open en zag werkkleding, schoppen, overalls en een bijl met een lange steel. Ook hingen daar oosterse kleren. Mijn hand woelde door de zakken en sloot om vier papiertjes.
  
  Ik haalde ze te voorschijn. Elk ervan bevatte een grof, eenvoudig Chinees-Engels cryptogram. Kennelijk waren die gewoon telegrafisch verstuurd en de moeilijkheid van de cryptogrammen was tot een minimum beperkt. Toch was het alleen de kennis van de meest voorkomende karakters van het Chinees die me in staat stelde het te ontcijferen. Ik ging aan een kleine tafel zitten en begon, met gebruikmaking van de achterkant van elk van de papiertjes, aan de ontcijfering van de berichten. Ze hadden zelfs niet de moeite genomen de letters in hun cijfertekst te verwisselen. Ze gebruikten hun E voor die van ons en hun I voor die van ons. Het moeilijkste van de hele zaak was één oor gespitst te houden voor geluiden op de trap.
  
  Ik dankte de goede God dat die oude trap kraakte als een roestige schommel, zodat ik voldoende waarschuwing zou krijgen. Langzaam aan kwamen de boodschappen te voorschijn. Elk ervan was een deel van het volledige bericht. Het duurde bijna een uur voor ik ze volledig in elkaar kon passen en mijn hoofd deed pijn van de intense concentratie, maar ten slotte kon ik de vier papiertjes voor me op tafel leggen en de tekst hardop voorlezen.
  
  
  
  Materiaal verscheept. Vier zakken.
  
  Voorzichtig behandelen. Systematisch.
  
  Indien proef goed, elders herhalen. S.J.'
  
  
  
  De initialen aan het einde van de boodschap hielden mijn ogen gevangen S.J. - Soe Jat. Ik voelde hoe mijn kaakspieren zich spanden. Het verband tussen de delen was niet
  
  langer iets dat je je kon afvragen. Het was er en het werkte en ik moest de verbinding zien te vinden en deze blootleggen.
  
  Maar dat was een andere taak. Er mochten geen overhaaste zetten worden gedaan die zouden de hele zaak alleen maar ondergronds drijven. Ik stond op en doorzocht de balen. Ze waren verzegeld, maar een scheurtje in één van de hoeken liet een fijn straaltje poeder naar buiten door sijpelen. Ik nam wat op de top van mijn vinger en rook eraan. Het had geen geur. In ieder geval niet veel. Het leek nog het meest op zoiets als een schoonmaakmiddel.
  
  Het was al laat in de middag en plotseling hoorde ik de trap kraken. Snel ging ik tot handelen over. Ik duwde de papiertjes in mijn zak en opende het raam. De regenpijp was gemakkelijk te bereiken. Terwijl ik me met één hand hieraan vastgeklemd hield, lukte het me het raam weer te sluiten. Zo bleef ik daar hangen, een kleine uitstulping van de muur ter hoogte van het raam.
  
  Ik kon niet de hele kamer overzien, maar een deel ervan wel. Een man, een Chinees, in werkkleding en met een schop in zijn hand, liep naar een hoek van het vertrek waar ik wel uitzicht op had. Ik kon hem tegen een andere man in het vertrek horen praten. Beiden spraken Chinees. Hij verdween uit het gezicht, kwam weer terug, verdween toen weer en daarna hoorde ik het geluid van stromend water. Voorzichtig liet ik me langs de regenpijp naar beneden zakken, heel langzaam, en de laatste anderhalve meter liet ik me in een met afval volgestorte steeg vallen. Ik haastte me door de straat, terug naar de Busby campus.
  
  Het waren Chinezen en een verstandige gok vertelde me, dat het getrainde agenten waren. En dan had je nog die boodschap over de vier zakken. Er was sprake van een proef. Was die al gebeurd? En waarom liepen zij in hemelsnaam in werkkleding rond? Misschien was dat wel hun dekmantel. Of misschien was er meer?
  
  Ik had nu meer stukken van de puzzel, maar toch had ik nog meer antwoorden nodig. Helaas kon ik niet te lang wegblijven en ik wilde niet dat Hengelaar Harris naar me ging rondneuzen. En op deze manier kon ik altijd nog mijn kollege politieke wetenschappen halen, de laatste sessie. Op weg terug naar het kollege richtten mijn gedachten zich op die zakken. Wat zat daar, verdomme, in? Iets vertelde me dat het heel belangrijk was. Ik moest een manier zien te bedenken om een bezoek aan tien-tien Buena Street te brengen. Misschien had ik ook nog een monster nodig van het poeder om een analyse te maken.
  
  Ik zag Diane - die er absoluut prachtig uitzag in een violette sweater en een donkerblauwe rok - de klas binnengaan en ik haastte me achter haar aan. Ik nam de laatste stoel in het vertrek.
  
  Ze begon aan haar verhandeling over diepsociale problemen, maar mijn gedachten waren nog steeds bij die kleine kamer die werd bewoond door twee Chinezen en bij die vier zakken wit, reukloos poeder.
  
  Maar terwijl het kollege voortging, bemerkte ik dat een paar van de jongens verwachtingsvolle blikken in mijn richting wierpen en ik realiseerde me dat ik een reputatie hoog te houden had. Ik zag een opening, greep die aan en binnen de kortste keren was Dianes kollege veranderd in een vinnig debat waarbij ik het meeste venijn gebruikte. Ze was behoorlijk in het nadeel en ik liet haar niet los. Tegen de tijd dat de les eindigde, dacht ik dat zij in tranen zou uitbarsten, maar dan wel tranen van woede. Ze ziedde, kookte en was nauwelijks in staat zonder trillen haar boeken bij elkaar te graaien. Ik grijnsde naar haar en liep naar buiten.
  
  Patty liep over de campus met een groepje van de beweging en toen ze mij zag maakte ze zich direct van hen los om naar me toe te komen. Ze gaf me een arm.
  
  'Hoe ging het?' vroeg ik achteloos. 'Was Hengelaar erbij?'
  
  'Nee. Deze keer kon hij niet halen,' zei ze. 'Maar het ging prima. We hadden veel bekijks en een paar jongens raakten in gevecht met een paar toeschouwers. Toen kwam de politie. Jason en Peggy werden gearresteerd en dat houdt in dat we, volgende week als hun zaak voorkomt, een mars voor het gerechtsgebouw kunnen organiseren.'
  
  'Het één leidt tot het andere, hè?' zei ik glimlachend.
  
  'Als je het maar goed doet,' antwoordde Patty. 'Harris heeft ons dat geleerd.'
  
  'Harris is een prima gast,' gaf ik als commentaar, terwijl ik moeite had het venijn uit mijn stem weg te houden.
  
  We stonden voor Howard Hall en zij draafde de treden op. Halverwege draaide ze zich om en keek me aan, terwijl ze op haar eigen, zachte manier glimlachte.
  
  'Vanavond zal ik rijst voor je klaarmaken,' zei ze. 'Rijst met vlees en sojasaus. Je ziet het wel. Je zal het zeker lekker vinden.'
  
  Een rare meid, die Patty Woods. Raar en aantrekkelijk op haar eigen, onkonventionele manier. Maar ik voelde me rusteloos en maakte een lange wandeling om de campus heen.
  
  Het was die rusteloosheid die over me kwam als ik voelde dat er iets stond te gebeuren, maar wat nog geen vorm had aangenomen. Het gaf me een prikkelend gevoel, een kriebelige sensatie, waarvan ik wist dat het pas zou verdwijnen als wat te gebeuren stond duidelijk was geworden. Ik dacht er over na hoe Harris alle voorstellen om iets dramatisch te doen ter herdenking van Donneli's dood had verworpen. Ik wist dat hij iets aan het uitbroeden was.
  
  Het begon donker te worden en ik ging terug naar mijn appartement. Daar vond ik Patty die druk bezig was met het eten. Ze had zich omgekleed in een veel te grote, slobberige, herenpyjama, die haar kleine-meisjes uiterlijk ekstra aksentueerde.
  
  Ik legde mijn handen rond haar middel. Snel draaide ze zich om en drukte haar lichaam tegen me aan. Haar dijen draaiden tegen mijn benen aan toen haar handen de weg in mijn T-shirt hadden gevonden.
  
  'Je laat de rijst aanbranden, schat,' zei ik glimlachend tegen haar.
  
  'Ik word geil van je, Nick, mompelde ze. 'Vannacht was fantastisch. Ik heb de hele dag op de avond zitten wachten.' Ze tastte in haar borstzakje van de pyjama en haalde er een briefje uit.
  
  'Toen ik thuis kwam zat dit op de deur geplakt,' zei ze. 'Het is van Hengelaar.'
  
  Ik blikte op het papiertje. 'Vanavond, bij mij thuis, om 9', was alles wat er op stond.
  
  'Ga je met me mee?' vroeg ik. Ze schonk me een sluwe glimlach.
  
  'Vanavond niet. Jij kunt het me allemaal vertellen. Ik wil hier op je wachten,' zei ze.
  
  Ik liet haar los en maakte twee stevige borrels voor ons klaar. De rijstmaaltijd die ze voor ons had klaar gemaakt was heerlijk en we waren net klaar met afwassen toen er op de deur werd geklopt. Ik deed open en zag die laaiende, blauwe ogen, de violette sweater en die fantastische omhoog priemende borsten.
  
  'Ik ben gekomen om wat met je te bepraten,' zei Diane Rowan koud. 'Mag ik binnen komen?'
  
  Ik glimlachte, een onwillige glimlach, en deed de deur verder open.
  
  'Mevrouw Rowan,' zei het meisje verbaasd.
  
  'Luister, pop,' kwam ik er snel tussen. 'Mevrouw Rowan heeft me een paar dingen te zeggen, onder vier ogen. Kun je even wegwezen?'
  
  'Waarom niet?' Ze glimlachte haar eigen zachte, dromerige glimlach. Ze trok een jas over de pyjama heen, glipte in sandalen en ging met een vrolijke zwaai naar buiten.
  
  Ik deed de deur dicht en grijnsde naar Diane Rowan, die erin slaagde te branden zonder te roken.
  
  'Ik ben hierheen gekomen om je te vertellen dat je je rol wel een beetje overdrijft met je theater in de les', beet ze me toe. 'Maar nu zie ik datje op alle gebieden overdrijft.'
  
  'Alles voor het vaderland,' zei ik.
  
  'Onzin,' snoof ze. 'Je maakt van de gelegenheid gebruik. Dat is alles. Je bent een door en door immoreel iemand. En dat is onvergeeflijk, vind ik.'
  
  'Oh, vind je?' zei ik, terwijl ik haar in de ogen keek. 'Het klinkt alsof je jaloers bent.'
  
  Ze kleurde direct, een diepe blos die in haar hals begon en zich over haar gehele gezicht uitspreidde.
  
  'Oh, je bent onuitstaanbaar,' snoof ze. 'Ik zou niet eens willen dat je me aanraakte.'
  
  'Zullen we wedden?' vroeg ik.
  
  Ik liep op haar af en snel stapte zij achteruit.
  
  'Nee,' zei ze, haar stem strak, 'om dat soort dingen wed ik niet. Als dit allemaal achter de rug is, zal ik jouw buitensporige gedrag aan je superieuren melden.'
  
  'Moetje doen, schat,' zei ik grijnzend.
  
  Ze beende naar de deur, trok hem open en stapte naar buiten, terwijl haar volle borsten onder haar violette sweater deinden. In de gang kwam ze voorbij Patty.
  
  'Ze kookt,' zei Patty toen ze de kamer binnen stapte. 'Wat is er gebeurd?'
  
  'Niets bijzonders,' antwoordde ik. 'Ze kwam hier om te praten over de moeilijkheden die ik tijdens haar kollege maak. Ik weigerde te beloven ermee op te houden, dus ze wil nu disciplinaire maatregelen gaan treffen.'
  
  Ik keek op mijn horloge, terwijl Patty zich op de bank oprolde.
  
  'Ik ga naar de vergadering,' zei ik.
  
  'Ik blijf wakker,' antwoordde ze, terwijl haar ogen zich vernauwden van de geheime gedachten die niet werkelijk geheim waren.
  
  Ik vertrok, terwijl ik nadacht over Diane Rowans laaiende schoonheid en wat zij had gezegd over mijn immorele gedrag. Ze had wel gelijk. Als het om mijn werk ging, was ik immers in staat geweest morele overwegingen opzij te zetten.
  
  Dat soort gevoelens waren in mijn vak een vrijkaartje voor de dood. Ze maakten je kwetsbaar voor gedachten die beter niet gedacht konden worden en voor handelingen die beter ongedaan konden blijven. Hard? Ja, maar in dit vak was je hard of je ging eraan. Ik had absoluut geen trek in Harris' vergadering. Veel liever had ik een bezoek gebracht aan de tien-tien Buena Street, maar deze vergadering had op zijn manier ook weer iets belangrijks. Het was een kleine groep die onder die enkele lamp zat te wachten, maar zes van de groep en twee van Harris' eigen mannen.
  
  Digger was nu van het toneel verdwenen, veronderstelde ik terecht. Ik voelde meteen dat dit de harde kerngroep was, degenen die Harris tot een felle haat en liefde voor de anarchie had weten op te zwepen.
  
  'We gaan Franks dood gedenken door de Peterson Bibliotheek in brand te steken,' kondigde hij aan, met opwinding in zijn volle stem. 'Maar ik zal niet in details treden, voor het geval we besluiten die waterkuur het eerst uit te voeren.'
  
  'Die waterkuur eerst,' zei een magere jongen. 'We zijn er nu klaar voor en een heleboel jongens hebben er naar uitgezien.'
  
  'Ik ben geneigd het ermee eens te zijn,' zei Hengelaar. 'We kunnen dat laten volgen door het platbranden van de bibliotheek.'
  
  'Als jullie me nu eens op de hoogte brachten?' zei ik. 'Wat is dat met dat water?'
  
  'We gaan de plaatselijke burgerij een lekkere schok bezorgen,' antwoordde de magere jongeling, terwijl zijn ogen schitterden van opwinding. 'Deze hele streek betrekt zijn water van het reservoir in de heuvels net buiten de campus. Er is daar een zuiveringssysteem en een chloorinstallatie en god mag weten wat nog meer. Maar we gooien wat anders in hun water.'
  
  'Het idee is ontstaan op een nacht dat we maar wat aan het fantaseren waren,' kwam Hengelaar tussenbeide. 'Ik zei hoe grappig het zou zijn als we alle brave burgers van Los Siena nu eens een gratis trip zouden bezorgen door lsd aan hun drinkwater toe te voegen. Nou, verdomd, het idee sloeg aan. En hoe meer we er over door fantaseerden,hoe beter het er allemaal uit ging zien. Hoewel we niet denken dat lsd veel zal helpen, doen we er aan het eind toch wat van in. Maar eerst gooien we het spul erin, dat een scheikunde vriend van me uit Los Angelos te pakken heeft weten te krijgen. Het is een zeker middel om iedereen, die er ook maar een heel klein beetje van binnen krijgt, kramp en een behoorlijke vorm van misselijkheid te bezorgen.'
  
  'Ja,' grinnikte één van de jongens. 'De burgemeester zei laatst nog hoe misselijk hij van ons wordt. Nou dat zullen we hem dan laten merken ook.'
  
  'En alles is gereed?' vroeg ik nonchalant.
  
  'Alles,' antwoordde Hengelaar. 'Tenzij deze vergadering natuurlijk besluit eerst met de bibliotheek te beginnen.' Weer begroette een snel koor van afkeuring zijn voorstel. De jongens stonden kennelijk op de waterkuur en keken er naar uit met een bedoeling die ergens tussen boosaardigheid en humor lag.
  
  Ik dacht aan het witte poeder dat op de kamer in Buena Street lag. Dat zou het spul kunnen zijn waar Hengelaar het over had. Maar ergens klikte het niet met deze organisatie. Als dat het spul was, waar kwamen de Chinezen er dan bij? Waarom lag het weggeborgen in een zorgvuldig geheim gehouden schuilplaats ergens in de sloppenwijken van de stad? Het klopte allemaal op een dubbelzinnige manier, als een beeld dat niet helemaal scherp was.
  
  'Laten we vannacht beginnen met die waterkuur,' zei één van de jongens. Harris haalde zijn schouders op. 'Wat mij betreft is het prima,' zei hij. 'Geef me een uur. Dan ontmoet ik jullie met het spul bij het reservoir. Doe je mee, Nick?'
  
  'Waarom niet,' antwoordde ik.
  
  Harris kwam overeind en gaf ons instructies waar hij ons over een uur zou treffen.
  
  Ik ging met de anderen mee. Ze hadden een oude bestelwagen die nauwelijks meer liep, maar desondanks klommen we erin en we tuften weg naar de heuvels achter de campus.
  
  Ik zat achterin de bestelwagen en keek naar de weg die achter ons weg kronkelde. Plotseling zag ik een groot, zilveren wateroppervlak toen de wagen afsloeg naar een bladerrijk gebied opzij van de weg.
  
  'Dat is het,' zei één van de jongens toen we uitstapten. Aan de ene kant van het reservoir zag ik een pompinstallatie, omgeven door een hoge omheining. In het maanlicht meende ik de kleine, verraderlijke punten van stroomdraden te zien, die aangaven dat deze onder stroom stond. Achter de pompinstallatie schoot zo nu en dan een enorme, hoge straal water de lucht in, even schitterend als welke fontein ook. Het maakte deel uit van het zuiveringssysteem.
  
  De jongens namen hun posities in en wachtten tot Hengelaar Harris zou arriveren. Ik was blij dat het donker was, hoewel de halve maan laag aan de hemel stond. Ik was niet in staat het trillen van mijn kaakspieren en de zweetdruppeltjes op mijn voorhoofd tegen te gaan. Ik wist wat dat betekende. Ik was bezorgd en rusteloos, niet in staat te rijmen wat er aan de hand was.
  
  Het was al erg genoeg om de watervoorziening van een hele stad te verontreinigen, maar op de ene of andere manier bleef het kinderspel en het klopte in het geheel niet met Harris en de Chinese agenten. Voorts hadden ze me verteld dat ze het plan hadden vier avonden achter elkaar het misselijkmakende middel in het reservoir te dumpen. 'Waarom niet alles gelijk?' vroeg ik.
  
  'Idee van Hengelaar?' was me geantwoord. 'Op die manier kunnen we de gemeenschap beter treiteren, volgens Hengelaar. Niet iedereen drinkt elke avond dezelfde hoeveelheid en op deze manier hebben we hen viermaal te grazen in plaats van één keer. Hengelaar is slim.'
  
  'Ja, hij is slim,' had ik geantwoord. En ik bedacht me, dat hij veel te slim was voor zo'n grap.
  
  Die schoft was hiermee iets van plan. Ik zat er bovenop, maar ik kon er maar niet achter komen.
  
  Tegen de tijd dat Harris arriveerde, met twee vijfliter blikken bij zich, was ik woedend en even intens gefrustreerd. Ik zag de blikken, ongemerkte blikken, en ik vroeg me af of het poeder in de blikken was overgegoten. Ik had het verkeerd, want het spul dat de jongens in het reservoir dumpten was vloeibaar, geen poeder dus. We lieten de lege blikken achter en haastten ons weg. Deze keer zat Harris, die kennelijk te voet was gekomen, naast mij in de bestelwagen.
  
  'Geweldig idee,' zei hij zelfvoldaan, terwijl hij zijn dikke lippen aflikte. Zijn leeuwenkop zag er nog massiever uit dan gewoonlijk.
  
  'Natuurlijk wel kinderspel, vind je niet?' zei ik, terwijl ik besloot een visje uit te werpen.
  
  Ik voelde zijn snelle, scherpe blik. Toen lachte hij, zijn diepe stem muzikaal in de nacht.
  
  'Misschien. Maar van dit soort dingen krijgt de groep een kick,' antwoordde hij met iets van dubbelzinnigheid in zijn stem.
  
  Hij was me veel te blij en de voorvoelende knoop in mijn maagkuil werd steviger aangehaald. Ik zei niets meer en sprong uit de wagen toen die langzamer ging rijden bij mijn hoek. Ik liep naar mijn appartement en stapte stilletjes naar binnen.
  
  Patty sliep al en daar was ik blij om. Ik kroop niet bij haar in bed, maar ging in een stoel zitten en overdacht alles wat ik had ontdekt. De stukjes van een puzzel, allemaal bij elkaar, maar ik was niet in staat er één geheel van te maken.
  
  Ten slotte viel ik in de stoel in slaap en werd pas wakker toen het ochtendgloren op zijn eerste, onvaste benen door het raam naar binnen kierde. Ik had me al gewassen en geschoren toen Patty eindelijk wakker werd.
  
  Ze kwam naar me toe en legde haar hoofd tegen mijn borst. Haar rustige, verloren stem sprak boekdelen in een paar woorden.
  
  'Ik heb je gisteravond gemist, Nick,' zei ze en ik klemde haar tegen me aan.
  
  'Het spijt me, Patty,' zei ik kalm. 'Misschien moet het vannacht weer. Het is iets uit het verleden, dat ik in mijn eentje moet opknappen. Maar we zullen de schade inhalen.'
  
  Ze glimlachte en knikte blij.
  
  Ik wierp haar een bot toe en ze was er blij mee als een klein hondje. Ik ging naar het ochtendcollege en zat daar in een gespannen frustratie, terwijl mijn maag nog steeds met dat voorgevoel zat opgescheept.
  
  Toen de eerste middagkranten verschenen, voelde ik mijn spanning in een bittere woede veranderen. De koppen troffen mij als brandende speren die aan mijn ingewanden rukten.
  
  
  
  TWINTIG DODEN.
  
  700 ZIEKENHUISGEVALLEN DOOR MYSTERIEUZE EPIDEMIE.
  
  MEER MENSEN ZIEK.
  
  
  
  Met van woede op elkaar geklemde lippen las ik het artikel.
  
  'Ambtenaren van de gezondheidsdienst proberen het geheimzinnige vergif op te sporen dat de stad zo hevig heeft getroffen,' las ik. 'De slachtoffers die eraan bezweken, kwamen allemaal in een tijdsbestek van een paar uur binnen. Tot dusverre is er geen enkel patroon van voedselvergiftiging ontdekt, maar steeds meer mannen, vrouwen en kinderen overstromen de ziekenhuizen van Los Siena. Sommigen zijn nauwelijks meer in leven en meer sterfgevallen worden verwacht.'
  
  De kranten vlogen weg bij de universiteitskiosk en mijn ogen zwierven over het groene gazon om Harris en vier leden van de harde kern met elkaar in gesprek verwikkeld te zien.
  
  Ik slenterde erheen, terwijl mijn gezicht kalm was, maar inwendig kookte ik als een tornado.
  
  Harris sprak op ernstige toon tegen de jongens en ik hoorde zijn kalme beheerstheid die me woedend maakte.
  
  'We hebben een wel heel ongelukkig moment gekozen,' zei hij. 'Wat dit heeft veroorzaakt moet wel iets heel krachtigs zijn geweest. Het was beslist niet het spul dat wij er gisteren in hebben gegooid.'
  
  Amen, zei ik inwendig. Het was niet wat je er gisteravond in gooide, vuile schoft. Maar het was wel zeker het spul uit die zakken van Buena Street.
  
  Eén woord uit dat vierdelige codebericht brandde in mijn gedachten. Systematisch. Nu klopte het ineens allemaal. De sterke vergiften worden gewoonlijk in drie soorten onderverdeeld: bijtende, prikkelende en systematische. 'We moeten het nu verder rustig spelen,' zei Harris. 'We gaan gewoon met onze plannen door alsof er niets is gebeurd. Vanavond dumpen we een volgende lading in het reservoir. Wat er nu is gebeurd, gaat gewoon weer over. We willen ons spul in hun leidingen hebben, zodat ze er wekenlang misselijk van blijven.'
  
  Terwijl ik zo naar hem stond te luisteren, pasten plotseling verschillende stukjes van de puzzel in elkaar. Chinese agenten, scheppen, iedere avond en dat vier avonden lang.
  
  'Vanavond kan ik niet komen, Hengelaar,' zei ik terloops. 'Iets van een jaar terug is in de stad. Ik moet haar zien te lozen.'
  
  'Jammer, Nick,' zei Harris. 'Maar morgenavond vergaderen we weer bij mij thuis.'
  
  'Ik ben er,' zei ik en ik slenterde weg.
  
  Ik nam niet eens de moeite bij mijn appartement langs te gaan, maar ging direct naar Buena Street.
  
  Ik posteerde me op een stoep bij de hoek en rolde me op als een van de vele dronkaards die zijn roes lag uit te slapen. Maar mijn ogen waren gericht op de besmeurde treden en de vervallen deur van nummer tien. De duisternis viel in om de smerige straten te bedekken en ik zette mijn nachtwake voort. Ten slotte zag ik de deur opengaan en twee mannen verschijnen. Beiden in werkkleding. Hén hield een schop in zijn hand, de ander een tas. En ik wist verrekte goed wat daar in zat.
  
  Ze liepen langzaam, met een gehaaste bedaardheid. Ik ontrolde mezelf om hen te volgen. Ze sloegen een zijstraat in en liepen in de richting van de andere kant van de stad, dezelfde richting die wij de vorige avond naar het reservoir hadden genomen.
  
  Maar voor we ergens buiten de stad waren, hielden ze stil in het midden van de straat. Ik dook achter een struik van iemands gazon en keek hoe ze een putdeksel oplichtten en naar beneden klommen. Ik wachtte om ze voldoende tijd te geven en volgde ze toen door het putdeksel, dat zij weer zorgvuldig op zijn plaats hadden geschoven. Het was volslagen donker in de tunnel, die net breed genoeg was om mijn schouders door te laten. Lucht kwam binnen door de putdeksels en incidentele roosters. Maar het was er onaangenaam vochtig en het rook er naar condens.
  
  Ik voelde de natte, ronde omtrek van een brede waterbuis aan mijn rechterkant terwijl ik voort kroop. En voor me kon ik de beide mannen horen, ze bewogen zich langzaam en spraken met enkele eenlettergrepige grommen.
  
  Voor het grootste gedeelte ging het bergopwaarts en ik was dankbaar voor het kleine beetje lucht dat naar binnen sijpelde door de vele putdeksels waar ik onder langs kroop. Het condens op de pijpwand was in ieder geval koud en van tijd tot tijd liet ik mijn voorhoofd er tegenaan leunen, als de dichte, bijna zuurstofloze stank van de tunnel overstelpend werd.
  
  Zij waren kleiner dan ik en hadden duidelijk weken eraan gespendeerd om de ruimte langs de pijp groot genoeg te maken om hun lichamen door te laten.
  
  Mijn schouders werden tegen elkaar aan geperst en ik moest mezelf langs de pijp voorttrekken. Ik haalde opgelucht adem toen de pijp plotseling breder werd. Het was traag en moeilijk gegaan en ik had geen flauw idee hoe lang ik me door die nauwe, ondergrondse doorgang had voortbewogen.
  
  Ik hield plotseling stil en viel bijna voorover toen er een klein, vierkant, putachtig gedeelte verscheen. Ik zag hen op eikaars schouders staan en een ijzeren rooster boven hun hoofden verwijderen. Ik wachtte af en wist behoorlijk zeker waar we waren. Toen ze elkaar optrokken, kwam ik dichterbij tot ik onder het open rooster was. Ik hoorde hun voeten voortsnellen over iets dat een stenen vloer leek. Mijn benen waren verkrampt door het mezelf voorttrekken door de tunnel, maar ik maakte ze weer los door een paar diepe kniebuigingen. Toen hurkte ik neer en sprong. Mijn handen grepen de rand van de opening en ik bleef even zo hangen voor ik me optrok. Ik gebruikte elke gram aan kracht die ik in mijn armen had om me zover omhoog te trekken tot ik een elleboog over de rand had. Ik kroop uit het gat en bleef plat op mijn buik liggen.
  
  Rijen pijpen, dikke, dunne, voornamelijk rechte pijpen, kwamen uit een dikke, stenen muur. Ik bevond me in het pompstation van het reservoir en ik hoorde het zachte ruisen van het water dat buiten in de lucht werd gespoten. Het was donker, maar een enkel lichtpitje aan het andere eind van het met pijpen en buizen volgepakte vertrek gaf een beetje licht en ik zag de twee Chinezen bij de muur.
  
  Een van hen was bezig met het openmaken van een klep bovenop de grootste buis en met twee handen draaide hij die open. De ander stond klaar met een zak vergif om die in de opening leeg te gooien. Met de minuut werden de zaken duidelijker voor me.
  
  Terwijl Harris de jongens het relatief onschuldige middel in het reservoir liet gooien, deden deze twee het werkelijk dodelijke vergif in het waterleidingsysteem. En natuurlijk moesten ze het aan deze kant van het zuiveringssysteem doen om er zeker van te zijn dat het niet uitgefilterd zou worden.
  
  Het verklaarde Harris' bedoeling om het spul vier dagen lang te dumpen. Het systematische vergif dat zij gebruikten, dat zonder twijfel door hun eigen laboratoria was ontwikkeld, was kennelijk smakeloos maar dodelijk als het met beleid werd gebruikt. En waarschijnlijk zouden er sporen van te vinden zijn als het allemaal in één keer werd gebruikt.
  
  Ik zag de krantenkoppen over de twintig doden en de nog te verwachten sterfgevallen weer voor me en de koude haat borrelde weer in me op. Als dat spul weer in de leidingen kwam zouden er weer eens honderden doden vallen. Gezien het aantal pijpleidingen hier veronderstelde ik dat het reservoir niet alleen de stad maar ook een groot deel van het omliggende land van water voorzag. Het pompstation was natuurlijk alleen maar het begin en het controlepunt voor de hoofdleidingen die kriskras door de ruimte liepen en dan onder de grond doken. En daar splitsten zij zich weer op in een veel groter netwerk van met elkaar verbonden leidingen. Als er, vier dagen achter elkaar, maar voldoende van dat spul in het systeem kwam, kon het wel maanden duren voor het allemaal weer was schoongemaakt.
  
  Ik zag de ene Chinees bij de dop plotseling stilhouden. Hij gebaarde naar de andere die ogenblikkelijk de opening van de zak omhoog bracht naar de rand van de klep. Ik was er behoorlijk zeker van dat dit pompstation, zoals de meeste anderen, volledig geautomatiseerd was en op zichzelf draaide, met zo nu en dan een kijkje van de plaatselijke politie.
  
  Ik rukte Wilhelmina te voorschijn en vuurde, terwijl ik mijn eerste schot richtte op de hand die de zak vasthield. Ik hoorde de man gillen van de pijn en hij liet de zak vallen. Hij en zijn maat doken weg onder het maaswerk van buizen en mijn tweede schot sloeg in een dikke pijp. Ik rende naar voren en dook onder de eerste rij buizen. Ik ving een glimp op van rennende benen en vuurde weer, maar het slechte licht gecombineerd met het snel bewegende doelwit zorgde ervoor dat de tweede kogel miste. Eén van de Chinezen rende langs een rij dunne pijpen en ineengedoken rende ik naar voren om hem de pas af te snijden.
  
  Hij moet me hebben gehoord want ik zag zijn benen keren en terugrennen naar de klep in de hoofdbuis.
  
  Ik dook ineen en liet me op handen en knieën vallen om onder de hoofdleiding door te kruipen. Ik kwam vlak bij de klep weer te voorschijn op het moment dat de Chinees daar aan kwam. Maar deze keer was ik degene die weg moest duiken toen hij op me schoot. Ik hoorde de kogel afschampen op een buis vlak naast mijn oor toen ik me op de vloer liet vallen. Met een snoekduik kwam ik overeind en kreeg hem bij zijn knieën te pakken, Wilhelmina nog steeds in mijn hand. Hij ging neer en ik kwam boven op hem.
  
  Met een grote boog liet ik Wilhelmina neerkomen en ik hoorde de verblijdende kraak van de loop tegen zijn gezicht. Hij gilde het uit van de pijn. Toen kwam de ander op me af. Hij liet zich op me neervallen en ik begreep toen wat er was gebeurd. Hij was op de eerste rij buizen, zo'n meter boven de grond, gekropen en had zich daar stilgehouden toen ik zijn maat te grazen nam. Nu zat hij bovenop me met zijn arm rond mijn nek.
  
  Ik zag een flits van staal toen zijn andere arm naar beneden kwam en ik slaagde erin om één arm omhoog te brengen om de slag af te weren. Ik rolde me naar voren en drukte me met mijn benen af, waardoor hij tegen de grote pijp werd geramd.
  
  Het weergalmde met een dof geluid toen zijn hoofd de buis raakte en ik voelde zijn greep verslappen. Ik rukte me van hem los op het moment dat een schot door mijn kraag floot.
  
  De ander, schietend vanuit zijn positie op de grond, had er bijna een einde aan gemaakt en ik dook naar voren om onder de buizen weg te schieten. Ik zag dat hij overeind begon te komen en schoot op hem. Het schot trof zijn hand en ik zag zijn arm omhoog komen en het pistool vallen en over de vloer wegglijden.
  
  Ik kwam onder de buizen vandaan en beantwoordde zijn aanval op mij met een onderwaartse stoot van Wilhelmina. Hij schoot achterover en sloeg tegen de grond. Als ik hem levend te pakken kon krijgen, zou dat een heleboel dingen veel eenvoudiger maken. Ik keek om naar de tweede die ik verdoofd tegen de buis had achtergelaten.
  
  Ik zag allen maar een snelle beweging, de zak in zijn handen, toen ik door een wolk wit poeder vol in mijn gezicht werd getroffen. Het deed niet bijzonder veel pijn, maar het verblindde me en automatisch liet ik me op mijn knieën vallen terwijl ik met beide handen naar mijn ogen klauwde.
  
  Ik maakte een van mijn handen los van mijn ogen en schoot drie maal in de lucht met Wilhelmina. Ik kreeg een schop tegen de zijkant van mijn hoofd en toen sloeg hij me tegen de dikke pijp aan. Ik kreeg wat van het spul uit mijn ogen, maar niet snel genoeg. Ik hoorde hun voetstappen wegrennen en toen was er stilte. Nog steeds was ik behoorlijk verblind.
  
  Ik trok mezelf omhoog aan de pijp en liep tastend naar de hoofdklep. Er was voldoende ruimte voor mijn hand om hem in de opening te steken. Ik deed het en trok hem nat weer terug. Ik veegde mijn ogen schoon en ik begon meer zicht te krijgen. Ik wist dat mijn hele gezicht onder die troep zat en ik er uit moest zien als de een of andere clown die zijn make-up niet helemaal had afgemaakt. Maar ik kon nu zien en ik bevond me allen in het pompstation.
  
  De twee Chinezen waren weer de tunnel in gevlucht. Ik kon achter hen aan gaan, maar ik zou ze nooit te pakken krijgen. Wat nog erger was, ze konden uit elk van de vele mangaten in de tunnel wegkomen. En ditmaal ging het allemaal heuvelafwaarts.
  
  Wat een rot pech, vloekte ik. En ik leunde tegen de muur terwijl ik met één arm steunde op een enorm ijzeren wiel van meer dan een halve meter in doorsnede.
  
  Mijn ogen lazen het plastic bordje bij het wiel. 'Overstromings veiligheidsklep,' las ik. 'Voor het geval het reservoir een te veel aan water krijgt, kan dit hier worden afgevoerd via de vloerroosters. Attentie. Zorg ervoor dat alle personeel deze ruimte verlaten heeft. Draai het wiel voor de juiste stroomsnelheid.'
  
  Ik bekeek de enorme stenen vloer en mijn ogen vernauwden zich. Over de hele vloer had je roosters, identiek aan degene die de Chinezen hadden verwijderd. Ik had niet de kans gehad ze eerder op te merken maar nu voelde ik een grijns op mijn gezicht komen.
  
  Ik gaf een harde ruk aan het wiel, draaide het helemaal open. Het water begon direct de ruimte binnen te stromen met een enorme kracht via een reeks horizontale openingen die in de muur verschenen toen ik aan het wiel draaide. Ik sprong op de eerste serie buizen, toen op de tweede, terwijl het water met een verbazingwekkende snelheid steeg. Ik zag het water wegstromen in het geopende rooster en neerstorten in het gat met een geweldige kracht.
  
  Ook al gingen ze bergafwaarts, ik wist dat die Chinezen niet ver hadden kunnen komen. De woeste kracht van het voortstromende water zou over hen heen spoelen en de hele tunnel vullen. Ze zaten als ratten in de val en ze zouden nooit meer met vergif spelen.
  
  Feitelijk, glimlachte ik in mezelf, zou ik geen passender einde voor hen hebben kunnen bedenken. Na een tijdje het ik me in het woeste water neer zakken, zwom naar de kraan en draaide die dicht. Ik wachtte bovenop de pijpleidingen terwijl het water langzaam wegzakte door de roosters. Terwijl ik wachtte onderzocht ik het immense gebouw en zag in een hoek een kleine stalen deur. Toen ik er later door naar buiten liep, wist ik dat de plaatselijke overheid en de politie een heleboel gissingen te doen zouden hebben over wat er was gebeurd deze nacht. Ze zouden heel goed tot de conclusie kunnen komen dat het was gedaan door de protesterende studenten en dat wilde Harris toch.
  
  Ik wist dat hij deze waterkwestie op de een of andere manier zou laten uitlekken en zou genieten van de woede die er uit voort zou komen, het geweld en de chaos. De jongeren zouden bij hoog en bij laag volhouden dat ze geen vergif in het water gedaan hadden, maar al stonden ze op hun kop, niemand zou hen geloven. En Harris zou weer een paar stappen verder zijn gekomen in zijn bedoeling beide partijen tegen elkaar op te zetten.
  
  Ik had het rooster weer op zijn plaats gelegd en op goede dag zou in de tunnel door een reparatieploeg twee skeletten worden gevonden. Dat zou voor een paar aardige krantenartikelen zorgen als dat gebeurde, zei ik glimlachend tegen mezelf.
  
  Op dit moment zouden er geen mensen meer worden vergiftigd en bij het pompstation was elk spoor uitgewist. Al het vergif was in de tunnel weggespoeld door het neerstortende water. Het kon maar het beste zo worden gelaten. Maar Harris zou weten dat er iets verkeerd was gegaan. Hij zou het weten en het zou toegevoegd worden aan het groeiende onbehagen dat ik over hem zag komen.
  
  Ten slotte wist ik zeer beslist dat de Chinese communisten hem niet alleen van geld voorzagen - dat ongetwijfeld -maar ook van materiële hulp in de vorm van hecht met hem samenwerken. Maar ik bleef bewijs nodig hebben en mijn bewijs was vannacht vernietigd. Ik moest bij Harris blijven, heel dicht bij hem. Hij moest zijn grote zet doen. Ik was er zeker van dat ze weer contact met hem op zouden nemen, want dit was allemaal het voorspel tot iets groters. Er moest iets veel groters achter zitten. Deze stukjes en beetjes moesten ergens op doelen, als onderdeel van een veel groter geheel.
  
  Patty sliep toen ik de flat binnen sloop. Het was een zware, lange nacht geweest. In de badkamer zeepte ik me in en liet de hete douche mijn pijnlijke spieren weer tot leven brengen.
  
  Toen ik naast het meisje kroop was het bijna ochtend. Onmiddellijk draaide ze zich om en drukte zich tegen me aan, in een dierlijk, instinctief antwoord op de warmte van een ander menselijk lichaam. Ik viel ogenblikkelijk in slaap. Ik wist dat Harris weinig tijd voorbij zou laten gaan als hij eenmaal begreep dat de zaak verziekt was. Ik moest klaar zijn voor zijn volgende stap.
  
  Die kwam eerder dan ik had verwacht. De hele volgende dag zag ik hem niet op de campus, maar de kranten stonden nog vol verhalen over die vreemde epidemie. Ook werd in grote koppen gemeld dat het aantal sterfgevallen terugliep en dat, wat er ook gebeurd was, het achter de rug lag. Toen ik terugkeerde naar de flat had Patty een briefje voor me van Harris dat hij had afgegeven.
  
  'Hij stelde me een heleboel vreemde vragen, Nick,' zei ze met haar hoofd tegen mijn borst.
  
  'Zoals wat?' zei ik zomaar.
  
  'Zoals waar je vannacht was.'
  
  'En wat heb je hem verteld?' vroeg ik, mijn stem zo achteloos mogelijk terwijl mijn huid prikte.
  
  'Ik heb hem verteld datje hier bij mij was, behalve aan het begin van de avond,' zei ze.
  
  'Beste meid,' zei ik terwijl ik haar kuste.
  
  'Ik ben trouwens vroeg gaan slapen,' zei ze. 'Je had best vroeg terug kunnen zijn. Toen ik vanmorgen wakker werd, lag je naast me.'
  
  Ik kuste haar weer.
  
  Ze had het voor zichzelf allemaal keurig op een rijtje gezet en in mijn achterhoofd begon zich een nog ongevormde gedachte te nestelen. Patty zou best eens op meer dan één manier nuttig kunnen zijn.
  
  Maar nu deed ik een stap achteruit en las het briefje. Harris wilde me om acht uur bij hem thuis voor de bijeenkomst. Het was scherp en gebiedend gesteld. Ik stak het in mijn zak en vertelde Patty waar ik heen ging.
  
  'Ik ben vanavond vroeg thuis,' zei ik tegen haar en zij begreep de belofte in mijn woorden.
  
  Toen ik Harris' huis bereikte, zat hij op zijn gebruikelijke stoel in het midden, achterstevoren, met de rest van de jongelui om hem heen gegroepeerd. Hij knikte naar me en ik zag dat hij zich nauwelijks in bedwang kon houden met die ziedende, gefrustreerde woede in hem. Het was een hartverwarmende aanblik.
  
  'Ik heb de rest van dat water-programma afgelast,' gromde hij bij wijze van verklaring toen ik binnen stapte. 'Na wat er is gebeurd, is ons idee niet effectief genoeg. We gaan nu direct over op de brand van de Peterson Bibliotheek. Per slot van rekening is het ter nagedachtenis aan Frank, dus het moet heel snel gebeuren.'
  
  'Meer dan één miljoen boeken,' gaf ik hardop als commentaar.
  
  De Peterson Bibliotheek stond bekend om zijn onschatbare archieven met wetenschappelijk onderzoek op alle gebied. Zijn boeken en op microfilm vastgelegde manuscripten werden geraadpleegd door studenten en onderzoekers van uit de hele wereld. 'Het wordt fantastisch,' zei Harris. 'Een gigantisch brandoffer bestaande uit al die establishment literatuur, al hun kut-boekies over hoe ze een kut samenleving moeten leiden, over hoe ze wetenschap kunnen gebruiken voor oorlog, de hele kolere zooi. Het treft ze recht in hun sodemieter.'
  
  'Hoe wou je het aansteken?' vroeg ik. 'Ze hebben toch bewakers, is het niet?'
  
  'Jij bent mijn man, Nick,' glimlachte Harris. 'Een echte professional. Hij heeft het direct over hoe het moet gebeuren. Dat krijg je ervan als je hebt samengewerkt met mensen als Che.'
  
  Ik glimlachte bescheiden. Je komt er wel achter wat je er van krijgt, vuile schoft, dacht ik bij mezelf.
  
  'Na twaalf uur 's nachts is er nog maar één bewaker,' vervolgde Harris. 'Elk half uur loopt hij zijn ronde. Hij maakt gebruik van de zijdeur om buiten en weer binnen te komen. We nemen hem te grazen en gebruiken dan die deur om binnen te komen. Natuurlijk heeft hij de sleutels bij zich. Ik heb alles al klaar om ermee te beginnen.'
  
  Hij ging verder met nog meer bijzonderheden terwijl mijn geest hem buitensloot.
  
  Ik zat er middenin, wat ik natuurlijk wilde, maar wat schoot ik er in jezusnaam mee op? Ik zat ook middenin die water-flauwekul en meer dan twintig mensen waren er aan gestorven. Ik zou diezelfde fout niet twee keer maken. Als ik één fout maakte, als ik ook maar iets van mijn dekmantel bloot gaf, dan was het spelletje gespeeld. En ook was ik niet van plan om aan de kant toe te kijken en ze een miljarden bibliotheek naar de kloten te laten helpen als ik er iets aan kon doen.
  
  Ik overwoog het doorspelen van een tip naar de politie, het anonieme tipgeverswerk, maar dat liet ik vallen. Harris' had te veel connecties en of hij zou het horen, of hij zou er zelf achter komen, dat de politie was getipt. Hij zou dan ook direct weten dat er iets heel verrots zat in dat kleine groepje van hem en het hele zaakje zou openspringen. Ja, ik zat er middenin. Ik wist nu een heleboel meer, maar de grote zet moest nog komen. Ik moest er middenin blijven zitten tot die kwam en tot ik er achter was wat zij van plan waren.
  
  Ik bracht mijn aandacht terug bij Harris die net klaar was met de bijzonderheden. En we spraken af elkaar de volgende nacht één uur voor middernacht weer te treffen bij hem thuis. Ik vertrok gelijk met de anderen en wist dat ik verrekte weinig tijd had om een manier te bedenken Harris plan tegen te houden zonder mezelf bloot te geven. Het was een behoorlijke klus en de kansen om te slagen werden elke minuut kleiner.
  
  Toen ik de flat bereikte lag Patty in bed, het laken tot aan haar kin opgetrokken. Ik kleedde me langzaam uit, terwijl ik alle gedachten over de bibliotheek uitbande. Het was iets dat ik al vaak had gedaan, mijn bewustzijn helemaal vrij maken van het probleem om het rust te laten krijgen in een andere bezigheid. Vaak werkte het. Het onderbewustzijn nam het werk aan het probleem over en gaf op die vreemde manier van de geest zijn eigen informatie door naar het bewustzijn.
  
  Bovendien had ik Patty iets beloofd en ik trok het laken weg van haar melkwitte lichaam dat opglinsterde in de duisternis van de kamer. Ik voelde haar hand naar me toe komen en langs mijn been omhoog kruipen, langzaam en tergend en binnen een paar tellen woedde er een ander vuur in me, een vuur dat slechts op één manier geblust kon worden.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  
  De volgende ochtend, terwijl zij nog steeds sliep, bestudeerde ik dat vreemde, blonde wezentje naast me, in sommige opzichten zo kinderlijk, in andere weer uiterst vrouwelijk.
  
  Toen ze wakker werd, kroop zij in mijn armen en trok lijnen met haar vinger over mijn borst. Haar zachte, gedempte stem was een aangenaam geluid in de ontwakende uren van de dag.
  
  'Hoe lang denk je nog te blijven, Nick?' vroeg ze kalm.
  
  'Ik weet het niet,' antwoordde ik. 'Waarom, lief?'
  
  'Ik vroeg me gewoon af hoeveel geluk ik nog over heb,' zei ze.
  
  Ik draaide haar op haar rug en keek haar langdurig in die kleine, blauwe ogen.
  
  'Je hebt nog een leven van geluk voor je, schat,' zei ik. 'Niet alleen hier in de beweging maar ook daarbuiten, als je hier weg gaat.'
  
  Ze bewoog haar hoofd langzaam van de ene naar de andere kant en haar antwoord was zonder woede of bitterheid. Het was een vaststelling die werd voortgebracht door de een of andere kalme, innerlijke overtuiging.
  
  'Nee, daarbuiten niet,' zei ze. 'Niet voordat die woorden werkelijk wat te betekenen hebben. Niet voordat ze ophouden te liegen tegen je.'
  
  'En dacht je dat in de beweging niemand loog?' vroeg ik. 'Natuurlijk wel,' antwoordde ze zacht. 'Maar het is geen georganiseerd liegen.'
  
  Ik gaf geen antwoord. Op haar eigen manier had ze haar overtuiging stevig in zichzelf verankerd en er zou tijd en geduld voor nodig zijn om haar vertrouwen in de maatschappij te herstellen, meer tijd en meer geduld dan ik haar kon geven.
  
  Ze stond op en begon zich aan te kleden terwijl ik naar haar keek, naar haar lange borsten, niet echt mooi maar met een vreemde aantrekkingskracht. Alles aan dat meisje was een beetje vreemd, bedacht ik me en ik vroeg me af hoe diep haar emoties waren gekwetst en welke verwondingen ze hierin had opgelopen. Het was een vraag die je je eigenlijk wel kon stellen over al die jongelui.
  
  Toen ze aangekleed was kwam ze naar me toe, kuste me zacht en vertrok toen voor haar ochtendcolleges.
  
  Ik bleef een tijdje liggen, terwijl mijn geest van het ene plan naar het andere snelde, van het ene idee naar het andere en allemaal liepen ze stuk op dezelfde klippen, het enorme gevaar Harris erop attent te maken dat er een verlinker in hun midden zat. Ten slotte kleedde ik me aan en besloot tot wat actie over te gaan.
  
  Mijn eerste halte was het kantoor van de decaan, via de zij-ingang.
  
  Diane Rowan bevond zich op haar kantoor en zag er vorstelijk, koel en vreselijk aantrekkelijk uit in haar zijden japon van gebroken wit met een lage hals die de zwelling van haar borsten liet zien.
  
  'Ik heb wat informatie nodig,' zei ik, 'over de brandweer.' Ik zag haar wenkbrauwen iet omhoog komen.
  
  'Voor we het daarover hebben,' zei ze, 'wil ik je iets zeggen. Ik heb nagedacht over gisteravond, over dat meisje dat bij jou woont. Misschien was ik wat al te haastig met jou van immoraliteit te betichten. Ik denk het niet, maar ik ben bereid je het voordeel van de twijfel te geven. Misschien heeft het allemaal met je werk te maken.'
  
  Ik mag doodvallen, dacht ik. Het zat haar dwars dat ik erom moest lachen.
  
  'Misschien,' zei ik grinnikend en zag haar kaak verstrakken. 'Nu terug naar mijn vraag. Hoever ligt de dichtstbijzijnde brandweerkazerne van de campus vandaan?'
  
  Haar wenkbrauwen rimpelden terwijl ze nadacht.
  
  'In termen van tijd,' voegde ik eraan toe.
  
  'Misschien vijf minuten, denk ik,' zei ze. 'Tien misschien.'
  
  'Bedankt,' zei ik en draaide me om om te vertrekken. 'Maar één vraag?' riep ze me na.
  
  'Soms heb je maar één vraag nodig,' antwoordde ik grinnikend en ik zag haar wangen onmiddellijk weer kleuren.
  
  Ik ging de deur uit en stak de campus over. Tien minuten, mijmerde ik. Ik moest van tien minuten uitgaan, ook al deden ze er zeven over. En dat kon net het verschil betekenen tussen een vuurzee en een brandje dat gemakkelijk bedwongen kon worden.
  
  Bij een aangestoken brand, waarbij de eerste voorwaarde een snel vuur is, telt iedere minuut. Zeg dat een gewone brand tien minuten nodig heeft om goed te branden, tel daar nog eens tien minuten bij op voor de brandweer komt dan kom je op twintig minuten voor ook maar één druppel water het vuur bereikt. Bij brandstichting betekenen twintig minuten een regelrechte ramp.
  
  Nog steeds rekenend liep ik tegen de brede trap van de Peterson Bibliotheek op en ging het oude gebouw binnen. De buitenkant was van steen, maar binnenin was het één en al hout, gordijnen en miljoenen boekwerken, een ideale plaats om een brand te beginnen.
  
  Ik keek omhoog naar het plafond. Geen sproei-installatie, natuurlijk. Dat zou al te veel zijn geweest om te vragen. Het woord brand komt nauwelijks voor in een academisch woordenboek.
  
  De grote leeszaal was de eerste grote ruimte die je binnen kwam via de buitendeur. Daarachter een reeks kleinere vertrekken met gespecialiseerde verzamelingen over natuurkunde, biologie, wiskunde en andere wetenschappen, in een waaier van een halve cirkel om de grote leeszaal heen. Maar mijn aandacht ging vooral uit naar de grote leeszaal met zijn planken vol boeken, van de vloer tot aan het plafond. Want hier zou het vuur worden aangestoken, hier waar de tocht van het gebouw het vuur snel omhoog zou doen schieten en uitspreiden over de kleinere vertrekken achterin.
  
  Ik bleef bij de ingang staan en liet mijn ogen over elke centimeter van het enorme vertrek gaan. Aan één kant, ongeveer een meter of drie van de grond, stond een rij bustes van alle vorige presidenten van de Verenigde Staten. Ik bleef daar misschien twintig minuten staan en toen ik me omdraaide om te vertrekken had een plan vorm gekregen in mijn gedachten, een plan waar geluk voor nodig was, timing en een voorzichtig uitstapje in de dramatiek. Maar het kon werken. Zou het me niet lukken, dan zou de Busby Universiteit van Amerika een onbetaalbare schat aan kennis verliezen.
  
  Ik ging terug naar huis en wachtte tot Patty zou terugkomen. Toen het zover was, gingen we snel eten en daarna rolde zij zich op in mijn armen tot het tijd voor mij was om te gaan.
  
  'Wees voorzichtig, Nick,' zei ze terwijl haar ogen diep in die van mij keken. 'Je weet nooit wat er gebeurt bij dit soort dingen.'
  
  'Je weet nooit,' zei ik haar na.
  
  Bij de deur gleden haar armen rond mijn nek.
  
  'Ik ben aan je verslaafd, Nick,' zei ze zacht en ik wist dat zij het meende.
  
  Misschien was ik dan zo immoreel als Diane Rowan zei, maar ik geloofde er niet in iemand onnodig te kwetsen, evenmin als ik in onnodig geweld geloofde. Verrek, er was al voldoende wel nodig.
  
  Arme Patty, dacht ik stilletjes terwijl ik de deur uitstapte. Je hebt van die mensen die zich altijd schijnen te moeten verwonden en die hun emoties moeten laten kwetsen. Misschien was zij wel zo iemand.
  
  Met mijn hoofd naar beneden haastte ik me door de stille straten en voelde de frisse wind die was opgestoken en ik kreunde. Alles scheen het Harris gemakkelijker te maken, vloekte ik.
  
  Tegen de tijd dat ik zijn huis bereikte was ik in een vreselijke stemming die ik verborg onder een doods stilzwijgen.
  
  Twee wagens stonden daar achter elkaar en we begonnen blikken petroleum zijn huis uit te dragen en stapelden die in de kofferbak. Ik hoorde dat de oude Chevrolet, versierd met bloemen en andere handtekeningen van Harris was. De jongelui waren allemaal uiterst opgefokt, voornamelijk door pure zenuwen, wist ik. Harris, Manny en Carmine waren rustig en kalm, allemaal beroeps. Ik zag Harris naar mij loeren en mijn eigen harde kalmte kwam overeen met die van iemand die met Che Guevara had gevochten. 'Weet je, je zou ons op de lange duur behoorlijk van dienst kunnen zijn, Nick,' zei hij tegen mij toen ik de koffer dicht sloeg na het laatste blik. 'We moeten er eens een keer over praten.'
  
  'Doen we.' Ik knikte grimmig.
  
  We vertrokken en reden om de campus heen, passeerden de Peterson Bibliotheek rechts en stopten op de hoek van de straat die aan het terrein van de campus grensde. Het hoge gebouw wierp een donkere schaduw aan de rechterkant, terwijl de maan links aan de hemel omhoog kwam. Harris had het nauwgezet voorbereid.
  
  We gingen te voet, elk persoon met twee blikken, steeds een paar meter en dan stilhouden in de schaduwen om te luisteren en rond te kijken. Ten slotte bereikten we de voorkant van het gebouw en ik zag het kleine deurtje opzij. Toen stonden we naast elkaar tegen de bibliotheekmuur aangedrukt en we wachtten. Carmine bevond zich naast me, direct achter Harris.
  
  Plotseling ging de deur open en ik zag de geüniformeerde gedaante van de nachtbewaker naar buiten komen om te beginnen aan zijn ronde om het gebouw heen.
  
  Carmine kwam in beweging, maar ik hield hem tegen.
  
  Ik pak de bewaker,' mompelde ik en gleed ineengedoken naar voren. Carmine zou hem net zo gemakkelijk te pakken nemen door simpelweg een mes in zijn donder te steken. Ik wilde het leven van die arme klootzak zien te sparen, maar het moest er goed uitzien. Ik kroop naar voren toen hij mijn richting uit kwam en toen drukte ik me voorover liggend tegen de muur. Hij kwam steeds dichterbij tot ik hem tenslotte bijna kon aanraken.
  
  Ik zette me met al mijn geweld af tegen de muur en bonkte tegen hem aan, kreeg een hand om zijn luchtpijp en de andere op het drukpunt net achter zijn oor. Ik drukte, terwijl ik mijn adem inhield. Dit moest precies goed gebeuren, want anders had ik het gewoon aan Carmine over kunnen laten. Een fractie te veel en hij was dood. Ik voelde hem slap worden en ik hield de druk nog eens vijf seconden aan, liet hem toen vallen als een zak vuile was. De anderen kwamen aanrennen en we glipten de zijdeur binnen. Eenmaal binnen ging Marris op de grote leeszaal af die zich achter de ingang bevond.
  
  'Maak de eerste drie planken langs alle vier muren drijfnat,' riep hij uit. 'Gewoon er overheen gieten. We hebben meer dan genoeg bij ons.'
  
  Ik greep een blik en begon de planken en boeken te overgieten met petroleum, gelijk met de anderen die in een vreemde stemming schenen te zijn gekomen. Ze vloekten en tierden en zongen zelfs terwijl zij de blikken leeg goten. Marris en zijn kornuiten goten petroleum uit over de lange, houten leestafels en ik begon te schreeuwen en vloeken en lachen toen ik een volgend blik greep en dat begon leeg te gieten.
  
  De tien minuten bleven maar door mijn hoofd draaien. Tien minuten om hier te komen of deze verrekte brand zou zo uit de klauw lopen dat ze het wel konden vergeten. Maar als ze hier wel konden komen in tien minuten, dan zouden ze op tijd zijn om de schade nog te beperken en dat hield in dat het brandalarm in de brandweerkazerne op hetzelfde moment moest overgaan dat het vuur om zich heen begon te grijpen. Om het te doen slagen, moesten de wagens onderweg zijn binnen een minuut of twee dat de brand was begonnen. Natuurlijk rekende Harris op de natuurlijke loop der gebeurtenissen, dat de brand pas ontdekt zou worden als het een godvergeten vuurzee was en dat dan pas het alarm zou worden overgehaald. En op dat moment zouden de brandweerlieden alleen nog voor spek en bonen hierheen kunnen komen.
  
  Ik keek naar de anderen en zag de lege blikken over de vloer rollen. Ik was de laatste die nog een blik in mijn handen had en ik goot die leeg over de laatste rij boeken op de derde plank.
  
  'Verdomme. Wat voel ik me goed,' gilde ik uitgelaten. 'Laten we met de fik beginnen, vogel. Jahooeoe.'
  
  De anderen liepen schetterend rond, om hun zenuwen de baas te blijven.
  
  'Steek aan, man,' gilde ik weer. 'Steek aan.'
  
  Harris lachte en ik zag zijn ogen schitteren in dat massieve hoofd van hem. Hij haalde een doosje lucifers uit zijn zak, stak het hele doosje tegelijk aan en wierp het boven op de boeken op de onderste plank.
  
  Een vuurscherm schoot omhoog, over hout en papier en deed andere oranje vuurgeisers ontstaan. De scherpe geur van petroleum vrat aan mijn neusgaten en ik liet een volgende, uitgelaten schreeuw horen.
  
  'Dit is het, man,' gilde ik. 'Dit is het helemaal.'
  
  'Laten we pleite gaan,' gilde Harris. 'Weg. Iedereen door de zijdeur naar buiten, zoals we zijn gekomen.'
  
  'Nog niet,' gilde ik terug. 'Ik wil eerst nog wat schijfschieten, zolang ik de kans nog hebben.'
  
  Ik rukte Wilhelmina te voorschijn en begon los te barsten op de rij bustes tegen de andere muur. Ik zag mijn eerste schot Franklin versplinteren, het volgende Harrison en het derde kwam terecht in Monroe. Harris stond bij de ingang en de rook en vlammen begonnen ondraaglijk te worden. 'Hou ermee op, jij, verrekte gek,' gilde hij. 'Weg hier.'
  
  'Nog één,' gilde ik terug. Ik liet de loop van Wilhelmina langs de rij borstbeelden glijden tot ik aan het einde ervan was. Ik was nauwelijks meer in staat het kleine, rode doosje tegen de muur te zien, dat ik die middag had opgemerkt. Het was er zo eentje waarvan je het glas moest breken met een hamer en dan de knop indrukken om het alarm te laten overgaan. Ik richtte, wachtte toen een sliert rook een ogenblik mijn blikveld verduisterde en vuurde.
  
  De grote 9 mm kogel was krachtig genoeg om het glas te versplinteren en de knop in te drukken om het alarm te doen overgaan, als ik het precies raakte. De rest kwam op de tijd aan, weer die verrekte tien minuten.
  
  De hitte schroeide mijn gezicht. Nog dertig seconden en ik zou geroosterd worden. Diep ineengedoken begon ik te rennen, bereikte de ingang en snelde toen door de gang naar de zij-ingang.
  
  Harris stond bij de deur, omkijkend en hij zwaaide naar me toen hij me zag komen.
  
  'Jij bent een krankzinnig klootzak, als je eenmaal aan de gang bent,' zei hij toen we de buitenlucht bereikten en over de campus naar de wagens holden.
  
  Ik lachte naar hem. Hij had het nog niet zo verkeerd.
  
  We doken in de wagens en keerden om terug te gaan naar het centrum van de stad. We waren nog nauwelijks op weg toen we het gejammer van sirenes hoorden en het duidelijke geloei van de brandweerhoorns.
  
  'Wel godverdomme,' vloekte Harris en hij keerde de wagen om weer terug naar de campus te gaan.
  
  We arriveerden een paar seconden na de eerste brandweerwagen, maar de anderen kwamen al snel daarna. Slangen werden uitgerold en de brandweerlieden snelden het gebouw binnen met schuimblussers bij zich.
  
  'Wel, godverdomme,' vloekte Harris weer.
  
  De andere jongens keken toe met ernstige gezichten en ik meende sporen van opluchtingen erin te lezen.
  
  Het grote hoofd van Harris was verwrongen van woede, zijn lippen weggetrokken tot een smalle grijns. 'Godverdomme,' vloekte hij nogmaals. 'Al dat werk voor niets.'
  
  'Wat is er gebeurd, vraag ik me af?' zei ik.
  
  'Gewone, stompzinnige pech,' ketterde hij. 'Er kwam natuurlijk iemand langs toen het net begonnen was en die heeft alarm geslagen.'
  
  'Stompzinnige pech,' echode ik.
  
  We draaiden ons om en stapten weer in de auto's, een stille, ingetogen groep. De meeste jongens stapten er bij de slaapgebouwen uit en ik ging er uit op een paar straten van mijn flat vandaan. Harris was nors en kwaad, zijn charismatische charme nu geheel verdwenen en hij reed weg zonder een woord te zeggen.
  
  Ik keek toe hoe de achterlichten verdwenen en toen ging ik op weg naar het huis van Diane Rowan. Ik zag licht branden in een van de kamers en klopte op de voordeur.
  
  Ze tuurde uit het raam naar de donkere figuur in het onverlichte portiek en ik drukte mijn gezicht tegen het glas om haar te laten zien dat ik het was. Ze deed de deur van het slot en ik stapte naar binnen. Ze droeg een kersenrode kamerjas en hoewel die tot op haar enkels hing en tot aan haar hals was gesloten, drukten haar borsten tegen de stof in twee niet mis te verstane punten. Er onder droeg ze niets, overwoog ik even. Haar ogen stonden groot en ernstig en het schitterende blauw laaide van een innerlijk vuur en niet van een kwaadaardige vijandigheid.
  
  'Ik heb het gehoord,' zei ze tegen mij. 'Ze hebben me gebeld. Ik sliep en ze hebben me wakker gemaakt. Jij wist wat er zou gebeuren, nietwaar? Daarom vroeg je vanmiddag naar de brandweerkazerne.'
  
  'Misschien,' antwoordde ik.
  
  Ze wendde zich af, haar kleine handen tot vuisten gebald.
  
  'Gewoon een stelletje kinderen die een rechtvaardige klacht kracht proberen bij te zetten,' vervolgde ik. 'Ik bedoel, ten slotte is het platbranden van een bibliotheekcollectie van onschatbare waarde niet anders dan wat al te overijverige geestdrift, nietwaar?'
  
  Ze keek me aan en plotseling vulden haar ogen zich met tranen.
  
  'Je houdt niet op, hè,' zei ze. 'Ik ben er doodziek van. Ik weet niet wat ik moet zeggen of denken.'
  
  'Het is een beetje moeilijk dit als grap af te schilderen, niet?' hield ik aan.
  
  Ik wist dat ik haar diep raakte, maar ik wilde dat zij het zich volledig realiseerde. Ik pakte haar bij haar schouders en draaide haar gezicht naar me toe.
  
  'Vind je dit nog steeds kinderwerk?' vroeg ik, terwijl mijn ogen die van haar vasthielden.
  
  Ik zag haar onderlip trillen en plotseling kwamen de tranen te voorschijn als een overlopende dam en snikkend hield ze zich aan mij vast. Ik hield haar zwijgend tegen me aan tot ze zich plotseling verwilderd en met rode ogen van me losmaakte.
  
  'Dan is het waar, he?' zei ze. 'Frank Donnelli is echt vermoord.'
  
  'En niet door de een of andere rechtse extremist,' zei ik. 'Er is iets smerigs aan de gang. We weten nog niet precies waar het vandaan komt, maar het is er. De idealistische jongeren van jou zijn erbij betrokken, maar in wezen weten ze nauwelijks wat ze doen. Mijn baan is erachter zien te komen door wie ze geleid worden en waarom.' Diane Rowan veegde haar ogen droog en haalde diep adem. De rode kamerjas koesterde de twee prammen met hartstocht en even volgden mijn ogen de schitterende onderlijn van haar borsten.
  
  'Ik neem aan dat ik je een excuus schuldig ben,' zei ze. 'In ieder geval voor mijn niet willen luisteren.'
  
  'En niet over dat immorele gedoe van mij?'
  
  Ze dacht even na. 'Nee,' zei ze langzaam terwijl ze me peinzend opnam. 'Dat laat ik nog maar even zo.'
  
  'In dat geval,' zei ik, 'kan ik me net zo goed zo gedragen.' Ik handelde snel, sloeg mijn handen rond haar schouders en drukte mijn lippen op die van haar. Ik wrong haar lippen van elkaar en liet mijn tong even in haar mond spelen in een belofte aan haar dat mijn zintuigen op hol sloegen. Ze verstijfde en probeerde me af te weren, maar toen voelde ik haar lippen trillen en even mijn kus beantwoorden. Dat was alles wat ik wilde en ik liet los. Ik glimlachte toen ik het moment van spijt in haar ogen zag komen, dat direct daarna weer verdwenen was. Ook had ik iets anders gevoeld, de punten van haar borsten tegen mijn borst. 'Slaap jij altijd naakt?' zei ik grinnikend en ik zag haar wangen ogenblikkelijk rood worden. 'Je bloost schitterend,' zei ik.
  
  Ik liep naar buiten en ging terug naar mijn flatje.
  
  Patty lag wakker in het donker en toen ik binnenkwam ging ze rechtop zitten.
  
  'Ik hoorde de sirenes,' zei ze. 'Wat is er gebeurd?'
  
  Ik vertelde het haar in het kort terwijl ik me uitkleedde. 'Ik neem aan dat jij er ook van ondersteboven bent,' probeerde ik. 'Ik weet het niet. Misschien,' antwoordde ze. 'Ik heb aan weinig andere dingen gedacht, behalve dat ene.'
  
  'En wat is dat?' vroeg ik.
  
  'Jij en ik in bed,' zei ze simpel. 'Oh, god, schiet eens op, Nick. Ik dacht dat je nooit terug zou komen.'
  
  Ik liep naar haar toe en ze vloog tegen me op met alle opgespaarde hartstocht van een vogel die uit zijn kooi wordt verlost.
  
  Ik liet mijn handen over haar borsten glijden en streelde de kleine puntjes. Ze liet een kreet van overweldigend genot horen.
  
  We vreeën met elkaar en zij was een onverzadigbaar schepseltje, als een mus die adelaar probeert te zijn, en toen ik haar eindelijk bevredigd had lag ze stil naast me, terwijl haar handen ondefinieerbare bewegingen maakten over mijn borst.
  
  Ik dacht aan haar woorden over haar verslaafd zijn en ik had medelijden met Patty Woods. Eens zou ze er toch achter moeten komen en ik hoopte dat het niet al te hard zou aankomen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Dat Patty verslaafd was, was waar. En mocht ik nog twijfelen dan kreeg ik het bewijs wel de volgende ochtend. Of ik het nu was als mens of hoe ik haar kon laten voelen, ze was nog steeds verslaafd. En op haar eigen manier was ze uiterst opwindend, zoals ook toen de zon in de kamer viel en ons wakker maakte.
  
  Ze boog zich over me heen, drukte haar lichaam tegen me aan en liet kirrende geluidjes horen, tot ik tenslotte de wereld nogmaals voor haar op z'n kop zetten.
  
  Het was al na elven toen we samen over de campus slenterden, terwijl zij mijn arm stevig vasthield en haar hoofd tegen mijn schouder liet rusten; niet zo zeer bezitterig, als wel bezeten.
  
  De campus was een opgewonden horde studenten die in kleine groepjes bijeen stonden, pratend over de poging de bibliotheek plat te branden en dat de politie en brandweerlieden het gebied rond de bibliotheek hadden afgezet.
  
  We vonden Hengelaar Harris en een aantal anderen van de beweging bij elkaar staan. Hij had in ieder geval iets van zijn persoonlijke charme teruggevonden. Er hing een spanning die je bij na kon voelen en de alom tegenwoordige televisiemensen die alles en iedereen interviewden droegen er ook niet toe bij de sfeer rustiger te maken.
  
  'Jullie zijn precies op tijd,' zei Harris tegen Patty en mij. 'Iedereen wordt verzocht naar de aula van Stanley Hall te komen. Miss Rowan gaat een toespraakje houden voor ons.'
  
  Mijn voelsprieten kwamen rechtop. Ik weet niet waarom, maar plotseling kreeg ik het gevoel dat ik het helemaal niet zo leuk zou vinden wat ik te horen zou krijgen.
  
  Samen met de anderen wandelde ik de aula binnen. Patty nog steeds hangend aan mijn arm. De ruimte was propvol studenten en anderen toen Diane Rowan het podium opkwam, gekleed in een eenvoudige jurk van diepblauwe stof die de perfectie van haar figuur ten volle deed uitkomen. Ze had een velletje papier in haar hand, aantekeningen voor haar toespraak.
  
  'Studenten van de Busby Universiteit,' begon ze in haar schoolse stem, beslist en met een beheerste verontwaardiging in elke nuance. 'Ik spreek namens decaan Insmer die op dit moment bezig is samen met het personeel van de bibliotheek om de schade te taxeren die is ontstaan na het schokkende vandalisme van de afgelopen nacht. Echter, veel van wat ik nu ga zeggen is van mij afkomstig en de uitvoering ervan zal onder mijn verantwoordelijkheid komen. En ik verzeker u dat ik van plan ben dit alles uit te voeren.'
  
  Het ongelukkige gevoel dat ik al had, werd nog veel ongelukkiger.
  
  'Het is me duidelijk,' vervolgde ze, 'dat als dit een protest mocht zijn, het uit de hand is gelopen. Van nu af aan wordt alle protest teruggebracht tot een paar stakingen of demonstraties per geval. Verdere verstoring van het campus- of maatschappelijke leven zal niet getolereerd worden. Studenten die zich tegen dit bevel verzetten, worden ogenblikkelijk verwijderd. Verder is het niet meer toegestaan dat buitenstaanders één voet op de campus zetten, zonder begeleiding om hen op te vangen en naar plaats van bestemming op de campus te escorteren.'
  
  'Onlangs is mijn aandacht er op gevestigd dat de storende elementen voornamelijk afkomstig schijnen te zijn uit de groep studenten die hier staat ingeschreven. En in het bijzonder doel ik hiermee op een kleine groep. Beginnende met morgen zullen alle studenten van deze universiteit grondig worden nagegaan en mochten hun persoonlijke dossiers melding maken van een dergelijk gedrag, hier of elders, dan worden zij direct verwijderd. Tenzij ze bereid zijn hun activiteiten als zodanig te staken. Dat is alles. Dank u.'
  
  Het gehoor brak los in een mengeling van applaus en boegeroep. Harris had zijn studenten in kleine groepjes verspreid neergezeten als gewoonlijk overtrof het lawaai ervan het aantal.
  
  'Dit is schending van de academische vrijheid,' riep een meisje met slierterig haar.
  
  Diane nam haar met een stekende blik op.
  
  'Evenals brandstichting, bedreiging van winkeliers en het verstoren van rechten van andere studenten,' kaatste ze. 'U wilt de academische vrijheid die u een ander niet toestaat te hebben. Als u gelooft in academische vrijheid, protesteer dan op een beschaafde en toegestane manier.' Meer boegeroep en gefluit, meer applaus en vertoornde kreten uit het gehoor.
  
  Hengelaar Harris kwam overeind en gebaarde mij hem te volgen.
  
  De toespraak van Diane was als een bom ingeslagen. Ze was volledig naar de andere kant doorgeslagen. Van een toegeeflijk, al te verdraagzame houding naar één van stalen vastberadenheid om de situatie te corrigeren.
  
  Buiten richtte Harris zich tot mij, zijn gezicht vertrokken tot een grimmig, kwaadaardig masker.
  
  'Die stomme teef,' beet hij. 'We zullen haar eens moeten aanpakken, zodat ze weet dat ze beter wat rustigjes aan kan doen.'
  
  'Die bindt niet in,' zei ik. 'Ik ken dat type.'
  
  'Dan pakken we haar,' antwoordde hij. 'Zo'n wijf, in haar positie, kan ons een verrekte hoop narigheid bezorgen. En dat niet alleen, als ze erin slaagt zou dat wel eens andere mensen op andere universiteiten op een idee kunnen brengen. Nee, man, we moeten haar te grazen nemen, en snel.'
  
  'Ja, ik denk dat je gelijk hebt,' mompelde ik. Binnensmonds vervloekte ik Diane Rowan dat ze niet eerst contact met mij had opgenomen voor ze haar salvo afvuurde. De manier waarop die Harris sprak beviel me niet. Er klonk iets heel smerigs in door en ik had al besloten dat 'smerig' zijn tweede voornaam moest zijn. Smerig en slim. Mocht ik er nog aan herinnerd willen worden, dan klonk het wel door in de volgende zin die hij me toesnauwde.
  
  'Waar ben je gisteravond geweest, toen je bij ons wegging, Alordo?' beet hij me onverwachts toe.
  
  'Naar huis,' antwoordde ik verrast.
  
  'Niet direct,' gromde hij. 'Ongeveer een uur nadat we je hebben afgezet ben je gesignaleerd op Brandord Street.'
  
  'Oh dat,' grinnikte ik. 'Ik heb nog een blokje om gelopen voor ik naar huis ging. Ik was iets te gespannen om direct terug te gaan. Dat heb ik altijd na zoiets als gisteravond. Hij bestudeerde me een ogenblik en gromde toe.
  
  'Hou me op de hoogte,' zei hij.
  
  Ik keek naar zijn verdwijnende, massieve rug en veroorloofde me een lichte zucht van verlichting, een heel klein zuchtje. Ik was dus kennelijk gezien toen ik gisteravond van het huis van Diane vandaan kwam.
  
  God zij dank was het een eindje van haar huis vandaan, zodat het hem niet op een idee kon brengen. Maar ik moest voorzichtiger zijn, besloot ik. Want het was van vitaal belang dat ik Diane voor de volgende ochtend nog sprak. Stomme trut, schold ik inwendig. Net een slinger, van het ene emotionele uiterste naar het andere.
  
  Ik liep terug naar huis met het kille gevoel dat de zaak een sneeuwbaleffect begon te krijgen, zonder dat ik het in de hand had.
  
  De vernietiging van de bibliotheek gisteravond was de mist in gegaan en ik wist dat Harris razend was. Maar zijn razernij was net iets te groot. Het was net alsof hij voor een examen was gezakt. En die gedachte sloeg ik in mijn geheugen op voor de toekomst terwijl ik naar huis wandelde.
  
  Patty kwam spoedig na mij binnen, bezorgd en ongerust. 'Wat gaat er met jou gebeuren, Nick?' vroeg ze. 'Als Rowan de dossiers gaat controleren, waar kom jij dan terecht?' Ze leunde met haar hoofd tegen mijn borst en ik voelde haar lange, magere lijf trillen.
  
  Ik streelde haar haar en ze keek naar me op met de smekende blik van een klein meisje.
  
  'Oh, god, Nick, ik mag je nu niet kwijtraken,' steunde ze. 'Niet nu, nog niet. Ik ben nog nooit zo verslingerd geweest aan iemand. Als je me zou vragen uit het raam te springen zou ik het nog doen ook, denk ik. Ik ben nog nooit zo ver gekomen als met jou. Ik heb dit gevoel nooit eerder met iemand gehad, het gevoel waarover ik altijd heb gedroomd. Oh, Nick, als je er tussenuit wilt, neem me dan mee.'
  
  Ik keek op haar neer en zag iets anders, maar haar woorden bleven in mijn gedachten hangen en een andere gedachte begon vorm aan te nemen, een gedachte waarvan ik wist dat ik die niet van me af kon zetten. Op een goede dag zou ik dan die schoft zijn in haar ogen. Eens moest het komen. Was je wat sterker, dan zou je er niet zo aan trekken. Ik zuchtte, een lange, diepe zucht.
  
  'Ik weet niet wat er gaat gebeuren, liefje, maar ik weet wel dat ik hier graag zou blijven hangen,' zei ik. 'En de manier waarop Hengelaar Harris de beweging leidt bevalt me niet. Ik denk dat ik het maar over moet nemen... wij allebei, schat, jij en ik.'
  
  Haar ogen waren zo groot en rond als schoteltjes.
  
  'Maar ik heb je hulp nodig,' ging ik verder. 'Ik moet een paar contacten leggen, maar ik moet weten wat Harris van minuut tot minuut doet. En daar kom jij aan te pas. Jij maakt deel uit van de interne stuurgroep. Jij zit dicht in zijn buurt. Ik wil dat je nog dichterbij komt. Ik wil dat je hem vertelt dat er iets raars met me aan de hand is. En hij zal je zeggen alles te rapporteren van wat ik doe, maar om dat te doen moet hij je meer laten weten over zijn doen en laten.'
  
  'En dat geef ik weer door aan jou,' riep ze uit, terwijl ze in haar handen klapte en van pure opwinding een pirouette draaide. 'Oh, dat is slim, dat is echt slim.'
  
  'Doe je het dus, lief?' vroeg ik onderdanig.
  
  Haar ogen schitterden zoals ik nooit eerder had gezien en de dromerigheid was eruit verdwenen, in ieder geval voorlopig.
  
  'Je weet het precies, Nick,' zei ze, terwijl ze me stevig vastgreep en haar gezicht in mijn schouder begroef. 'Je weet het allemaal.'
  
  Ik keek over haar schouder naar de muur en zei tegen mezelf wat voor smeerlap ik was. Ze houdt van je, verdomme, zei ik. En je hebt net van haar een dubbelagent gemaakt, universiteitsniveau. Het is een vreemd, lief en excentriek meisje dat bij jou iets gevonden heeft en jij gebruikt haar. Ze heeft een simpel soort vertrouwen in je en jij laat haar rondvogelen met moordenaars. Diane Rowan had gelijk. Je bent immoreel. Jij staat buiten elke moraal.
  
  En ik hoorde mezelf antwoorden. Omdat ik een klus heb op te knappen en die klus is groter en veel belangrijker dan één van jullie beiden. Want in dit vak kun je maar één trouw bezitten en heb je met jezelf te leven.
  
  'Wanneer moet ik beginnen?' vroeg Patty me opgewonden.
  
  'Vanavond,' zei ik. 'Hij heeft altijd een paar mensen bij hem thuis. Ga daar naartoe en zet de boel in beweging.' Ze maakte het avondeten klaar, hamburgers en frietjes en vertrok naar het huis van Hengelaar Harris na me een kus te hebben gegeven om aan haar te denken tot ze terug was.
  
  Ik wachtte tot ze weg was en vertrok toen naar het huis van Diane Rowan, er wel voor zorgend niet gezien te worden. Ik nam een enorme omweg erheen en kwam achter het huis terecht. Daar belde ik aan.
  
  Haar ogen stonden groot van verrassing toen ze me zag. Ze maakte de ketting van de deur los en liet me binnen.
  
  'Dat was me een aardige voorstelling die je vanmiddag ten beste gaf,' barstte ik los.
  
  'Ik dacht wel dat je het leuk zou vinden,' zei ze, tevreden met zichzelf. 'Het is hetzelfde standpunt als jij vanaf het begin hebt bepleit.'
  
  'Het is het juiste standpunt op het verkeerde moment,' gromde ik tegen haar. 'Je pakt nu wat bullen bij elkaar en maakt als de sodemieter dat je hier weg komt. En je komt pas terug als ik je zeg dat het veilig is.'
  
  Haar verrukkelijke mond viel open van verbazing.
  
  'Je bent stapel mesjogge,' zei ze. 'Dat doe ik niet. Wat is er in hemelsnaam met jou aan de hand?'
  
  'Kijk,' zei ik strak. 'In dit spel spelen een paar harde jongens mee. Jouw standpunt, op dit moment, heeft hen razend gemaakt. Jij loopt nu gevaar.'
  
  'Ik wijk geen centimeter.' Ze keek me met felle ogen aan, haar armen over haar heerlijke borsten gekruist, waardoor ze nog iets verder omhoog werden geduwd.
  
  Ik nam de tijd om de lichtblauwe katoenen blouse in me op te nemen en de manier waarop die over haar puntige borsten hing.
  
  'Echt,' zei ze, nog steeds fel, 'jij bent wel heel moeilijk tevreden te stellen. Eerst zie ik de dingen niet duidelijk genoeg en nu ik het wel doe, wil je dat ik er vandoor ga.'
  
  'Je hebt het verkeerde moment uitgekozen voor je aanval,' zei ik tegen haar en haar ogen schoten vuur.
  
  'Juiste moment of verkeerde moment, ik laat me niet intimideren.' snauwde ze. 'Het is moreel laakbaar om te vluchten als het een of andere doodsbange kind. Wat voor voorbeeld is dat voor al die studenten die vanaf de zijlijnen toekijken? Geen sprake van. Ik doe het niet.'
  
  Ik trok een grimas. Het was diezelfde koppige instelling die haar in het begin ook al zo op haar ponteneur had doen staan, die instelling van bewijs-het-me-maar-eens. Alleen kon ik het haar nu niet bewijzen, en als zij het deden was het te laat.
  
  'Zorg er dan voor dat je ten minste vierentwintig uur per dag politiebescherming krijgt,' zei ik.
  
  'Waarvoor?' zei ze, terwijl ze mij een koele zelfvoldane blik schonk. 'Ik ben op geen enkele manier bedreigd. Tenzij je natuurlijk wilt dat ik hun vertel dat ik bescherming nodig heb.'
  
  'Heel leuk,' zei ik. 'Waarom geloof je me godverdomme, niet gewoon op mijn woord en ga je weg? Tot dusver heb ik nog steeds aardig gelijk gehad.'
  
  'Uit principe,' zei ze.
  
  'Uit koppigheid,' antwoordde ik.
  
  Ze staarde me koel en onbewogen aan en ik wist dat ik haar alleen maar weg zou krijgen door haar persoonlijk naar buiten te dragen. Ze liet zich niet bang maken. Daar was ze het type niet voor.
  
  Ik draaide me om om te vertrekken, maar plotseling draaide ik me weer naar haar toe en trok haar tegen me aan. Ik kuste haar en ditmaal gingen haar lippen vaneen zonder aandrang van mijn kant. Haar lichaam bleef strak en onbuigzaam, maar mijn zoekende tong vond die van haar en haar gemompelde protest werd snel afgesneden.
  
  Ik voelde haar vingers een ogenblik verstrakken op mijn schouders en toen duwde ze mij van haar weg. Ik stapte achteruit en ik zag de onzekerheid in haar schitterende blauwe kijkers.
  
  'Dat is nu de tweede keer al dat je dat doet,' zei ze. 'Waarom? Probeer je iets te bewijzen?'
  
  'Niet aan mezelf, schatje,' grinnikte ik.
  
  Haar lippen verstrakten en ik zag haar arm in een boog op me af komen.
  
  Ik kreeg hem makkelijk te pakken, trok hem naar beneden en zij hijgde. Ik kuste haar weer, hard en eisend en ze verraste me door er op in te gaan, waarbij haar tong die van mij vond voor een kort ogenblik. Ik was niet de enige die verrast was, want ze rukte zich los en de opvlammende ogen hadden een zachtere uitdrukking gekregen en haar heerlijke borsten rezen en daalden in haar hijgende ademhaling. Met duidelijke inspanning wist ze zichzelf weer onder controle te krijgen.
  
  'Doe niet zo verbaasd.' grinnikte ik tegen haar.
  
  'Waarom niet?' vroeg ze met een bittere klank in haar stem.
  
  'Het geeft alleen maar aan datje ook menselijk bent,' antwoordde ik. 'En wat erbij komt, een van de komende dagen zal ik het je nog bewijzen ook.'
  
  Ik draaide me om en wandelde weg, me weer bewust van het feit welk een bundel onaangestoken dynamiet ze eigenlijk was. Om maar te zwijgen over die weelderige schoonheid van haar vormen. Maar mijn gedachten bleven slechts kort bij deze overwegingen.
  
  Wat mijn gedachten werkelijk bezig hield was Diane Rowan, het probleem. Ze was in gevaar. In hoeverre, kon ik slechts raden. Wilde Harris haar alleen maar angst aanjagen. of beoogde hij meer?
  
  Ik kreeg mijn antwoord, of een deel ervan, toen ik terugkeerde in mijn flat en Patty even later binnenkwam. Ze sloeg haar armen om me heen en drukte zich tegen me aan.
  
  'Hij tuinde er precies zo in als jij hebt gezegd, Nick,' zei ze giechelend. 'Hij zei me hem alles te vertellen wat je deed.'
  
  Ze leunde naar achteren en keek naar me op.
  
  'Hij is van plan Diane Rowan te grazen te nemen, Nick,' zei ze eenvoudig. 'Ik weet niet precies wat hij in gedachten heeft, maar hij zei zoiets, dat hij pas van haar af zou zijn als zij eenmaal op straat stond.'
  
  Ik fronste mijn wenkbrauwen. Van haar af zijn als ze eenmaal op straat stond? Ik bekeek die zin van alle kanten en probeerde de juiste betekenis ervan te ontdekken.
  
  'Zei hij je nog wanneer hij dat van plan was, Patty?' vroeg ik.
  
  'Nee, maar ik kreeg het gevoel dat het vanavond zou zijn,' zei ze.
  
  'Vanavond?' explodeerde ik. 'Jezus. Denk na. Zei hij nog iets anders dat misschien van belang kan zijn?'
  
  'Hij noemde Millville en dat is zo ongeveer alles,' antwoordde ze met haar zachte stem.
  
  'Wat is Millville?' vroeg ik.
  
  'Het is een stadje hier in de buurt waar de jongelui van hier soms naar toe gaan om iets te drinken,' zei ze. 'Het is een houthakkersstadje en ze stellen geen vragen. Het is een ruw plaatsje. Maar de hoofdstraat is slechts een paar huizenblokken lang. Daar gebeurt dan alles, bovendien nog in het vrijersparkje. Dat is een klein park op een paar straten afstand van de hoofdstraat waar een heleboel van de jonge mensen hier vandaan naartoe gaan om te vrijen.'
  
  'Kijk, Patty, ik heb nu geen tijd om een heleboel dingen uit te leggen, maar ik ben niet van plan me met dit soort ruwe zaken in te laten. Ik ga naar buiten en ga een heel eind wandelen om de zaakjes nog eens goed te overdenken. Jij gaat naar bed en blijft daar. Ik kom straks terug.'
  
  'Jij zegt het maar, Nick,' antwoordde ze zacht en gehoorzaam.
  
  Ik wist me in te houden direct te gaan rennen, dus ik slenterde de deur uit. Toen ik eenmaal de straat bereikte, haastte ik me naar een telefooncel en draaide het nummer van Diane Rowan. Er kwam geen antwoord. Er werd niet opgenomen. Ik draaide weer. Weer werd er niet opgenomen en ik kreeg een heel vervelend gevoel in mijn maag. Ik kon daarheen gaan om te kijken, maar ik wist dat ik daarmee een heleboel kostbare tijd zou verliezen.
  
  Vlakbij het station was een taxistandplaats die de hele nacht open was. De hele weg daarheen legde ik rennend af en ik trof er een slapende taxichauffeur in zijn wagen. 'Millville,' zei ik. 'En stoor je niet aan maximum snelheden.'
  
  Tot mijn vreugde bemerkte ik dat de rit nauwelijks vijftien minuten duurde en toen we het smerige houthakkerstadje bereikten, stopte de taxi op de hoek van de Hoofdstraat. Verderop in de straat zag ik een ketting van neonlichten die motels aanprezen.
  
  'Hoe wist je dat ik in de Hoofdstraat wilde zijn?' zei ik, terwijl de chauffeur geld toeschoof.
  
  'Als jullie soort haast heeft, wil het altijd naar de Hoofdstraat in Millville,' antwoordde hij verveeld.
  
  Ik stapte uit en begon de straat uit te lopen. Ik keek in elke geparkeerde auto en hield stil bij elke bar om naar binnen te loeren. Misschien was ik hier op spokenjacht, maar het was mijn enige aanwijzing. Patty had gezegd dat Harris Millville had genoemd. Dat en de opmerking dat als hij van haar af was Diane 'op straat' zou staan. Het riekte naar bezoedeling van haar eerbaarheid of haar in diskrediet brengen. Ik bleef doorlopen, terwijl ik niet precies wist wat ik zocht. Toch zocht ik met een vreemd soort van instinctieve doelbewustheid. De straat en de bars lieten me niets nieuws zien en toen ging ik op weg naar het parkje dat Patty het vrijersparkje had genoemd.
  
  Op stille plekjes stonden eenzame wagens geparkeerd, onder zwaar overhangende bomen, langs donkere struiken. Als een soort van gluurder bewoog ik me stilletjes van wagen naar wagen, slechts even stilhoudend om naar binnen te turen naar verstrengelde armen, benen en lichamen.
  
  Er waren niet zo veel auto's en ik had de verste uithoek van het park bereikt, toen ik de motorkap van een wagen onder een overhangende boom zag uitsteken.
  
  Ik voelde mijn nekharen overeind komen en ik cirkelde naar rechts om mezelf in de rij bomen te houden. Toen ik dichterbij de wagen kwam hoorde ik stemmen en ik zag mensen op de achterbank en ik ving een glimp op van Carmines hoofd.
  
  Maar het was Manny's stem die ik hoorde, gespannen en hijgend.
  
  'Trek haar benen omhoog, verdomme,' klonk zijn schorre stem. 'Jezus, moet je dat zien. God, jongen, wat een wijf.'
  
  'Ik denk niet dat we dit moeten doen,' hoorde ik Carmine zeggen. 'Je weet wat Harris heeft gezegd. Knap haar op en wegwezen.'
  
  'Hou je bek,' zei de andere schooier. En ik zag Dianes benen omhoog en over de voorbank gelegd worden. Manny kwam tussen beide benen omhoog en ik hoorde het scheurend geluid van een zijden slipje dat aan flarden getrokken werd.
  
  'Het wordt tijd dat we een beetje lol krijgen voor onszelf,' hijgde Manny.
  
  Hij boog zich naar voren en ik hoorde de stem van Diane, zwaar en onduidelijk, maar toch in beroering gebracht door de plotselinge pijn en halfbewuste angst.
  
  'Wat... wat zijn jullie aan het doen,' hijgde ze. 'Stop ... nee, ooooh ... stop.'
  
  'Stop die prop weer in haar mond, als je wilt,' kreunde Manny. 'Verdomme, ik dacht dat we wel voldoende in haar gegoten hadden om haar voor uren stil te houden.'
  
  'Jij maakt haar wakker,' zei de ander.
  
  Ik had voldoende gezien en gehoord. Ik stapte achteruit, maakte mijn stem drie octaven lager en sprak op heldere en duidelijke toon.
  
  'Sam, jij deze kant en ik neem de andere kant,' zei ik. 'De baas wil die wagens hier hebben.'
  
  Ik bleef onbeweeglijk en wachtte, terwijl ik gefluisterde vloeken hoorde en plotselinge geluiden.
  
  'Zie je, verdomme,' zei Carmines stem. 'Ik zei je de hele tijd al dat we niet moesten rond vogelen.'
  
  'Goed, goed. Laten we pleite gaan,' snauwde Manny terug. 'Kom op, deze kant op. Laat haar. De smerissen vinden haar nu snel.'
  
  Ik zag ze half uit de wagen vallen en in het donker verdwijnen. Ik bleef stil luisteren en een ogenblik later hoorde ik het geluid van een motor die brullend tot leven kwam en even daarna het gegier van banden. Nog voor ik in de auto stapte en de motor startte, was het beeld me volledig duidelijk geworden.
  
  De wagen was gehuurd. Zonder twijfel hadden ze Diane thuis overmeesterd, een prop in haar mond geduwd en haar hier, naar Millville, gesleept. De wagen stonk als een brouwerij en toen ik mijn armen naar achteren bracht en haar benen terug duwde, viel ze zwaar terug op de achterbank. Ik zag dat ze niet alleen die troep in haar hadden gegoten, maar ook over haar kleren hadden uitgeschud. Op de vloer lag een lege fles. De volgende ochtend zou ze gevonden worden door de politie op routinecontrole. En de rest zou een behoorlijk smeuïg schandaal geworden zijn. De onderdecaan, dronken aangetroffen in een auto in het beruchte naaipark van Millville. Harris' woorden waren bijna profetisch geweest. Ze zou inderdaad op straat hebben gestaan. En decaan Insmer zou het veel te druk hebben gekregen met zijn eigen werk, om ook nog eens Dianes straffe studentenpolitiek uit te voeren.
  
  Ik reed de wagen voorzichtig het park uit, reed langs de keten hotels en kreeg snel en gemakkelijk een kamer. Ik versierde een maaltijd, kreeg zes mokken zwarte koffie om mee te nemen en ging terug naar het motel. Ik kreeg Diane uit de wagen door gewoon haar slappe lichaam op te pakken en haar de kamer in te dragen. Ze uitte onverstaanbare geluidjes en liet een zwak protest horen, maar ze bleef stil liggen toen ik haar op het bed liet vallen.
  
  Ik ging terug om de koffie te halen. Toen trok ik haar op haar benen en verwijderde snel haar kleren. De koelte van de lucht tegen haar naakte huid maakte haar protesten wat luider en ze probeerde haar beeld weer duidelijk te krijgen.
  
  'Laat maar zitten, schat,' zei ik, terwijl ik haar de badkamer in sleepte en haar in de badkuip zette. 'Je hebt al bijna meer dan een liter drank op.'
  
  Ik trok haar hoofd naar achteren en begon de koffie naar binnen te gieten. Ze begon te kokhalzen en het liep weer uit haar mond. Zelfs nu nog, terwijl ik naar haar prachtige lichaam keek, was zij een schitterend mens, met haar volle borsten en de omhoog wijzende tepels, haar huid glad als albast en haar lange, ranke benen. Maar de koffie begon nu naar beneden te druppelen op haar borsten en er kwam meer leven in haar, toen ze bijna stikte en zich begon te verweren.
  
  Ik bleef de koffie doorgieten en plotseling viel ze voorover en begon over te geven in een enorme stroom. Ik draaide de mengkraan open, lauwwarm en liet het water doorlopen in de badkuip. Toen trok ik haar hoofd weer naar achteren en schonk nog meer koffie in haar. Weer gaf ze over. Nu waren haar ogen op mij gericht en de blik erin veranderde van doffe wanhoop naar iets van begrip en toen naar schaamte en tenslotte naar koppigheid.
  
  'Niet... niet meer,' hijgde ze. 'Laat me met rust... waar zijn mijn kleren!'
  
  Ik trok haar hoofd naar achteren en schonk nog meer in haar.
  
  'Ik laat je pas met rust zodra ik weet dat de drank allemaal uit je lijf is. Ik wil dat je morgenochtend fit en wakker bent.'
  
  Ze kokhalsde weer en gaf nog een keer over, maar nu zag ik dat het louter maagkrampen waren. De drank was ze nu kwijt en ik pakte een schone handdoek en begon haar lichaam schoon te wrijven. Haar borsten waren stevig en vol onder mijn aanraking.
  
  Ze probeerde zich los te rukken en de handdoek te grijpen, maar ik trok haar terug.
  
  'Ik maak je alleen maar schoon, pop,' zei ik grof. 'Je bent nu niet bepaald het toonbeeld van schoonheid. Daarbij heb je je kans een uur geleden al gemist.
  
  'Wat bedoel je?' vroeg ze, haar stem plotseling kleintjes nu.
  
  'Dat vertel ik je onderweg naar huis wel,' zei ik. 'Hier, maak jij het verder maar af.'
  
  Ik wierp haar de handdoek toe en liep naar buiten.
  
  Ze was nu voldoende hersteld om vuurrood te worden. Toen ze weer verscheen, haar jurk gekreukt en gescheurd maar nog te dragen, was haar gezicht wit en haar houding nog wat onvast. Maar dat kwam door het braken en niet door de drank.
  
  'Ik word misselijk van mijn stank,' zei ze. 'Ik begin het me nu een beetje te herinneren. Er werd aangebeld en toen ik open deed werd ik gegrepen door twee mannen. Het was donker en het gebeurde allemaal zo snel dat ik zelfs hun gezichten niet kon zien. Ze stopten me in een auto en reden me naar Millville. Ik werd geblinddoekt en zij begonnen whiskey door mijn keel te gieten. Ik kon me niet verweren. Ik probeerde het, maar ze gaven me een stomp in mijn maag en ik kon nauwelijks ademhalen. Na een tijdje raakte ik bewusteloos, denk ik. Ik weet alleen maar dat ik me niets meer kan herinneren.'
  
  'Laten we gaan,' zei ik. 'Ik wil datje op tijd terug bent, een bad neemt en klaar bent voor de nieuwe dag. Onderweg breng ik je wel op de hoogte.'
  
  Toen ik Diane bij haar thuis afzette waren er nog een paar uurtjes over voor de dag aanbrak. Ik reed de auto weg en liet hem ergens in een zijstraat staan.
  
  Toen ik mijn flat bereikte, sliep Patty en ik liet me naast haar glijden. Ze draaide zich om en kroop tegen me aan, niet geheel wakker, maar ze bewoog zich tegen me aan en zuchtte tevreden. Ik bleef een tijdje liggen nadenken.
  
  Om negen uur zou Diane op haar kantoor zijn en Hengelaar Harris zou het één en ander te verhapstukken hebben met Carmine en Manny.
  
  Ik glimlachte. Het speet me dat ik er niet bij kon zijn om dat toneeltje van woede en ontkenning, ongeloof en teleurstelling te zien.
  
  Zo moet het ook wel zo ongeveer gegaan zijn, want toen ik hem later die dag even sprak was hij in een kwade, norse bui. Ik was blij dat ik erop had gestaan dat Patty die avond naar hem toe zou gaan, want toen zij terug kwam, besefte ik dat hij gemener was geworden.
  
  Eerst vertelde ze me dat Carmine en Manny een 'vreselijke vechtpartij' moeten hebben gehad, want ze zaten onder de bulten en blauwe plekken.
  
  In gedachten zag ik het voor me hoe die machtige armen van Harris die hoofden tegen elkaar sloeg en, toen ze hem bezwoeren dat ze alles hadden gedaan wat hij hen had gevraagd en dat hij alleen nog maar kwader werd door hun leugens. Het moet prachtig zijn geweest. Maar wat Patty me daarna vertelde was minder prachtig.
  
  'Hengelaar leek erg overstuur,' zei ze. 'Hij gaat een paar dagen weg, maar niet voor hij met Rowan "voor eens en voor altijd" heeft afgerekend, zei hij. Morgenavond plaatsen ze een bom bij haar huis.'
  
  Ze zag hoe mijn kaakspieren zich grimmig spanden. 'Ik neem aan dat wat ze vannacht hebben willen doen, niet is gelukt,' zei ze.
  
  'Ik denk het ook niet,' antwoordde ik. 'Weet je, Patty. Vannacht heb ik lang nagedacht en ik ben tot de slotsom gekomen dat dit soort dingen me niet bevallen.'
  
  Ze bestudeerde mijn gezicht en zag er de grimmige lijnen van woede op verschijnen.
  
  'Ik hou ook niet van dat soort, dingen, Nick,' zei ze. 'Ik denk dat ze hopen dat ze er in blijft of dat ze net ernstig wordt verwond, dat ze hen niet langer tot last kan zijn.'
  
  Ik knikte. Dat en nog een aantal andere dingen, dacht ik. Het zou tevens een soort van schokgolf veroorzaken bij die toch al timide, angstige types in de huidige universiteitswereld.
  
  Ik streelde haar lange, blonde haren die tegen mijn borst hingen terwijl ze zich stevig aan me vasthield.
  
  'Goed werk, Patty,' zei ik. 'Goed werk.'
  
  'Laten we naar bed gaan, Nick,' fluisterde ze, terwijl ze achteruit stapte en haar kleren begon uit te trekken. 'Natuurlijk, schat,' zei ik. 'Natuurlijk.'
  
  Ze wilde beloond worden met dat wat ze het heerlijkste vond. En toen ik naast haar lag en haar heerlijke onvolwassen borsten streelde en zij zich ontspande, realiseerde ik me nog iets anders. Vrijen met mij was één van haar manieren om aan de wereld te ontsnappen, aan de hardheid en de pijn. Het bed was een veilige haven waar alleen maar uiterste extase wachtte. Ze wilde beloond worden en ze hield van het genot van een orgasme, maar ook vluchtte ze weg voor de smerigheid, het bedrog, de wereld zoals ze dat vanavond eens te meer had gezien. Ik liet haar vluchten, volledig en totaal en al spoedig sliep ze in de boog van mijn arm, een tevreden vrouw, een gelukkig kind.
  
  De volgende dag bleef ik thuis en wachtte op een bericht van Harris, een oproep om deel te nemen aan hetgeen ze van plan waren. Ik verwachtte het niet echt, maar was er niet helemaal zeker van. Toen het niet kwam, waren mijn vermoedens bevestigd.
  
  Hij vertrouwde me niet langer als lid van zijn harde kern. Dat zou de zaken wat moeilijker voor me maken, maar in zekere zin was ik er dankbaar voor. Het gaf me tenminste de vrijheid van beweging om te proberen Diane te redden van de dood of minstens een ernstige verwonding. Ik dacht aan een vals telefoontje, maar daar zat te veel aan vast en waarschijnlijk zou ze iets vermoeden als ik haar vroeg om de stad te verlaten. En een anoniem telefoontje zou er tevens voor zorgen dat Harris direct de lus aantrok rond de hals van Patty.
  
  Weer moest ik het alleen aanpakken, zonder plan en verplicht om ter plekke te improviseren. Ik begon me te voelen als een koorddanser, die weet dat hij over een gerafeld koord wandelt dat elk moment kan breken.
  
  Ik zei Patty dat ze die avond thuis moest blijven, ver uit de buurt van alles en iedereen. En toen de nacht viel, vertrok ik en ging ik op weg naar Dianes huis. Er schuin tegenover in de straat was een huis met een garage waarin geen auto stond. De open voorkant van de garage was in een diepe schaduw gedompeld en daar nam ik mijn positie in. Ik hurkte neer in een hoek van waaruit ik een goed overzicht had op de voor- en zijkant van haar huis.
  
  Ik wachtte geduldig en joeg een paar nieuwsgierige honden weg. Ten slotte zag ik het licht in Dianes huis uit gaan, ten teken dat zij naar bed ging. De buurt, toch al rustig, werd nu helemaal stil en ik begon me af te vragen of Harris zijn plannen had gewijzigd, toen ik plotseling het geluid hoorde van een auto die dichtbij stopte.
  
  Ik verstrakte automatisch en mijn ogen boorden zich door de duisternis toen drie gedaantes stil naar het huis van Diane toe slopen.
  
  Het waren Harris, Manny en Carmine, zag ik. Harris ging op het slaapkamerraam af, aan de zijkant van het huis, een donker pakje in zijn hand.
  
  Manny en Carmine stonden op de uitkijk. Harris plaatste het pakje op het kozijn, stelde nog iets af en rende toen weg, terwijl hij naar Manny en Carmine gebaarde.
  
  Ik zag het drietal op hun tenen over het grasveld rennen en uit mijn blikveld verdwijnen. Godverdomme, vloekte ik. Ik had gehoopt dat hij een bom zou plaatsen die af zou gaan op het moment dat zij 's ochtends de deur open maakte. Maar het was er één geworden met een directe tijdontsteking.
  
  Gezien hun haast, schatte ik dat zij zichzelf vijf minuten hadden gegeven om uit de buurt te komen voor hij de lucht in ging. Vijf snel wegtikkende minuten. Nu viereneenhalf. Ik kon hem niet onschadelijk maken zonder hen te laten weten dat Patty me had ingelicht. De bom moest ontploffen en ik moest Diane er uit zien te krijgen.
  
  Ik kwam uit mijn schuilplaats vandaan en begon te rennen. Nu nog minder dan vier minuten over. Geen tijd meer om aan te bellen, te wachten tot ze wakker werd en tot ze de deur had open gedaan. Ik ramde de achterdeur in met al mijn kracht. Hij begaf het onder luid gekraak van hout en metaal en ik tuimelde de keuken in.
  
  Ik hoorde Diane met een klein kreetje wakker worden. Ze had net een lampje aangedaan en haar benen uit bed gezwaaid toen ik binnen kwam. Naakt en met de weelderigheid van een Romeinse godin keek ze me verbijsterd aan met die schitterend blauwe ogen. Ze trok een laken om zich heen en de korte flits van absolute schoonheid was voorbij.
  
  'Wat heeft dat...,' begon ze, maar ik greep haar beet, met laken en al. 'Stop,' schreeuwde ze. 'Wat ben je van plan?'
  
  'Je schitterende lijf redden,' zei ik. 'Er is nu geen tijd voor vragen. Geen tijd voor wat ook. Kom mee.' Ik gaf haar een harde ruk en het laken gleed iets naar beneden waardoor één prachtige, stevige borst met roze tepel ontsnapte. Ze slaakte een klein kreetje en trok het laken weer naar boven. Ze rende met kleine pasjes, tegelijkertijd haar zedigheid bewarend.
  
  'Oh, Godallemachtig,' gilde ik en ik greep haar vast en gooide haar als een zak meel over mijn schouder. Nog maar anderhalve minuut en die verrekte bommen waren niet altijd even accuraat.
  
  Ik snelde de achterdeur uit met Diane over mijn schouder en liet me achter een heg, op zo'n vier meter van het huis vandaan, op de grond vallen en bedekte haar met mijn lichaam. Het laken zat ook voor het grootste deel over haar gezicht en ze mompelde iets dat werd afgesneden door het gebrul van de explosie die de stilte van de nacht verscheurde.
  
  Het huis trilde en versplinterde, terwijl stukken hout, steen en dakbedekking om ons heen neer vielen. Gelukkig werd ik op mijn rug slechts getroffen door een paar onschuldige brokken. Toen de echo nog nauwelijks was opgetrokken, kwam ik overeind en trok Diane met een ruk omhoog. Haar besmeurde gezicht was wit en ze huiverde, maar ze bleef het laken strak om zich heen houden. De rook en het stof begonnen op te trekken en het huis, doorgezakt en versplinterd, boog bij de muren naar buiten als een zwanger dier.
  
  'Kom mee,' zei ik, 'naar binnen.'
  
  Ze keek me aan alsof ik stapelmesjogge was.
  
  'Precies,' zei ik, 'je gaat weer naar binnen.'
  
  Ik trok haar door de doorgezakte deuropening en duwde haar het huis binnen, waar nog steeds pleisterwerk en stukken plafond naar beneden kletterden.
  
  'Ik heb geen tijd voor uitleg,' zei ik. 'Maar het is van vitaal belang dat je zegt, dat je nog leeft omdat je naar de kelder ging om een raar geluid in je cv-ketel te controleren. En dat je beneden was toen de boel ontplofte. Heb je dat?'
  
  Ze knikte met wijd open ogen en één arm kwam uit het laken om mij dichterbij te trekken.
  
  'Je bent een fantastisch iemand,' mompelde ze. 'Dank je wel zeggen omdat je mijn leven hebt gered lijkt me niet voldoende. Ik wil meer.'
  
  'Dat gebeurt ook,' grinnikte ik en ik zag die vurige vonk in haar ogen komen, die de plaats innam van angst en schok.
  
  'En je blijft een onuitstaanbare egotripper,' snauwde ze. Ik aaide met mijn hand over haar gezicht en rende weer naar buiten. Overal in de wijk gingen lichten aan en klonken stemmen. Ik liep om het scheefgezakte huis heen en verdween in de straten aan de achterzijde.
  
  Ik was van plan om de campus heen te lopen, langs de gymnastiekzaal en dan weer terug om het zo veilig mogelijk te spelen. Maar ik was net bij het gymnastiekgebouw, aan de rand van de campus, toen twee gedaantes met getrokken pistolen uit de schaduw stapten.
  
  'Zo is het ver genoeg, Alordo,' zei één van hen.
  
  Carmine stapte naar voren en fouilleerde me vakkundig. Hij haalde Wilhelmina te voorschijn en stak die in zijn zak.
  
  'Dit verklaart een heleboel,' gromde hij en Manny knikte ernstig.
  
  Ik kon de bulten en blauwe plekken op hun gezicht duidelijk onderscheiden.
  
  'Waar is Hengelaar?' vroeg ik.
  
  'Die is naar huis,' zei Manny. 'We waren allemaal van plan om naar huis te gaan na de klap, maar Carmine en ik zijn terug gegaan. Want, weetje, we begrepen maar niet wat er gisteravond precies is gebeurd. Hengelaar dacht dat we hem hebben voorgelogen. We konden het hem niet duidelijk maken, maar we wisten het. En we wisten ook dat als de smerissen haar hadden gevonden, het precies zo gelopen zou zijn als we bedoeld hadden. Dus iemand was de boel voor ons aan het verkankeren en we besloten terug te gaan en vannacht hier te wachten.'
  
  'En jullie zagen me het huis uitkomen,' maakte ik voor hen af.
  
  'En we zagen jou het huis uitkomen,' herhaalde Carmine.
  
  Ik dacht snel na. Op dit moment wist Harris nog niets waar hij wat aan had, in ieder geval niets wat mij erin betrok. En als ik een klein kansje kreeg, een heel miniem momentje, dan zouden deze twee geen sprookjes meer vertellen, behalve misschien aan Petrus of, waarschijnlijker, de duivel.
  
  En zoals de meeste derderangs boefjes speelden ze mij in de kaart. Anders dan de kille en dodelijke grondigheid van de huurmoordenaar wilden ze eerst nog wat lol aan mij beleven.
  
  'We gaan je vermoorden, Alordo,' zei Carmine. 'En dan mag Harris jou hebben, keurig ingepakt. Maar eerst krijg je van hetzelfde laken een pak als waarmee jij ons hebt opgescheept na vannacht. Door jou hebben wij een verschrikkelijk pak op ons lazer gehad.'
  
  'Dat spijt me nou verschrikkelijk,' zei ik.
  
  Ik voelde Manny's pistool in mijn rug toen hij achter me ging staan. 'Begin maar te lopen,' gromde hij. 'Het gymnastiekgebouw in. Het is altijd open.'
  
  Hij had gelijk, de zijdeur was open. En hoewel het donker was, was het niet donker. Het glazen dak liet voldoende maanlicht door om de ruimte in een koud, blauw licht te zetten.
  
  We waren nog niet binnen of Manny's klap raakte me tegen de zijkant van mijn hoofd. Een bijtende, snijdende klap, toegebracht met de kolf van zijn pistool.
  
  Ik dook naar voren tegen de grond. Ik bracht een arm omhoog om een gemene schop van Carmine af te weren. Dat lukte gedeeltelijk, maar Manny's schoen raakte me vol in mijn rug. Ik hijgde van de pijn en voelde handen die me overeind trokken.
  
  Maar nu kwam mijn arm omhoog in een snelle slag en ik smaakte het genoegen Manny's kaak te horen dichtklappen toen mijn stoot doel trof. Hij zeilde achterover, terwijl Carmine mij van achteren beet greep en mijn armen op mijn rug klemde. Manny kwam grauwend naar voren gestormd om mijn gezicht tot pulp te stampen, terwijl zijn maat me vasthield.
  
  Maar ik had andere plannen. Ik haalde uit met mijn voet en raakte hem in zijn onderbuik. Hij gromde en viel op zijn knieën terwijl hij met beide armen zijn lichaam omklemde. Ik dook naar voren en liet Carmine over mijn hoofd naar de grond smakken.
  
  Ik gaf Manny een gemene klap met de zijkant van mijn hand toen ik langs hem heen dook en hij ging breeduit tegen de vlakte. Carmine had zijn pistool gepakt, maar ik sloeg zijn hand hard tegen de vloer en het pistool gleed weg.
  
  'Dood hem, Manny,' schreeuwde hij.
  
  Ik kon mijn rug niet naar de ander toekeren, dus ik rolde van Carmine weg, gaf hem een karateslag tegen de zijkant van zijn nek en greep hem met één hand bij de keel, terwijl hij zijn rug spande en naar adem snakte.
  
  Ik had Hugo al in mijn handpalm en ik wierp het dunne staal. Ik zag hem opschitteren in het diffuze licht van de maan. Hij ging recht op zijn doel af en Manny wankelde achteruit, zijn mond viel open maar er kwam geen geluid uit. Hij tolde om zijn as, wankelde en sloeg toen zwaar tegen de grond.
  
  Ik had me al weer naar Carmine toegedraaid. Hij probeerde naar zijn pistool toe te kruipen terwijl hij zijn keel vasthield met één hand. Ik ging op zijn hand staan en hij schreeuwde het uit van de pijn.
  
  Ik liet hem begaan, greep zijn hoofd en trok die met een gemene draai hard naar achteren. Ik hoorde zijn wervels knappen. Toen liet ik hem vallen, een levenloze klomp, wiens nachten van moord, verkrachting en bommenplaatsen voorbij waren.
  
  Ik pakte Hugo op en liet die terug glijden in de schede aan mijn onderarm. Vervolgens haalde ik Wilhelmina uit Carmines zak.
  
  Ik liet ze daar achter, glipte naar buiten en liep terug naar mijn flat. Morgenochtend zou Harris er weer een onverklaarbaar, frustrerend voorval bij hebben om uit te zoeken. En weer twee krachtpatsers huren. Hij stond al bijna op knappen en het zou hem een godvergeten moeite kosten zijn persoonlijke charisma op te houden.
  
  Misschien dat ik een paar stukken had van een puzzel die ik niet bij elkaar kon brengen, hij had er nu in ieder geval ook een paar. Wat dat aanging stonden we nu quitte.
  
  En wat Nick Alordo betrof, ik wist dat Hengelaar hem niet vertrouwde, maar hij had niets om dat wantrouwen aan vast te maken.
  
  Toen ik mijn flat bereikte, was Patty nog wakker. Ik spoelde het vuil en de smerigheid van me af en gleed naast haar. Onmiddellijk waren haar armen om me heen.
  
  'Is alles goed gegaan, Nick?' vroeg ze, haar anders al zachte stem nu nog zachter dan gewoonlijk.
  
  'Alles ging goed, lief,' mompelde ik in haar oor.
  
  'Daar ben ik blij om,' zei ze en haar handen gingen weer op ontdekking, op een ontdekkingstocht die, hoewel oud, toch altijd weer nieuw was, het kleine meisje opnieuw op zoek naar haar veilige haven.
  
  Ik voelde haar vingers over mijn lichaam glijden, zo nu en dan stilhoudend om te liefkozen, te strelen en de begeerte kwam snel. Ik draaide me naar haar om en voor de zoveelste keer vree ik met dat slanke jonge meisjes lichaam. Patty ademde zacht in mijn oor.
  
  'Ik heb gewacht, Nick,' zei ze. 'Ik heb gewacht. Het is niet zo moeilijk als je op jou wacht.'
  
  Tenslotte vond ze haar begeerde haven en ze sliep glimlachend in.
  
  De volgende morgen zoemde de campus van opwinding en het grote onderwerp: de bom bij het huis van Diane Rowan. De kranten, televisie en radio besteedden er de grootste aandacht aan en Diane was heel overtuigend in haar verklaring over haar gelukkige afdaling naar de kelder met de cv-ketel.
  
  Ik kwam Hengelaar Harris tegen op de campus en hij had de grootste moeite om zijn gewone, uitbundige charme te handhaven. Ik dacht dat ik hem maar eens een kluif moest toegooien.
  
  'Die heeft mazzel gehad,' zei ik achteloos. 'Maar louter het feit dat het is gebeurd, zal een heleboel mensen de stuipen op het lijf jagen.'
  
  Hij keek fronsend naar me en ik wist dat hij me probeerde te peilen en zich afvroeg of zijn argwaan gegrond was of niet.
  
  'Ja, dat lijkt me ook,' zei hij tenslotte. 'Wie het gedaan heeft kan tevreden zijn.'
  
  'Wie het gedaan heeft,' zei ik glimlachend. 'Zie je.'
  
  Ik slenterde weg en stopte bij het bord buiten op Howard Hall. College van Diane Rowan in politieke wetenschappen geannuleerd, PS II, las ik.
  
  Diane Rowan zelf was bijna geannuleerd, dacht ik grimmig.
  
  Vanuit mijn ooghoeken zag ik Patty deel uitmaken van een steeds groter wordende groep rond Harris, die hen vertelde zich niet van hun stuk te laten brengen door die bomaanslag. Dat was gedaan door ultrarechtse krachten om de groep in een kwaad daglicht te zetten, verklaarde hij.
  
  Ik glimlachte inwendig. Dat scheen hier zo de favoriete uitleg te zijn.
  
  Ik liep terug naar mijn flat en strekte me uit op het bed om op Patty te wachten. Ik dwong mezelf om te wachten. Ik was bevangen door rusteloosheid en een vreemd prikkelend gevoel. Het was me gelukt Diane Rowan te redden en te voorkomen dat de bibliotheek werd vernietigd, maar ik wist dat al die dingen slechts het topje van de ijsberg waren.
  
  Harris scheen eigenlijk nog meer overstuur door het feit dat het hem niet was gelukt de bibliotheek te vernietigen dan door al het andere. En dat was een interessant ding. Het intrigeerde me. Ik wist dat het voor hem meer had betekend dan gewoon maar een brand. Maar wat precies? Uiteraard was die geschiedenis met het vergiftigde water, waarbij twee van Soe Jats agenten hadden meegewerkt, minstens zo belangrijk. Of liever gezegd, zo stond ik er tegenover. Maar om de een of andere reden leek dat voor Harris niet zo.
  
  De Chinezen die achter de schermen van de protestbeweging actief waren, met hun eigen mensen en met mensen als Harris aan de buitenkant, waren dodelijk serieus. Ik wist zeker dat het allemaal ergens heen leidde. Al dat geweld, de chaos, de anarchie was nooit een einde op zich. Het leek alleen maar zo.
  
  Het was altijd een middel om iets anders te bereiken, de ontwrichting van een militaire macht, het omverwerpen van een regering, het opschorten van burgerrechten. Altijd iets. En ik had het knagende gevoel dat al die stukken die toen in dat Parijse café te voorschijn kwamen spoedig in elkaar zouden vallen.
  
  De deurbel deed me uit mijn gedachten opschrikken. Er stond een lange, schrale man op de drempel, gekleed in een witte monteuroverall en met een witte pet op zijn hoofd. Op zijn leren gezicht troonde een bril met stalen montuur. Hij had een klein gereedschapskistje bij zich.
  
  'Bent u degene die heeft gebeld voor zijn koelkast?' vroeg hij ernstig.
  
  'In Christusnaam,' hijgde ik.
  
  'Ben je alleen?' fluisterde Hawk.
  
  'Ja, maar ik verwacht elk moment gezelschap,' zei ik. 'Kom dan naar beneden,' zei hij, 'dan kunnen we in de auto praten.'
  
  Ik volgde hem naar een kleine bestelwagen die langs de stoeprand stond geparkeerd, Aston Koelkastreparaties, stond er op.
  
  Ik klom met hem achterin de wagen, waar we kwamen via de cabine.
  
  'Wat doet u als iemand u vraagt zijn koelkast te repareren?' grinnikte ik.
  
  'Ik verzin wel wat,' zei hij.
  
  'Soe Jat is in het land, Californië, om precies te zijn,' vervolgde hij. 'We kregen een tip van een informant uit San Francisco.'
  
  Ik liet een laag gefluit horen.
  
  'Dat houdt in dat wat ook de voorbereidingen geweest mogen zijn, alles in een werkstadium begint te komen,' zei ik. 'Hij zou zich nooit eerder laten zien dan wanneer het tijd is de uiteindelijke leiding over te nemen.'
  
  'Inderdaad,' zei Hawk. 'Heeft Hengelaar Harris al contact met hem opgenomen?'
  
  'Niet persoonlijk,' antwoordde ik. 'Ik heb hem al die tijd in het oog gehouden. Ik zou durven zweren dat de kansen dat hij persoonlijk contact met Soe Jat heeft gehad zo één miljoen tegen één liggen.'
  
  'Dan was dat tijdstip van contact al lang geleden, in Parijs, geregeld,' zei Hawk. 'We hebben trouwens alle gevallen van ordeverstoringen en rellen op de campus in onze hoofdcomputer gestopt en we hebben een patroon van goed voorbereide en constante verstoring ontdekt. In sommige plaatsen zijn de politie en de gemeenschap het al als deel van het leven gaan zien, onplezierig maar waar.
  
  Als je het patroon van verstoringen verder onderzoekt, kom je op een zeer verontrustende vraag terecht. Waar wordt de jeugd van morgen geoefend, onderwezen en opgevoed? Op de universiteiten en academies. Waar heb je de belangrijkste intellectuele centra van ons land? Op de universiteiten en academies. Waar wordt de kennis van gisteren samengebracht met de studie van vandaag en doorgegeven aan de leiders van morgen? Op diezelfde universiteiten en academies. Maar wat heb je nodig voor goed onderwijs, Nick? Daar heb je een juist klimaat voor nodig. En je kunt niet studeren in een staalfabriek. Je kunt niet leren tussen voortdurende rellen, protesten en arrestaties. Als je dat aan de gang houdt en ermee door blijft gaan het onderwijsproces te ontwrichten, dan tref je de wortels van de toekomst zelf. Op ditzelfde moment zijn er talloze briljante leraren die de scholen ontvluchten omdat ze niet tegen de sfeer van constante verstoring en kwelling kunnen.'
  
  'Dat zie ik voor me, chef,' zei ik. 'En het is een ernstige zaak, maar het past niet bij Soe Jat.'
  
  'Ik weet wat je bedoelt, Nick.' zei Hawk. 'Toch heeft het er wel iets mee te maken en daarom beangstigt het me zo. De zaken staan er al slecht genoeg voor. En hij komt niet hier om ze wat beter te maken.'
  
  'Maar hij is hier en dat betekent dat onze tijd op is,' zei ik. 'Harris is onze enige schakel tussen Soe Jat en de studentenonlusten. Van nu af aan wordt ik zijn schaduw.'
  
  'Doe dat,' zei Hawk kort. 'Je bent hier in je eigen land, maar wat betreft de hulp die we jou kunnen bieden, kun je net zo goed in Buiten-Mongolië zitten. Ik blijf enige tijd hier in Californië voor het geval je me nodig mocht hebben. We hebben een speciaal nummer gekregen: 0101. Daarmee krijg je een directe verbinding met mij.'
  
  Ik kroop uit de achterbak naar de cabine toe, nam de buitenwereld goed op en stapte uit. De motor van de kleine vrachtwagen kuchte, sloeg aan en ik keek toe hoe de in het wit geklede koelkastenreparateur me een ernstige blik toewierp en wegreed.
  
  Ik was nog steeds aan het nadenken over wat hij had gezegd, toen ik de deur openmaakte en zag dat Patty zat te wachten in de gemakkelijke leunstoel.
  
  Toen ik binnen kwam sprong ze op en rende naar me toe. 'Hij gaat voor een paar dagen weg,' gooide ze er uit. 'Hengelaar. Hij vertrekt vanavond als het donker is.'
  
  Ik sloeg een arm om haar heen en gaf haar een bemoedigend klopje. Ze nam uitgebreid de tijd om me te kussen.
  
  'Zei hij nog waar hij naartoe ging?' vroeg ik.
  
  Het was een belachelijke vraag en ik verwachtte er ook eigenlijk niets op. Nou, ik kreeg dus ook niets.
  
  'Nee,' zei Patty. 'Alleen maar dat hij over een paar dagen terug zou zijn. Hij zei me in je buurt te blijven en een lijst te maken van alles wat je deed en alle plaatsen waar je naar toe ging.' Ze glimlachte haar dromerige glimlach. 'Het is eigenlijk wel leuk, weetje,' zei ze.
  
  'Ik ben blij dat je er zo over denkt,' grinnikte ik tegen haar.
  
  'Zijn wagen staat achter Benton's Drugstore in de Vijfde Straat,' zei ze. 'Hij zet hem meestal daar neer.'
  
  'Goeie meid,' zei ik, terwijl ik mijn voorhoofd fronsend samentrok om het allemaal te overdenken.
  
  Een schaduw behoort dicht in de buurt van zijn man te blijven. Nou, dat was ik dan ook van plan. Maar al had ik een wagen, dan nog zou het heel riskant zijn om hem te volgen. Hij was een beroeps. Hij zou het direct in de gaten hebben en dan zou ik de enige kans die ik nog had verpesten. Ik was er meer dan zeker van dat hij Soe Jat zou gaan opzoeken.
  
  'Luister, schat,' zei ik. 'Hier heb je tien dollar. Een paar straten verderop heb je een ijzerwinkel. Je kent hem vast wel. Zorg voor een boor en wat boortjes, nummer 23 en 24.'
  
  Ze pakte het geld aan en keek ernstig naar me.
  
  'Je gaat achter hem aan, hè?' zei ze.
  
  'Breng me eerst die boor, dan zal ik het je vertellen,' zei ik.
  
  Ze vertrok, een beetje nukkig en ik trok een schone spijkerbroek aan. Ik legde mijn corduroy jack en T-shirt klaar. Ik controleerde Wilhelmina en stak Hugo weg in de schede aan mijn onderarm.
  
  Ik was nog steeds alleen maar gekleed in mijn spijkerbroek, toen Patty terugkeerde met de boor en de boortjes. De laatsten stopte ik in mijn jaszak en de handboor legde ik er bovenop.
  
  Patty keek toe. Haar ogen stonden bewolkt en ze had een ernstige uitdrukking op haar gezicht.
  
  'Ik ben over een paar dagen terug,' zei ik terwijl ik haar in mijn armen nam. 'Wanneer Harris terug komt.'
  
  'Misschien,' zei ze.
  
  'Wat moet dat betekenen?' vroeg ik.
  
  'Er kan van alles gebeuren,' antwoordde ze ernstig. Ze klemde zich plotseling aan me vast. 'Zelfs twee dagen zullen als twee jaar voor me zijn, Nick,' zei ze. 'En wat moet ik als er iets gebeurt en je een hele tijd niet terug komt, of nooit?'
  
  Ze huiverde, haar slanke lichaam trilde en ik zag dat ze bang was. Ze was werkelijk bang. Niet alleen omdat ik een paar dagen weg ging. Het was de angst een schuilplaats te verliezen, de angst opnieuw in die wereld te moeten rondzwemmen zonder veilige haven.
  
  'Ik laat je niet op deze manier weg gaan,' zei ze zacht. 'Niet zonder je eerst weer te hebben. Je moet me iets geven voor de rest van mijn leven. Als het toch niet anders kan, Nick.'
  
  'Heeft iemand je wel eens vertelt dat je een beetje al te dramatisch toneel speelt?' lachte ik tegen haar, maar haar ernst was niet aan het wankelen te brengen.
  
  'Je kunt het leven niet overdrijven,' zei ze. 'Het geeft je toch altijd weer op je sodemieter.'
  
  Haar ogen stonden verdrietig en ze klemde zich aan mij vast. En ik had de herinnering aan haar gretigheid en haar bereidheid nog zo vers in mijn geheugen.
  
  Verrek, het duurde toch nog een paar uur voor het donker werd. Ik bracht mijn handen tegen haar kleine borsten en drukte die zacht. Haar lippen kwamen trillend en smekend tegen mijn mond tot leven.
  
  We gingen naar bed. Ik was heel voorzichtig en heel zacht. En toen ik haar brandende hartstocht tot een top had gebracht, nam ik haar en schonk ik haar de veilige, heerlijke plek die zij wilde hebben. Toen ik me aankleedde om te vertrekken, bleef zij in bed liggen en keek naar mij met die grote, verdrietige ogen. Ik liep naar haar toe en liefkoosde de zachte borsten en het slanke lichaam.
  
  'Het is niet het einde van de wereld,' zei ik. 'Je moet niet zo pessimistisch zijn.'
  
  'Ik ben blij dat we gevreeën hebben, Nick,' zei ze.
  
  'Weer die kathedraal?' zei ik.
  
  'Weer de kathedraal,' herhaalde ze. 'Dat je je tegelijkertijd groot en heel klein voelt.' Ze greep mijn arm. 'Wees voorzichtig, Nick,' zei ze. 'Wees voorzichtig.'
  
  Ik knikte en haastte me toen naar buiten, het donker in. De handboor in mijn handen. Ik liep door de stad naar de Vijfde Straat en vond daar de oude, opzichtig beschilderde Chevrolet op een parkeerplaats achter de Drugstore.
  
  Ik was blij met de duisternis en blij dat er geen voetgangersverkeer op de parkeerplaats was. Het kostte me een paar minuten werk om het slot van de kofferbak open te krijgen. Toen ik het deksel opende, bemerkte ik tot mijn vreugde dat de bak leeg en schoon was. Ik kroop erin, trok mijn benen op en ging op mijn zij liggen als een foetus. Toen sloeg ik het deksel dicht.
  
  Het was donker in de kofferbak, maar de geluiden van buiten kon ik verrassend goed horen. Ik pakte de boor op en slaagde erin, hoewel verkrampt, hem omhoog te krijgen tegen de binnenkant van het deksel. Heel langzaam en vaak pauzerend om mijn verkrampte armen wat rust te gunnen, boorde ik twee kleine luchtgaten in het metaal, aan weerskanten van het slot. Hoewel ze klein waren, lieten de gaatjes toch een ruime hoeveelheid lucht binnen. Ze bevonden zich bijna recht voor mijn gezicht en de frisse lucht was mij bijzonder welkom.
  
  Ik had daar misschien een half uur liggen wachten, toen ik het autoportier hoorde dichtslaan en de wagen voelde trillen toen de motor werd gestart. Toen voelde ik dat we gingen rijden, een vreemde ervaring voor me, zo verkrampt liggend in de kofferbak.
  
  Ik raakte volkomen gedesoriënteerd. Het enige dat ik wist, door het rijgedrag van de auto, dat we een goed geplaveide weg hadden genomen. Hij bleef urenlang rijden en de bewegingen van de auto hadden een slaapverwekkende invloed op me. Ik dommelde in.
  
  Ik werd eenmaal wakker toen hij stopte om benzine te tanken en ik hoorde het geluid van de vloeistof die in de tank stroomde, versterkt door de holle ruimte waarin ik lag. Toen hij weer startte, realiseerde ik me dat de lucht die door de gaatjes naar binnen stroomde, koeler was geworden en ik voelde hoe de motor moest trekken. We gingen de bergen in.
  
  Ik was weer ingedommeld toen de wagen stopte. Ik luisterde ingespannen, maar er klonk geen geluid, zelfs niet het slaan van portieren en ten slotte besloot ik dat hij aan de kant van de weg was gaan staan om wat te slapen in de auto. Aangezien er voor mij ook niet veel anders op zat, volgde ik zijn voorbeeld.
  
  Een paar uur later werd ik gewekt door de motor die weer tot leven kwam en we vertrokken wederom. Ik gokte erop dat het al vroeg in de ochtend moest zijn en mijn benen waren verkrampt en stijf. Ik probeerde ze te masseren en kneedde met mijn rechterhand het bovenop liggende been. Maar het was helemaal zinloos. Het enige dat ik ermee bereikte, was dat mijn arm kramp kreeg.
  
  Plotseling werd ik wild door elkaar gegooid en ik voelde dat de wagen over een zandweg reed. Ik was nu blij dat al mijn ledematen zo verkrampt waren, want ze verhinderden dat mijn hoofd tegen het kofferdeksel werd geslagen. Ik voelde de wagen keren, vervolgens stoppen en ik hoorde stemmen. Toen reden we weer een stukje verder.
  
  Ik voelde dat de wagen op een helling werd geparkeerd en de motor sloeg af. Het portier sloeg dicht en het werd stil. Ik wachtte en nam aan dat we voor een hek waren gestopt, er toen doorheen waren gereden en daarna op een parkeerplaats waren aangekomen.
  
  Ik pakte de boor en begon langzaam een gat in het slot te boren om het open te laten springen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  Mijn handen waren zweterig en glad toen ik het slot plotseling voelde losschieten. Ik legde de boor neer, greep in mijn jasje en pakte Wilhelmina. De koele, stalen greep van de Luger voelde geruststellend aan.
  
  Ik duwde tegen het kofferdeksel en hij kwam een fractie van een centimeter omhoog. Zo bleef ik even luisteren. Er was geen geluid te horen en voorzichtig duwde ik hem nog iets verder open. Weer wachtte ik om te luisteren, met Wilhelmina stevig in mijn hand geklemd.
  
  Plotseling hoorde ik stemmen naderbij komen en ik liet het kofferdeksel weer terugvallen. De stemmen werden luider en vervaagden toen weer. Ik probeerde het deksel opnieuw en tilde hem heel langzaam centimeter voor centimeter op, zo nu en dan pauzerend om te luisteren. Ten slotte had ik hem hoog genoeg gekregen om naar buiten te kunnen loeren. Ik zag bomen, rotsen en gras.
  
  Snel kwam ik overeind, duwde het deksel helemaal open en sprong naar buiten waar ik op mijn knieën neerkwam. Achter me trok ik de kofferbak weer dicht. Een meter of wat verderop zag ik een dichte rij struiken. Ik kroop erheen en dook weg in de dichte schuilplaats.
  
  Mijn benen waren zo verkrampt dat ik ze nauwelijks kon strekken. Ik bleef zo liggen en begon langzaam mijn beenspieren te masseren. Langzaam voelde ik er weer leven in komen.
  
  De wagen stond op een kleine, aarden helling geparkeerd en verderop, aan het einde van de weg, zag ik een gazen omheining van drie meter hoogte met een poort, Bij de poort stond een geüniformeerde wacht en terwijl ik keek zag ik een wagen naderen. De bestuurder toonde wat papieren en de wagen werd doorgelaten. Hij reed langzaam, zoekend naar een plek om te parkeren en ten slotte vond hij er een dicht in de buurt van Harris' wagen.
  
  Twee mannen stapten uit. Een jongeling met een baard en een rode armband van het studentenprotest en een ouder iemand met een hard gezicht, lange haren en woeste, starende ogen.
  
  Mijn benen waren weer helemaal tot leven gekomen en ik stond op het punt uit de struiken te stappen toen er weer drie mannen langs geslenterd kwamen. Ze waren in een ernstig gesprek gewikkeld.
  
  'Op dat moment doet de werkelijke gelegenheid zich voor ons voor,' hoorde ik één van hen zeggen. 'Dat wordt onze kans om van opvoeding een wapen te maken in de maatschappelijke organisatie.'
  
  'Ja,' zei de ander instemmend. 'Voorzitter Mao heeft vaak gesproken over opvoeding als van vitaal belang in de ontwikkeling van de juiste houding tegenover de staat.'
  
  Ze verdwenen uit mijn gezicht en gehoor en ik kroop uit mijn schuilplaats. Ik liep om naar de andere kant van de aarden wal waartegen Harris zijn auto had geparkeerd en klom er tegenop om een beter overzicht van het geheel te krijgen.
  
  Verderop zag ik een stuk of wat houten gebouwtjes, een paar grote, vlakke gazons en verder dicht bebost terrein. De draadomheining liep langs de rand van het bos en verdween toen uit het gezicht tussen de bomen. Op diverse plaatsen stonden rommelig auto's geparkeerd en er bleven er meer bij komen. Zo hier en daar slenterden er mensen in groepjes.
  
  De plek, besloot ik, was een soort kamp geweest, met de gebruikelijke verzameling kampgebouwen: eetgebouw, recreatieruimte, slaapplaatsen. Ik zag obers, jonge Chinezen, die rondgingen met drankjes voor de verschillende groepen mensen. Al kijkend werd het me duidelijk dat geen van allen elkaar kende, tenzij misschien terloops. Vaak zag ik dat mensen van groep tot groep aan elkaar werden voorgesteld.
  
  Toen zag ik hem, zijn zwaargespierde rug naar me toegekeerd, pratend met twee anderen. Ze liepen weg over een pad dat buiten mijn blikveld viel. Ik was net van plan een brutale zet te doen, toen ik het onmiskenbare geluid van een helikopter hoorde, het diepe klop-klop van de rotorbladeren. Ik keek omhoog en zag een toestel zonder kenteken snel naar beneden komen.
  
  Een paar mannen in kelnerskledij kwamen snel het hoofdgebouw uit en draafden naar het vrij gemaakte veld waar de helikopter ging landen. Alle Chinezen gingen in een rij in de houding staan, terwijl de meeste anderen naar de rand van het veldje kwamen om toe te kijken.
  
  De cabine van de helikopter sloeg open en ik zag majoor Soe Jat, in burger, uit het toestel stappen. Ondanks het feit dat hij in burger was, bleef hij onbuigzaam en stijf. De toeschouwers braken in een luid applaus los. Hij permitteerde zichzelf een glimlach, wuifde even en stapte toen weg naar het hoofdgebouw toe.
  
  De anderen verspreidden zich weer, uiteen vallend in kleine groepjes. Sommige groepjes wandelden weg over de paden, anderen bleven staan om ernstig met elkaar te overleggen.
  
  Ik zag dat Harris zijn wandeling met de twee andere mannen voortzette en ik besloot de brutale zet te wagen. Verrek, ik ging net zo gekleed als zij. Ik liep van de wal af, om een rij geparkeerde auto's heen, nam een borrel van een voorbij komende kelner en mengde me onder de anderen. Een kleine knaap met een blote-billen gezicht en lange bakkebaarden knikte naar me en groette met zijn glas. 'Simon,' zei hij 'USC.'
  
  Ik glimlachte en beantwoordde de groet.
  
  'Alordo, Busby,' zei ik en liep verder.
  
  Ik passeerde een volgende groep en een lange man met lang haar van achteren en van voren kaal glimlachte tegen me.
  
  'Dromich, Universiteit van Tennessee,' zei hij.
  
  'Alordo, Busby,' zei ik en beantwoordde zijn glimlach.
  
  Langzaam liep ik verder langs een van de gebouwen. Op een van de drie treden naar de ingang van het gebouw toe zag ik een stapeltje handdoeken liggen. Massage & Sauna Club stond er bovenaan iedere handdoek. Toen ik nog eens naar het gebouw keek, zag ik dat het een lang gebouw was met een groot aantal deuren. Waarschijnlijk leidden die allemaal naar een aparte sauna.
  
  Ik stond op het punt verder te lopen toen ik Harris met de twee anderen mannen zag terugkeren. Ik draaide me snel om en liep tussen het saunagebouw en het hoofdgebouw door naar de achterkant en bleef uit het gezicht.
  
  Ik begreep niet waar dit allemaal over ging, behalve dat ik er middenin zat. En als ik nu niet tot de kern zou doordringen, zou het me nooit meer lukken.
  
  Twee kelners passeerden me met afval dat ze achter het gebouw dumpten en ze namen me beleefd op. Ik knikte glimlachend naar hen.
  
  Plotseling hoorde ik een luide bel, versterkt door een luidsprekerinstallatie, gevolgd door een stem.
  
  'Willen alle gasten zich in de eetzaal verzamelen,' begon de stem. 'De vergadering zal ieder moment beginnen.' Terwijl ik om de hoek van het gebouw gluurde, zag ik de anderen naar het grootste gebouw gaan. Ik bleef kijken en wachten en toen ze allemaal binnen waren, slenterde ik de trap op en glipte naar binnen. De ruimte was vol en ik nam de laatste stoel in de hoek waar ik me onopvallend liet neerzakken.
  
  Soe Jat, aan weerszijden geflankeerd door drie van zijn kelners, stond op een kleine verhoging aan de andere kant van de ruimte. Het geheel was een houten gebouw met balken die in het midden gebogen waren.
  
  Vóór Soe Jat, die met zijn handen op zijn rug stond te wachten tot iedereen was gaan zitten, stond een microfoon.
  
  Harris zat ergens voorin en was voorlopig niet in staat mij te zien.
  
  'Heren,' begon Soe Jat, 'onze lange periode van zorgvuldige voorbereiding is voorbij. Zoals u allemaal weet heb ik de laatste vier maanden dit meesterplan gecoördineerd en geleid, reizend van de ene stad naar de andere. Nu ben ik hierheen gekomen om de directe leiding van zaken op me te nemen. Maar aangezien de meesten van u elkaar nooit hebben ontmoet, geloof ik dat het gepast is in het kort een overzicht te geven van onze oogmerken en van de methodes die voor ons van belang zijn. Slechts zij die volledig het waarom begrijpen kunnen op de juiste manier voortgaan, zoals onze voorzitter Mao me zo vaak heeft gezegd. Toen ik het plan opvatte om een ernstige slag toe te brengen aan het Amerikaanse systeem en aan Amerika zelf, was dat het gevolg van het lezen van een artikel over een aantal ontdekkingen die resulteerden uit onderzoek en de experimentele mogelijkheden van de Amerikaanse universiteiten. Het drong tot me door dat het werkelijke hart van Amerika en zijn systeem, zijn kracht en zijn toekomst, niet zat in zijn industrie of zijn militaire bases, maar in de academies en universiteiten. Daar lag het werkelijke centrum van onderzoek en ontwikkeling van Amerika.
  
  Het atoom werd voor het eerst gesplitst door Fermi op de Universiteit van Columbia. Het enorme cyclotron van Harvard draagt elke dag weer een enorme kennis bij. Het hoofdkwartier van de NASA in Columbia is een mammoet-computervoorziening. Yales werk op oceanologisch gebied opent nieuwe horizonten, Berkeleys ruimteonderzoek, Bostons medische onderzoek, Iowa's ontwikkeling van chemicaliën voor bodemonderzoek. Neem elk wetenschappelijk terrein en u zal ontdekken dat de vooruitgang komt uit de universiteits-laboratoria. Daarnaast, natuurlijk, zijn er nog de kostbare voorzieningen, de uitrusting, de dossiers, de experimentele gegevens en de betrokken hersenen.
  
  Vernietig die dingen en Amerika wordt tientallen jaren teruggeworpen in de voortgaande ontwikkeling van wetenschappelijke kennis. Vernietig die belangrijke centra en een enorme slag wordt toegebracht aan het hart van de ordelijke, gevestigde opvoedkundige processen. De resulterende verwarring en ontwrichting kan zelfs niet geschat worden.
  
  Daarom werd het plan opgevat om ieder belangrijk onderzoek- en ontwikkelingscentrum voor iedere belangrijke Amerikaanse universiteit op te blazen.
  
  We hadden geweldig veel geluk met het uitbreken van studentenprotesten ten aanzien van een paar plaatselijke grieven. Het was eenvoudig die protesten aan te grijpen en ze met behulp van getrainde agenten te richten op rebellie, geweld, anti-maatschappelijk gedrag en klassenstrijd. Ons succes is boven verwachting geweest, vooral omdat protest en rebellie zo'n ingeworteld bestanddeel is van Amerika's gedachte over vrijheid van meningsuiting. Ieder van u hier aanwezig is zorgvuldig getraind in maatschappelijke revolutie en u heeft allen het idealisme van de studenten in andere kanalen geleid. Dit alles echter, zoals u weet, was slechts het rookgordijn, om de politie en de gemeenschap gewend te doen raken aan opstandig gedrag, chaotisch geweld en studentenonlusten. Nu zijn we gereed voor de werkelijke slag.
  
  Ieder van u staat aan het hoofd van een team, door uzelf gekozen en opererend binnen een van de belangrijke universiteiten die we hebben uitgekozen. In overeenstemming met het schema waarvan u allen een kopie heeft, wordt een ieder van u de verantwoordelijkheid gegeven de belangrijkste wetenschappelijke centra of uitrusting van uw universiteit op te blazen. In dit verband moet ik nog melden dat kameraad Vanya van de Universiteit van Florida, kameraad Brown van Alabama en Harris van Busby niet met succes door hun generale repetitie zijn gekomen. Ik verwacht echter succes bij de hoofdaanval.
  
  Soe Jat pauzeerde en haalde een lang vel papier te voorschijn. Ik bedacht me hoe zijn laatste mededeling Harris' uitzonderlijke verwarring verklaarde over het falen bij zijn bibliotheekactie.
  
  Wat er vervolgens gebeurde had ik niet voorzien.
  
  'Opdat we allemaal weten dat u aanwezig bent, zult u allemaal één voor één opstaan en uw naam noemen, uw aanvalsdoel en het aantal mensen dat u in uw harde kern hebt.
  
  Natuurlijk begrijp ik dat u allemaal gebruik zult maken van de hele studentenbeweging als dat in uw plannen past en wellicht bij afleidingsmanoeuvres. Wil de heer op de eerste stoel beginnen.'
  
  Ik keek naar de uitgang en zag dat die versperd werd door twee kelners. Het was verdomde duidelijk dat die kelners niets anders waren dan bewakers van Soe Jats persoonlijke veiligheidsleger.
  
  Ik glimlachte en richtte mijn blik weer op wat er gaande was. De knaap in de eerste stoel kwam overeind.
  
  'Corbell, MIT,' zei hij. 'Bij elkaar vier'.
  
  De volgende man stond op. 'Grundig, Harvard. Drie man,' zei hij.
  
  'Finch, Wisconsin,' zei de volgende. 'Vier man.'
  
  Weer iemand stond op en een volgende. Stoel na stoel. Rij na rij. Het was het afroepen van een lijst met alle belangrijke universiteiten van Amerika-Yale, Harvard, UCLA, MIT, Boston, Columbia, Pensylvania, Ohio - allemaal kwamen ze op de lijst voor.
  
  Ik luisterde met iedere vezel in mijn lichaam en gebruikte elk beetje concentratie dat me jaren geleden door een Hindoe fakir was geleerd, terwijl ik de rest van mijn bewustzijn uitschakelde om me volledig op de antwoorden van het gehoor te richten.
  
  De namen van alle mannen werden in mijn geest gegrift en ik herhaalde ze allemaal in mezelf om die impressie te verdubbelen. Ik zag ook dat Soe Jat iedere naam op de lijst naging. Ze waren nu bijna aan mij toe. Zo direct zou het mijn beurt zijn. Zo direct was het spel uit, tenzij ik een heleboel geluk had. Maar ik zou het in ieder geval proberen. En als het niet lukte, zou mijn enige kans zijn hard snel en meedogenloos toe te slaan.
  
  Ik zat bovenop de meest verraderlijke, duivelse, interne sabotage die ooit was bedacht, een complot dat even briljant als dodelijk voor Amerika was. Alle stukken pasten nu in elkaar. Iedereen hier, in deze zaal, was een Hengelaar Harris, een toegewijde terrorist. De man naast me ging weer zitten en ik stond op.
  
  'Carter, Tulane,' zei ik. 'Vier man.'
  
  Snel ging ik weer zitten en hield mijn adem in. Ik hoopte dat Soe Jat niet al te nauwkeurig controleerde. Maar hij deed dat dus wel. Zijn hoofd schoot omhoog en hij fronste zijn wenkbrauwen terwijl hij over de hoofden van de anderen in mijn richting staarde.
  
  'Ik heb geen Carter op mijn lijst,' zei hij. 'Sta alstublieft op.'
  
  Ik zag de andere hoofden naar mij omkeren, aarzelde even en wervelde me toen om terwijl ik twee schoten afvuurde met Wilhelmina. De twee kelners gingen onmiddellijk neer en ik dook naar de deur.
  
  Ik voelde handen naar me grijpen, maar ik schudde me los en snelde naar buiten. Degenen die het dichtst bij mij hadden gezeten waren de deur al uit en zaten me op mijn hielen. Ik hield stil om nog eens twee schoten te lossen. Er klonken kreten van pijn en verwarring toen de anderen kwamen aanhollen en over de lichamen van de eerste twee struikelden.
  
  Ik zag vanaf het hek kelners naar me toe komen en ik dook tussen de sauna en het eetgebouw. Aan de andere kant zag ik mensen om de hoek van het gebouw komen. Ik vuurde weer twee schoten af en ik zag ze naar de grond duiken om de kogels te ontwijken.
  
  Over een kleine strook grond rende ik naar de bossen en dook in het struikgewas toen de eerste kogels me achterna gefloten kwamen. Ze kwamen nu van alle kanten en het struikgewas was hier nog niet dicht genoeg om me dekking te geven. Het zwaar beboste terrein was zo'n zeventig meter verder, zeventig meter die ik nooit zou halen.
  
  Ik dook tussen de struiken op de grond, toen ik vlak voor me een groepje van Soe Jats mannen zag verschijnen over een lichte helling. Ze waren vooruit gerend en in een boog terug gekomen om mij de pas af te snijden. Ik richtte en schoot Wilhelmina leeg, terwijl ik grijnsde van tevredenheid toen ik ze zag neergaan als kegels op een kegelbaan. De anderen waren bij de schoten teruggedeinsd. Ze hadden er kennelijk geen zin in om op een pistool in te lopen dat wellicht op hen was gericht.
  
  Ik kwam overeind en rende terug naar het hoofdgebouw, recht op de hoofdmacht van mijn achtervolgers af. Weer kwam ik door de ruimte tussen de sauna en het hoofdgebouw. Ik wist dat zij me binnen een paar minuten te pakken zouden hebben, dus ik liet Hugo in mijn hand vallen en wierp hem in de grond bij de uiterste hoek van het sauna-gebouw. Zou ik het wapen nu gebruiken dan zou ik er misschien twee of drie te pakken kunnen krijgen, misschien meer, maar dan toch zouden ze me overmeesteren en ik zou zonder Hugo zitten. Op deze manier was hij veilig opgeborgen voor toekomstig gebruik, als er een toekomstig gebruik kwam. Zo niet, dan zou het ook geen enkel verschil meer maken.
  
  Ik kwam naar voren en van alle kanten stormden ze op mij af. Ik stopte met rennen en hieuw in op de eerste twee die eraan kwamen, een bebaarde man en een joch met een snor en woest haar. Ik smaakte het genoegen ze allebei bloed te zien spuwen toen ik ze vol in de keel raakte met een karateslag.
  
  Ik voelde meer gezichtsloze lichamen bovenop me springen, naar me grijpen en slaan. Twee slingerde ik er nog van me af, hoorde hun koppen kraken toen ze tegen elkaar aan sloegen, ik greep een losse arm en trok die met een ruk naar achteren en hoorde de eigenaar van het geval schreeuwen van de pijn toen hij brak.
  
  Maar het gewicht en het aantal kreeg me uiteindelijk te pakken en ik ging neer. Ik hield mijn gezicht naar de grond toe om zo veel mogelijk slagen te ontwijken. En, zoals gewoonlijk, liepen ze elkaar in de weg en alleen hun numerieke meerderheid hield me tegen de grond. Toen ik overeind werd gehesen, nog niet eens zo heel erg beschadigd, keek ik in een kring woedende gezichten. Ze begonnen nu op me in te rammen en te schoppen, terwijl anderen me stevig vasthielden.
  
  Een autoritaire en scherpe stem beëindigde het prijsschieten. Ik zag Soe Jat naderbij komen met twee van zijn persoonlijke agenten achter hem aan. Hengelaar Harris volgde hem op de voet en torende hoog boven de magere gestalte van de Chinees uit.
  
  'Wie is dat?' vroeg Soe Jat, terwijl zijn ogen zich in mij boorden. Hij richtte zijn vraag tot Harris.
  
  Spiermans keek me woest aan en gromde zijn antwoord. 'Nick Alordo,' zei hij. 'Of, in ieder geval, zo ken ik hem. Nog niet zo lang geleden is hij bij de beweging gekomen, hoewel ik al eerder over hem had gehoord. Een paar maanden ervoor heeft een nichtje van hem, werkelijk een prima kracht voor de beweging, over hem verteld.'
  
  Soe Jat bleef me aankijken, terwijl hij tegen Harris sprak. In zijn stem klonk een soort van geduldige vermoeidheid en berusting.
  
  'Dus een paar maanden is er over hem gesproken en toen is hij bij jou gekomen, is dat het?' vroeg hij.
  
  'Ja, meneer,' zei Harris. 'Hij had goede geloofsbrieven, papieren en gegevens van mensen uit Cuba. Ik ben hem nagegaan.'
  
  Soe Jat glimlachte een droevige, gelaten glimlach zonder mij los te laten met zijn ogen. Hij schudde heel even zijn hoofd.
  
  'Ik ben blij dat u dat heeft gedaan, meneer Harris,' zei hij. 'Maar u bent gebruikt en ze hebben het perfect gespeeld. Ik heb deze man nooit persoonlijk ontmoet, maar zo even heeft hij ons zijn werkelijke naam gegeven. Carter. Nick Carter. Hij staat ook bekend als AXE-agent N3, in de rang van Killmaster en waarschijnlijk de beste nog levende, buitenlandse agent.'
  
  Harris' ogen waren kleine, woedende pijlen en zijn lippen waren in een snauw weg getrokken.
  
  'Dat verklaart een heleboel,' snauwde hij, terwijl hij me woest aankeek. 'Op de een of andere manier heb jij die bibliotheek verziekt, niet? En dat verhaal dat die Rowan-trut vertelde, over dat zij in de kelder was, dat was ook onzin, niet? Daar had jij ook iets mee te maken.'
  
  'Bescheidenheid verbiedt me daarover te praten,' zei ik laconiek.
  
  Harris' grote vuist zwiepte uit in een explosie van woede.
  
  Ik voelde het bloed in mijn mond stromen toen ik plat op mijn rug tegen de grond sloeg. Die schoft kon hard slaan. 'Genoeg,' hoorde ik het scherpe bevel van Soe Jat.
  
  Ik werd weer overeind getrokken en een dun straaltje bloed liep over mijn kin.
  
  Het spijt me dat ik niet meer tijd aan u kan besteden, Mr. Carter,' zei Soe Jat tegen me. 'Maar we werken op een heel strak schema en we hebben nog aardig wat coördinerend werk te doen voor onze vergadering vandaag beëindigd is. Ziet u, onze plannen zijn zo geregeld dat zij op tijd werken. De eerste belangrijke laboratoria die vernietigd worden zijn die welke hier het dichtste bij zijn. Die van Busby, morgen.
  
  Het nieuws van die vernietiging zal het sein zijn voor de volgende vijf explosies, de dag daarop. Het nieuws van die vijf, het sein voor de volgende vijf. Het zal zich over het land verspreiden als de rimpels van een steen die in het water wordt gegooid. Door ze in kleine, opeenvolgende groepjes te laten plaatsvinden, zijn we in staat kleine wijzigingen of verbeteringen aan te brengen als dat nodig mocht zijn.'
  
  'Ik zorg wel voor deze schoft,' gromde Harris. 'Ik neem hem mee hier vandaan en sla zijn schedel in.'
  
  Met een geduldige gelatenheid keek Soe Jat naar de spierbundels, alsof hij te maken had met een geestdriftig kind zonder verstand.
  
  'Meneer Carter heeft ons al voldoende lijken bezorgd waar we weer vanaf moeten,' zei hij langzaam. 'Maar aangezien dat allemaal eigen mensen zijn zal dat later geen reactie geven. Bij Nick Carter, of bij Nick Alordo, echter zullen anderen gaan zoeken en ik wil niet dat zij in staat zijn iemand ergens van te beschuldigen. Ten slotte blijven een aantal van onze mensen deze club als dekmantel beheren. Nee, zijn schedel inslaan gebeurt niet. Jij zorgt voor een stuk touw, terwijl wij hem uitkleden.'
  
  Harris beende kwaad weg, terwijl anderen mij de kleren van het lijf begonnen te rukken.
  
  'Voorzichtig nou,' maande Soe Jat. 'Het moet er uit zien alsof hij zichzelf heeft uitgekleed en niemand scheurt zichzelf de kleren van het lijf.'
  
  In een oogwenk was ik naakt en ik zag Harris terugkomen met een eind waslijn.
  
  Soe Jat keek het na.
  
  'Dat moet dan maar goed zijn,' zei hij. 'Bind zijn armen tegen zijn zij. Draai het stevig om hem heen. Bind dan zijn enkels aan elkaar en dan zal het wel goed zijn.'
  
  Ik wist niet wat hij van plan was, maar ik gebruikte een oud middel dat soms helpt. Toen ze de lijn om me heen begonnen te wikkelen om mijn armen tegen mijn zij te krijgen, haalde ik diep adem en spande elke spier die ik had. Ik voelde hoe mijn schouder- en rugspieren opzwollen en hoe de krachtige spieren van onder- en bovenarmen uitzetten. Ik was gespierd genoeg, zodat het niet werd opgemerkt. Ik hield ze gespannen en bol tot zij klaar waren met binden en toen ontspande ik me. Ik was nog steeds heel stevig vastgebonden, maar toch was er een fractie speling in mijn boeien, een onzichtbare fractie. Mijn enkels werden samengebonden en toen twee mannen me overeind hielden zag ik Harris van achteren op me toe komen.
  
  'Opdat jij het maar weet, makker,' zei hij in mijn oor. 'Ik houd er niet van om overtroefd te worden en ik zal die meid wel even te pakken nemen.'
  
  Ik dacht aan Dianes heerlijke lichaam en wat hij ermee zou doen en ik voelde een teleurgestelde woede in me opkomen.
  
  Maar nu nam Soe Jat weer het woord.
  
  'Onze ongewenste gast, meneer Carter,' zei hij, 'gaat een ongewenst saunabad nemen. We zullen een paar kleine veranderingen aanbrengen in het normale verloop van een sauna. In plaats van stoom die op een bepaald punt wordt teruggedraaid en in plaats van een ventiel dat voor de veiligheid wordt opengelaten, blijft de stoom komen en wordt het ventiel gesloten.'
  
  'Voor enige tijd zal meneer Carter kunnen genieten van de geneugten van een sauna, maar dan wordt de stoom ondraaglijk en eindeloos. Tegen de tijd dat we klaar zijn met onze vergadering, moet hij wel grondig gestoomd en grondig dood zijn. Het zal niet lang duren, of de stoom, op volle kracht ingeschakeld, zal hem het ademhalen onmogelijk maken.'
  
  'En dan komen jullie naar binnen, maken de lijn los en het zal allemaal op een tragisch ongeluk lijken,' maakte ik voor hem af. 'Iemand die besloot op eigen houtje van jullie sauna gebruik te maken en die niet voorzichtig genoeg was.'
  
  Soe Jat glimlachte.
  
  'Precies,' zei hij. 'Zet hem in het eerste vertrek en hang zijn kleren netjes in de stoomvrije kast bij de deur.'
  
  Mijn vel werd half blauw toen ze me half dragend en half slepend naar het saunagebouw brachten. Het was kil in de bergen en die verrekte stoom zou wel lekker zijn, voor even dan.
  
  Ze brachten me in een klein vertrek, zetten me neer op een bank langs de muur en vertrokken. De stoom begon het vertrek binnen te stromen via gaten in het plafond en ik hoorde dat de deur van buitenaf op slot werd gedaan.
  
  Ik keek snel om me heen voor de stoom de ruimte zou verhullen. Het vertrek was kaal, afgezien van de bank waarop ik zat en die aan de muur was vastgemaakt.
  
  Er was niets dat ik kon gebruiken om me te helpen, zelfs als ik ernaar toe had kunnen hobbelen. Er was alleen maar het vertrek, de stoom en ik. En die stoom kwam nu in dichte wolken naar binnen, verduisterde de muur tegenover me en daarna de hele ruimte. Ik voelde hoe het zweet uit mijn poriën begon te stromen.
  
  Dat was zo'n moment dat ik wenste dat ik wat dikker was, zodat ik meer zou zweten. Ik kwam overeind, ietwat onzeker door mijn gebonden enkels. Ik wreef mijn rug tegen de muur en voelde hoe de lijn een heel klein beetje bewoog. Maar ik zweette nog niet genoeg. Wilde het werken, dan moest ik nat en glibberig zijn.
  
  Maar mijn longen begonnen droger te worden en ik voelde dat het moeilijker werd om adem te krijgen. De stoom was nu een verstikkende, drukkende wolk die alles bedekte. Ik kon zelfs mijn eigen voeten niet meer zien.
  
  Ik probeerde niet al te diep adem te halen, maar dat werd steeds moeilijker en ik voelde me licht in mijn hoofd worden. Ik worstelde me overeind en begon mijn rug weer tegen de muur aan te wrijven.
  
  Ik zweette nu hard, maar was het hard genoeg? Ik voelde de bovenste wikkeling van de lijn iets bewegen en over mijn glibberige huid glijden, maar met iedere poging ademde ik nieuwe wolken stoom in. De temperatuur van het hok vloog gevaarlijk omhoog en mijn huid zweette niet alleen, maar begon nu ook te schroeien.
  
  Ik verdubbelde mijn pogingen tegen de muur en ademde nog meer van die hete, verzengende stoom in. De lijn begon te glijden langs mijn zwetende huid, maar ik voelde een vreselijke zwakte over me komen. Het was een ongelijke wedstrijd, die de meedogenloze stoom aan het winnen was.
  
  Ik liet me op mijn knieën op de bank zakken en draaide me opzij, terwijl ik elke gram wegebbende kracht gebruikte om met mijn arm langs de muur te schuren. Ik voelde de lijn nu sneller naar beneden glijden en plotseling glipte hij over mijn elleboog. Dat was alles wat ik nodig had. Ik wurmde mijn rechterarm vrij, liet me achterover op de bank vallen en rolde op de vloer.
  
  Ik duwde de lijn naar beneden en kreeg nu beide armen vrij. Ik probeerde niet mijn enkels vrij te krijgen. Ik kon nauwelijks meer ademhalen, mijn ogen traanden en mijn hoofd zwom. Ik schudde het toen ik over de grond naar de deur kroop.
  
  Ik trok me aan de deurknop op. De combinatie van een zwak slot en een laatste krachtexplosie deden de deur bezwijken en ik viel in een kleine alkoof waar de kast met kleren stond. Maar lucht, prachtige en schitterende lucht kwam door een kier in de buitendeur naar binnen gesijpeld en ik lag daar en slokte het op. De stoom wolkte achter me naar buiten, maar het had nu geen effect meer nu het via de kieren van de buitendeur weg dreef.
  
  Ik maakte de boeien rond mijn enkels los, hees mezelf overeind en kleedde me aan. Langzaam maakte ik de deur open en gluurde naar buiten. Het terrein was verlaten, hoewel ik wist dat er beneden bij het hek wachtposten stonden. De anderen zaten allemaal aan bij de vergadering.
  
  Ik glipte naar buiten en sloot de deur weer achter me. Ik haalde Hugo op waar ik hem had achtergelaten, in de grond gestoken bij de hoek van het gebouw. Er bestond maar één manier om hier snel uit te komen en die enige kans van slagen had. Dat was per auto. Maar daarvoor had ik de sleutels van die auto nodig en voor die sleutels had ik weer een autobezitter nodig.
  
  Ik spurtte over de open ruimte en dook achter een rij struiken, net voorbij een stel geparkeerde auto's. Ik was geen seconde te vroeg, want de deur van de vergaderzaal ging open en mensen begonnen naar buiten te stromen. Met korte hoofdknikjes en handdrukken liepen ze naar hun auto's en ik zag Soe Jat en Harris in de richting van het saunagebouw lopen.
  
  Ik had gehoopt dat hij me daar pas op het allerlaatste moment zou controleren, maar zo veel geluk had ik niet. Ik verstrakte toen een man met een slordige baard in de richting van een oude Buick liep die dicht bij me stond. Hij was bij het portier van de Buick toen er een kreet klonk bij de sauna.
  
  Een paar mensen waren al in hun auto's gestapt en reden nu op weg naar het hek. Zij die nog in de buurt waren, stopten en renden naar Soe Jat die bevelen stond te schreeuwen. De man voor me maakte aanstalten om terug te gaan naar het toneel van opwinding en ik handelde snel.
  
  Laag gebukt kwam ik uit de struiken, beschermd door twee auto's die dicht naast elkaar stonden geparkeerd.
  
  Ik wierp Hugo in een harde, rechte lijn en zag de stiletto tot aan het heft wegzinken net onder het schouderblad. Ik had hem al te pakken voor hij de grond raakte en liet hem voorzichtig zakken. Ik trok Hugo uit zijn lichaam, veegde de heldere vlekken af aan zijn jasje, pakte zijn autosleutels en reed de auto langzaam uit zijn parkeerplek.
  
  Ik reed langs Soe Jat die druk bevelen stond te geven, langs groepjes mensen die met gealarmeerde, bezorgde stemmen spraken. De oprijlaan naar het hek lag voor me en was vrij, maar de bewakers waren net bezig het hek te sluiten achter een van de wagens die al vertrokken waren. Ik beschreef een wijde boog en reed ongehaast naar het hek toe.
  
  Ik was er ongeveer vijftig meter vandaan toen ik het gaspedaal tot op de plank intrapte. De oude motor was nu niet bepaald het meest vurige ding hier op aarde en het duurde eindeloos voor hij goed en wel op gang kwam. Maar de wagen was zwaar en stevig. Ik zag de bewakers opzij springen en hun wapens trekken. Ik raakte de poort en hij vloog alle kanten op toen ik er doorheen denderde.
  
  Kogels boorden zich door de achterruit, maar de eerste bocht lag vlak voor me. Ik nam hem op twee wielen. Ik hoorde het geluid van andere wagens die gestart werden en ik wist dat een ieder van die goorlingen zijn uiterste best zou doen om mij te pakken te nemen. De hele zaak draaide er om dat ik hier niet weg mocht komen. Ik had geen flauw idee waar ik me bevond, behalve dan dat ik wist dat ik ergens in de bergen zat. En de wegen kronkelden als slangen. De wagen gedroeg zich als een tank en de motor zwoegde om iets te produceren dat op snelheid leek. Mijn enige troost was dan nog dat de andere wagens die ik had gezien ook behoorlijk versleten waren.
  
  Ik probeerde alle bochten met twee wielen te nemen, maar al snel besloot ik dat de wagen er noch de wegligging, noch de veren voor had om zo'n grap uit te halen. Toen ik een vork in de weg bereikte, nam ik de rechter afslag en al snel realiseerde ik me dat dat een vergissing was. De weg voerde me dieper de bergen in en ik merkte dat het een smalle, steile zandweg was die langs de rand van een ravijn liep. Achter me hoorde ik motoren bulderen en ik zocht naar een afslag, of zelfs maar een plek om te keren, maar er was er geen. Mijn handen op het stuur raakten verkrampt en ik probeerde me wat te ontspannen. De oude wagen was dan wel moeilijk te hanteren, maar ook weer niet zo moeilijk bij dit soort snelheden op dit soort wegen. Ongemerkt was ik gespannen geraakt. Toen ik hoger de bergen in kwam wierp ik een blik op de benzinemeter. Hij was nog voor een kwart vol, waarschijnlijk net voldoende om uit de bergen te komen tot aan het eerste pompstation. Door de kronkelingen in de weg kon ik flitsen opvangen van wat er achter me gaande was en tot mijn grimmige tevredenheid zag ik dat ik op mijn achtervolgers uitliep.
  
  Ik hoefde nu alleen nog maar een weg te vinden die naar beneden leidde. Mijn ademhaling werd wat rustiger. Maar toen hoorde ik het: het diepe weergalmende, zoevende geluid van de rotobladeren en ik zag de helikopter over de bergkam komen, op die eigenaardige, zijwaartse manier. Hij daalde tot vlak naast me, boven het ravijn naast de weg.
  
  Ik was hulpeloos, kat in het bakkie, of beter; kat in het racebakkie. Een van de mannen in de helikopter was Soe Jat en ik zag hem een machinegeweer door een opening in de cabine naar buiten steken. Kletterend sloegen de gaten in het dak boven mijn hoofd. Ik liet me laag onder het raampje zakken, het stuur met beide handen vasthoudend en tuurde over de rand van het dashboard.
  
  Er was geen ruimte om te zigzaggen of te draaien, maar ik haalde mijn voet van het gaspedaal en de wagen reageerde onmiddellijk. Het tweede salvo van het machinegeweer ging zonder schade aan te richten voor me langs en ik zag dat de helikopter moest zwenken en terugkeren voor een volgende poging. Ik kon Soe Jat bijna horen vloeken.
  
  Ik trapte de gaspedaal weer volledig in toen de weg vlakker werd en de helikopter weer op gelijke hoogte met me kwam. Weer ratelde het machinegeweer en weer remde ik af, maar ditmaal liet ik de gaspedaal slechts even los, trapte hem direct weer in en liet weer los.
  
  De wagen schoot vooruit, remde af, schoot weer vooruit en vertraagde weer. Ik hoorde de kogels in de dakrand slaan en langs de voorruit fluiten. De piloot zwenkte en ik schoot naar voren.
  
  Ik vroeg me af hoe lang ik dit nog vol kon houden. Iedere keer dat ik afremde, kwamen de achtervolgende wagens dichterbij. Misschien kwam hij op een valwind terecht en sloeg hij tegen de rotswand te pletter, zei ik hoopvol tegen mezelf. Ik gluurde door het raam en zag hem aankomen voor een volgende poging.
  
  Ik was op hem voorbereid en af en toe wierp ik korte blikken uit het raam om te zien wanneer hij weer naast me kwam. Maar dat deed hij niet en plotseling begreep ik dat hij boven me bleef hangen. Het scheurende geluid van kogels in metaal meldde de kogels uit het machinegeweer boven mijn hoofd.
  
  Soe Jat schoot in woeste cirkels. Kogels sloegen in de rugleuning van de voorbank. Ik had geen enkele keus. Binnen een paar seconden zou ik een kogel door mijn schedel krijgen. Ik rukte aan het stuur in een poging uit te wijken en de wagen te laten zwaaien. Maar de weg was te smal en te ongelijk. Ik voelde de voorwielen de rand raken en er overheen gaan. Ik probeerde terug te sturen, maar de wagen luisterde niet meer en ik ging over de rand van de weg.
  
  De wagen dook naar beneden en ik ving een glimp op van een eindeloos ravijn, dan een helling met rotsen, groepjes berglauriers en struiken. Ik rolde me op tot een stevige bal, mijn hoofd tussen mijn knieën, de rug tegen het portier. Ik wist wat er zou gebeuren als we neerkwamen. Misschien had ik mazzel. Misschien was het het einde van de reis. De wagen kwam op zijn linker voorkant neer, waardoor een wiel brak en de hele linkerkant wegsloeg. Maar het was geen verpletterende, frontale botsing geweest, het dak was er nog, de rest was er nog en het portier vloog open en ik werd er uit geslingerd.
  
  Ik voelde de scherpe klappen van twijgen en bladeren, toen de verscheurende, verpletterende klap tegen een rotsblok en de wereld begon te tollen en donker te worden. Ik rolde nog steeds toen ik het scheurende en brekende geluid van metaal en glas hoorde en vervolgens de explosie.
  
  Ik voelde de hete adem van oplaaiende vlammen op de opstijgende lucht van beneden me, vlak voor ik het bewustzijn verloor. De stilte kwam snel en de wereld zakte weg.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Het was weer donker toen ik mijn ogen open deed, alleen een ander soort donker, het donker van de donkerste nacht. Ik bleef stil liggen; alleen mijn ogen bewogen en ik zag opschitterende sterren, terwijl ik de lucht boven me verkende, bijna abstract, als een kind dat wakker wordt en zijn aandacht richt op de eerste dingen die het ziet.
  
  Na een tijdje probeerde ik een arm te bewegen. Het deed zeer als de pest, maar hij bewoog. Ik klemde mijn tanden op elkaar en duwde mezelf overeind tot in zittende positie. Ik zat verward in een aantal struiken en was bijna geheel bedekt door het grove gebladerte.
  
  In de lucht rook ik nog de resten van verbrand rubber en benzine. Langzaam zette ik de dingen weer op een rijtje en reconstrueerde wat er was gebeurd. Ik was er uit geslingerd, herinnerde ik me, en de wagen was alleen verder gegaan naar beneden om in een enorme vuurbal te ontploffen.
  
  Ze hadden kennelijk met de helikopter het terrein afgezocht en besloten dat ik in de wagen had gezeten. Ik was dood en zij waren verder gegaan om hun plannen uit te voeren. Ik hees mezelf uit de struiken, terwijl alle botten en spieren het uitschreeuwden van de pijn.
  
  Ik vroeg me af hoelang ik daar had gelegen. Zeker uren. En door de wijze waarop mijn hoofd klopte en bonsde, begreep ik dat ik in een soort van coma moest hebben gelegen. Ik zag een vleugje grijs in de lucht en wist wat dat betekende. Ik begon van de helling naar beneden te glijden, terwijl mijn door pijn geteisterde lichaam om genade smeekte. Maar ik hield vol en viel bijna dankbaar in een bergstroompje waar ik het gedroogde en aangekoekte bloed van mijn gezicht en handen waste.
  
  Het menselijke lichaam is een vreemd ding. Het smeekt om genade en gilt het uit van de pijn, maar als je er geen aandacht aan schenkt begint het zichzelf te herstellen, min of meer terug te slaan, en weet het van geen opgeven. Ik schonk er geen aandacht aan en tegen de tijd dat ik de weg bereikte kon ik me al sjokkend voortbewegen.
  
  De ochtend kwam nu snel en ik rende de bergweg af, in de wetenschap dat ik pas hulp en huizen zou vinden als ik het dal had bereikt. Toen de weg tenslotte vlak werd zag ik een boerderij en een gedaante in overall die naar een trekker toe liep die aan de kant van de weg stond.
  
  Ik was er gelijk met hem en hijgend liet ik me tegen het grote wiel aan vallen.
  
  'Los Siena,' hijgde ik. 'Hoe ver is het naar Los Siena?'
  
  Hij nam me met ernstige ogen op.
  
  'Ik dacht zo'n kilometer of vijfhonderd,' zei hij.
  
  Inwendig kreunde ik. De zon kierde al over de horizon. Harris was er natuurlijk al, klaar om er op los te gaan. En de explosie in Busby zou de rest aan de gang brengen. 'Kan ik uw telefoon gebruiken?' vroeg ik de boer. 'Luister ik ben een regeringsagent. Het gaat om een zaak die van uitzonderlijk belang is voor het land.'
  
  De man kneep zijn lippen opeen, keek me lange tijd aan en klom toen van de trekker.
  
  'Ik denk niet dat het veel kwaad kan als je mijn telefoon gebruikt,' zei hij, 'wie je ook bent.'
  
  'Ontzettend bedankt,' zuchtte ik opgelucht.
  
  Zijn telefoon bevond zich in een schuur dichtbij en we gingen het koele, nog donkere bouwsel binnen. Ik draaide het nummer in Los Siena dat Hawk me had gegeven, 0101. Er kwam een telefoniste aan de lijn.
  
  'Het spijt me meneer,' zei ze koel, efficiënt en onpersoonlijk. 'Er schijnen moeilijkheden te zijn met de verbindingen naar Los Siena. Er komen geen berichten door. We denken dat er ergens een breuk in een kabel is.'
  
  Ik hing op. Breuk? Bekijk het. Ze hadden hem ongetwijfeld doorgesneden. Deze operatie was voorbereid met een brutale doeltreffendheid en men had alle mogelijkheden voorzien. Vijfhonderd kilometer. Zelfs al had ik een auto, dan kwam ik nog te laat. Ik zag dat de boer naar me keek.
  
  'Is hier in de buurt misschien een vliegveld?' vroeg ik. 'Ik heb een vliegtuig nodig.'
  
  'Geen vliegveld,' zei hij. 'Maar Charley Dodd heeft een toestel, dat hij gebruikt om gewassen te besproeien. Hij haalt er aardig wat extraatjes mee op. Hij woont even verderop aan de weg. De volgende boerderij.
  
  Ik riep dank je wel en rende de weg af.
  
  Charley Dodd was net op en ik zag het vliegtuig buiten zijn schuur staan. Het was een oude hoogdekker.
  
  Ik had vijftig dollar bij me en die liet ik voor zijn gezicht wapperen, terwijl ik hem zei dat ik naar Los Siena wilde en dat zo snel mogelijk. Ik hoopte dat hij het zou aannemen, want als hij het niet deed zou ik het toestel toch pakken. Maar hij nam het aan en binnen een paar minuten zaten we in de lucht.
  
  'Ik ken Los Siena niet,' zei hij tegen me. 'Ik weet niet of daar een vliegveld is.'
  
  'Ik wil geen vliegveld,' zei ik. 'We vinden wel ergens een veldje buiten of in de stad.'
  
  Hij keek me vreemd aan, maar hij had zo onderhand besloten datje niet vaak vijftig dollar verdient vóór je ontbijt en dat het beter was niet al te veel vragen te stellen.
  
  We bereikten Los Siena toen de zon al op was en de dag net begonnen. Ik wees een strookje land aan langs de spoorlijn aan de rand van de stad. Hij zette het vliegtuigje keurig neer.
  
  Ik liet me op de grond vallen en rende al, nog voor hij zijn motor weer aan de gang had. Ik zag een taxi en hield die aan.
  
  'Busby campus,' zei ik. 'En snel.'
  
  'Daar is niets te doen,' zei de chauffeur. 'Alle opwinding is in het centrum vóór het stadhuis. Er is daar een grote studentendemonstratie aan de gang. De hele stad zit zo vast als een huis. Elke smeris zit daar om de boel zo goed mogelijk in de hand te houden.'
  
  Ik trok een grimas. Het liep geheel volgens plan.
  
  Harris had een afleiding gecreëerd die alle aandacht weghaalde van de campus en de wetenschappelijke laboratoria daar. Ik wist niet wat ze daar hadden, maar er stond minstens één cyclotron.
  
  We bereikten de campus en ik gooide al mijn kleingeld in de hand van de taxichauffeur. Het gebouw voor wetenschappelijk onderzoek bevond zich direct achter de bibliotheek. De campus zelf was opmerkelijk stil, merkte ik. De meeste studenten hadden zich verzameld om getuige te zijn van deze grote demonstratie in de stad. Ik rende het gebouw voor wetenschappen binnen en stopte toen even om naar de stilte te luisteren.
  
  Toen ik niets hoorde volgde ik de pijl waarop stond: NUCLEAIR ONDERZOEK en rende een gang door. Toen ik een hoek omsloeg viel ik plat op mijn gezicht en ik keek om te zien waar ik over gestruikeld was. Het was het stille lichaam van één van de geüniformeerde bewakers met een keurig gaatje in zijn hoofd.
  
  Ik stond op en rende verder, een enorm vertrek in waar een geweldige machine het gehele middendeel van de ruimte in beslag nam. Hij was glanzend en metaalkleurig, met loopbruggen, open balkons en trappen er omheen.
  
  Het schot weerklonk hol toen een kogel op nog geen centimeter van mijn hoofd in de muur sloeg. Ik dook op de grond, rolde me om en kwam onder een van de trappen terecht. Ik zag een rode flits.
  
  Het was een lid van Soe Jats persoonlijke legertje, kennelijk met Harris meegekomen om Carmine en Manny te vervangen. Hij liep over een balkon boven mijn hoofd; en ik zag Harris verschijnen met een lang lont in zijn hand. Hij was duidelijk bezig met het plaatsen van een explosieve lading, en ongetwijfeld betrof het hier het doodgewone, ouderwetse en zeer betrouwbare dynamiet.
  
  'Vuile hoerenkop,' hoorde ik hem schelden toen hij mij zag. 'Ik geloof het niet.'
  
  De Chinees in het rode jasje kwam naar beneden op me af en ik wist dat ik geen partij voor hem was zonder pistool. Toen zag ik de tweede Chinees op het balkon. Ik zette mezelf schrap, schatte de korte afstand naar de deur en rende er op af, wetend dat zij mij zouden zien.
  
  'Grijp hem,' hoorde ik Harris schreeuwen. 'Hij mag het gebouw niet uit komen.'
  
  Ik was al in de gang en stopte net buiten de deur. Ernaast drukte ik mezelf plat tegen de muur.
  
  Ik hoorde de voetstappen van de man de trap af kletteren. Toen kwam hij uit de deur naast me schieten.
  
  Ik draaide me om en liet Hugo diep in zijn maag zinken. Zijn ogen verwijdden zich en lucht liep uit zijn longen als uit een lekgeprikte ballon. Ik legde hem voorzichtig en stil op de grond en pakte zijn pistool. Ditmaal kroop ik de ruimte weer binnen en tegen de trap op naar de eerste omloop. Ik zag de tweede Chinees, het pistool in de hand, aan het einde van het balkon en Hengelaar Harris aan het andere uiteinde. Ook zag ik zes pakjes dynamiet, die zo waren geplaatst dat ze het cyclotron half omgordden. Harris was aan het einde net bezig de lont aan te steken. Deze zes ladingen zouden, wanneer ze eenmaal ontploften, de hele tent aan flarden blazen. Na-ontploffingen en een brand zouden op heel doeltreffende wijze met de rest van het gebouw afrekenen.
  
  'Ik vraag me af of hij Carter te pakken heeft gekregen,' hoorde ik Harris zeggen. Maar toen antwoordde hij zelf: 'Het doet er eigenlijk niet toe. Mochten ze komen, dan zijn ze te laat. Ik heb snelle lonten gebruikt.'
  
  De Chinees draaide zich om, zag mij en verstijfde een ogenblik. Hij probeerde zijn pistool omhoog te krijgen, maar ik schoot als eerste en mijn kogel trof hem in de borst. Hij viel achterover, rolde om en tuimelde van het balkon af. Ik had geluk gehad, maar plotseling was het gedaan met mijn geluk.
  
  Nu vuurde Harris en zijn schot trof mijn pistool, sloeg het uit mijn hand en mijn arm scheen te ontploffen in een scherpe, stekende pijn. Hij vuurde opnieuw, maar ik rolde weg, terwijl ik de pijn negeerde en merkte dat ik van het smalle balkon viel.
  
  Ik stak mijn arm uit en greep me ergens aan vast. Het was glad en koud, en het bleek een van de ronde, stalen palen te zijn die de balkons en loopbruggen ondersteunden. Ik klemde me er aan vast, schampte langs een leuning en belandde toen op de vloer.
  
  Ik hoorde Harris' voetstappen de trap afsnellen aan de andere kant van het cyclotron. Ik hees mezelf overeind en rende om het apparaat heen. Hij zou nu achter me aan moeten komen en ik had Hugo in mijn hand. Als ik die kans van een fractie van een seconde kreeg, dan zou het ons wel lukken, Hugo en mij.
  
  Ik wachtte, maar hij kwam niet en plotseling wist ik wat hij had gedaan.
  
  Ik sprong overeind en rende als een wrekende engel de trap op. De lont brandde op een paar centimeter van het eerste pakje dynamiet toen ik het balkon bereikte. Nu rende ik niet meer. daar was geen tijd meer voor. Ik nam een duik voorover om over het gladde metaal te glijden. Mijn hand sloot zich om de brandende lont en ik hield mijn adem in van de pijn. Ik opende mijn geschroeide handpalm en sloeg op de lont om het werk af te maken. Sputterend ging hij uit, op minder dan drie centimeters van het pakje dynamiet.
  
  'Verdomd, makker,' zei ik hardop. 'School is heel wat gevaarlijker dan vroeger.'
  
  Ik stond op en liep de trap af. Harris was verdwenen en plotseling herinnerde ik me zijn woorden in het bergkamp.
  
  'Ik hou er niet van overtroefd te worden en ik zal die meid te pakken nemen. '
  
  Ik rende naar buiten, het heldere zonlicht in, op weg naar het huis van Diane Rowan. Misschien was ze niet thuis en was hij naar een schuilplaats vertrokken. Misschien was ze op haar kantoor. Ik kon niet het risico nemen dat niet te controleren. Ze was er niet en ik vervloekte de verloren tijd.
  
  Het was nooit ver geweest van de campus naar haar huis, maar nu leken het wel kilometers. Ik ramde de deur en hij vloog open en zij verscheen uit de eetkamer. Ze zag er heerlijk uit in haar witte blouse en haar witte broek. 'Nick,' zei ze, terwijl een warm welkom in haar ogen sprong.
  
  Ik bleef een ogenblik staan, alleen maar kijkend terwijl mijn hart me in de schoenen zonk.
  
  'Blijf hier,' zei ik en ik draaide me om en rende weer naar buiten.
  
  Hij had Diane helemaal niet bedoeld. Hij had natuurlijk begrepen dat ik hem alleen maar had kunnen volgen als Patty tegen me had gepraat. Ik rende de straten door naar mijn flat en daar aangekomen nam ik de trap met vier treden tegelijk.
  
  Ze lag op de grond, snakkend naar adem, terwijl een rode vlek boven haar linkerborst haar kleren doorweekte. Hij was zich net aan het verspreiden, dus het kon nauwelijks langer dan een minuut eerder zijn gebeurd. Maar op mijn weg naar boven was ik hem niet tegengekomen.
  
  Ik rende de gang op en ging naar boven, naar het dak. Daar was hij. Hij stond aan de rand en probeerde het dak van een naastliggend huis te bereiken, maar besloot toen dat de afstand te ver was. Op het moment dat ik het dak bereikte, zag hij mij. Hij tastte in zijn jasje en bracht zijn pistool te voorschijn.
  
  Ik dook weg achter een bakstenen schoorsteen toen het schot klonk en een stuk baksteen net boven mijn hoofd wegvloog. Er was een gat waar een steen ontbrak en ik gluurde er doorheen. Hij kwam op me af. Ik liet Hugo in mijn hand vallen, wachtte, schatte de afstand door het kijkgat en sprong toen naar voren terwijl ik het mes door de lucht liet vliegen.
  
  Zijn reflexen waren snel en hij slaagde erin zich net op tijd weg te draaien, waardoor Hugo hem miste. Hij probeerde een schot te lossen, maar allebei hoorden we het geluid van een hamer op de lege kamer.
  
  Ik kwam weer te voorschijn en ging op hem af. Alle woede die zich in mij had verzameld, barstte nu los en het stervende meisje beneden, dat vreemde, lieve, onschadelijke meisje beneden had me een ziedende woede meegegeven. Ik haalde uit en mijn rechtse dreunde vol tegen zijn kaak voor hij zichzelf in positie had weten te brengen. Het was een klap waarmee de gemiddelde burger zo'n twee meter door de lucht zou vliegen. Harris' enorme hoofd schoot achterover, hij wankelde en een ogenblik draaiden zijn ogen. Ik bracht een harde linkse, maar zijn arm kwam omhoog en mijn slag schampte af tegen zijn kaak. Hij sprong nu naar voren en denderde tegen me aan.
  
  Ik had een tegenstoot verwacht, maar ik was niet voorbereid op dat enorme lichaam waar ik bijna volledig onder bedolven raakte. Ik voelde dat ik achterover viel, met hem boven op me.
  
  Zijn sterke gewichthefferspieren dwongen me neer en ik voelde hoe mijn hoofd naar achteren werd gedrukt. Hij plaatste een hand op mijn voorhoofd en duwde.
  
  Ik slaagde erin een hand onhoog te krijgen en ramde hem op zijn armgewricht. Het klapte dubbel en die enorme hand gleed van mijn voorhoofd. Ik zette me met mijn hakken af op het teer van de dakbedekking, stootte hem van me af en kwam overeind.
  
  Hij kwam op me af als een aanvallende beer en ik pareerde die woeste aanval met een moorddadige rechtse die mijn eigen schouder deed knarsen toen ik hem raakte. Hij wankelde achteruit, even maar, en toen zag ik dat bij zijn enorme kracht een geweldige woede was gekomen. Hij greep naar me en kreeg mijn arm te pakken in een van zijn geweldige handen.
  
  Ik probeerde me los te wringen, maar hij gaf een ruk en ik viel naar voren. Ik voelde zijn handen op mijn lichaam, ik werd opgetild en zeilde door de lucht. Hard kwam ik neer op de rand van het dak en het grint boorde zich in mijn rug. Ik probeerde van de rand weg te rollen, maar hij was al weer bovenop me en duwde me terug. Ik zag de gapende ruimte onder me.
  
  Hij duwde harder en ik voelde mijn lichaam over de rand gaan. Een hand lag op mijn kaak, zijn andere duwde tegen mijn heup. Ik had niet veel hefboomkracht en binnen de kortste keren zou ik helemaal niets meer hebben. Ik zette mijn knie in zijn kruis en plaatste mijn hak tegen het geteerde dak. Ik gebruikte elke spiervezel in mijn been toen ik begon te drukken. Even weigerde hij mee te geven, maar toen kreeg de pijn hem te pakken en hij begon te wijken.
  
  Dat was alles wat ik nodig had om mijn voet omhoog te krijgen en hem op dezelfde plaats een schop te geven. Harris liet een brullend getier horen toen hij viel en ik strompelde van de rand weg.
  
  Nu draaide hij om de stenen schoorsteen heen en toen hij weer verscheen had hij een stuk hout in zijn hand, vijf centimeter dik en tien breed, met een roestige spijker aan het uiteinde. Een grof, maar gevaarlijk wapen en dodelijk bij een man met zijn kracht.
  
  Ik week achteruit en bleef zo veel mogelijk uit de buurt van de dakrand. Ik probeerde een omtrekkende beweging te maken, maar hij was snel en soepel. Zijn benen dansten om in positie te blijven, terwijl hij het stuk hout dreigend opgeheven hield. Plotseling veinsde ik een duik naar zijn benen. Hij zwaaide het eind hout naar beneden, maar ik was er niet. Nu kreeg ik wat meer bewegingsvrijheid en kwam ik met mijn rug voor de open deur te staan die naar de trap naar beneden leidde. Met een snauw kwam hij op me af, denkend dat ik die trap af wilde gaan. Dat wilde ik hem ook laten denken, dus ik bewoog me die kant op.
  
  Met een wijde zwaai haalde hij uit met zijn wapenstok. Ik liet me vallen en hoorde die tegen de deur slaan. De spijker sloeg plat tegen het staal. Met mijn voet trapte ik omhoog en ik hoorde zijn tanden in zijn mond kraken. Hij spuwde bloed en wankelde achteruit, terwijl het hout uit zijn handen viel.
  
  'Die was voor Frank Donnelli,' schreeuwde ik.
  
  Ik raakte hem net onder zijn hart met een vernietigende rechtse. Hij gromde en viel op zijn knieën. De volgende kwam in zijn gezicht terecht, met een neerslaande houw.
  
  Hij dook voorover.
  
  'Die was voor Patty Woods,' schreeuwde ik weer.
  
  Hij kwam overeind en greep naar mijn benen. Ik voelde mezelf opgetild worden. Ik trok mijn benen op in de verwachting dat hij bovenop me zou komen, maar in plaats daarvan rende hij op de trap af, een spoor van bloed achterlatend.
  
  Ik ging achter hem aan en dook. Halverwege de bovenste trap kreeg ik hem te pakken.
  
  Hij viel voorover met mij bovenop hem. Zijn lichaam ving mijn val op. Terwijl hij viel, hoorde ik zijn hoofd de leuning van de trap raken met een vreselijk geluid en zijn hoofd draaide grotesk. Plotseling hielden zijn ogen een moment van verwildering vast, dan leegte, met die doffe niet begrijpende leegte van de dood.
  
  Ik stond op. Het enorme lichaam gleed verder de trap af en bleef op de overloop voor de deur van mijn flat liggen, vreemd verwrongen in de absurditeit van de dood.
  
  Ik stapte over hem heen, ging naar binnen en knielde bij Patty neer.
  
  Haar ogen openden zich en ze keek me aan met die zachte, vreemde glimlach die rond haar mondhoeken gleed.
  
  'Ik zei toch dat er van alles kon gebeuren,' zei ze.
  
  'Ik zal een dokter laten komen,' zei ik, maar haar hand op mijn arm klemde zich steviger vast en ze schudde haar hoofd.
  
  Ze wist met dat onpeilbare instinkt dat het slechts een loos gebaar was.
  
  'Nee, blijf hier, Nick,' zei ze. 'Ik wilde de rest van de wereld zonder jou toch niet. Jij gaf betekenis aan de woorden, Nick.'
  
  'Als je het zegt, Patty,' zei ik.
  
  Haar ogen stonden weer dromerig, met die vreemde, kleine-meisjes dromerigheid die ik zo goed had leren kennen. 'Ik zeg het,' zei ze zacht. 'Het is beter zo. Ik zal niet meer bang hoeven zijn om pijn gedaan te worden.'
  
  Haar ogen vielen dicht, haar ademhaling stokte, maar ze glimlachte met die zachte, geheime glimlach, en haar hand lag nog steeds op mijn arm.
  
  Ik legde die op haar borst en liep naar buiten.
  
  Harris' dode lichaam lag daar buiten op de overloop. En toen ik over hem heen stapte, schopte ik hem hard tegen zijn hoofd. Zo hard ik kon.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  Ik belde Hawk vanuit Dianes huis en ze luisterde mee toen het gesprek doorkwam. Ik gaf hem de namen die ik in mijn geheugen had gegrift, elke naam, elke universiteit.
  
  'We laten ze meteen oppakken,' zei hij. 'Vanavond zitten ze allemaal achter de tralies. Dat kan ik niet beloven met Soe Jat. Als Busby niet volgens schema de lucht in gaat, weet hij dat er iets mis is gegaan. Hij zal dan op dezelfde manier verdwijnen als hij is gekomen, waarschijnlijk met een onderzeeër die ergens voor de kust ligt. En hij zal zijn toegewijde dienaars achterlaten om voor zichzelf te zorgen.'
  
  Ik wist dat Hawk gelijk had. Soe Jat was een beroeps, die niet zou wachten tot de zaken haarfijn voor hem uitgespeld waren. Hij zou simpelweg twee en twee bij elkaar optellen als hij merkte dat de explosie niet was doorgegaan. Ik had het gevoel dat Soe Jat en ik elkaar elders nog wel eens zouden tegenkomen.
  
  Ik legde de hoorn neer en keek naar Diane.
  
  Ze las die kwaad-op-de-hele-wereld blik in mijn ogen en had alle details gehoord over wat er was gebeurd.
  
  'Kun je een paar dagen weg?' vroeg ik. 'Zo maar gewoon weg?'
  
  'Ik heb een huisje, een zomerhuisje, hier vlakbij aan het water,' zei ze. 'Daar zouden we naartoe kunnen gaan.'
  
  'Laten we gaan,' zei ik. ' Je zal niet veel nodig hebben. Een trui misschien.'
  
  Ze haalde haar wagen en we reden weg. We stopten even bij de slijter om bourbon, gin en vermouth in te slaan. Zwijgend reden we de verdere weg naar haar huisje en ze toonde veel begrip, verrassend veel.
  
  Zeker twee dagen raakte ik haar niet aan. We hingen daar wat rond, dronken wat, werden lekker aangeschoten en praatten over een heleboel dingen. Ze vertelde me, dat ze zich had gerealiseerd dat ze met oogkleppen had rondgelopen ten aanzien van het studentengeweld, omdat ze sympathie voelde voor de gekwetsten, de gewonden, de Patty Woods. Zij had ook haar portie afknappers wel gehad, vooral op het gebied van pleziertjes en seks.
  
  Het was praten en praten, maar het bittere gevoel diep binnenin me wilde maar niet verdwijnen. Patty's zachte glimlach wilde zich niet oplossen. En snel dacht ik dat ik misschien niet in staat zou zijn afstand te nemen van mezelf.
  
  En toen, op de derde dag, kwam Diane uit de slaapkamer. Ik had wat geslapen op het kleed voor de haard. Zij droeg niets anders dan een mannenoverhemd. Ze knielde naast me neer en dat was dat.
  
  Ik pakte haar beet, trok het overhemd uit en droeg haar naar de slaapkamer.
  
  'Ik ben hier niet zo goed in, Nick,' zei ze met dichtgeknepen stem.
  
  'Voor we hier weggaan ben je geslaagd,' zei ik.
  
  Haar borsten waren spits en vol en staken omhoog met heerlijke, maagdelijke tepels.
  
  Onder de aanraking van mijn lippen verstijfden ze en zij hijgde. Toen ik doorging met trage kringetjes om die zachte borsten te trekken, ontspande ze zich langzaam tot ze plotseling zelf haar borsten naar mijn mond omhoog bracht.
  
  Mijn hand vond haar volle, ronde buik en het warme donker eronder en ze kreunde, ze kreunde het uit in die vreemde tussenwereld van angst en begeerte. Maar ik nam die angst weg en zij zorgde voor de begeerte en we vreeën. Nog voor de dag om was was zij Diane, de godin, geworden, de jaagster, opgaand in de albasten schoonheid van haar eigen lichaam.
  
  Later die avond, toen we zwijgend ineengestrengeld lagen van een tijdelijke uitputting, kwamen haar lippen naar mijn oor.
  
  'Onderwijs is iets prachtigs,' fluisterde ze. 'En jij bent een fantastische onderwijzer.'
  
  'En jij bent een verrekt goede leerling,' antwoordde ik. 'Ik zeg altijd: een leergierige leerling wordt altijd een goede student.'
  
  Ze lachte en pakte mijn hand om die in de warmte tussen haar dijen te leggen. Dat was meer dan genoeg voor me en we vreeën weer met elkaar.
  
  De drie dagen werden een week en ten slotte wist ik dat we allebei weer terug moesten naar onze eigen wereld. Zij naar die van haar en ik naar die van mij. Maar ik wist ook iets anders toen ik daar die laatste ochtend naast Diane lag en dacht aan een meisje met dromerige ogen en een zachte glimlach.
  
  Ze had gelijk gehad, zoals ze steeds met me naar bed wilde. Het was een veilige haven, een plek om de wereld buiten te sluiten, een plek waar het goed was en een plek waar je betekenis gaf aan al die mooie woorden.
  
  Misschien dat de mens eens een betere wereld zou maken, een wereld waarin mooie woorden betekenis krijgen. Als de mens maar uit de buurt weet te blijven van al die ratten die blijven proberen het aan te sturen op hun eigen verwrongen denkbeelden.
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  Een onschuldig meisje wiens leven moet worden afgeschreven, een jongeman door overwinningsdromen losgeslagen van de werkelijkheid, een aangrijpende trip tussen de tandraderen van de verschrikking, die zich onafwendbaar aandient in de bloedrode opstand.
  
  Het begon voor Nick Carter als een 'routine-uit-de-wegruim-klus' van een vijandelijke spion die na een enerverende jacht wordt gesnapt. Maar achter de nieuwe opdracht schuilt een derde man, een geniale Chinese wetenschapper met een perfect vernietigingsplan ...
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
Э.Бланк "Пленница чужого мира" О.Копылова "Невеста звездного принца" А.Позин "Меч Тамерлана.Крестьянский сын,дворянская дочь"

Как попасть в этoт список
Сайт - "Художники" .. || .. Доска об'явлений "Книги"