Carter Nick : другие произведения.

De Germaanse ridders

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:


 Ваша оценка:

  D179 - NC36
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  De Germaanse ridders
  
  
  
  
  
  Uitgeversmaatschappij Born N.V. Amsterdam - Assen
  
  Oorspronkelijke titel: The bright blue death
  
  No 1967 Universal Publishing and Distributing Corp.
  
  Nederlands van: Henk van Slangenburg
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  ISBN 90 283 0303 0
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  
  
  No 1973 by Born N.V.
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher. Bom Paperbacks en Bom Pockets zijn uitgaven van Uitgeversmaatschappij Born N.V., Amsterdam / Assen
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  De lucht in het noorden flikkerde spookachtig als een onweer dat in alle hevigheid dreigde los te barsten. Het was geen gewoon onweer; het weerlicht leek vele, vele malen versterkt. Het was alsof de kosmos zijn gassen had ontstoken en zich zelf uit dit hoekje van het heelal wilde blazen. Terwijl de enorme flitsen van neonkleurige vlammen langs de donkere avondhemel lekten in een dreigende stilte, raakten ze een atavistische snaar bij de mannen in de boot. Het lichten maakte hen onrustig en riep herinneringen op aan een vergeten tijdperk. Dit was het noorderlicht, in een ongewoon kleurrijke manifestatie, zo laat in het jaar.
  
  Maar de forse Amerikaan die op de voorplecht van de sloep stond, was alleen maar kwaad. Twintig minuten geleden was het licht nog afgeschermd door een dikke mistdeken en alles was zoals het moest zijn. De weerrapporten op basis van de analyse van foto's van de Tiros-satelliet en een speciale U2-vlucht van een Amerikaanse basis in Spanje hadden gesproken van een dikke mist die de hele nacht boven Noord-Europa en Scandinavië zou hangen. Op grond van deze rapporten had de oude houten sloep twee dagen en nachten door het woelige water van het Kattengat gevaren, zijn clandestiene reis eindigend bij een punt voor de Zweedse kust. Maar nu waren de sterren in het zuiden zichtbaar geworden, evenals de Zweedse kust. Daar ging je met de techniek van de weervoorspellingen.
  
  Nu steunde hij met één hand licht op een stag, meebalancerend met de deining, terwijl hij koel het effect van deze laatste ontwikkeling berekende. Ten slotte besloot hij de missie niet op te geven. En op dat moment hoorde hij boven het geluid van de golven en de jammerende wind in het want de scherpe stem van de oude man aan het stuur.
  
  'Ik geloof dat we nu ver genoeg zijn, meneer,' zei hij.
  
  De Amerikaan keek naar zijn metgezel, een jongere man die in de schaduw stond, en schudde zijn hoofd. 'Spionage,' zei de forse Amerikaan, 'is de ene rotzooi na de andere.' Toen liep hij naar de kapitein. 'Nog zeven kilometers, Lars,' zei hij, 'dat was de afspraak. Het is een heel eind om te zwemmen en onze lucht duurt ook niet eeuwig.'
  
  De oude kapitein schudde zijn hoofd. 'De mist is weggewaaid, ja? Niet goed voor mij, dichterbij komen. In deze verboden zone eerst schieten. Daarna praten - misschien.'
  
  De Amerikaan keek naar het beschaduwde gezicht van de koppige oude man, haalde toen zijn schouders op. 'Goed dan, Lars, recht zo die gaat. We hebben een paar minuten nodig om onze spullen aan te trekken.'
  
  'Ja,' zei de Zweed vrijblijvend. De forse Amerikaan wenkte zijn jongere metgezel en ze gingen benedendeks. Samen controleerden ze de uitrusting die netjes in de kajuit lag uitgestald. De jonge Amerikaan met de crew-cut volgde nauwkeurig, bijna met ontzag, de handelingen van de forse man. 'In elk geval, N-3,' zei de jonge Amerikaan, 'zijn we nog buiten de onderzeebootnetten voor de monding van het kanaal.'
  
  De oudere man knikte alsof het een onbelangrijk probleem was. Hij was niet zo veel ouder dan zijn metgezel, maar zijn gezicht leek duizend jaar ouder en toonde een sterkte van karakter waaraan de jongere man wellicht nooit zou toekomen.
  
  'We gaan onder de netten door, Chet,' zei hij ten slotte. 'Je hebt wel dieper gedoken. We hebben niet veel keus. De oude Lars begint bang te worden en ik kan het hem niet kwalijk nemen. Zonder de mist als dekking is het te riskant voor hem.' De jonge man knikte.
  
  Nu heerste er een poosje stilte terwijl ze hun duikuitrusting aantrokken. Vervolgens gingen ze de kajuitstrap op en voelden het water in hun gezicht sproeien. Zodra ze aan dek kwamen bracht de oude Zweedse kapitein de sloep voor de wind ten teken dat hij geen meter verder de verboden zone in zou varen. De boot verloor snelheid en deinde en rolde in de zware zee, terwijl de zeilen knalden als geweerschoten. 'Succes, jongens,' zei Lars. Zonder veel nieuwsgierigheid keek hij naar hun laatste voorbereidingen.
  
  'Van hetzelfde, ouwe,' zei de forse man. 'En geef niet al die dollars aan één vrouw uit.'
  
  'Haha,' lachte de Zweed. 'Daar ben ik te oud voor, denk ik.'
  
  'Daar ben je nooit te oud voor,' zei de Amerikaan opgewekt. 'En nog iets. Probeer die anti-radarapparatuur niet in de eerstkomende maanden te verkopen, anders kom je zeker in de gevangenis terecht.'
  
  De jongere Amerikaan schuifelde ongeduldig. Al die grappen terwijl ze met een missie bezig waren. Nick Carter onderdrukte een glimlach. Hij leert het wel, dacht Nick.
  
  'Ik ken de gevangenis,' lachte de Zweed. 'Liever in de gevangenis dan met jou mee. Ze zetten je boven op een atoombom en schieten je naar de maan, denk ik. Haha.'
  
  Hij lachte alsof het een geweldige grap was. Hij lachte nog toen de twee Amerikanen in het water sprongen. Het kostte hun een paar minuten om te wennen aan de grote, door batterijen voortbewogen zeescooters die hen veel sneller door het water zouden trekken dan ze konden zwemmen. De jonge Amerikaan keek naar de lucht en sprak met een merkwaardig vlakke stem.
  
  'Tjee, ze hadden dit "Operatie Science Fiction" moeten noemen in plaats van "Operatie Bernadotte" of hoe het ook heet. Eerst deze gekke missie en moet je nu dat licht zien. Het lijkt wel op een voorpremière van de dag des oordeels of zo.'
  
  Nick antwoordde met een korte, vriendschappelijke obsceniteit. Hij begreep de reactie van de jongere man op het weer en de missie, maar het zou voor beiden beter zijn als ze nu alleen aan de details van het komende werk dachten zonder het met psychologische factoren te compliceren. Nick gaf het sein voor de start en zonder nog iets te zeggen doken de mannen en begonnen aan de laatste etappe van hun lange tocht naar het verboden eiland.
  
  
  
  Musko in Zweden, een eiland van graniet, was een van de duizenden soortgelijke granietklompen langs Zwedens ruige zuidkust. Op het eiland lag een stad. En de stad had alles wat andere steden hadden en meer - garages, theaters, hotels, kantoorgebouwen, fabrieken, en zelfs een vliegbasis met leger- en marine-installaties. Het enige verschil was dat alles zich ondergronds bevond, begraven onder het graniet van het eiland, beschut tegen alles behalve een voltreffer met een waterstofbom, en misschien zelfs daartegen.
  
  Hier, onder deze steenwoestenij, zou een hele bevolking kunnen vluchten voor de verschrikkingen van een kernoorlog. Er werd geraamd dat in het geval van een atoomoorlog en indien het nieuwe experiment slaagde, negentig procent van de Zweedse bevolking een toevlucht zou kunnen vinden in de enorme ondergrondse steden waarvan dit de eerste was, en dat Zweden, nadat men enkele maanden had gewacht tot de lucht weer schoon was, te voorschijn zou komen met zijn bevolking, welvaart en technologie intact. Uiteraard hadden andere landen ook 'versterkte' commandoposten en raketbases, maar niets voor de burgers. Alleen de Zweden hadden een oplossing gevonden voor de enorme psychologische problemen, de ventilatieproblemen, de opslagproblemen en nog een miljoen andere problemen om het netwerk van ondergrondse steden tot werkelijkheid te maken.
  
  En toen, opeens, het verraad. Een hoge Zweedse officier, kolonel Wennerström, was overgelopen naar de Russen met belangrijke informatie over Musko en zijn defensie. Het wijzigen van die defensiewerken had miljoenen gekost. En voor het eerst voelden de Zweden zich onzeker met hun ondergrondse schuilplaats; ze beseften dat deze een zwakke plek had.
  
  Sindsdien konden moderne straaljagers die constant paraat waren binnen enkele seconden uit de ingewanden van de aarde opstijgen om indringers op te sporen of te vernietigen. Een dozijn verschillende radarsystemen verkenden de zee en de lucht, en de met dennen bezette hellingen konden zich als een scène uit een Science fictionverhaal openen om torpedojagers vrij te laten die in ondergrondse havens gereed lagen om op te treden tegen elk vaartuig dat zich binnen de duidelijk gemarkeerde 'Verboden Zone' waagde.
  
  Sinds de zaak-Wennerström waren de Zweden op hun hoede.
  
  Nick Carter was zich daar zeer goed van bewust terwijl hij soepel door het donkere water voor de kust van Musko gleed. Het was onmogelijk om per ongeluk in de zone te geraken. Als het toch gebeurde - tja, het resultaat mocht betreurenswaardig zijn maar wat betekende één leven tegenover dat van een heel volk, misschien de hele mensheid? Zo redeneerden de Zweden.
  
  Niettemin zou Nick proberen het ondergrondse eilandfort binnen te dringen. Het enige wat hij had gevraagd was carte blanche voor zijn operatie en een agent van eigen keuze. Tegen Hawk, de magere, harde, oude man die hoofd was
  
  van AXE, had Nick opgemerkt: 'De mens kan niets bouwen waar een ervaren agent niet in of uit kan als hij maar wil.' En zijn ervaring was aanzienlijk.
  
  Hawk had peinzend naar zijn topagent gekeken terwijl hij op de onaangestoken sigaar kauwde die in zijn mondhoek hing. 'Maar als de Zweden veiligheidsproblemen hebben, waarom zouden we ze die dan niet zelf laten oplossen?'
  
  'En norad dan?' vroeg Nick zacht.
  
  'Mmmmm,' zei Hawk en schoof zijn sigaar naar zijn andere mondhoek. 'Inderdaad, norad.' Hij dacht erover na. Beide mannen wisten dat het hoofdkwartier van de North American Air Defense, het zenuwcentrum van de Amerikaanse luchtverdediging, in een berg in Colorado was uitgehouwen op soortgelijke wijze als de installaties op Musko. Als Mus-ko kon worden geïnfiltreerd, kon dezelfde techniek worden toegepast om norad te infiltreren en ten slotte te neutraliseren, zodat Amerika hulpeloos zou zijn tegen een aanval door de lucht. De gedachte werkte verkillend.
  
  'Geef me een lijst van wat je nodig hebt en kies de agent uit die je wilt meenemen,' had Hawk ten slotte gezegd.
  
  Nick had Chet uitgekozen, een ervaren agent met een ingenieursdiploma en ervaring in speleologie en ondergrondse navigatie. Ze waren afzonderlijk gearriveerd in een klein Zweeds vissersdorp, waar Nick was begonnen met alles te weten te komen wat hij kon over de militair-civiele defensie-installaties op Musko.
  
  En geleidelijk kwamen ze tot de ontdekking dat hun missie niet zo puur theoretisch was als zij had geleken toen de Zweedse militaire attaché in Washington zijn voorstel had gedaan. Er gingen geruchten ... Als professionals hechtten de AXE-mannen weinig waarde aan onbevestigde geruchten, maar op cocktailparty's op de ambassades en informele bijeenkomsten met journalisten kon men horen dat de Zweedse veiligheidsdienst zich zorgen maakte over het feit dat een niet met name genoemd Aziatisch land dat werd begrensd door Rusland en de Chinese Zee grote belangstelling had voor Musko en haar ondergrondse zustersteden. Sommige functionarissen vermoedden zelfs dat er al sprake was van infiltratie ...
  
  
  
  Ver onder de geteisterde oppervlakte van de Oostzee trokken de zeescooters de twee AXE-mannen gestaag in de richting van Musko. Van tijd tot tijd liet Nick onder het zwemmen de straal van een krachtige elektrische lantaren voor zich uit schijnen. Er bestond een kans dat een patrouillevliegtuig het licht zou zien, maar dat risico moest hij nemen. Na een poosje dook het onderzeebootnet als een vreemd spinnenweb in de straal van de lantaren op.
  
  Nick gebaarde naar de andere AXE-man. Natuurlijk kon hij het net doorknippen, dat was de snelste manier, maar als de mazen uiteengingen, zou aan de wal een licht op een controlepaneel gaan branden dat hun positie precies zou aanduiden. Iets dergelijks zou gebeuren als ze over de rand van het net zwommen - dan zouden ze een foto-elektrische straal verbreken. Killmaster had een grondige studie gemaakt van moderne veiligheidsinstallaties. Nick wist dat de enige manier om onopgemerkt in de stad te komen de weg door het net was.
  
  De twee AXE-mannen kwamen even aan de oppervlakte om te overleggen.
  
  'Hoe gaat het, Giet?' vroeg Nick.
  
  'Het is niet het water van de Bahama's maar in die ouwe Vagevuurtank hadden we het tien keer zo zwaar.'
  
  Hij doelde op de zogenaamde martelschool waar elke AXE-agent zich van tijd tot tijd aan beproevingen moest onderwerpen om zich voor te bereiden op de ontberingen van nieuwe missies.
  
  'Okay,' zei Nick goedkeurend. 'We gaan diep en het zal vermoeiend zijn, maar zoals je zei, we hebben het wel moeilijker gehad.' Hij keek op de radiumwijzerplaat van zijn horloge. 'We hoeven ons niet te haasten, maar laten we ook geen tijd verknoeien. Als we het rustig aan doen, kloppen we over twintig minuten op de achterdeur van de Zweden.' De jongere man grinnikte in het donker en vervolgens doken ze langs het onderzeebootnet omlaag. Het water werd steeds kouder terwijl ze door de inktzwarte duisternis vadem na vadem afdaalden. Nick hield een oogje op zijn dieptemeter. Zeventig meter diep wachtte de rand van het net ... dieper en dieper ... wat was dat?
  
  Een gouden stiletto met glinsterend lemmet, het heft versierd met antiek vakmanschap. Er stond niet op 'Voor de dappere held' en ook waren zijn initialen er niet in gegraveerd, maar Nick wist dat het mes voor hem was bestemd. Toen werd een hand uitgestoken om het wapen te pakken. Nick herkende het gezicht achter de hand. Anderen staken eveneens hun hand uit en ook deze gezichten waren bekend. Pausen en koningen en generaals uit de bloedige bladzijden van de geschiedenis reikten naar de betoverde stiletto maar een enorme aanwezigheid belette hun dat; de dolk was voor Nick Carter, Killmaster. Nick greep het wapen en was verrukt van de volmaakte balans en het prachtige handwerk. Een felle vreugde welde in hem op, een elektriserende opwinding stroomde door hem heen. Opeens werden zijn ogen verblind door een lichtkrans, een fonkelend juweel in de duistere diepten. Uit de lichtkrans verscheen een vrouw, alle vrouwen van de wereld, wier lichamen net buiten zijn bereik deinden en ze riepen hem toe met hartstochtelijke woorden - al de vrouwen die hij ooit had gekend, van de zwoele nachten aan warme Caribische stranden tot de koele avonden met prachtige blanke lichamen die hem in Europese steden verrukten met snikken van genot. Nick was wild van geluk. Alles scheen zich in hem te concentreren. Meer dan wat hij ook verlangde hij onmiddellijk met de magische dolk naar de oppervlakte te zwemmen en zich met het geheim van zijn macht uit de voeten te maken.
  
  Een man vlak bij hem lachte sardonisch. De man wees erop dat als hij dit deed, hem een langzame en uiterst pijnlijke dood te wachten stond door duikembolie of verdrinking -hij mocht kiezen. Nick was licht verbaasd te zien dat die man hij zelf was. Zijn eigen geest, koud en afstandelijk, vertelde hem dat hij overdreven symptomen vertoonde van stikstofnarcose, les ivresses des grandes profondeurs zoals de Fransen het noemden. Het was hem overkomen tijdens elke diepe duik die hij had gemaakt en zou hem overkomen bij elke diepe duik die hij nog zou maken. De diepte tastte de samenstelling van zijn bloed aan en het bloed tastte zijn hersens aan. De tweede man vertelde hem dat de verrukking van de diepte spoedig zou verdwijnen en dat hij weer de harde AXE-agent zou worden in plaats van een vreemde onderzeese mysticus. De duizeling en de waanbeelden begonnen af te nemen, en hoewel Nick de symptomen vele malen eerder had ondergaan, had hij ze nog nooit zo sterk gevoeld. Met een bedroefde grijns naar de glimp van zijn onderbewustzijn die de stikstofnarcose had opgeleverd, draaide Nick zich om teneinde de reactie van de andere AXE-man op de grote diepte na te gaan. Wat hij zag dreef hem onmiddellijk aan tot actie. Nick zag het bleke, vertrokken gezicht van een krankzinnige. De dood stond geschreven op het gezicht van de jonge AXE-man.
  
  Chet was nog vast in de greep van de stikstofnarcose. Hij had zijn masker afgedaan en een spoor van belletjes kwam uit zijn mond. Zijn zeescooter beschreef wilde arabesken door de duisternis. Toen het licht van Nicks lantaren op hem viel, kwam er een sluwe, tartende uitdrukking in Chets ogen. Eer Nick hem kon grijpen om het zuurstofmondstuk tussen zijn lippen te duwen, had Chet hem ontweken en hij schoot weg, buiten zijn bereik.
  
  Nick hoopte dat de verdoofde AXE-man even stil zou blijven hangen, zodat hij zijn leven kon redden. Maar een dronken impuls volgend ging de andere man zijn noodlot tegemoet -de zeescooter zwenkte en snelde weg in de duisternis. De sleden waren identiek, hadden dezelfde snelheid. De man was nu stellig dood.
  
  Een huivering die weinig te maken had met de koude van het water liep over Nicks rug. Het was een bekend verschijnsel dat duikers onder invloed van het delirium de dwang voelden hun masker af te rukken. Het gevoel ging meestal over en kon altijd worden weerstaan. Bijna altijd, corrigeerde Nick grimmig. Hij keek op zijn horloge. Voor de tweede keer deze avond moest hij besluiten om de missie al of niet op te geven. En hij moest het besluit zeer snel nemen. Spoedig zou in dit kanaal de hel losbreken. Daarvoor had Killmaster gezorgd.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Nick zat gehurkt op de bodem van de Oostzee waarin het eiland afdaalde en rondom hem in de duisternis keek een duizendtal onzichtbare ogen naar de indringer. De naald op zijn reserve luchttank zakte steeds lager maar hij kon niets doen dan afwachten ...
  
  Toen doorboorde een kil licht de duisternis van de zeebodem. Nick glimlachte achter zijn masker. De timing was volmaakt. Het was tijd om te vertrekken. Hij zwom naar het licht.
  
  Het omringende water kolkte wild. Hoog boven zijn hoofd gleed een lange zwarte schaduw voorbij. Een torpedojager, die op het alarm was uitgevaren. Het maakte deel uit van zijn plan. De elektronische 'schertsdoos' die hij in de zeestraat had losgelaten was afgesteld om precies op dit tijdstip signalen te gaan uitzenden. Ze zouden op de Zweedse radarschermen verschijnen als een indringer ter grootte van een zware kruiser. Het beeld zou tartend een paar uur lang op het scherm blijven en dan verdwijnen. Het was de enige manier die hij had kunnen bedenken om ervoor te zorgen dat de grote hydraulisch aangedreven netten van de ondergrondse haven omhoog zouden gaan op het moment dat Nick Carter ervoor lag te wachten.
  
  Het was een goed plan dat perfect slaagde. Hij glipte door de toegang op het moment dat hij zag hoe de grote hydraulische armen het net achter zich lieten zakken. Na een poosje zag hij de steiger voor de torpedojagers opdoemen. Nick zwom een flink stuk onder de steiger door en kwam toen boven om een blik op het ondergrondse eiland te werpen.
  
  Op het eerste gezicht leek het op elke andere maritieme basis van kleine omvang. Een paar patrouilleboten lagen aan de steigers gemeerd, laadkranen torenden uit boven de grotere pieren, spoorrails liepen van loodsen de duisternis in en in het blauw gestoken mannen bewogen zich op en rond de schepen. Maar toen zag hij de grote gewelfde boog van de grot. En het zien van die grot was even verbijsterend als wakker worden in de eenentwintigste eeuw.
  
  Nick schudde zijn hoofd. Het was van het begin af aan een vreemde missie geweest. Hij was blij dat het bijna was afgelopen. Eer hij aan land kon gaan, klonken er zware voetstappen boven zijn hoofd. Een man bleef even staan, mompelde iets, daarna verdwenen de voetstappen. Toen hij er zeker van was dat de steiger boven hem verlaten was, hees hij zich op een steunbalk, trok zijn rubberpak uit, verzwaarde het en liet het naar de bodem zinken. Vervolgens trok hij het werkpak van de Zweedse marine aan. Hemd en broek waren ruim genoeg om een groot aantal speciale apparaten op zijn lichaam te verbergen, die hij uit een waterdichte zak haalde.
  
  Hij besteedde extra zorg aan de wapens, zijn drie lievelingen: Wilhelmina, de 9 mm Luger, Hugo, de voortreffelijk uitgebalanceerde stiletto en Pierre, het kleine bommetje met het dodelijke zenuwgas dat hij tussen zijn benen gebonden droeg.
  
  Geruisloos gleed hij onder de steiger uit, greep de sporten van de ladder en klom naar boven. Zodra hij liep keek Nick uit naar een bezem. Niemand valt een man met een bezem lastig - dat gold sinds de Caesars voor alle legers. Zonder succes.
  
  Opeens dook uit het niets een officier op. 'Hé, matroos.' Nick bleef staan. Hij had het gevoel dat iedereen naar hem keek.
  
  'Stop je hemd in je broek en loop niet te lanterfanten.'
  
  Nick liet een lege grijns over zijn gezicht glijden terwijl hij salueerde en de slippen van zijn hemd in zijn broek duwde. Toen liep hij door naar de grote granieten muur. Niemand lette op hem. Hij liep langs het kantoortje van een opslagloods waar een onderofficier zat koffie te drinken en een tijdschrift te lezen. Bij de muur vond hij, zoals hij had geweten, een metalen trap naar een loopgang die werd gebruikt om de bedradingen te herstellen. Nick haastte zich over de loopgang tot hij aan een in de muur bevestigde stalen ladder kwam die opklom tot de booglichten in de zoldering. Nick besteeg de ladder.
  
  Bovenaan bleef hij staan. Ver onder hem schoven de grote hydraulische deuren van de grot open en hij zag de torpedojager terugvaren naar zijn steiger. De matrozen leken op speelgoedpoppen en de torpedojager op een plastic scheepsmodel.
  
  Boven zijn hoofd gaapte de enorme airconditioningleiding. Met de andere buizen vormde deze een onderdeel van een netwerk dat door de ondergrondse stad liep. En N-3 zag zich voor een probleem gesteld.
  
  Het luchtgat zat net iets te hoog. Hij had zich daar rekenschap van gegeven maar het zou een tweemansoperatie zijn geweest. Als hij op de reling van het looppad ging staan, zou hij kunnen springen en de rand van de brede buis grijpen. Hij keek peinzend naar de haven onder zich. Er zou weinig van hem overblijven als hij van deze hoogte in het water viel.
  
  Voorzichtig schroefde hij de handgrepen aan van twee van zijn beste uitrustingstukken: een paar geminiaturiseerde elektromagneten die vijfhonderd pond konden houden. De magneten moesten hem als een menselijke vlieg door de verticale buizen voeren.
  
  Zonder omlaag te kijken trok Nick zich nu op de ronde metalen reling en leunde met zijn vingertoppen tegen de muur. Zijn handen zweetten enigszins en zijn polsslag was hoog. Hij dwong zich recht naar de muur te kijken tot hij weer rustig was. Door de minste of geringste verandering in evenwicht kon hij van de reling glijden en zeventig meter diep naar het beton en het water vallen.
  
  De opening van de airconditioningbuis was nog geen drie decimeter boven zijn vingers. Normaal konden zijn sterke benen hem moeiteloos over een veel grotere afstand doen opveren vanuit de staande positie. Maar niet op deze gladde reling. Een misstap en hij zou omlaag gaan, niet omhoog. Een koude stem in zijn binnenste zei: Houd ermee op, Carter. Dit was opgezet als een tweemanskarwei. Hij voelde dat het zweet hem weer uitbrak. Hij haalde diep adem en keek nog eens omhoog. De opening was nog steeds op dezelfde plaats.
  
  'Nee,' zei hij tegen de stem in zijn binnenste. Toen sprong hij.
  
  Een ogenblik hing hij in de ruimte en zijn handen tastten rond. Toen werden ze getrokken door de kracht van de magneten die hem tegen het metaal van de buis duwden. Met een lenige beweging werkte hij zich nu over de rand van de buis, schakelde de magneten uit en ging zitten. Dat, dacht Nick, is een sigaret waard. De airconditioning zou zich door de hele stad kronkelen en hoewel Nick de route min of meer kende, zou Chet de speleoloog, de expert in het rond klauteren in duistere grotten, hen veel sneller op de plaats van bestemming hebben gebracht.
  
  
  
  Het diner was afgelopen en haar gasten waren vertrokken. Op één na. Astrid Lundgren zat op de veranda van haar
  
  ultramoderne huis aan de kust van Musko met haar zilveren likeurglas in de hand, en wenste dat ook deze laatste gast zou vertrekken. Het was niet waarschijnlijk. De jongeman lag lui uitgestrekt op de chaise-longue tegenover haar.
  
  'We proberen de nieuwe serie op twintigduizend oscillaties per minuut, natuurlijk rekening houdend met een afname-factor van X boven Y in de generatorbogen,' zei Astrid.
  
  'Wat zegje?' vroeg de jongeman.
  
  'Neem me niet kwalijk,' zei Astrid. 'Ik dacht hardop.'
  
  'Astrid,' zei de jongeman, 'je bent onmogelijk. Jij bent geen vrouw maar een machine. Weet je hoe de functionarissen van Musko je noemen? Ze noemen je ...'
  
  'De marginale bestialiteit van overigens competente functionarissen interesseert me niet,' onderbrak de vrouw hem. Ze keek haar gast verveeld aan. Hij was lang en blond en knap als een Adonis. Bovendien had hij Zweden vertegenwoordigd in de Olympische skiploeg en nu was hij bezig aan een snelle carrière in de Zweedse veiligheidsdienst. Om een of andere vreemde reden was vice-admiraal Larson, het hoofd van de veiligheidsdienst, op hem gesteld. Wat Astrid betrof, het speet haar dat Ze de jonge atleet ooit had leren kennen, maar haar vrienden hadden erop aangedrongen dat ze een wat socialer leven zou gaan leiden.
  
  'Ze noemen je de Zweedse IJsberg,' zei de jongeman.
  
  Ze hadden nog allerlei andere namen Voor haar, zoals Astrid best wist, maar dat zat haar niet dwars. Zweden had niet veel tijd meer en mannen waren idioten om geërgerd te zijn als een knappe vrouw verkoos haar leven aan de plicht te wijden in plaats van aan het dubieuze genoegen dienstmeid van een echtgenoot te worden. Knut was geërgerd en jaloers, want Astrids toewijding aan haar plicht was niet onsuccesvol geweest. Ze was hoofd van de Afdeling Projecten voor de complete reeks ondergrondse toevluchtsoorden en militaire bases.
  
  Ze leunde achterover in de stoel, haar lange benen voor zich uitgestrekt, waarbij haar rok verlokkende stukjes prachtig dijbeen liet zien. Haar hoofd lag achterover zodat de belofte van haar brede mond met de volle lippen werd geaccentueerd, evenals de hoge jukbeenderen en de groene ogen die zo goed pasten bij het soepele witblonde haar. Maar zelfs in het toegeeflijke Zweden hadden slechts weinig mannen die belofte geproefd.
  
  Knut stond op, liet zijn lange atletenlichaam naast haar op de chaise-longue zakken en streelde de sterke jukbeenderen en de blanke hals tot waar haar prachtige borsten zich nauwelijks lieten opsluiten in het lijfje van haar cocktaildress. Zijn stem klonk liefkozend en zakte even laag als zijn handen.
  
  'Cara mia,' fluisterde hij, 'ijsgodin, je maakt me gek. Mijn nachten zijn een marteling.'
  
  Astrid bleef roerloos onder zijn tastende handen, weerstreefde niet en gaf niet mee.
  
  'Ja, Astrid, je bent als een ster. Een vreemde ster. Misschien hou je niet van mannen. Misschien geef je de voorkeur aan de zachtheid van vrouwen.'
  
  'Als je bedoelt of ik met je naar bed wil gaan om te bewijzen dat ik geen lesbienne ben, is het antwoord nee,' zei Astrid op haar ergerlijk beheerste toon.
  
  'Ah, maar dat zul je wel,' zei Knut. Zijn stem was vreemd hees. Astrid wenste dat ze hem die laatste twee borrels niet had gegeven. 'Ik zal het vuur in je aanwakkeren, liefste,' kreunde Knut. Zijn gezicht was tegen haar hals gedrukt en hij overdekte haar met vurige kussen; een sterke hand omvatte haar volle linkerborst en de andere hand gleed onder haar rok. Astrid probeerde zich los te maken, maar Knut was te sterk.
  
  Eén ogenblik overwoog ze hem zijn zin te geven. Ten slotte had ze hem misschien aangemoedigd. Toen dacht ze: Als ik nu toegeef, is zijn verwaandheid grenzeloos en raak ik hem nooit kwijt.
  
  Ze ontworstelde zich aan zijn greep en voelde het lijfje van haar jurk scheuren.
  
  'Knut,' hijgde ze, 'ik moet zo dadelijk naar het laboratorium ...'
  
  'Het lab,' snoof hij, 'jouw verdomde mooie lab. Maar niet vanavond, engel.'
  
  Ze wist dat ze, met haar naakte borsten, op hem werkte als een rode lap op een stier. Ze rende naar de deur maar hij sneed haar de pas af, drukte haar tegen de deur en slaagde erin de rest van haar jurk los te rukken. Zijn krachtige lichaam duwde haar naar de grond, maar ze zag nogmaals kans te ontkomen. Ze rende blindelings naar de bomen achter het huis, niet wetende of ze lachte of huilde.
  
  Knuts voetstappen dreunden vlak achter haar. Toen greep hij haar bij een pols. Astrid handelde instinctief. Ze haalde uit met een zijkant van een blote voet en veegde zijn benen onder hem uit terwijl haar vrije hand uitschoot in een karateslag naar zijn kin. Terwijl de blonde reus begon te vallen, greep ze zijn pols en draaide zijn lichaam in de lucht om. Hij kwam hard op zijn gezicht neer. Astrid hield zijn armen vast en plantte stevig een blote voet in het midden van zijn rug.
  
  'Gedraag je,' zei ze.
  
  'Rotmeid,' gromde hij.
  
  'Zul je je gedragen als ik je loslaat?' vroeg ze.
  
  'Ik vermoord je,' knarsetandde hij.
  
  'Knut,' zei ze, een nieuwe tactiek proberend, 'je bent een prachtige Zweedse man, mooi en viriel. Maar ons land gaat naar een crisis toe, zoals je weet. Als onze natuurkundigen geen manier vinden om het te voorkomen, zullen de Chinezen al gauw een laserstraal bezitten die als een mes door de boter door het graniet van Musko kan snijden. Dan zijn we weer waar we begonnen. Je begrijpt dus waarom ik op het ogenblik nergens anders belangstelling voor heb dan voor het vinden van een afweermiddel. Misschien later, als de crisis voorbij is.'
  
  Terwijl ze sprak, nam Knuts vurigheid af. Door een vrouw gedwongen te worden dennenaalden te happen is niet bevorderlijk voor het libido. Even later liet ze hem opstaan. Met een korte en zeer vormelijke verontschuldiging nam Knut afscheid en beende gegriefd naar zijn auto.
  
  Verontrust en enigszins afwezig liep Astrid terug naar haar huis, pakte wat kleren bijeen die ze haastig aantrok, en stapte toen in de kleine Engelse sportwagen die haar enige ondeugd vormde.
  
  Ze reeds snel naar het ondergrondse laboratorium. Ze was aan de vroege kant voor de eerste ploegwisseling. Maar het was er rustig. Ze kon haar gedachten ordenen eer ze zich concentreerde op het probleem van de Chinese laser. Wat haar geruststelde was het feit dat de Chinezen het wapen om het graniet van Musko te doorboren nooit zouden kunnen ontwikkelen zonder metterdaad een ploeg technologen te infiltreren om het eiland te doorvorsen ... En vice-admiraal Larson en zijn blonde jongens zoals Knut wisten dat tenminste te voorkomen. Ze was er zeker van dat er geen makreel in de zee of een meeuw in de lucht verscheen zonder dat Larsons mannen het wisten.
  
  'Dag schat, laat je pasje eens zien.'
  
  De grootvaderlijke bewaker onder het fluorescerende licht bij de toegang tot het laboratoriumgebouw kende haar al sinds ze een slungelig kind was dat in het lab van haar vader rondhing, maar toch moest hij haar pas zien. Dat was voorschrift.
  
  Ze parkeerde de sportwagen en daalde in de lift af naar het lab. Terwijl ze door de vertrouwde gangen liep, gingen haar gedachten automatisch naar haar werk. Astrid meende dat ze een redelijk goede indruk had van de ontwikkeling van de Chinese laser. En ze dacht dat ze er een antwoord op wist. Het was een soort krachtveld dat de uitwerking van laserstralen zou elimineren, gebaseerd op het bekende feit dat massa lichtstralen ombuigt. Het probleem was alleen dat de mensen die aan het krachtveld werkten de een na de ander dood gingen. Er was blijkbaar een uitstraling van het krachtveld die de labwerkers doodde zoals de röntgenstralen dat aan het begin van de eeuw hadden gedaan. Op wetenschappelijke congressen werd geëist de experimenten stop te zetten tot de geheimzinnige uitstraling was geiso-leerd en bedwongen. Maar er was zo weinig tijd ...
  
  Het lab was verlaten, zoals altijd tussen de vroege en de late dienst, maar haar adjunct-chef Projecten zou aanwezig zijn. Astrid schonk twee koppen koffie in uit een koffiemachine en liep naar zijn kantoor.
  
  Bij de deur van het kantoor liet ze beide koppen koffie vallen zodat ze haar enkels brandde, en duwde haar pols in haar mond om niet te gillen.
  
  Knudson, haar adjunct-chef Projecten, lag op de grond. Zijn huid was blauw. Niet het zachte paars van verstikking of een hartaanval, maar een fel blauw, donker en glanzend. Zijn witte haar stak scherp af tegen het glimmende blauw van de kale plek op zijn schedel. Astrid werd overvallen door een hysterisch verlangen om te gaan lachen. Daar op het tapijt liggend deed Knudson haar denken aan een stuk Delftsblauw aardewerk.
  
  Ze greep de deurpost om niet te vallen en haalde diep adem. De geheimzinnige indigostralen, zoals het technische tijdschrift ze had genoemd, hadden weer toegeslagen. Niemand had hun oorzaak kunnen vinden maar hun gevolg was onmiskenbaar.
  
  Astrid vroeg zich af of het veilig was naar het lijk toe te gaan. Wat was de levensduur van de stralen? Langzaam kreeg ze haar befaamde zelfbeheersing terug. Op haar horloge zag ze dat de vroege ploeg spoedig zou arriveren. Als een van hen Knudson te zien kreeg, zou er geen laborant in Zweden meer zijn die nog aan het krachtveld wilde werken. Ze moest eraan denken wat een meevaller dat voor de Chinezen zou zijn.
  
  Het lag natuurlijk voor de hand vice-admiraal Larson te waarschuwen en hem de zaak te laten afhandelen. Maar elk ogenblik konden de laboranten nu binnenkomen. Snel doorzocht Astrid het laboratorium. Toen, gehuld in de met lood gevoerde kiel en hoofdbedekking, liep ze naar het lichaam toe. Het was moeilijker dan ze had gedacht maar ten slotte zag ze kans het lijk in beweging te krijgen. Na een macabere worsteling, waarbij ze de hysterische indruk kreeg dat de dode man met haar wilde dansen, slaagde ze er in Knudson rechtop te zetten en hem in haar privé-kast te duwen.
  
  Tien minuten later begroette de onberispelijke Astrid Lundgren de eerste laborant met haar gebruikelijke gereserveerde beleefdheid en droeg hem een routinewerkje op.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Nick bewoog zich nu al ruim een uur door het reusachtige airconditioningsysteem. Door zijn infrarode lantaren en speciale bril leek de tunnel zo helder als bij daglicht. Niet dat er veel te zien viel. De gangen ontrolden zich met eentonige regelmaat. Nick hoefde er alleen maar voor te zorgen dat hij niet in een ventilator of een luchtzuiverend chemisch bad werd gezogen.
  
  Nick was van plan de kernreactor die het grootste gedeelte van het eiland van energie voorzag te vinden, enkele foto's te nemen en het resultaat te melden aan de Directeur Veiligheid om te laten zien dat hij onbevoegd en onopgemerkt vanuit de buitenwereld tot in het hart van het Muskocomplex was doorgedrongen. Daarmee zou de missie voltooid zijn. Op geruisloze voeten sloop hij verder in de richting van de reactor, maar bleef af en toe staan om zijn kompas af te lezen en een aantekening te maken als hij van richting veranderde. En tijdens een van deze korte oponthouden vond Nick het filmdoosje.
  
  Het was slordig weggeworpen, een populair Europees filmmerk. Hij raapte het op en bekeek het onder het infrarode licht. Op het doosje las hij dat het een zeer snelle, tamelijk fijnkorrelige film was die alleen verkrijgbaar was voor beroepsfotografen en laboratoria. Een wolfachtige grijns spleet zijn gezicht. Eerlijke werklui hadden geen camera bij
  
  zich als ze in zeer geheime militaire installaties werkten. Nick Carter was dus niet de enige onbevoegde figuur in het enorme ventilatiesysteem. Deze wetenschap noopte hem ertoe zijn plan om naar de kernreactor te gaan op te geven. Er was een ander spel aan de gang. Het kostte hem drie kwartier om de omgeving grondig te controleren. De plattegrond die hij van de route in gedachten had zei hem dat dit een verlaten deel van het Muskocomplex was. Er waren boringen verricht voor een reusachtig liftensysteem waarmee de Zweden in één keer een eskadron onderscheppingvliegtuigen naar de oppervlakte konden brengen. Dat plan was gestaakt toen de locatie aan de Russen was verraden en het onderscheppingeskadron was verplaatst naar een omgeving die de Russen niet kenden. Er mocht hier niets boeiends voor een spion zijn.
  
  Maar opeens waarschuwde zijn zesde zintuig hem dat de gang niet verlaten was, en even later hoorde hij het zachte geschuifel van steelse voetstappen.
  
  Een werkman misschien? Onwaarschijnlijk. De prachtig uitgewogen stiletto, Hugo, gleed als bij toverslag in Nicks hand.
  
  De indringer bevond zich om een hoek, qua afstand niet ver van hem verwijderd, maar misschien toch op enkele minuten lopen in de doolhof van het ventilatiesysteem. Nick begon zijn achtervolging terwijl hij de man voor zich hoorde. Nog één hoek om, schatte hij, hoewel geluid in deze warwinkel bedrieglijk kon zijn. Wie zich daar ook bevond, en Nick was er bijna zeker van dat het een Chinees zou blijken te zijn, maakte een hoop kabaal. Alsof hij er zeker van was dat hij niet ontdekt kon worden. Nick verstevigde zijn greep op de stiletto. De indringer hoefde niet te sterven. Dat hing geheel af van de kracht van zijn verweer en zijn bereidheid vragen te beantwoorden.
  
  De man was nu zeer dichtbij, het geluid van zijn ademhaling klonk hard in de gang. Nick stapte geruisloos de hoek om en scheen met zijn infrarode lantaren in de richting van zijn slachtoffer. Niets te zien.
  
  De naar elkaar toelopende lijnen van de muren bereikten het punt van verdwijning in de verte als in een leeg, surrealistisch landschap. De man was volkomen verdwenen. Nick spande zijn spieren, gereed om een aanval op te vangen. Stilte. De man was door de tunnel opgeslokt.
  
  Waanzin,' zei Killmaster zacht. Hij concentreerde zich als een jagend dier maar hoorde slechts de fluisterende luchtstroom door de tunnel.
  
  Toen zag Nick de deur die afstak tegen de beplating van de muren. Deuren waren er om te worden geopend. Zacht duwde hij de deur open en liet het donkere licht naar binnen vallen.
  
  Een nieuwe tunnel, uitgehakt in het graniet, die naar de duisternis van het eiland voerde. Daarachter het niets. Het was, vermoedde Nick, de schacht die naar de onafgemaakte vliegtuiglanceerplaats leidde. Hierlangs was de man gegaan die Nick had gevolgd. Hij liep verder.
  
  Nog eer hij door de deur stapte, besefte hij zijn vergissing. Hij had aangenomen dat eventuele andere tegenstanders evenveel kabaal zouden maken als de eerste man en Nick zou hem hebben horen aankomen. Zijn gedachten waren bij de man die hij volgde en hij had zijn rugdekking veronachtzaamd. Het was het soort fout dat meestal de dood betekende.
  
  De tweede man had zich met geruisloze onbezorgdheid voortbewogen. Hij was even verbaasd als Nick toen hij de hoek omsloeg en de forse Amerikaan in het licht van zijn lantaren ving. Nick hoorde de man grommen van verbazing. Nick kon niet het risico nemen te schieten. Het schot zou de metgezellen van de man aantrekken en ze zouden hem najagen door het labyrint van het ventilatiesysteem dat ze waarschijnlijk kenden als hun broekzak.
  
  Hij omklemde de stiletto en sprong als een jaguar naar het licht. De twee mannen sloegen tegen de grond zodat de plaatijzeren tunnel weergalmde als een Turkse trom. De man had ook een mes en scheen evenzeer op stilte te zijn gesteld als Nick. N-3 voelde het mes langs zijn linkerschouder schrammen. Vervolgens tastte Hugo de defensie van de kronkelende man onder zich af, bot kraakte op bot, en toen stak Nick de stiletto behendig in de man.
  
  Onder hem verstijfde de man. 'Lieber Gott ...' hijgde hij en Nick duwde een harde hand op de opengevallen mond om de laatste gefolterde kreet af te snijden. Toen hij zijn hand weghaalde, was die nat van het bloed. Hij stond op en liet zijn lantaren over het lijk glijden.
  
  Een Mof, dacht N-3 - asjemenou! Zijn korte onderzoek van het lichaam leverde weinig op. De man was een stukje in een legpuzzel, meer niet. Nick liet hem liggen waar hij lag en opende nogmaals de deur in de tunnel.
  
  De onafgemaakte en afgesloten tunnel was van kale rotssteen en zeventig tot negentig meter breed. Aan de muren hingen druppels en zonder ventilatie was de lucht muf en vochtig. Nick volgde de glooiing enkele honderden meters en kwam toen op een vlak plateau. Onder de rand van het plateau brandden lichten. Met behulp van zijn donkere lantaren gleed hij behoedzaam naar de rand.
  
  Dertig meter onder hem bevond zich op de bodem van de loodrechte schacht iets dat op een zigeunerkamp leek. Of op een kamp op de maan van een aardse expeditie. Onder de rotspunten in de muren van de schacht waren uitrustingstukken opgesteld. Een half dozijn mannen lag in slaapzakken, was met verschillende technische werkjes bezig of werkte aan tekentafels.
  
  Nick bleef enige tijd op de rand liggen en nam de details in zich op. Hij probeerde niet naderbij te komen of in te grijpen. Dit was een probleem voor Zweden. Hij zou rapport uitbrengen aan vice-admiraal Larson van de Zweedse veiligheidsdienst, maar verder had Nick noch de behoefte noch de machtiging om zich te bemoeien met wat een grootscheepse rel beloofde te worden tussen Zweden en een van de twee Duitslanden. Bovendien moest hij rekening houden met de dode man in de tunnel. Als een van die andere grotbewoners op hem stuitte, zat Nick in moeilijkheden.
  
  Nee, hij zou terug moeten, al was het in strijd met Killmasters beroepsinstinct om zo iets zonder nader onderzoek achter te laten. Maar hij ging terug.
  
  En het was dus niet zijn fout. Hij was net bezig de juiste tactiek te volgen toen hij ontdekte dat het te laat was. Nick hoorde de man rennend door de tunnel naderbij komen, opgewonden, maar er was geen plek om zich te verstoppen. Nick werd gevangen in de lichtstraal van een lantaren. Hij wierp zich op de granieten vloer van de tunnel en een kogel floot over zijn hoofd en kaatste terug van de stenen muren. Onmiddellijk rolde Nick om en kroop terug naar de rand van het plateau. De ervaring die hij had opgedaan in een honderdtal gevechten in donkere stegen van Argentinië tot Zambia zei hem dat het met hem gebeurd zou zijn als hij in de tunnel bleef.
  
  Hij sloop naar de rand. Een schijnwerper flitste als een boze vleermuis langs de muur. Nicks Luger blafte één keer, weerkaatste donderend in de grot. Het licht nam af tot een gloeiend puntje, en verdween toen geheel.
  
  Ver onder zich hoorde Nick bevelen roepen in kelig Duits. De man in de tunnel van het ventilatiesysteem schoot nog twee keer en Nick werd naar de uiterste rand van het plateau gedrongen.
  
  Onder hem gingen nu andere lichten aan, lantarens die aan- en uitgeknipt konden worden, zodat hij niet kon richten, en ze prikten hem met hun stralen als honden die een bergleeuw sarden. Zodra een lichtstraal Nick raakte, stuurde hij er een kogel op af, maar meteen ving een andere lantaren hem uit een andere hoek en als hij zich omdraaide naar dat licht, ging het uit eer hij kon schieten en een derde licht scheen over hem. De kogels floten om hem heen als een zwerm kwade bijen wier steek de dood betekende.
  
  Nick besloot dat het hierboven wat ongemoedelijk werd. Hij zocht zich een weg naar de ladder die naar de bodem van de schacht voerde. Zijn handen grepen de koude metalen spor,-ten en hij gleed over de rand. Hij nam een verschrikkelijk risico. Zijn rug vormde een makkelijk doelwit terwijl hij de ladder afdaalde. Maar misschien kon hij het hun toch een beetje lastig maken. Hij moest wel. Hij was wat wapens betrof verre de mindere en er was geen schijn van kans dat het geluid van de vuurwapens in deze afgesloten schacht redding zou brengen in de vorm van de Zweedse veiligheidsdienst.
  
  Er werden opnieuw Duitse bevelen geschreeuwd en hij hoorde dat de mannen in het donker werden verspreid aan het geluid van hun schrapende voetstappen op de stenen vloer. Hij daalde de ladder af terwijl de kogels hun dodelijke lied rond zijn oren zongen. Hij liet zich met drie, vier, vijf sporten tegelijk vallen, maar halverwege werd de grot in een fel licht gezet en nu werd het vuur van de grond nauwkeuriger. Niettemin bewoog Nick zich zo snel dat hij slechts zou kunnen worden neergehaald door een koelbloedige scherpschutter. Hij liet zich de laatste vijf meter vallen en kwam zo hard op de grond neer dat de schok hem bijna buiten westen bracht. Toen rolde hij over de losse steenslag op de grond en beantwoordde hun vuur. De Duitse schutters begonnen in paniek te raken toen ze beseften dat de weerwolf die in hun midden was gesprongen die avond misschien niet zou sterven.
  
  Nick stormde af op het dichtstbijzijnde pistool, zag twee keer een blauwwit vlammetje, toen blafte de Luger in zijn rand weer. De man voor hem kwam overeind, met zijn handen klauwend aan zijn borst, en viel dood neer.
  
  Nick rekende op dezelfde manier af met het volgende pistool. Op het laatste moment probeerde de Duitser te vluchten en Nick schoot hem in de rug omdat hij nog gewapend en dus gevaarlijk was.
  
  Het was als de herschepping door een schilder van een oorlog in de drieëntwintigste eeuw. Onder het kille neonlicht verborgen de Duitse indringers zich achter de scherpe rotsuitsteeksels en vuurden uit een half dozijn hoeken op de Amerikaanse agent. Nick flitste tussen hen heen en weer als een engel der wrake, beantwoordde hun vuur tweemaal zo nauwkeurig en joeg hen op uit hun schuilplaatsen om hen neer te schieten.
  
  'Achturig,' schreeuwde hij met een hese, razende stem die hij zelf niet herkende. 'Geef je over of ik maak jullie één voor één af. Gooi die wapens neer, schnell.'
  
  Er werden geen wapens neergegooid, maar geleidelijk werd het stil in de grot. Nick herhaalde zijn eis tot overgave. Er werd niet meer geschoten en niemand stapte met zijn zakdoek wapperend naar voren. Nick voelde zich onbehaaglijk worden. Misschien hadden ze geen munitie meer en wachtten ze op versterking. De spanning van een man die een valstrik vermoedt maar deze niet kan zien nam bezit van hem.
  
  De stilte in de grot duurde voort. Geen steentje knerpte. Het begon Nicks zenuwen aan te vreten.
  
  'Wel verdomme,' zei hij, en verliet zijn dekking om zigzaggend naar de volgende rots te rennen. Geen schoten. Niets. Nick ging verder. De grot leek leeg als de maan.
  
  Uiterst voorzichtig sloop Nick naar de rots waarachter naar hij wist een man met een Mauser lag. Hij bereikte hem en bleef verbaasd staan. Nick had de man niet geraakt, maar hij lag dood met zijn gezicht tegen de rots gedrukt.
  
  Nick draaide het lichaam om. Het gezicht was bleek, de ogen puilden enigszins uit en de nekspieren waren gespannen. Nick liet het lichaam vallen en liep naar het volgende. Ook deze man was dood, en de symptomen waren gelijk. Nick liep steeds sneller, rende van het ene lichaam naar het andere, bekeek het en rende verder. Killmaster was van zijn prooi beroofd. Hij was alleen in de grot met een half dozijn spionnen die door niemand meer zouden worden ondervraagd. De in het grijs geklede gestalten lagen allen dood in de grot.
  
  'Godverdomme,' zei Nick. Allemaal tegelijk, dacht hij, zelfmoord op grote schaal. Het effect was spookachtig en daar werkte deze futuristische grot ook aan mee.
  
  Er kreunde iemand zwak. Nick sprong op het geluid af en draaide het lichaam om. Nick bekeek het lichaam zorgvuldig. De man droeg het uniform van de Wehrmacht zonder insignes.
  
  Lange wimpers knipperden en hij kreunde weer. Hij was niet veel meer dan een jongen - die er slecht aan toe was. Waarschijnlijk was hij van een richel gevallen toen hij de kogels ontweek en had hij geen tijd meer gehad om de zelfmoordpil in te nemen. Een schot in de long, zag Nick onbewogen. Bloed druppelde uit zijn mondhoek. Waarschijnlijk fataal.
  
  Nick zag dat de soldaat een lelijke kneuzing aan de zijkant van zijn hoofd had. Hij opende de kraag van de tuniek en gaf de man een paar scherpe tikken in het gezicht. De Duitser kreunde harder en deed zijn ogen open. Nick zag de blauwe ogen op zich gevestigd en las de angst. Toen kwam de jongeman met verrassende kracht in beweging en kroop weg over de rotsbodem. Nick greep hem beet en duwde hem zonder veel inspanning op zijn rug.
  
  De lippen van de man bewogen en onmiddellijk gleed zijn hand naar zijn mond. Op het laatste ogenblik zag Nick de triomfantelijke glans in de blauwe ogen en hij dacht aan de doden in de grot. Nick ramde de man met een mokerslag in de maagstreek. Hij sloeg dubbel en stootte fluitend zijn adem uit. Een kleine kleurloze pil vloog uit zijn mond en rolde tussen de stenen. Nick vermorzelde hem onder zijn hak.
  
  'Jawohl,' zei Nick en liet het lemmet van de stiletto in het licht glinsteren zodat de Duitser het kon zien. Een flauwe glimlach verscheen op zijn gezicht maar zijn ogen deden niet mee. Zijn gezicht werd een spookachtig doodshoofd dat humorloos lachte.
  
  Tja,' zei Nick minzaam, 'er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan, maar je gaat niet eer ik het wil. Geen cyaankali, maar staal genoeg. Dat kan leuk worden. Voor mij dan.'
  
  Het was niet waar. Nick had een afschuw van folteringen, maar als je de psychopaat speelde, werd de gevangene vaak veel nerveuzer en spraakzamer. En Nick werd niet Killmaster genoemd omdat hij zo zachtzinnig was.
  
  'Nein,' zei de jonge Duitser. 'lek zeg nieks.'
  
  Twintig minuten later stortte hij zijn hart uit. Nick had het mes spaarzaam gebruikt omdat de Duitser er slecht aan toe was en het wist. Ten slotte wilde hij wel praten, opscheppen eigenlijk. Nick liet hem zijn gang gaan.
  
  De woordenvloed werd onsamenhangend, brak af en werd in andere richting hervat. Hij sprak over zijn familie, zijn studie. Nick had voldoende stervende mensen gezien om te begrijpen dat het voor deze man niet lang meer zou duren, en er was veel dat Nick wilde weten.
  
  'Wat voor uniform is dat zonder insignes?' vroeg Nick. De belediging aan het adres van zijn organisatie drong tot de Duitser door. De woordenstroom begon weer. Onsamenhangend.
  
  'De wereld hoort toe aan de paar mensen die leiding komen geven ... Göring, Hitler en die troep ... knoeiers ... allemaal ...'
  
  Hij zweeg en een ogenblik dacht Nick dat het was afgelopen. Toen gingen de blauwe ogen nog een keer open en de dikke sensuele lippen die een zo merkwaardig contrast met het sterke arrogante gezicht vormden, plooiden zich weer in een glimlach.
  
  'Ah, maar de Germaanse Ridders ... dat is een ander slag ... Het leiderschap van een man als graaf Von Stadee ... daar verbleekt Hitler bij. Briljant... bondgenoten ... republiek China ... Amerika pakken we ook.' De man raaskalde nu, slechts één op de tien woorden was verstaanbaar.
  
  De man sloot zijn ogen. Hij was bijna dood.
  
  'Wat doen jullie hier in Zweden?' snauwde Nick. De man lachte een beetje. Nick moest zich over hem buigen om hem te kunnen verstaan.
  
  'Geld verdienen, natuurlijk. Ik ben spectroscopisch analist ... Wat een grap, ja?'
  
  Toen stierf hij en Nick was de enige overlevende in de grot. Afgezien misschien van de grapjas die hem vanuit de ventilatietunnel had beschoten. Nick had al geruime tijd niets van hem gehoord. Waarschijnlijk stond hij nu op het vliegveld van Stockholm om een ticket naar Berlijn te kopen. Nick keek naar de dode man. Weer een amateur met meer enthousiasme dan gezond verstand. Hij had met de grote jongens willen meespelen en dit was het einde. Had hij een grapje gemaakt toen hij zei dat hij analist was? Landmeters en militaire deskundigen om de ondergrondse defensie-installaties te analyseren kon Nick begrijpen, maar laboratoriumjongens waren een mysterie.
  
  Het Duitse neo-nazisme was een telkens terugkerende nachtmerrie in Europa. Hier zag het er veel tastbaarder uit dan een boze droom. Deze organisatie had geld en' inspanning vereist. Er stak iets formidabels achter. Nick kwam tot de conclusie dat hij waarschijnlijk zeer spoedig een werkbezoek aan graaf Von Stadee zou brengen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Nicks voetstappen weerkaatsten dof terwijl hij het magere kale hoofd van het verschrompelde mannetje volgde dat het lijkenhuis beheerde. Hij hoopte van harte dat als hij er zelf uitstapte het 'vermist in actie' zou zijn of 'neergestort en verbrand', in plaats van naakt te worden afgelegd op een gekoelde plaat in de kelders van een openbaar gebouw met een kaartje aan zijn teen.
  
  'U zei dat u vijfhonderd en drie B most hebben, meester?' zei de bewaker. Hij bleef staan en keek naar het pasje in zijn hand.
  
  'Ja,' zei Nick. 'Vice-admiraal Larson stuurt me.'
  
  'Dat dacht ik al. En het ken me niet schelen al had Petrus of de koningin van Sheba u gestuurd, maar ik kom niet in de buurt van dat lijk. Hij is helemaal blauw, meester. Bij mijn werk mot je geen risico's nemen.'
  
  'O, Christus,' zei Nick vermoeid. 'Als ik hem zelf moet zoeken kost het me de hele dag. Zijn naam is Knudson. Hij is hier vanochtend gebracht.'
  
  'Dat weet ik. Dat weet ik. De jongens van de geheime dienst hebben hem gebracht. De een of andere geleerde die bezig was met...' hij zweeg en zocht naar een voldoende afzichtelijk fenomeen ... 'met elektrieke dingen.'
  
  'Zou vijftig kronen voldoende isolatie zijn?' vroeg Nick grinnikend.
  
  'Nog voor geen twintig miljoen kronen, meester. U ken alleen gaan of u ken helemaal niet gaan.'
  
  Nick zou zelden zijn nederlaag toegeven, maar nu wist hij dat hij verslagen was.
  
  'Goed,' zei Nick vermoeid. 'Welke kant moet ik uit voor patiënt vijfhonderd drie B?'
  
  'End van de gang linksaf, dan is het de derde deur links.'
  
  'Dank u,' zei Nick. Hij liep de gang uit en floot toonloos tussen zijn tanden.
  
  'En blijf uit me buurt als u terugkomp, meester,' klonk de stem achter hem. Na enkele keren verkeerd te zijn gegaan vond Nick de man die hij zocht. Hij had hem moeilijk over het hoofd kunnen zien. Het lijk van Knudson stak scherp af bij de andere. Nick kon het de bewaker niet kwalijk nemen. Hij rilde zelf, niet uit gevoeligheid maar van de koude. Hij zette zich over zijn afkeer heen en liep naar de plaat waarop Knudson lag. De lijkschouwing was een volslagen mislukking geweest. Het rapport van de behandelende arts had geluid: 'Doodsoorzaak onbekend'. Misschien omdat de dokter er zo spoedig mogelijk van af wilde zijn, was men erin geslaagd hem te doen afzien van de toevoeging: 'Waarschijnlijk te wijten aan oververzadiging van indigostralen in verband met experimentele arbeid aan kunstmatige elektromagnetische massa's.' Meer zou de wetenschappelijke pers niet nodig hebben. Het zou het onmiddellijke einde van de experimenten hebben betekend.
  
  Nicks ogen gleden over het lichaam. Het was nu eerder zwart dan blauw.
  
  Zijn gedachten gingen terug naar wat de mensen van de Zweedse veiligheidsdienst hem hadden verteld over de omstandigheden rond de dood van Knudson. Nick wist niets van indigostralen, maar hij wist veel van gewelddadige doodsoorzaken.
  
  Hij stak voorzichtig een hand uit en draaide het lichaam
  
  om. Toen streek hij met zijn handen over het achterhoofd. Hij voelde geen bloed, maar wel een zachte, pulpachtige plek onder aan de schedel. Hij floot zacht. Nick was vaak genoeg met een ploertendoder op het achterhoofd geslagen om er de symptomen van te herkennen.
  
  De geleerde was misschien gestorven aan een overdosis van geheimzinnige stralen, maar hij was het slachtoffer geweest van een ouderwetse lel eer hij blauw werd. Nicks lippen krulden om in een harde grijns.
  
  Het gaf hem een prettig gevoel van enig nut te zijn geweest in deze Science Fictionwereld van de twintigste eeuw.
  
  Nick stak een sigaret op en probeerde de implicaties van dit geval te overzien. Want de Duitse infiltratie van de verdedigingswerken op Musko was opeens helemaal zijn karwei geworden. Zijn hoop op een Scandinavische vakantie was de bodem ingeslagen. Daar had een kort gesprek met Hawk in Washington voor gezorgd. Het was niet langer uitsluitend een probleem voor de Zweden, had Hawk hem telefonisch meegedeeld.
  
  Hawk (poeslief): 'Je had dus een beetje willen gaan skiën, Carter?'
  
  NC (nonchalant): 'De gedachte was bij me opgekomen. Infiltratie is een Zweeds probleem, niet?'
  
  (statisch geruis op de beeldbuis)
  
  Hawk: 'Al waren het Marsmannetjes die probeerden de geheimen van de Melkweg aan de Chinezen te verkopen -alles wat Peking wil weten, wil ik ook weten. Dacht je dat de Chinezen echt belangstelling voor Zweden hadden?'
  
  NC: 'Het is mogelijk, baas.'
  
  Hawk: 'Flauwekul, ze willen ons ondergrondse defensiesysteem te grazen nemen. Ga door met wat je in handen hebt. Als de Zweden werken aan een manier om ondergrondse installaties te verdedigen, wil ik dat ze die manier vinden.' NC: 'Ja meneer. Is dat alles?'
  
  Hawk: 'Ja. Nee, nog één ding. Blijf van de borrels en de blondjes af.'
  
  Nick wendde zich af. Het kijken naar het blauwe lijk van de geleerde was weinig inspirerend.
  
  Maar eer hij bij de deur was, ging het licht uit en werd de zaal in duisternis gehuld. Geruisloos gleed Nick naar de zwaar geïsoleerde deur. Hij drukte ertegen. Op slot. En er was een bazooka voor nodig om hem open te krijgen.
  
  Hij hurkte neer in het donker en wachtte op een aanval die niet kwam. De stilte werd zwaar en drukkend. Wie, vroeg hij zich af, wist behalve vice-admiraal Larson dat hij hier was en waarvoor hij was gekomen? Waarschijnlijk de helft van de Zweedse inlichtingendienst, van de typistes tot de top, als er in Zweden net zo gekletst werd als in de Amerikaanse regeringsdiensten. Toen zag Nick, in de glimp licht die door een opening viel waar de koelhuizen door de muur liepen, een man bewegen.
  
  Nick liep in drie geruisloze glijdende passen op hem af, de stiletto opgeheven. De man leek te luisteren. Nick maakte van zijn roerloosheid gebruik om met één hand uit te halen en de kin omhoog te stoten zodat de keel onbeschermd was. Met zijn vrije hand drukte Nick de punt van het mes tegen de luchtpijp van de man. De man in het donker reageerde niet.
  
  Hij was al dood. Een golf van reactie stroomde door Nick en hij grinnikte vreugdeloos. Rigor mortis zorgde soms voor vreemde effecten. Een verandering van temperatuur kon een dode man in beweging doen komen.
  
  Nick wachtte weer af. De lucht werd muf en benauwd. Hij keek op zijn horloge. Het was al laat en niemand verwachtte hem voor de volgende ochtend.
  
  Hij ging op de grond liggen waar de lucht iets beter was. Hij was benieuwd hoeveel lucht de ruimte bevatte. Niet veel. Het was geen groot vertrek. Enkele minuten later begon hij moeilijkheden met zijn ademhaling te krijgen en tegelijk erg slaperig te worden. De harde cementvloer voelde zacht als een bed aan. De koude steen was zo behaaglijk tegen zijn wang dat hij zich zelf een tukje van een halfuur toestond eer hij besloot wat hij verder zou ondernemen. Wat is hun bedoeling, dacht hij soezerig, moet ik soms sterven van angst? Maar de wetenschap dat hij in gevaar was liet hem geen rust. Zo gemakkelijk zouden ze niet winnen. Uiterst traag en vermoeid kwam Nick overeind. Die opening waardoor de lichtglimp viel. Daar moest frisse lucht zijn. Misschien net genoeg voor een muis, maar het was beter dan niets. Met zijn resterende kracht sleepte hij een van de lijken na een gemompelde verontschuldiging van zijn tafel en trok die naar de koelhuizen. De tafel was niet hoog genoeg om bij de kier te kunnen komen. Hijgend van inspanning sjorde Nick de tafel op zijn kant en klom wankelend naar boven. Door zich in volle lengte uit te rekken kon hij zijn gezicht opheffen naar de kier.
  
  De frisse luchtstroom gaf hem nieuwe kracht. Nick legde zijn mond tegen de scheur en brulde: 'Hé, verdomde Zweedse stomkoppen! Onverbeterlijke idioten, laat me eruit!'
  
  Zijn geschreeuw weerkaatste door de korte lege gang zonder iets uit te halen. Nick bleef schreeuwen tot hij zo buiten adem was dat hij dreigde zijn wankele steunpunt te verliezen.
  
  Er gingen uren voorbij. Nick trilde zo op zijn benen dat hij bijna omviel en hij wist dat als dit gebeurde hij niet de kracht zou hebben weer omhoog te klimmen. Dus klampte hij zich grimmig vast. Dit keer hadden ze Killmaster bijna met de allereenvoudigste truc te pakken gekregen maar bij God, bijna was niet genoeg. Hij zou zich aan die verdomde buis vastklemmen tot hij eraan vastgeroest zat.
  
  De uren werden een tijdloze periode van foltering die zich oploste in een doffe pijn. Zijn hersens deden pijn door de klachten van zijn benen. Toen hoorde hij de deur opengaan. Hij liet de buis los en dook naar de open deur. De tafel viel donderend om.
  
  De in witte jas gestoken opzichter van het lijkenhuis drukte zich met een kreet van angst tegen de muur toen de forse man uit de duisternis opdook en als een moderne versie van het monster van Frankenstein op gummibenen naar hem toe wankelde.
  
  'Neeeee,' gilde hij met de langgerekte kreet van iemand die iets bovennatuurlijks heeft gezien. Nick greep hem bij de keel, trok de kleine man op langs de muur en voegde hem enkele geïmproviseerde opmerkingen toe over lijkenhuisbewakers die verzuimden een oogje te houden op gevaarlijke plaatsen zoals koelruimten.
  
  'Meneer, meneer ...' hijgde de kleine man. 'Ik ben net tien minuten geleden opgekomen. De andere man is ziek naar huis gegaan.'
  
  Nick nam enige afstand om de man beter te kunnen zien. Het kon waar zijn. Kennelijk was deze suppoost niet het oude kadavertje dat hem had binnengelaten. De nieuwe man was een kwiek kereltje met enigszins uitpuilende ogen. Nick liet hem langzaam zakken, maar hield hem vast met één grote hand. De man keek de woedende Amerikaan bang en beverig aan.
  
  'Weet je zeker dat je niet bent teruggekomen om te kijken of ik al dood was?' gromde Nick.
  
  'O nee, meneer. Ik werk hier al twintig jaar. Dat kunt u nagaan. Trouwens, ik houd van de Amerikanen. Ik spreek goed Engels,' zei Puiloog. 'Heus, meneer. Ik weet van niks.' Onwillig liet Nick de man los. 'Okay,' zei hij, 'maar blijf in de buurt van je telefoon. Ik moet je straks misschien nog hebben.'
  
  'Okido, meneer,' zei de man. 'Ik ben hier van dinsdag tot zaterdag. Mijn nummer thuis is twaalf, drieënveertig, zesenveertig. Ik woon in de Vasagatan zevenendertig ...'
  
  'Geweldig,' zei Nick. Hij liep naar een telefoon om de veiligheidsdienst te bellen en vice-admiraal Larson te vertellen dat zijn bureau niet zo veilig bleek als wenselijk was.
  
  
  
  
  
  Vice-admiraal Larson was een op een sigaar kauwende, bolwangige Zweed met een Vikingsnor. Zijn blauwe zeemansogen stonden koud en hard toen hij de telefoonhoorn neerlegde.
  
  'Het Muskohospitaal zegt dat ze geen nachtwaker in het lijkenhuis hebben, meneer Carter.'
  
  Nick zat in een lage fauteuil in Larsons luxueus ingerichte kantoor en liet de ijsblokjes in zijn scotch rondtollen. 'Dan moeten we niet alleen de vent zoeken die me in uw verdomde lijkenhuis heeft opgesloten, maar ook de kerel die me er weer uitgelaten heeft.'
  
  Larson schonk zich een stevige scheut scotch in uit de fles die kringen maakte op zijn prachtige bureau en dronk die puur.
  
  'Dat zal moeilijker zijn. Hij is weg en de echte bewaker is in de vooravond in het Muskohospitaal opgenomen met snijwonden en interne verwondingen. Hij is een uur geleden gestorven.'
  
  'O,' zei Nick. Hij keek in zijn glas en vroeg zich af of het oude baasje nu op een tafel naast Knudson lag.
  
  'Ik heb uw meneer Hawk gesproken,' vervolgde Larson. 'Hij wil dat u verdergaat met de zaak, min of meer onder mijn leiding. Hij schijnt het idee te hebben dat de mensen die onze defensie willen penetreren in wezen uit zijn op uw NORAD-organisatie en de atoomraketbases.'
  
  'Die kans bestaat altijd, admiraal,' zei Nick.
  
  De vice-admiraal gromde en legde zijn voeten op het bureau. 'Ik hoef natuurlijk niet te zeggen dat dit ons erg dwars zit. Maar we zullen graag met u samenwerken en zijn blij met uw hulp.'
  
  De forse Zweed schoof met de punt van zijn schoen de fles naar Nick toe.
  
  'Neem nog een borrel, Carter. Dan zal ik je vertellen wat wij weten van de Germaanse Ridders. Overigens, het heeft ons niet veel moeite gekost graaf Von Stadee in Kopenhagen op, te sporen. Hij reist rond met een entourage die zelfs voor een maharadja extravagant zou zijn ... Luister, ik heb een plan. Het betekent dat je met een vrouw zult moeten samenwerken, wat zoals ik weet een handicap is, maar deze bevalt je misschien wel. Ze is heel scherpzinnig en ze heeft lef. Ze ziet er ook niet slecht uit voor een natuurkundige ...'
  
  Larson sprak enkele uren achtereen terwijl Nick luisterde en vragen stelde.
  
  
  
  Nick bracht de glimmende nieuwe Mercedes met open kap, een van zijn nieuwe rekwisieten, tot stilstand voor het huis op de helling en liep de ruwhouten trap op die naar het huis leidde. Hij was niet langer Nick Carter, de harde AXE-man, maar Nicholas von Runstadt, ex-overste van de Luftwaffe en nu gelukzoeker met een zwak voor vrouwen en Schnapps. Hij droeg geen vermomming maar verschilde van Nick Carter op honderd manieren - kapsel, houding, optreden, de snit van zijn kleren - hij was zo anders dat het zelfs Hawk moeilijk zou vallen hem te herkennen.
  
  In het portiek drukte Nick op de bel en hij hoorde een gong in het huis. Hij wachtte even en belde weer aan. Niemand kwam opendoen. Na de vierde keer begon Nick ongerust te worden.
  
  Astrid Lundgren was, naar wat Nick had gehoord, een gevaarlijk obstakel voor iedereen die de Zweedse ondergrondse defensie wilde neutraliseren. En de Germaanse Ridders waren kennelijk goed georganiseerd en sloegen snel toe. Nick probeerde de zware houten voordeur, maar verspilde geen tijd met een poging deze te forceren. In plaats daarvan liep hij naar het openstaande raam en stapte in een vloeiende beweging naar binnen.
  
  Het was rustig, er heerste de drukkende stilte van een huis dat leeg is of zo juist getuige is geweest van een dodelijk ongeluk. Nick liep snel door de kamers op de begane grond en riep de naam van de vrouw. Er kwam geen antwoord. Ook boven was niemand.
  
  Het was wel degelijk het juiste huis. Toen hij door de bibliotheek liep, had Nick de zwaarbeladen planken gezien met boeken van Einstein, Fermi, Oppenheimer en tientallen andere internationaal beroemde natuurkundigen.
  
  De achterdeur stond op een kier. Nick stapte op een brede houten veranda.
  
  Een lange blonde vrouw met het soort lichaam dat de meeste filmsterren zouden wensen te bezitten was bezig zich af te drogen na de beproevingen van een saunabad. Haar gespierde rug was naar Nick .toegekeerd en hij bleef bewonderend naar het volmaakte lichaam staan kijken. Haar benen waren lang en goed gevormd, haar billen rond maar stevig, en een rivier van witblond haar stroomde over de soepele rug.
  
  Nick, verrukt van de aanblik, keerde terug tot de realiteit toen hij zich herinnerde hoe weinig tijd hij had om zijn vliegtuig te halen. Hij schraapte zijn keel. De vrouw scheen hem niet te horen. Ze reikte naar de plank waar haar toiletartikelen lagen en draaide, zich nog steeds afdrogend, als terloops in Nicks richting.
  
  Toen knalde er een revolverschot en Nick hoorde de kogels in het hout achter zijn hoofd slaan.
  
  'Dat is om te laten zien dat ik met een revolver kan omgaan,' zei de vrouw. Ze kwam op hem af, bedekt met de handdoek, en hield het wapen op zijn middenrif gericht. Nick kwam tot de conclusie dat ze er van voren nog spectaculairder uitzag.
  
  'Ik zoek dr. Lundgren, liefje,' zei Nick. 'Misschien zou je me kunnen zeggen of ze thuis is.'
  
  'Ik ben dr. Lundgren,' zei ze. De zeegroene ogen glinsterden achterdochtig. 'En wie bent u?'
  
  Nick knipperde met zijn ogen. Het was moeilijk te geloven dat deze vrouw al die boeken in de bibliotheek had gelezen en er zelf enkele had geschreven.
  
  'Op het ogenblik ben ik Nicholas von Runstadt,' zei Nick. 'Ik ben de knaap met wie u een weekend naar Kopenhagen zou gaan, weet u nog?'
  
  'O, mijn God,' zei ze grimmig, 'weer zo'n mooie jongen. Waar haalt Larson ze in godsnaam vandaan? U bent een Amerikaan, ja?'
  
  'Ja.'
  
  Haar ogen namen hem koel op. 'Geloof niet alles wat u over Zweedse vrouwen hebt gehoord. Wat mij betreft tenminste niet.'
  
  'Ik neem niets voor kennisgeving aan,' zei Nick grinnikend. Haar blik was verachtelijk. Ze trok een badjas aan en samen liepen ze het huis in. 'Haal je geen gekke ideeën in je hoofd, beste man,' zei ze. 'Dit doe ik alleen maar voor koning en vaderland en het voortbestaan van het menselijk ras.'
  
  'Nou, u kunt maar beter opschieten als u het menselijk ras vandaag nog wilt redden,' zei Nick. 'Ons vliegtuig vertrekt over twee uur uit Stockholm.'
  
  Ze draaide zich om en keek hem met grote ogen aan. 'Ik dacht dat dat morgen was. Ik heb twee dagen lang lineaire acceleratievariaties met hetzelfde spul zitten doen. Ik weet niet eens wat voor dag het vandaag is.'
  
  Toen rende de moderne Zweedse versie van de verstrooide professor de trap op om zich aan te kleden en te pakken.
  
  Nick ging in de bibliotheek zitten en bladerde in een artikel getiteld 'Waarnemingen en een poging tot verklaring van de activiteit van semi-geladen deeltjes in de Lineaire Accelerator van Musko.' Hij begreep één op de tien woorden.
  
  Door het raam zag hij zeilboten kruisen, ver buiten de verboden zone. Hij was benieuwd of graaf Von Stadee zijn aanbod zou aanvaarden om hem dr. Astrid Lundgren te leveren voor het geringe bedrag van vijfhonderdduizend mark.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Het tweemotorige Hawker Siddley straalvliegtuig steeg op van een particulier vliegveld in Beieren en wees met zijn slanke neus in noordelijke richting op een directe koers naar Kopenhagen.
  
  Toen ze twintig minuten in de lucht waren verwaardigde de Grote Baas zich om naar de cockpit te komen en zelf de besturing over te nemen. Hans, de piloot, hield zich rustig tot hij wist in welke stemming graaf Von Stadee was, eer hij zich aan een gesprek waagde. Redelijk, voor een man die in één middag vijf miljoen dollar had verloren, vond Hans ten slotte.
  
  Hans was een forse, onbehouwen ex-Luftwaffepiloot, een befaamd bierdrinker en bezitter van een onechte jovialiteit die voor humoristisch doorging. Hij trad op als een soort hofnar van Von Stadee en kon zich zo kleine vrijheden veroorloven waarvoor de graaf andere mannen zou ruïneren.
  
  'Ik zie dat we op tijd voor het bal in Denemarken zullen zijn,' zei Von Stadee. 'Nog twee uur met deze snelheid. Dan heb ik alle tijd om naar het hotel terug te gaan.'
  
  Tets meer, baas,' zei Hans voorzichtig. 'U weet dat de snelheid in de lucht niet dezelfde is als op de grond. Er staat een behoorlijke tegenwind uit het noorden 'Ja, natuurlijk,' zei de graaf stijf. 'Ik heb me vergist. Dom van me.'
  
  Hans hield zijn mond. Zijn baas hield er niet van om op een vergissing te worden betrapt. Het smalle, strakke gezicht van de graaf toonde harde lijnen. Hans hoorde hem zelfs knarsetanden. Briljant maar te nerveus, was Hans' diagnose. De man zou binnen vijf jaar de wereld regeren of onder de spanning bezwijken. Drie keer op de omslag van Der Spiegel... twee of drie keer op een dag dwars over Duitsland met het vliegtuig om een industriële club of een congres toe te spreken ... zijn miljoenenbedrijf in farmaceutica dat door niemand minder dan ex-bondkanselier Erhardt was genoemd als een gangmaker bij het begin van het Wirtschaftwunder. Von Stadee noemde de machthebbers van het Ruhrgebied bij hun bijnamen, was lid van de raad van bestuur van vijf grote banken en hield zich tegelijkertijd bezig met zijn werk als chirurg. Hans wist het een en ander van die chirurgische praktijk, zoals hij een heleboel andere dingen wist waarvan de graaf niet vermoedde dat hij ze wist.
  
  De radio kraakte, verbrak de stilte in de cockpit.
  
  'De thuishaven, baas,' zei Hans. Hij drukte op de spreekknop.
  
  'Kopenhagen meldt dat Von Runstadt en Lundgren onder observatie worden gehouden. Bericht dat ze veilig in Kopenhagen zijn aangekomen en tot vanmiddag onder eenvoudige surveillance van de Zweedse veiligheidsdienst zijn gehouden, maar Von Runstadt is erin geslaagd daaraan te ontkomen. Het ziet ernaar uit dat hij van plan is zich aan de afspraak voor vanavond te houden en in staat zal zijn de vrouw op te leveren.'
  
  'Uitstekend,' zei Von Stadee. 'Dat is alles.'
  
  De radio zweeg.
  
  'Een verdomd goed idee van die beloning voor Lundgren, baas,' zei Hans. 'Ik dacht dat we vijf miljoen konden afschrijven toen die Zweedse operatie van ons kapot ging.'
  
  De stem van Von Stadee was uiterst minzaam. 'Komt het nooit bij je op waarom je na dertig jaar nog steeds een vliegtuigchauffeur bent, Hans? Nee? Laat me je een paar redenen noemen. Ten eerste, die kleine gangsters, zoals Von Runstadt er een schijnt te zijn ondanks zijn roemrijke oorlogscarrière, houden zich bezig met een dom en riskant bedrijf. Een laatste redmiddel. Ten tweede, onze bondgenoten, op het moment de Chinezen, zouden veel liever zien dat wij hun het geheim van Musko geven zonder dat iemand weet dat we ernaar zochten, zodat hun toepassing ervan tegen de Verenigde Staten een element van verrassing krijgt. En ten slotte, als je beter oplette, zou je weten dat ik die Zweedse onderneming drie dagen geleden al heb afgelast maar die idioten in de grot hadden te veel tijd nodig om te verdwijnen. Als ze waren teruggekomen, zou ik ze trouwens toch doodgeschoten hebben. Wees nu zo goed de besturing weer over te nemen. Ik heb nog iets af te handelen met onze vriend Lin-Tao. Maar mag ik je ten slotte verzekeren dat ik iets dat in wezen de beheersing over Noord-Amerika betekent niet voor vijf miljoen verkoop.'
  
  'Ik had het kunnen weten, baas,' zei Hans blozend en hij beet op zijn sigarenpeuk. 'U bent ons altijd een stap vóór.'
  
  Hij wist dat de graaf had gelogen over het bevel aan de infiltranten in Musko om naar huis terug te gaan. Hans had geen morele bezwaren tegen liegen, maar als een aanwijzing van komende veranderingen verontrustte het hem. Hij had de graaf er nog nooit op betrapt iets anders dan de strikte waarheid te vertellen! Natuurlijk had het, evenals zijn opscheppen, een afleidingsmanoeuvre kunnen vormen voor zijn misrekening wat de luchtsnelheid betrof, maar zijn instinct zei de corpulente piloot dat een leugen onzekerheid betekende. Hans had het vaker zien gebeuren. Daarop scheen altijd een soort Armageddon te volgen. Zijn kleine ogen schitterden. Als de grote mannen vielen, gaf dat een hoop kabaal maar voor onopvallende figuren op de juiste plaats was er dan meestal heel wat te halen.
  
  Het met dennenbossen bedekte Jutland verscheen onder de vleugel. Hans corrigeerde zijn koers iets en begon aan de afdaling naar Kopenhagen.
  
  
  
  Het was een donker land dat op vreemde wijze werd verlicht. De mensen vormden er een vreemd en gracieus ras dat zich bewoog op het ritme van een muziek die halfbetoverde wouden en snelvlietende stromen opriep. Het Koninklijke Deense Ballet was al een halfuur bezig toen het gezelschap de donkere loge betrad die Nick sinds het begin van de voorstelling voor zich zelf had gehad. Nick knikte even naar de groep en richtte zijn aandacht weer op het ballet. Von Runstadt, had hij besloten, was een aristocraat die altijd zijn kalmte bewaarde. Pas toen voor de pauze de lichten aangingen, draaide Nick zich om en keek naar de groep in de loge. Het viel hem niet moeilijk Von Stadee eruit te halen. De rest van het gezelschap leek precies op de entourage van elke grote man, met hun lege gezichten en diverse graderingen van schurkachtigheid en voorgewende waardigheid. Maar Von Stadee was een verrassing. Nick had de stereotiepe hardnekkige nazi verwacht - het kortgeknipte haar, de stierennek, de Pruisische stramheid, misschien een neiging tot corpulentie.
  
  De elegante man in avondkleding leek op een kruising tussen een marinierscommandant en een heilige van El Greco. Hij was sterk, besefte Nick, veel sterker dan zijn slankheid deed vermoeden, en zijn gezicht onder de grijze crew-cut was dat van een man die veel aan buitensport deed, hoewel de ogen hol waren en brandden alsof hij koorts had.
  
  De graaf zei iets tegen zijn begeleidster en wendde zich toen tot Nick.
  
  'Goedenavond, Herr von Runstadt. Ik ben blij dat u gebruik hebt kunnen maken van mijn aanbod. Maar ik had u twee kaartjes gestuurd en u bent alleen.'
  
  In zijn beschaafde stem klonk een lichte verachting mee.
  
  'Ik heb de dame thuisgelaten,' zei Nick kortaf. 'Het leek me het beste dat ze er niet bij zou zijn terwijl wij over haar marchanderen.'
  
  Von Stadee lachte geringschattend. 'Mijn beste man, ik marchandeer nooit. De prijs is u genoemd en u kunt het aanbod aannemen of verwerpen. Het is alleen jammer dat dr. Lundgren vanavond niet bij ons is, omdat ik er niet van houd, zogezegd, om een kat in de zak te kopen.'
  
  'Een kat in de zak, kom nou,' snoof Nick. 'Ik weet wat voor waarde Lundgren voor u heeft.'
  
  'O ja?' zei Von Stadee kalm. 'Wat bijzonder interessant.'
  
  'Ja,' ging Nick verder, 'en ik weet dat ze veel meer waard is dan de vijfhonderdduizend mark die u voor haar biedt.'
  
  'En hoeveel meer dan wel?' vroeg Von Stadee zacht. Nick had wel bijzonder dom moeten zijn om de dreiging in de stem niet te horen.
  
  'Ik ben niet inhalig, graaf,' zei Nick wat overdreven joviaal. 'Ik wil geen geld hebben. Maar als Zweden ontdekt dat ze weg is, zullen ze de jacht op me openen, net als de rest van de NA'ro-landen, West-Duitsland inbegrepen. Dan ben ik een man zonder toekomst, graaf. Het is toch al moeilijk voor een vaderlandslievende Duitser ...'
  
  'Ja,' zei Von Stadee, en het klonk als iets tussen een bevestiging en een vraag.
  
  'Ik wil een plaats in uw organisatie. U kunt een goede man gebruiken en ik ben officier in een half dozijn legers geweest.'
  
  De graaf schudde zijn hoofd. 'Ik heb u al gezegd dat u goed beschermd zult worden. Ik heb aanzienlijke kosten gemaakt en me veel moeite getroost om te zorgen dat de vrouw op overtuigende wijze ontvoerd wordt. Kort daarna zal ze dood gevonden worden. En daar hebt u dan geen schuld aan.'
  
  'Toch wil ik graag die baan hebben. Geen baan, geen Zweedse juf,' zei Nick.
  
  Er volgde een stilte terwijl de graaf zijn ogen neersloeg en nadacht. Nicks aandacht werd getrokken door de vrouw die naast de graaf zat. Ze leek erg jong om de minnares van de graaf te zijn. Hij was voor in de veertig en zij kon geen dag ouder dan twintig zijn. Het was trouwens toch een vreemd meisje voor de graaf. Ze had het open gezicht, de roomkleurige huid en het zeer donkere haar van sommige Ierse meisjes die Nick had gekend. Nick knipoogde tegen haar en verborg een grijns. De graaf dacht nergens over na, net zo min als Nick zou marchanderen. Ze wisten wat het resultaat zou zijn maar waren gedwongen het spel te spelen.
  
  Nick gebruikte het intermezzo om een zilveren heupfles uit zijn colbert te halen en hij bood het meisje galant de eerste slok aan. Haar donkerblauwe ogen fonkelden even.
  
  'Nou, wel bedankt,' zei ze. 'Ik bedoel, danke schön.'
  
  Wat zullen we nou hebben, dacht Nick, een Amerikaanse. Von Stadee keek misprijzend op toen het meisje Nick de heupfles teruggaf. Nick hield de graaf de fles voor maar die schudde kortaf zijn hoofd. Nick haalde zijn schouders op en nam een forse slok.
  
  'Komt altijd te pas, bij de wisselvalligheden des levens,' zei Nick gewichtig en grijnsde dom.
  
  'Ik heb een besluit genomen,' begon de graaf. 'Het is mogelijk dat we een man met uw ervaring kunnen gebruiken in onze politieke organisatie. Maar ook ik kan de toelatingseisen niet veranderen. Ik steun uw kandidatuur maar u zult aan de eisen moeten voldoen zoals bij elke andere zakelijke of militaire organisatie. Enkele van die eisen zijn wat ongewoon maar dat zijn de Germaanse Ridders ook, tenminste op officiersniveau.'
  
  'Dat begrijp ik,' zei Nick. Hij begreep het inderdaad tot op zekere hoogte. Op dit moment zou Von Stadee hem ook een emmer vallende sterren hebben beloofd.
  
  Von Stadee haalde een envelop uit zijn binnenzak en gaf die aan Nick.
  
  'De plannen voor de uitwisseling van de gevangene staan op een stuk papier geschreven dat zich zelf vernietigt eer u deze loge verlaat. Bestudeer ze en als u vragen hebt, stel ze dan nu. Morgenavond verwacht ik geen fouten.'
  
  Nick las de eenvoudige instructies drie keer over tot hij ze uit zijn hoofd kende en keek toen op.
  
  'Geen vragen.'
  
  Von Stadee knikte goedkeurend en gaf hem een tweede envelop. Nick telde het Judasgeld na en nu was het zijn beurt om te knikken.
  
  'Nog één ding,' zei Von Stadee. 'Ik geloof dat het voor ons allemaal het beste zou zijn als we een poosje in Kopenhagen blijven om eh ... alle schijn tegen ons te vermijden. De aanwijzingen zullen niet in onze richting gaan, dus we hoeven niet bang te zijn voor de autoriteiten.'
  
  Nick stemde toe. Toen het gezelschap van Von Stadee vertrok, bleef Nick achter en hij verdween door een andere uitgang. De graaf zou waarschijnlijk iemand hebben geposteerd om Nick in het oog te houden en zich ervan te overtuigen dat die zich,als een samenzweerder gedroeg en Nick hield ervan de mensen waar voor hun geld te geven. Kopenhagen lag er mooi en voorjaarsachtig bij terwijl hij door de straten liep. God helpe Astrid als je dit verknoeit, dacht Nick. Hij herinnerde zich de vochtige, volle lippen van de graaf en zijn brandende ogen. Als die knaap je in handen krijgt, Astrid mijn lief, dan praat je.
  
  Het beeld dat Nick voor ogen stond was niet aangenaam terwijl hij door de met meisjes gevulde Kopenhaagse straten naar het hotel liep. De godin sliep toen hij daar aankwam. Haar beschermer kleedde zich met een scheef lachje uit en stapte zedig in het andere bed, trouw aan de afspraak.
  
  
  
  Het was acht uur 's avonds. De dwerg draaide aan het rad, het tolde rond en wierp zijn lichten de avond in waar ze zich vermengden met de caleidoscoop van lichten die door de bomen schenen. De vreemde eentonige muziek kwam uit een stoomorgel.
  
  De dwerg riep: 'Kom binnen, dames en heren ... kom binnen en bezichtig ze ... alle sterren.'
  
  Bij het strand speelde een orkest. Het waren eigenlijk een half dozijn orkesten, die langzame walsen speelden en vurige Dixieland en rock 'n roll.
  
  'Frank Sinatra, mensen ... Yves Montand ... Louis Armstrong ... Noerejew ... ze staan klaar om voor u op te treden tegen een fractie van hun normale prijs.'
  
  Maar de sterren waren marionetten en de dwerg had die avond zelfs de Beatles in levenden lijve niet kunnen verkopen. Het regende en de dwerg stond in een verkeerde hoek. Niemand kocht een kaartje om in het niet overdekte gedeelte voor het marionettentheater te gaan zitten.
  
  Een lange man en een vrouw in een regenjas stonden net ver genoeg weg onder de bomen om te voorkomen dat de dwerg bij hen zou aandringen dat ze zijn voorstelling kwamen zien. De dwerg beschermde zijn sigaar tegen de regen en riep zijn woorden van tijd tot tijd met glazige ogen.
  
  De regen droop vermoeid van de pas ontloken bladeren. Acht uur. Elk ogenblik kon het gebeuren. Nick stond zeer dicht bij de vrouw. Het was erg romantisch zo. Het was ook veel veiliger. Zo dicht bij Astrid konden ze hem niet uit een hinderlaag neerschieten zonder het risico te lopen ook haar te doden, wat ongeveer het enige risico was dat Von Stadee niet zou willen lopen. Nick had deze avond slechts één taak. In leven blijven.
  
  Er lag een regendruppel op het puntje van Astrids neus.
  
  Nick kuste de druppel weg. Het gaf hem de kans haar lichaam aan te raken en de minuscule radiozender met hoog frequentiebereik te controleren waarmee de Zweedse veiligheidsdienst al haar bewegingen kon volgen voor het geval er iets misging.
  
  Natuurlijk bestond er altijd een kleine kans dat Von Stadee zijn belofte met Nick zou nakomen in plaats van te proberen hem te vermoorden, maar Nick zelf leek het onwaarschijnlijk. De graaf zou ernstig in zijn achting dalen als hij geen regelingen had getroffen om Nick uit de weg te ruimen.
  
  'Hoe gaat het?' vroeg Nick.
  
  'Best. Nee. Ik ben bang. Ik heb altijd een erg beschut leven geleid.'
  
  'Dat dacht ik al,' zei Nick grinnikend. 'In ernst, admiraal Larson en zijn jongens zullen voor je zorgen, ook al zou ik het te druk hebben om je te kunnen helpen.'
  
  'Ik zou liever jou bij me hebben,' zei de vrouw met donkere stem. 'Bij nader inzien.'
  
  'Ik heb je wel gezegd dat je aan me zou wennen,' zei Nick. De dwerg begon weer te roepen. 'Kom de sterren zien mensen ... Ze zijn er allemaal, een internationale melkweg van beroemdheden en talent.' Zijn schorre stem kraste als een raaf in de mist.
  
  'Daar heb je een man met gevoel voor talent. Kom hierheen met uw dame, meneer, en laat haar het leven eens van de andere kant bekijken.'
  
  De dwerg zwenkte een van de toneellichten zodat de straal vol op Nick viel. Nick wist niet of het een vermoeide grap was of onderdeel van het plan uitmaakte. Hij voelde Astrid naast zich verstijven. Opeens was het mistige park vol rennende gedaanten.
  
  'Hé,' brulde Nick. Er klonk verontwaardiging in zijn stem. Ze waren omringd en de mannen drongen op. De dwerg begon kakelend als een waanzinnige te lachen. Nick hoopte dat hij de vrouw niet hoefde op te geven. De Zweedse veiligheidsdienst had het park omringd, maar niettemin zou het veiliger zijn als hij haar bij zich kon houden en de graaf bij een tweede poging tot de koop over kon halen.
  
  Er kraakte een schot in de mist en de dwerg lachte nog harder. Nick zag meer rode vlammentongen, hoorde meer schoten maar hij lag al op het doorweekte gras, hij had de Luger in zijn hand en schoot terug. Een gewonde man kreunde. Astrid lag dicht tegen Nick aan, met een lang been over het zijne, en haar haar woei in zijn ogen toen hij de vage omtrekken van de ontvoerders in zijn vizier probeerde te krijgen.
  
  'Wegwezen hier,' gromde hij tegen Astrid.
  
  'Zei ik dan dat ik wilde blijven?' zei ze in zijn oor.
  
  Nick trok haar met één hand overeind en bleef met de andere hand schieten. Samen renden ze naar de beschutting van de bomen. Een man met een pistool verscheen op het glibberige pad. Nick schoot hem neer toen hij zijn wapen ophief en Astrid gilde.
  
  'Een van de spelregels, mijn lief,' fluisterde Nick. 'We gillen niet als we schieten of beschoten worden. Verraadt onze positie.'
  
  'Ik geloof niet dat ik dit spel leuk vind.'
  
  Nick grinnikte. 'Zoals ze dan zeggen, het is op het ogenblik het enige spel dat voorhanden is.'
  
  Op deze regenachtige avond lag het botenverhuurbedrijf aan het kleine meer er verlaten bij. Nick en Astrid renden over de steiger en stapten in de dichtstbijzijnde roeiboot. Ze hoorden het kabaal en geschreeuw op de oever al. Nick trok aan de riemen op weg naar de mist in het midden van het meer.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  De lichten in het park glinsterden tegen de bewolkte avondlucht, maar op het meer omwikkelden de mist en regen hen met een beschermende mantel van duisternis. Nick en Astrid zaten zwijgend te luisteren naar het water dat tegen de boot kabbelde. De geluiden in het park leken veraf en zelfs het geschreeuw van hun achtervolgers op de wal leek af te nemen.
  
  Toen piepte in de stilte een dol. Niet van hun boot. Ze hoorden stemmen terwijl boten naar het midden van het meer gleden.
  
  Nick legde zijn hand op de arm van de vrouw. 'Hou je heel stil,' zei Nick. 'Wat er ook gebeurt.'
  
  Ze duwde een lok donker haar van zijn voorhoofd. 'Ja,' zei ze. 'Je hoeft het niet twee keer te zeggen. Komen ze ons achterna?'
  
  'Ja,' zei Nick.
  
  'Ik hoor niets.'
  
  'Jawel,' fluisterde Nick. 'Links van ons. Ga achter het dolboord liggen.'
  
  De vrouw trok haar rok op en hurkte gehoorzaam op de lekkende bodem van de roeiboot. Nick trok een van de riemen uit de dol en wrikte de boot geluidloos naar de beschuttende duisternis van de overhangende bomen op de oever. De geluiden van de andere boot kwamen naderbij.
  
  Nick trok zijn kleren uit.
  
  'Zijn dat ze, de Duitsers?' vroeg ze fluisterend.
  
  'Ik denk van wel,' zei Nick. 'Het kan ook de politie zijn, vanwege de Duitser die ik op het pad heb gedood. Dat ga ik uitzoeken.'
  
  Hij liet zich zo geruisloos mogelijk in het water zakken, maar hij wist dat de andere boot hen had gehoord en nu recht op hen af kwam. Nick dook en zwom eer. stuk onder water. Toen hij bovenkwam, was de andere boot vlakbij. Er zaten twee mannen in die opgewonden in het Duits fluisterden.
  
  'Achturig! Daar, Walter, voor ons uit.'
  
  De man in de boeg had een pistool en knielde om beter te kunnen mikken op de schaduw van Nicks boot. 'Zorg dat je de vrouw niet raakt. Ze is een hoop geld waard,' fluisterde de man aan de riemen.
  
  'Die verdomde mist,' zei de schutter. 'Ik zie de boot wel maar de man niet.'
  
  Nick dook op uit het zwarte water en kwam met zijn volle gewicht neer op de boeg van de roeiboot.
  
  'Hé, blijf in het midden zitten, verdomde idioot... wat...?'
  
  De schutter die zich op zijn doel concentreerde werd bij verrassing genomen en duikelde over de boeg het water in. Het kabaal van het pistool dat naast zijn oor afging, verdoofde Nick. Op dat moment probeerde de man aan de riemen Nick de schedel in te slaan met een riem. Nick voelde het scherpe blad op zijn schouder neerkomen en dronk de halve vijver leeg in een poging uit de buurt te komen. Toen kreeg hij de riem te pakken en klom er hand over hand langs. Aanvankelijk was de roeier te koppig of te stom om los te laten en Nick weer in het water te laten vallen.
  
  Toen hij eindelijk op het idee kwam was het te laat. Nick kreeg zijn nek met twee handen te pakken en liet zich terugvallen in het water. De roeier moest wel meekomen. Ze plonsden samen in het water en Nick verstevigde genadeloos de druk op 's mans keel.
  
  Terwijl de man onder water worstelde, keek Nick om zich heen. De schutter kwam terug, gehinderd door zijn kleren maar zeer strijdlustig. Nick zag het grijnzende gezicht naast zich in het water opduiken en liet de keel van de roeier even los voor een venijnige houw naar het gezicht van de schutter. De zijkant van Nicks hand trof het gezicht als de botte kant van een bijl en dreef de neus omhoog in de hersens. De man kreeg geen tijd meer om te gillen. Hij was dood eer zijn geteisterde gezicht in het zwarte water wegzonk.
  
  Nick richtte zijn aandacht weer op de roeier die hij met een hand onder water hield. Het verzet van de man werd steeds zwakker. Nick trapte nog twee minuten water, toen liet hij los. De tweede Duitser kwam niet meer boven.
  
  Er zijn er nog meer, dacht hij. Ze moeten ons op de wal omsingeld hebben, anders zouden ze er geen mannen in een boot op uitsturen. Maar nu ze wisten waar hij zich bevond, moest hij toch riskeren aan land te gaan. Nadenkend zwom hij terug naar zijn boot en hees zich aan boord.
  
  'Ik ... ik heb maar één schot gehoord,' zei Astrid. 'Ik dacht dat je misschien ...'
  
  'Misschien,' lachte Nick, 'is niet genoeg.' Hij pakte de riemen en begon terug te roeien. Hij schoof de boot een stuk de wal op en hielp de vrouw uitstappen. Toen renden ze via het glibberige pad het donkere bos in.
  
  Tussen de bomen was het zicht door de mist slechts enkele meters. En ergens in dit bos lachte de dwerg. Nick had deze maniakale lach slechts één keer gehoord, kort tevoren bij de marionettentent, maar het geluid was zo diep in zijn brein gegrift dat hij het twintig jaar later nog zou horen. Misschien was de lach een nerveuze manifestatie van de bloeddorstigheid waardoor de kleine moordenaar altijd gehandicapt zou blijven. Hij bevond zich daar ergens in het donker en lachte omdat hij wist waar Nick was terwijl Nick niet wist waar hij was.
  
  De vrouw hijgde maar hield haar mond. Haar ogen waren bang opengesperd en haar hand was ijskoud toen ze Nicks hand greep.
  
  Er kwamen geen kogels, maar het gelach volgde hen als een kwade bosgeest, nu eens vóór en dan weer achter hen.
  
  Toen hield het lachen abrupt op.
  
  En Nicks supergevoelige oren, afgericht door jaren van vechten in het donker, vingen het geklik van ijzer op ijzer op, een ogenblik voor het gelach nogmaals voor hen uit klonk. Nick wierp de vrouw op het modderige pad en liet zich snel op haar vallen terwijl het machinepistool een paar meter verderop zijn dodelijke lied zong, een rood oog in de mist. Het geratel leek minutenlang aan te houden, terwijl Nick en Astrid hun gezichten in de modder drukten en zich zo klein mogelijk maakten. Eindelijk werd het stil en de lichtbundel van een lantaren speelde voorzichtig door de warrelige mistflarden.
  
  Nick vuurde een schot met de Luger en hoorde de kogel van de rotsen terugkaatsen. Het licht ging uit en het lachen begon weer.
  
  De vrouw naast hem rilde alsof ze koorts had. 'Dat gelach,' zei Astrid, 'afschuwelijk. Ik word er banger van dan van dat machinepistool - banger dan van de dood zelf.'
  
  'Ik heb zo'n idee dat dat ook de bedoeling is,' zei Nick laconiek. 'Blijf hier liggen, dan ga ik snel kijken. Misschien kunnen we een eind aan die vrolijkheid maken.'
  
  De kolf van de Luger was vochtig en zwaar in Nicks hand en hij onderhield snelvuur in de richting van het waanzinnige gekakel van de dwerg om de aandacht van Astrid af te leiden. Voor hem flakkerde de rode tong van het machinepistool en natte stukken schors en bladeren vielen op Nicks hoofd terwijl de forse man als een geest op de zich terugtrekkende schutter joeg. De dwerg was waanzinnig maar hij was niet dom. Hij begreep uit de snelheid waarmee Nick in het donker zich voortbewoog dat hij geen schijn van kans tegen de lange man had in een vuurgevecht op ruw terrein. En algauw klonken de salvo's van het machinepistool steeds verder weg. De dwerg trok zich terug. Een slimme schoft, dacht Nick. Kennelijk had hij er niet op gerekend het alleen tegen Nick te moeten opnemen. Nou ja, het had geen zin hier langer in het donker rond te strompelen als de dwerg er genoeg van had. Het belangrijkste was Astrid Lundgren in veiligheid te brengen. Hij zag haar toen hij terugkeerde in de beschutting van een boom en hoorde haar hijgen toen hij geruisloos naast haar opdook.
  
  'Zijn we nu veilig?' vroeg ze.
  
  'Een paar minuten,' grinnikte Nick. 'Ze willen je wel graag hebben, als ze zulke risico's nemen.'
  
  'Dat willen ze ook,' zei de vrouw. 'Dat is geen opschepperij. Ik ben een pion die een belangrijk veld blokkeert en daarom ben ik waardevol. Het zou voor de vrije wereld dramatisch kunnen zijn als ik verloren ging. Zo liggen de feiten.'
  
  'Von Stadee heeft geluk,' gromde Nick. 'Zonder die mist hadden we je nu al veilig terug in Zweden gehad.'
  
  Nick hield de Luger onder handbereik terwijl ze over de heuvel in de richting van het amusementspark liepen. Nog een paar honderd meter en ze waren veilig op straat en tussen de mannen van admiraal Larson, dacht Nick. Maar tot ze buiten het park waren, was Astrid zijn grimmige verantwoordelijkheid.
  
  Ze kwamen nu bij de amusementstenten.
  
  Op deze natte avond waren er weinig mensen in de omgeving, maar ze zouden het schieten tot een minimum beperkt houden. Binnen de vijf minuten merkte Nick een van de
  
  mannen van de graaf op die alleen aan een cafétafeltje zat - een grote Teutoon, ongeveer even onopvallend als de Brandenburger Tor. Hij zag Nick vrijwel tegelijkertijd en sprak gehaast in een walkie-talkie. Nick verhoogde zijn snelheid en trok de vrouw aan haar hand mee. Een half dozijn mannen in regenjassen kwam over het middenpad op hem af.
  
  Het was te laat. Natuurlijk zou het hek het zwaarst worden bewaakt. Als Von Stadee eraan had gedacht de wapens van zijn boeven van geluiddempers te voorzien, konden ze Nick neerhalen met een muur van kogels zonder dat iemand het merkte. De veilige Vesterbrogade, de grote hoofdstraat buiten het park, lag op nog geen honderd meter afstand, maar Nick begreep dat ze het niet zouden halen.
  
  Hij draaide zich om en liep terug, terwijl hij over zijn schouder keek. De zes mannen van Von Stadee volgden hem en kwamen geleidelijk naderbij.
  
  Van de andere kant kwamen er nog drie over het pad aan. De graaf had Nick keurig ingesloten. Hij zou er misschien nog net in slagen zich aan de mannen te onttrekken, maar niet met de vrouw bij zich. Toen zag Nick de zweefmolen links van hen, met vliegtuigjes waar net passagiers uitstapten. Hij trok de hijgende vrouw achter een bloemenstalletje en schoof de kaartjesverkoper een handvol kronen toe. Met de kaartjes in de hand rende Nick naar de entree en ze namen plaats in een van de gondels. De overige plaatsen werden ingenomen door blonde Deense tieners en een handvol dronken Noorse matrozen.
  
  'Wat... wat doet dit apparaat?' vroeg Astrid met bevende stem. 'Mechanisch gesproken ziet het er erg onefficiënt uit. 'Ik weet het niet,' zei Nick en gespte hen vast. 'Kan me niet schelen ook.' De rest van zijn woorden ging verloren in het kabaal van de muziek die opklonk toen de zweefmolen abrupt startte en op snelheid kwam.
  
  De vliegtuigjes gingen hoger dan je zou denken. Nick en Astrid tolden boven de bomen uit, zagen glimpen van de lage avondlucht boven Kopenhagen en doken toen in glijvlucht langs de lichten op de grond. De muziek speelde wild en de gezichten op de grond waren vage vlekken. Nick probeerde vergeefs de in zwarte regenjassen gestoken moordenaars van de graaf te ontdekken.
  
  De Noorse matrozen brulden van het lachen. Onder hen zag Nick plotseling de groep zwarte jassen met witte gezichten die omhoogkeken. Nick keek snel de andere kant op. De kleine metalen capsule aan het einde van de stalen arm tolde wild boven de grond. Nick zag de verkeerslichten op de Hans Christiaan Andersen boulevard en toen nam de snelheid af en was de rit voorbij.
  
  De oude kaartjesverkoper verscheen op het platform. Er stapten mensen uit, andere mensen stapten in de metalen kogels. Nee. Ja. Twee van de zwartjassen kwamen door het hek over het houten platform. Daarmee begingen ze een fout.
  
  Ze begroetten Nick en Astrid opgewekt en wilden op de achterbank van hun capsule gaan zitten. 'Guten Abend, Herr von Runstadt,' zei de grootste van de twee, 'wij gaan ja een ritje maken? En dan drienken we Schnapps, ja?'
  
  Hun pistolen waren onzichtbaar. Nick grinnikte vriendelijk en ging staan. Toen liet hij zijn rechtervuist met volle kracht los op de neus van de forse Duitser. De neus ontplofte als een overrijpe tomaat en het bloed stroomde over zijn mond en kin en hemd en regenjas. De Duitser begon hijgend te vloeken, maar de stroom brak af toen de zweefmolen met een schok begon te draaien. De tweede Duitser greep zijn bloedende metgezel en duwde hem in de gondel.
  
  Opnieuw zwaaiden ze woest door de avondlucht. De gewonde schutter tastte naar zijn pistool. Zijn gehavende gezicht was vertrokken, de gezwollen paarse lippen waren opgetrokken in een grauw die gele tanden liet zien. 'We schieten hem ja nu dood, het zwijn ...'
  
  'Onzin, Carl. Je bent gek. Het gaat erom dat we met de vrouw wegkomen, en niet in handen van de Deense politie vallen. Probeer dat dikke Beierse hoofd van je eens te gebruiken.'
  
  'Ik vermoord hem en ik schiet jou ook neer als je probeert me tegen te houden.'
  
  'De graaf zal je afmaken als een dolle hond,' zei de tweede Duitser koud. 'Zelfs jij kunt niet zo stom zijn dat je dat niet snapt, Carl. Wees niet bang, jouw kans komt heus wel. Kijk, de tent is omsingeld.'
  
  Nick keek om zich heen en zag inderdaad drie mannen in regenjas rond het platform staan. Een aantal anderen waren verspreid zodat alle vluchtwegen waren afgesneden.
  
  'Kan me niet schelen. Het is een erekwestie,' gromde de gewonde man, terwijl hij zijn bloedende gezicht met een zakdoek afveegde. 'We moeten de vrouw hebben, ja?'
  
  Nick keek naar de Duitser. Zijn grijns was tartend, dolmakend breed. Gejaagd tastte de gewonde man naar zijn schouderholster om zijn pistool te grijpen. De andere Duitser worstelde een ogenblik met hem, toen kwamen ze beiden half overeind omdat de gewonde man zich probeerde los te rukken. De gewonde man balanceerde op de rand van de gondel toen Nick ingreep. Hij kwam half overeind van zijn plaats en gaf de gewonde een karateslag in de nek. Terwijl de man neerzakte, greep Nick hem bij zijn riem en duwde hem de lege ruimte in.
  
  Nick zag hem tegen de achtergrond van de bomen rondtollen en toen maakte hun gondel een bocht zodat hij uit het gezicht verdween.
  
  Er steeg een vreemd geluid uit de toeschouwers op, als een collectieve zucht, de zweefmolen verminderde snelheid en de gondels zakten. Nick zag het roerloze lichaam van de ene Duitser liggen. De andere Duitser, die nog in hun gondel zat, keek Nick kalm, met uitdrukkingloze ogen, aan.
  
  'Dat was buitengewoon dom van u, Herr von Runstadt. Hoewel ik geen aandacht op onze transactie wil vestigen, kunt u ervan overtuigd zijn dat ik u zal neerschieten als dat nodig mocht zijn,' zei hij. 'U loopt rustig met ons het hek uit.'
  
  'Reken maar,' zei Nick.
  
  Toen sprong hij uit de gondel. Hij hoopte dat hij de afstand goed had geschat. De grond leek uit twee verschillende richtingen op hem af te schieten, toen kwam hij neer met een klap die de adem uit zijn longen perste. Zijn hersens dreigden in de duisternis weg te zakken, maar hij dwong zich bij bewustzijn te blijven. Hij stommelde overeind, zijn blik werd weer helder, en hij trok zijn Luger. Hij vuurde bijna zonder bewust te richten. Twee van de drie zwartjassen op het platform stortten neer en de derde dook weg.
  
  De mensen begonnen te gillen en in alle richtingen weg te rennen. Nick tolde om en zag de gondel waaruit hij zo juist op de grond was gesprongen. De gondel zwaaide een meter of drie boven het platform. De Duitser wankelde, proberend zijn evenwicht te hervinden om op Nick te kunnen schieten. Nick zette zich schrap, vuurde een magazijnvol kogels af op de achterkant van de gondel en zag de kogels door het dunne metaal vliegen.
  
  'Astrid ...' brulde Nick. De vrouw kwam overeind en keek wild om zich heen. Nick zag een arm over de achterbank verschijnen en aan haar regenjas trekken en hij bleef schieten. Toen zag hij de arm verslappen.
  
  Hij hoefde haar niet te zeggen wat ze moest doen. Eer ze hem had horen roepen verschenen haar hooggehakte schoenen al, over de rand van de gondel. Een ogenblik later hing ze aan haar handen overboord. Nick ving een glimp op van twee verrukkelijke dijen onder de opbollende rok. Toen viel ze als een zak aardappelen op de vochtige grond. Nick rende naar haar toe en trok haar overeind. In de verte hoorde Nick de sirenes van politiewagens. Hij rende met de vrouw opnieuw' de beschuttende duisternis in.
  
  Ze volgden de bochtige paden van het park tot ze bij een speciaal hek voor de artiesten van het openluchtballet kwamen. Ze renden tussen de lege rijen banken naar het toneel dat verlaten was maar nog werd gesierd door het decor van een betoverd kasteel. Hun voetstappen klonken hol op de kale planken terwijl ze naar de achterkant van het toneel renden.
  
  Toen floepte er een plafondschijnwerper aan. Nick schoot de lamp met een vloeiende beweging uit en het werd weer donker.
  
  Het spookachtige gelach van de dwerg begon weer. Astrid kreunde en greep Nicks arm. Toen viel ze langzaam met een zware bons op het toneel. Nick vloekte en sleepte haar achter een decorstuk waar hij probeerde haar bij te brengen. Toen de lange wimpers vaneen gingen en ze haar ogen opende, keek ze hem aan zonder hem te herkennen.
  
  'Wie bent u ...?' vroeg ze haperend.
  
  Nick sloeg haar in het gezicht. Hij had dit vaker zien gebeuren. Moed was iets waarvoor je in training moest blijven. En ze hoorde thuis in een andere wereld. Ze wilde eruit stappen.
  
  'Het is bijna afgelopen, kindje,' zei hij zacht. 'Je bent veilig-'
  
  'Je liegt,' zei ze. Haar stem klonk vreemd, als van een sluw kind. 'Ik hoor die lach nog. Het is afschuwelijk ...'
  
  'Schei uit, Astrid. Ik ben het, Nick. Hou je nog even goed. We zijn hier zo weg.'
  
  Langzaam kwam de jonge vrouw weer bij. Ze ging zitten en streek het witblonde haar uit haar gezicht. 'Neem me niet kwalijk. Dat is niets voor mij.'
  
  'Wacht hier,' fluisterde Nick. Geruisloos beklom hij de ladder achter het toneel, die naar de lichtbakken voerde. De Luger stak hij weer in zijn holster, want de mannen van de graaf of de politie zouden op de schoten afkomen, en geen van beide was een aantrekkelijk vooruitzicht. Weldra sloop hij over het looppad hoog boven het toneel, luisterend of hij het geluid van ademhaling hoorde tussen de wirwar van buizen en leidingen. Even later hoorde hij een zachte zucht en het begin van een lach in het donker. Nick sloop drie meter verder.
  
  Toen vlamden over het toneel de lichten op alsof het corps de ballet op het punt stond een nieuwe voorstelling te beginnen. Nick werd verblind door het felle schijnsel. Hij stond weerloos op een smalle plank vijfentwintig meter boven het toneel te wankelen en wachtte op de kogel van de dwerg. Toen begon het gelach weer en het geluid prikkelde Nick tot daden.
  
  De dwerg stond vijf meter verder aan de andere kant van de plank en zijn knoestige gezicht was vertrokken in een afgrijselijke grimas. Het mes vloog als een zilveren vogel door de lucht en Nick werd slechts gered door zijn voortreffelijke reactievermogen. Hij wierp zich plat op de plank en gooide Hugo, zijn prachtig uitgebalanceerde stiletto, in de val vanaf schouderhoogte.
  
  De dwerg sprong op toen Nicks stiletto hoog in zijn schouder terechtkwam. Nick hoorde de pijnkreet van de kleine man en wachtte op de smak. Maar die bleef uit. Nick kwam overeind en zag dat de dwerg zijn lichtgewicht lichaam met zijn sterke armen langs een steunbuis liet zakken tot hij bij de volgende buis kwam, om vervolgens een ladder op te klauteren naar de helse duisternis van het dak.
  
  Nick probeerde hem te volgen maar de kleine man was te snel en had het voordeel zo weinig te wegen. Hij bewoog zich met de lenige snelheid van een vluchtende chimpansee. De hitte van de lampen deed Nick beseffen dat er spoedig iemand zou komen om te zien waarom de lichten brandden in een leeg theater. Het gelach van de gewonde dwerg stierf weg in de duisternis van het dak en Nick begon af te dalen naar het toneel.
  
  Hij wist dat hij op zekere dag voorgoed een einde aan dat gelach zou maken, maar voorlopig had de kleine schoft gewonnen. Het was Nicks taak om Astrid Lundgren ongedeerd terug te brengen naar de Zweedse veiligheidspolitie. Hij voerde haar achter het toneel langs, voorbij de verlaten kleedkamers, naar de uitgang. Vandaar liepen ze door een steeg naar de brede Vesterbrogade.
  
  Banden suisden over het natte asfalt en toen hoorde Nick het geluid waarop hij wachtte, het geklepper van paardenhoeven en het knarsen van wagenwielen op hun assen. Hij keek de straat in. Geen zwarte regenjassen. Nog niet. Ze moesten ergens in de buurt zijn, maar de graaf had geen signalen ontvangen uit de getransistoriseerde zender in Astrids zak en de Zweden wel. Nick had nog een paar minuten tijd.
  
  Tergend langzaam naderde de door paarden getrokken bierwagen de opening van de steeg. Daar verminderde hij vaart, maar zonder te stoppen. Het vertrouwde gezicht met de blonde bakkebaarden van vice-admiraal Larson loerde vanonder het canvasdoek dat meestal de biervaten afdekte, maar nu zeven gewapende mannen en het hoofd van de Zweedse veiligheidsdienst onder zeil hield.
  
  'We begonnen ons al zorgen te maken toen we je niet naar buiten zagen komen, Carter. Hoe is het met madame Curie?'
  
  'We hebben wat op het meer geroeid,' zei Nick cryptisch, 'en we voelen ons nu een stuk beter. Als u even voor ontvangst wilt tekenen, ga ik ervandoor.'
  
  De vrouw en het hoofd van de veiligheidsdienst verwisselden van plaats en de wagen reed verder, terwijl de koetsier
  
  rustig aan zijn pijp lurkte alsof hij een lading bier vervoerde in plaats van een van de belangrijkste wetenschappers van de vrije wereld, die naar een afgelegen vliegbasis moest worden gebracht. Vandaar zou ze met een machine van de Zweedse luchtmacht teruggaan naar haar futuristische ondergrondse lab in Zweden.
  
  Nick stond in de druipende steeg en trok tevreden aan zijn eerste sigaret in uren. De verweerde Zweed duwde zijn handen diep in zijn zakken.
  
  'Von Stadee zal zijn mannetjes zo hier hebben.' zei Nick. 'Waar kunnen we praten?'
  
  'In Ny Havn.'
  
  Ny Havn was een smalle straat langs een donker, met bomen omzoomd kanaal. In de kelders en benedenverdiepingen van de huizen bevond zich een aantal jazzclubs en uit de open deuren blerden de jukeboxen en het gejammer van de saxofoons drong door tot de straat. Ook op deze sombere avond zaten de clubs vol vlasharige tieners in spijkerbroeken die op de kleine dansvloertjes ronddraaiden. Zelfs als graaf Von Stadee, die soms overal tegelijk scheen te zijn, hun rendez-vous had kunnen voorzien, zouden de zes Deense musici die bezig waren aan 'That old time religion' de meest moderne afluisterapparatuur nutteloos hebben gemaakt.
  
  Nick dronk zijn Carlsberg in twee lange teugen en ontspande na de spanning van de actie.
  
  'Over het geheel genomen ging het vrij goed,' zei hij. 'De graaf en ik zijn wat je noemt in onderhandeling. Het was een goed idee om uw mannen op de achtergrond te houden. Hij denkt nog steeds dat ik op eigen gelegenheid werk met misschien een kleine bende.'
  
  'Toen ik de Deense politie zag aankomen, begon ik grijze haren te krijgen,' zei de veiligheidsman.
  
  'Het was de moeite waard,' grinnikte Nick. 'Morgen heb ik
  
  mijn voet tussen de deur. Maar ik heb hulp nodig. Ik ken dit land niet zo goed. En de graaf heeft een grote organisatie. Hoe groot weet ik nog niet.'
  
  Nick schetste zijn idee en de veiligheidschef knikte en maakte aantekeningen. Een halfuur later verlieten ze de club afzonderlijk. Nick zette zijn kraag op en slenterde langs het kanaal terug naar zijn hotel. Terwijl hij naar het trage, duistere water keek, bedacht hij dat als hij ook maar de kleinste vergissing beging, zijn lichaam morgenavond deel zou kunnen uitmaken van het afval dat in het koude, smerige water dreef.
  
  Zelfs het feit dat het om de veiligheid van Amerika ging, maakte het idee er niet aangenamer op.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  De weg naar Helgoland liep lange stukken door vlak bouwland en glooiende, met sparren begroeide heuvels. De bolle lage wolken leken bijna de rieten daken van de boerderijen te raken en de grauwe dag hulde de weg en het landschap in een saaie kleurloosheid.
  
  De man in de oude Jaguar stond voor een klein wegrestaurant geparkeerd en wachtte geduldig. Toen verscheen er een stip op de weg die snel groter werd. Vervolgens groeide de stip uit tot een grote BMW-motor die met ruim honderd vijftig kilometer per uur langs het restaurant flitste en toen nog harder ging rijden. De in leer en helm gehulde motorrijder haalde de topsnelheid uit de grote machine.
  
  Een flauwe glimlach verscheen rond de lippen van de man achter het stuur van de Jaguar. 'Je bent laat, Boots,' zei hij zacht. Snel trok hij een gebreide bivakmuts over zijn hoofd. Door de felle kleuren van het masker rond ogen, neus en mond leek hij op een oude Azteekse priester. Toen de muts op zijn plaats zat, gaf hij gas en snelde achter de motorrijder aan.
  
  De motorrijder was zich niet van de achtervolger bewust. Het vlakke stuk weg was bijna ten einde en de snelheidsmeter trilde rond de 180 km/u. Met tegenzin nam de motorrijder gas terug en richtte zich op in het zadel. Met deze snelheid zou een hooiwagen of een boerenpaard op de weg fataal zijn. Zelfs een flodder koeienmest. Een glimlachje plooide zich rond de door de wind vertrokken mond. Dit was een mal boter- en eierenland maar met een beetje geluk zou Ricky, de graaf, over een paar dagen klaar zijn met zijn werk en dan konden ze uit elkaar gaan. Zij, Boots Delaney, herinnerde zich de tijd waarin ze een bende van wel honderd motoren had aangevoerd in woeste ritten door de kleine stadjes van Zuid-Californië en Nevada. De plaatselijke autoriteiten waren zo bang geweest dat ze de Nationale Garde al bijna opbelden als ze stopten voor een tik op de nieren of zo. En nu maakte ze zich zorgen om koeienflodders op de weg, godallemachtig.
  
  De gedachte aan haar vriend Ricky, graaf Ulrich von Stadee, gaf haar een vreemd gevoel. Boots had heel wat knapen gekend die door hun eigen moeder zware gevallen zouden worden genoemd, maar Ricky spande de kroon en was bovendien de meest geslaagde misdadiger die ze ooit had ontmoet. Hij opereerde vrijwel altijd binnen de wet en het aantal zaakjes waarin hij zat was fantastisch. Om maar te zwijgen van de Ridders - dat legertje militaire dekhengsten die naar Ricky's pijpen dansten.
  
  De grote motor brulde tussen haar dijen en Boots voelde zich warm worden als ze aan de man en zijn slanke, harde lichaam dacht. Ze merkte de sportwagen een paar kilometer achter zich wel op, maar schonk er geen aandacht aan omdat ze met haar gedachten in die merkwaardige zaal in het kasteel was. Ricky was zo hard als graniet omdat hij trainde als een bokser en Boots verlangde naar de aanraking van dat harde mannelijke lichaam dat haar zijn wil oplegde. Maar in deze zeven maanden had Ricky haar niet aangeraakt zoals een man een vrouw aanraakt. 'Vrouwen verslappen de wilskracht van een man,' zei hij, op die vreemde toon. 'Het sleutelwoord is discipline. Om te kunnen leiden moet je in staat zijn meer te verdragen dan anderen.' En terwijl de arme Boots brandde van onbeantwoorde hartstocht, had Ricky haar gedwongen hem met de zwepen en riemen en verhitte ijzers te bewerken die aan de muren van zijn slaapkamer hingen. Als demonstratie van moed was het indrukwekkend, vond Boots. Zij werd er tenminste koud van, en ze was niet bepaald een doetje, maar als surrogaat voor af en toe een tik en een kietel was het bepaald onbevredigend.
  
  En de laatste tijd had ze opgemerkt dat Ricky iets meer dan discipline uit hun avondlijke sessies scheen te peuren - het leek wel of hij het leuk vond - en ze begon een vreemde macht over hem te krijgen. Hoewel Boots een kind uit de goot was, was ze slim genoeg om te beseffen dat macht zich tegen de drager kon keren ...
  
  Ze kreeg geen kans de gedachte af te maken. De slijmerd in de Jag zat vlak achter haar en toeterde. Er was ruimte genoeg om te passeren dus maakte Boots een gebaar met een opgeheven arm dat van pool tot pool een erkende belediging was.
  
  De sportwagen schoof naast haar en drong op. Boots keek om naar de bestuurder om hem nog een scheldwoord toe te slingeren en ging bijna plat met de motor. Die gekke vogel probeerde haar, Boots, als een soort Science fiction-verkeersagent opzij te gebaren.
  
  'Me reet, jongen,' gilde Boots. Ze gaf de BMW vol gas en de motor sprong naar voren. Boots lag laag over het stuur terwijl de wind haar gezicht ranselde. Boerderijen, bossen en weiden schoten in een grijze stroom langs terwijl de naald van de snelheidswijzer bleef klimmen.
  
  Haar sluwe jonge brein was al bezig de situatie zorgvuldig te onderzoeken. De graaf was met grote zaken bezig. Hij was machtig en had dus rivalen. En Boots was de erkende minnares van de graaf. Via haar konden de rivalen druk op de graaf uitoefenen. Von Stadee kon erg onaangenaam doen over fouten, en Boots had zo'n idee dat hij het een ernstige blunder zou vinden als ze zich gevangen liet nemen.
  
  Ze keek in haar spiegel. De sportwagen kwam snel naderbij. De man met het masker scheen te weten wat hij met de wagen kon doen. Hij gleed door een bocht met de behendigheid van een Grand Prix-coureur en begon haar weer in te halen.
  
  Snel liet het meisje haar gedachten gaan over de topografie van het land. Ze had vaak over deze weg gereden. Ze herkende drie huizen op een heuveltje. Ze meende dat er een drinkplas voor vee was en een landweg die het bos invoerde, net voorbij een bocht die haar even onzichtbaar zou maken. Ze zeilde de bocht in en stoof de landweg op om de beschutting van het bos te zoeken.
  
  De man in de Jag zou voorbijrazen en zij zou, tegen de tijd dat hij zich realiseerde dat ze de weg had verlaten, al diep in het bos zijn. Een gevoel van opluchting en triomf doorstroomde haar. Ricky zou erg hatelijk zijn geworden als ze zich door een Deense zwerver had laten grijpen.
  
  Het gebrul van de Jaguar zwol achter haar aan. Ze draaide zich om teneinde hem te zien passeren. Toen ontdekte ze tot haar schrik dat de man met het masker zich niet voor de gek had laten houden. De Jag suisde de bocht door, stoof bijna zonder snelheid te verminderen de landweg op en kwam haar op de helling achterna.
  
  Boots bereidde zich op een laatste poging voor, en toen zag ze het hek, een barrière van stevige dennenstammen die de weg blokkeerde. Ze besefte haar fout. Op de open weg had ze een kans gehad. Iemand had haar kunnen zien en de politie waarschuwen, maar in dit stille bos had de gemaskerde man haar helemaal voor zich zelf. Terwijl het geraas van de BMW-motor verstomde, realiseerde ze zich hoe alleen ze wel was. Het enige geluid in de bomen was het gefluister van de wind en het gefladder van een voorbijvliegende vogel. Wanhopig, wetend dat ze in de val zat, begon ze te draven.
  
  Achter haar kwam de Jag grommend tot stilstand. Ze hoorde een portier dichtslaan in de stilte van het bos. Toen zag ze de gemaskerde man snel en soepel tussen de bomen rennen. Onder aan de helling begon open grasland en achter de vochtige weiden een boerderij. Boots rende op volle snelheid in de richting van de weiden en vervloekte de zware motorlaarzen die bij elke stap in de vochtige aarde wegzakten en haar schenen vast te houden. In het weiland zou ze misschien door iemand worden gezien. Waar zat de politie in dit rotland eigenlijk?
  
  Ze waadde door het natte grasland naar de trog met voer waar slaperige koeien tot hun enkels in het lentegras stonden te herkauwen. De voetstappen van de man sjoempten zwaar achter haar aan. Toen kreeg Boots een ingeving. Ze struikelde en liet zich met haar gezicht in het water vallen toen de man naderde. Onder bescherming van haar lichaam trok ze een lang mes uit haar linkerlaars.
  
  Terwijl de man op haar afkwam, sprong Boots overeind als een razende kat, haar mooie jonge gezicht vertrokken van woede, en ze haalde woest uit met het mes naar de buik van de man.
  
  'Kom op, grote hengst,' snauwde het meisje. 'Wat je krijgt mag je houden.'
  
  De gemaskerde man zweefde gracieus als een danser weg van het dodelijke lemmet en cirkelde om haar heen. De dodelijke uitvallen van Boots ontlokten hem een opgewekt gegrinnik. 'Hou maar op, Boots. Ik ben geen sheriff uit Zuid-Californië.'
  
  Boots' antwoord was een stroom vloeken. Toen sloeg de gemaskerde man toe met de snelheid van een ratelslang. Hij kwam in onder haar wapen, greep de hand met het mes en oefende snel druk uit op een bepaald deel van haar pols.
  
  Het mes zeilde weg in de hooistapel.
  
  Even later had hij een doek met chloroform te voorschijn gehaald die hij stevig op haar gezicht drukte. De helderblauwe ogen van het meisje waren speldenknoppen van haat terwijl ze zich tegen de greep van haar belager verzette, maar hij was sterk als een leeuw en zijn ogen leken door de spleten in zijn masker vriendelijk te lachen om haar verzet. Zijn ogen leken te zwemmen. Ze probeerde een dreigement te bedenken en toen werd alles zwart.
  
  
  
  Ze lag in een groot, comfortabel bed, en ze bevond zich in een huis. Daar was ze zeker van. Het was een vreemd soort huis, want de ramen waren stevig dichtgetimmerd en het dak leek van stro te zijn. Ze kwam tot de conclusie dat het een van de boerderijen was die ze zo vaak had gezien. Nou, in elk geval scheen ze nog in Denemarken te zijn.
  
  Aan de andere kant zat een forse man gehurkt met zijn rug naar haar toe om een vuur aan te steken in de grote open haard die de helft van de muur in beslag nam. Uit zijn omvang en efficiënte bewegingen maakte Boots op dat het de gemaskerde man was. Haar handen waren vrij en ze was niet van plan af te wachten om zich ervan te overtuigen.
  
  Snel wipte ze van het bed en sprintte naar de deur. De man keek met een ironisch lachje over zijn schouder. Boots naderde de deur op volle snelheid en probeerde hem open te rukken. Hij was natuurlijk op slot. Met een kreet van woede wierp ze zich op dat lachende gezicht en ze krabde en schopte en vloekte. Zonder veel moeite tilde de man haar op en wierp haar door de kamer waarna ze als een trampoline-springster op het grote hemelbed veerde.
  
  De man wachtte geduldig tot ze geen vloeken meer wist te bedenken en hem buiten adem met kwade ogen lag aan te kijken. 'Waar zijn we en wat doen we hier?' vroeg ze zwak. Terwijl haar woede zakte kreeg haar nieuwsgierigheid de overhand. Ze zag hoe zijn dure hemd over zijn machtige borst spande, ze zag de kracht in het knappe en toch harde gezicht en de humor in de diepliggende grijze ogen.
  
  'We wachten op de graaf,' zei de forse man. Hij sprak met het lichte Engelse accent dat gebruikelijk was bij ontwikkelde Duitsers die hun Engels vóór 1939 hadden geleerd. 'Je vriend heeft een bepaald opmerkelijke organisatie. Het heeft me de hele middag gekost om je hier te krijgen. Ik vond dat er niets beter was dan een gezellig vuur om de kilte van de lenteavonden te verdrijven.'
  
  'Ik ken je,' zei Boots. 'Jij bent die Duitse gelukszoeker waar Ricky bij het ballet mee sprak. Von Runstadt.'
  
  De man knikte en keerde zich om naar het vuur. Boots rolde zich als een kat op.
  
  'Ricky vermoordt je, jochie,' zei ze poeslief. Nick Carter lachte.
  
  'Dat heeft hij al geprobeerd. Wat erger is, hij heeft geprobeerd iets van me te gappen. En nu heb ik iets van hem gegapt.'
  
  'Zo speel je dat spel niet, makker,' zei ze. Ze werd geprikkeld en tegelijk aangetrokken door de nonchalante manier waarop deze forse man Von Stadees macht trotseerde. 'Die man is machtiger dan de bondskanselier van Duitsland. Je gapt gewoon geen dingen van hem, en zeker niet zijn vriendin.'
  
  'Wat boeiend,' zei Nick. Hij waagde een gok. 'Ik had niet gedacht dat jouw vriend Rick veel belangstelling voor vriendinnetjes had. Niet in de eerste plaats, tenminste.'
  
  Het meisje bloosde en Nick wist dat hij bijna doel had getroffen.
  
  'Ricky is een groot man,' zei ze boos.
  
  En ik durf te wedden dat hij me dat persoonlijk zou vertellen als hij hier was,' zei Nick grinnikend.
  
  'Dat merk je wel als hij je terug in Duitsland heeft. Heb je
  
  ooit van de Germaanse Ridders gehoord?'
  
  'Ik geloof van wel. Ja, ik zal je een geheimpje vertellen,' zei Nick. 'Daarom heb ik jou juist ontvoerd, Boots. Von Stadee heeft mijn enige kans op geld verziekt zodat ik nu een baan moet zoeken. Jij bent mijn introductie tot de Germaanse Ridders. Ik krijg zijn antwoord morgenochtend pas, dus we kunnen er maar beter het beste van maken.'
  
  'Morgenochtend ben jij dood,' zei het meisje overtuigd.
  
  'Een van deze ochtenden zullen we allemaal dood zijn, meid,' zei Nick, 'maar daar lig ik niet wakker van. Overigens, eer ik me je rug kan toedraaien, moet ik je vragen die leren spullen uit te trekken zodat ik kan zien of je nog meer messen bij je hebt. Daar hangt een shirt datje kunt aantrekken.'
  
  Boots' alerte jonge gezicht werd kribbig. Ze verstijfde op het bed en kneep haar ogen toe. 'Geen geintjes, makker. Als Ricky je te pakken krijgt kan ik je afscheid makkelijk of moeilijk maken.'
  
  Nick stak een sigaret in zijn mond en keek haar strak aan. Hoewel hij haar al op vuurwapens had gefouilleerd, zou ze een harpoen onder die leren kleding kunnen verbergen.
  
  'Uit met die kleren, Boots. Ik wou dat ik een heer was, maar dat ben ik niet.'
  
  'Jongen, je kan ...'
  
  'Ga je mond uitspoelen, Boots,' zei Nick vriendelijk. 'Het leer uit en dat shirt aan.'
  
  Nors rolde het meisje op haar rug en staarde naar het plafond. 'Kom ze maar uittrekken, baasje. En denk eraan dat Ricky je voor elke vinger die je naar me uitsteekt een week in zijn experimentele zaal in de kliniek houdt.'
  
  Met tegenzin stond Nick op en liep naar het uitgestrekte meisje. In een seconde was ze van het bed met een glinsterend knipmes in haar vuist. Nick lachte, stapte opzij bij haar eerste wilde uitval en sloeg het mes uit haar hand met een nonchalante slag waardoor haar hand verdoofd langs haar zij bleef hangen. Goeie God, dacht Nick, hoeveel van die dingen heeft ze nog verstopt? Ze probeerde al in een van de ontelbare ritszakken in het jack te komen. Nick greep de revers van het jack en tilde haar met één hand van de vloer. Toen schudde hij haar tot ze haar hand liet zakken en smeet haar op bed. Ze maaide met haar knieën en handen tot Nick een grote hand zacht maar stevig op haar gezicht legde en haar luchttoevoer afsloot. Met zijn vrije hand trok hij de rits van het jack open en hielp haar eruit. Hij moest een achterwaartse teengreep aanleggen om de laarzen uit te krijgen. Toen zette hij een voet in het midden van haar rug en trok de broek bij de enkels uit. Met de stapel kleren liep hij naar de bank en ging zitten.
  
  Boots zat in beha en broekje gekleed op het bed en keek hem met smeulende ogen aan, terwijl haar scherpe Ierse gezichtje vertrokken was van haat en haar slanke lichaam beefde van woede.
  
  Uit een binnenzak kwam een boksbeugel te voorschijn en uit een zak in de broek een ouderwets scheermes.
  
  'Ik weet dat je hier ergens een handgranaat hebt,' zei Nick lachend, 'maar daar ik die niet kan vinden mag je hem houden.'
  
  Boots zei niets maar haar kleine blanke borsten zwoegden veelzeggend. Nick wierp haar het shirt toe.
  
  'Ik heb je rothemd niet nodig,' snauwde Boots.
  
  'Okay, trek je jack dan maar aan.'
  
  Ze trok het leren jack weer aan, ging tegen de hoofdsteun van het bed zitten, strekte haar lange benen voor zich uit en trok boos aan een sigaret terwijl Nick broodjes, fruit en koud Deens bier uitpakte. Nadat ze voor de vorm een paar keer had geweigerd, liet Boots zich overhalen mee te eten. 'Wat heb je tegen de graaf gezegd dat je met me zou doen als hij niet op je eisen inging?' vroeg ze.
  
  'Ik heb gezegd dat als het losgeld niet prompt betaald werd, ik echt zou uithalen en je naar een goede kostschool in New England sturen,' zei Nick lachend.
  
  'We zullen eens zien hoe hard je lacht als Ricky klaar met je is,' zei het meisje zuur. Nick keek op zijn horloge. Hij begon genoeg te krijgen van de onvergelijkelijke graaf Von Stadee. Het was laat en de volgende dag viel er een hoop te doen. Hij legde een deken op de bank en deed het licht uit. Bij het schijnsel van het vuur zag hij dat het meisje op haar lange benen soepel naar het bed liep. Haar haar hing over haar schouders en door het ruime jack leek ze klein en breekbaar. Het vuur was warm op zijn huid toen hij zich uitkleedde en voor de bank uitstrekte.
  
  'Herr von Runstadt? Nick?' zei het meisje zacht. Ze kwam op blote voeten naar hem toe. 'Misschien heb ik me in je vergist. Ik ben niet zo goed in het maken van excuses ...' Ergens onderweg had ze haar beha en broekje uitgetrokken en nu beschermde slechts het zwartleren jack haar kwetsbare jonge vlees. De lekkende vlammen speelden over de lange blanke dijen en beschenen de kleine zachte borsten. Nick voelde dat de hitte van het vuur op zijn dijen en onderbuik zich mengde met een ander soort hitte. Ze liep om de bank heen, lette er niet op dat hij spiernaakt was, en stak een slanke hand uit. Haar blauwe Ierse ogen glinsterden warm en vol humor.
  
  'Waarom zouden we vijanden blijven?'
  
  Nick trok vragend een wenkbrauw op. Toen schoot het meisje eer hij haar kon tegenhouden naar het haardvuur, greep de pook die de hele middag in de vlammen had gelegen en draaide zich met een triomfantelijke kreet naar hem om. Verdomme, dacht Nick, wat slordig van me. Daar heeft ze al sinds het eten naar uitgekeken. De gloeiendhete punt van de pook maakte een schijnbeweging naar zijn hoofd, flitste toen naar zijn liezen. Nick sprong achteruit, voelde de schroeihitte, en viel op de bank. Het meisje stootte weer triomfantelijk lachend toe en Nick rolde wanhopig over de bank om buiten het bereik van het gloeiendhete ijzer te blijven.
  
  'Hoe vind je dat, makker?' vroeg het meisje. Haar kleine witte tanden glinsterden in een felle grijns. 'Pak me dit eens af, tijger - Je kan een mes krijgen om de zaak in evenwicht te brengen.'
  
  Nick rolde over de grond en probeerde overeind te komen. 'Verdomd sportief van je, meid,' zag hij kans te mompelen. Hij bracht de tafel tussen hem en het uitvallende meisje en cirkelde rond terwijl zij de hete pook naar hem uitstootte als een rapier van vuur. Misschien kon hij haar weglokken van de haard.
  
  'Van dat weglopen word je moe, makker,' zei Boots.
  
  'Vergeet het maar, meisje,' zei Nick. 'Trouwens, zo dadelijk pak ik dat ding van je af en dan heb ik misschien geen tijd meer om zachtzinnig te zijn. Verknoei onze tijd dus niet.'
  
  'Je laat me hier over vijf minuten uit of ik duw die pook in je je weet wel.'
  
  'Je hebt gelijk, Boots,' lachte Nick. 'Ik zie jou nog niet zitten op die kostschool.'
  
  Hij liep achter de tafel weg, licht balancerend op de bal van de voet. Voor het eerst zag Nick het meisje weifelen. Toen keek ze naar de hete pook in haar hand en haar moed keerde terug.
  
  'Geef me die pook,' zei Nick zacht. 'Ik meen het, meisje.'
  
  De ogen van Boots glinsterden vreemd. Ze begon zacht te giechelen terwijl Nick zich voorbereidde op de aanval. Haar blik rustte op de lange harde spieren van Nicks lichaam. Ze begon langzaam achteruit te lopen en even langzaam kwam Nick naar voren. De sensatie van de jacht welde op in Nick. Zijn kleine schijnbewegingen met het hoofd maakten haar nerveus. Ze wist nu uit ervaring hoe snel Nick kon zijn als hij wilde.
  
  Ze trok zich terug achter de bank en haar lenige lichaam beefde van opwinding. De pook beschreef vurige cirkels in de lucht en opeens was Nick zich ervan bewust dat de jacht was veranderd in iets dat subtieler en opwindender was. Het hete ijzer was de barrière die moest worden overwonnen eer de maagd zich zou geven. Als hij haar ontwapende zou haar Duitse superman tenminste tijdelijk vergeten zijn in de opwinding van de opgejaagde vrouw, maar als ze hem schroeide of een gat in zijn hoofd sloeg, zou Von Stadee de heerser blijven.
  
  Nick grinnikte tegen haar. Tot zijn verrassing grinnikte ze terug, een open, aardige Ierse lach.
  
  'Kom op,' zei ze zacht, diep in haar keel. Het was half de uitnodiging van een vrouw en half de uitdaging van een slet. Ook zij stond gereed, haar slanke, blanke benen klaar om in welke richting ook te bewegen. Met één hand trok ze het jack wijd open en onthulde de platte zachte buik en de prachtige kleine borsten. Haar lichaam, wit als afgeroomde melk, verwelkomde hem, maar aan de andere kant siste de gloeiende pook zijn uitdaging in de lucht.
  
  Opeens was Nick een flits van rollende spieren die onder de barrière van de pook doorschoot. Haar slanke arm zwaaide op met de snelle woestheid van een ruiter die zijn paard ranselt en de gloeiendhete pook suisde naar Nicks hoofd. Ze miste en probeerde weg te dansen, maar Nick blokkeerde de tweede slag. Terwijl ze achteruit struikelde, sloeg hij de pook uit haar hand en viel in een wirwar van ledematen met haar op het bed. Ze probeerde zich los te rukken om de pook op de grond te grijpen, maar Nick pakte haar met een sterke arm en drukte haar stevig op het bed. Eén ogenblik bleef ze zich verzetten met een verrassend pezige kracht. Toen lachte ze een diepe, volle lach en ze worstelde nog steeds, maar niet om weg te komen. Haar lichaam was koel en haar scherpe witte tanden vielen zijn lichaam op een dozijn plaatsen aan en stuurden boodschappen van begeerte naar zijn hersens.
  
  Ergens onderweg viel het leren jack op de grond. Er was weinig voorspel.
  
  De aanloop was te intens, het wachten te lang geweest. Zijn handen gleden over haar naakte rug, omsloten toen de kleine harde borsten met een ongeremde mengeling van wildheid en tederheid. Ze bewoog zich onder hem als een jong wild dier en opeens gleden haar lange benen uit elkaar en haar smalle handen drukten krachtig op zijn rug en dreven hem in haar. Ze kreunde lang en laag om de hete zoetheid van hun samenkomen.
  
  Daarna slechts wildheid en snelheid en nog meer snelheid die eindeloos leek te duren. Ze viel hem van alle kanten en uit alle posities aan en toen hij probeerde haar omlaag te drukken wrong ze zich los en bood hem haar lichaam in een andere stand aan.
  
  'Mijn God, zo lang ...' fluisterde ze op een bepaald ogenblik. Toen werden de twee gespannen lichamen plotseling in een lange rilling één in de uitstorting van het brandende zilver van dat ogenblik en langzaam kwamen ze tot rust. Ze lag uitgestrekt in zijn armen en streek door zijn vochtige haar.
  
  Ze lagen zwijgend in het donker tot de trage bewegingen van haar lichaam en de vragende, liefkozende handen een nieuwe begeerte aankondigden. De tweede keer was nadrukkelijker, meer een vertoning van virtuositeit van beide partners, maar niet minder lonend. Het ging vergezeld van een plezierige intimiteit. Het meisje lag op haar rug en vertelde in het wilde weg over de motorbenden in Californië, het Grand Prix-circuit, haar ontmoeting met Von Stadee bij de autorace op de Nürburgring en haar periode als zijn minnares. Nicks stem was nonchalant en lui terwijl hij
  
  haar aanspoorde met een grapje of een vraag, maar opnieuw was hij de professional die een gerichte vraag in een grapje verpakte.
  
  Laat die avond verbrak ze een lange stilte. 'Je hebt nog iets van me te goed omdat je me voor gek gezet hebt en Boots Delaney betaalt altijd haar schulden,' zei ze slaperig. 'Maar ik denk dat ik er geen haast mee heb om het je betaald te zetten.'
  
  In het donker grinnikte Nick zacht.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  De toortsen wierpen flakkerende schaduwen op de dikke muren van het oude Duitse kasteel. De binnenplaats, geplaveid met kinderhoofdjes, was gevuld met een woelige massa goedgehumeurde mannen en een duizendtal stemmen brulde lachend en riep inzetten. Nick wendde zijn zwetende gezicht naar de koele bries die van het kanaal kwam. Boots had zich vergist toen ze zei dat Von Stadee Nick zou doden. In plaats daarvan had hij Nick een baan gegeven. Nick had hem niet veel keuze gelaten. Geen baan, geen Boots. Maar nu wenste Nick bijna dat Von Stadee had geweigerd. De Germaanse Ridders hadden een vreemde inlijvingsprocedure.
  
  Er steeg een gebrul op uit de menigte dat zijn gedachten onderbrak. Nick haalde diep adem. De andere man, de Grote Guldenmouw of hoe hij ook heette, stapte de ring in. Nicks verzorgers, twee glimlachende Duitse jongens, kneedden de spieren in zijn schouders.
  
  'Nog een laatste inspanning, Herr von Runstadt,' zei een van hen enthousiast en sloeg Nick op de schouder. 'U hoeft maar één ronde op de been te blijven en u hebt de op één na hoogste score die iemand ooit gehaald heeft.'
  
  Nick keek naar zijn tegenstander. Een berg van een man, massief als een piramide, met koolzwarte fonkelende ogen en een zwarte snor. Heinrich, dat was zijn naam. Nick meende zich te herinneren dat hij Europees worstelkampioen was geweest tot hij een man in de ring gedood en verscheidene andere verminkt had. Ten slotte was hem zijn titel ontnomen, maar gezien de manier waarop ze hem toejuichten, schenen de Germaanse Ridders te denken dat hij een prachtkerel was. Zonder veel enthousiasme keek Nick toe terwijl Heinrich door de ring paradeerde en grapjes met de toeschouwers maakte.
  
  Graaf Von Stadee kwam naar Nicks hoek. 'Sta me toe u te feliciteren, Herr von Runstadt.' Von Stadee werd vergezeld door zijn gebruikelijke entourage van officieren van de Germaanse Ridders en Boots, die er zeer koel en vrouwelijk uitzag in een mantelpakje dat haar slanke lichaam strak omsloot. 'Uw verrichtingen van vandaag waren bepaald indrukwekkend. Kinderlijk, zult u denken, deze prestaties op het gebied van kracht en behendigheid, maar was het niet Wellington die zei dat de Slag bij Waterloo was gewonnen op de sportvelden van Eton? Hoe dan ook, onze jeugdige aanhang geniet van het schouwspel, al wordt het voor onze beroepsofficieren misschien op den duur wat vervelend. Maar u hebt bepaald een opmerkelijke prestatie geleverd.' De graaf hield zijn hoofd scheef en keek Nick met toegeknepen ogen aan. 'Natuurlijk mocht dat verwacht worden van een man met uw vermetelheid en vernuft.'
  
  'Danke,' zei Nick. Ook zwijgzaamheid werd op dit punt wellicht van hem verwacht, dacht hij. Hij had het gevoel of hij zo juist een Olympische tienkamp achter de rug had. Sinds de dageraad had hij hardgelopen, geschoten, tests afgelegd en alle andere dingen gedaan die van een aanstaande officier in een nieuw super-elitekorps werden verwacht. Nu restte nog slechts dit laatste gevecht van man-tegen-man. Als dat was afgelopen, had hij de Proeve van Bekwaamheid afgelegd en kon hij een van de jongens worden, een goede neo-nazi.
  
  'Ik wens u veel succes in uw strijd met de brave Heinrich,' zei Von Stadee vriendelijk. 'Ik moet u waarschuwen dat hij weleens vals wordt als hij in het nauw raakt. Zijn laatste gevecht was tegen een bijzonder veelbelovende kandidaat, een buitengewoon exemplaar dat het zes ronden volhield. Helaas hadden we weinig aan de man met een gebroken ruggengraat. Maar daar u slechts één ronde overeind hoeft te blijven om een score te bereiken die alleen door mij is overtroffen, zou ik u aanraden buiten zijn bereik te blijven en het er in het begin van de tweede ronde min of meer bij te laten zitten. Ik heb het zelf nauwelijks drie ronden volgehouden en het zou waarschijnlijk verstandiger zijn geweest als ik me aan het einde van de tweede ronde met gratie had geschikt in het onvermijdelijke.'
  
  De officieren rond Von Stadee lachten en Nick besefte dat de graaf een grapje had gemaakt. De grap had een pointe: Von Stadee wilde niet dat Nick zijn score zou verbeteren. Zoals Nick zich nu voelde, bestond daar weinig kans op. Toen luidde een gong en Heinrich zette zich in beweging. Nicks helpers gaven hem een duw en hij begreep dat de strijd was begonnen. Er was geen scheidsrechter, om de eenvoudige reden dat er geen spelregels waren. Alles mocht. Nick vervloekte zijn vermoeide ledematen en cirkelde behoedzaam rond. Ergens siste een biervat en de menigte kreunde van verwachting. De reusachtige Duitser kwam als een worstelaar in met zijn handen laag en zijn gewicht goed verdeeld om naar alle richtingen in actie te kunnen komen. Nick stapte prompt in en liet een rechtse op de kaak van de reus los die pijngolven door zijn eigen schouderblad joeg. De reus gromde, schudde de slag af en greep Nick met een enorme arm om het middel. Toen dreef hij zijn massieve knie in Nicks kruis. Een zucht van teleurstelling ging door de menigte. Ze waren bang voor een vroege knock-out en het einde van de voorstelling, maar op het allerlaatste ogenblik draaide Nick zich af en ontweek de keiharde knie. Tegelijkertijd sloeg hij met de onderkant van zijn hand tegen Heinrichs platte neus. De reus gromde en haalde adem door zijn mond. maar bleef overigens ongehinderd staan. Nick gaf een karateslag op de luchtpijp die had moeten breken of althans buigen. Heinrich hoestte en gromde.
  
  Nick danste weg en roffelde een salvo van slagen op het lichaam van de reus. De menigte stond te juichen, maar Heinrich wankelde niet eens. God, was dat monster wel menselijk? Die laatste combinatie had enkele van Nicks beste slagen bevat en daar liep Heinrich fris als een hoentje rond, terwijl zijn gorilla-armen rondmaaiden als de tentakels van een octopus.
  
  Nick drong op om het met judo te proberen. Dat moest lukken, redeneerde hij. Hoe hard Heinrich ook mocht zijn, hij was onderworpen aan bepaalde mechanische wetten, net als andere mensen.
  
  Misschien kwam het doordat Nick de uitputting nabij en de Duitser nog fris was. Misschien kwam het doordat Nicks timing niet helemaal zuiver was. Opeens werd hij opgetild en vloog hij door de lucht. Het ringtouw flitste onder hem door en de menigte week snel uiteen. Toen kwam hij hard neer op een kussen van met bier gevulde buiken.
  
  Schorre mannenstemmen vloekten in het Duits. Iemand keerde een glas bier om. Het koele schuim stroomde over Nicks voorhoofd en bracht hem terug tot de werkelijkheid. Heinrich paradeerde door de ring, gebaarde naar de menigte en hield zijn ineengestrengelde handen boven zijn hoofd. Hij voelde een overweldigende aandrang om te gaan liggen. Hij had de proef al doorstaan; hij was geslaagd.
  
  Opeens werd hij door vele handen opgetild en naar de ring teruggeduwd. Drie forse Duitsers gaven hem een laatste zet de ring in en Nick struikelde verdoofd op Heinrich toe. 'Ach, het Wunderkind komt terug om meer te halen,' grom-
  
  de Heinrich. Het was plezierig te horen dat de man kon spreken, dacht Nick. Dat bewees tenminste dat hij een mens was.
  
  'Zo is het, dikzak,' zei Nick. Hij likte het bloed van zijn lippen en grinnikte. 'We gaan je even pletten, dikkerd, dan kunnen de cadetten die lelijke snor afscheren.'
  
  De Duitser gromde een obsceniteit en trapte woest naar Nicks hoofd. Nick ving de trap op zijn schouder op, maar het was alsof hij door een muilezel was geschopt, en hij ging neer in het canvas. Heinrich sprong hoog in de lucht en kwam met zijn knieën op Nicks rug terecht. Zijn adem ontsnapte in één stoot en het werd zwart voor zijn ogen. Eindelijk besefte hij dat de Duitser zijn hoofd tegen de ringvloer sloeg.
  
  Vaag hoorde hij zijn helpers roepen dat hij moest volhouden, dat er nog maar één minuut restte. Goeie God, had dit alles maar twee minuten geduurd? Nick had het gevoel alsof hij al maanden aan het vechten was. Hij deed een beroep op zijn laatste reserves, voelde dat de Duitser nu nonchalant werd, en kwam plotseling tot leven met een explosieve trap in het gezicht van Heinrich. De Duitser wankelde verbaasd achteruit; Nick kwam als een kat overeind en sprong met zijn voeten naar het hoofd van de Duitser. Ze vielen samen neer, maar Nick kwam weer overeind en wachtte af. Toen Heinrich half omhoogkwam, liet hij een enorme vuist los, maar Nick ontweek hem, greep hem bij zijn flaporen en ramde zijn knie keer op keer in zijn gezicht. De reus brulde van de pijn; een onmenselijke kreet als de doodsstrijd van een dinosaurus. Nick liet hem vallen.
  
  Er viel een stilte over de menigte. Dit had men niet verwacht. Heinrich kwam wankelend overeind en struikelde naar voren. Nicks gezicht was een genadeloos masker. Hij liet een nieuwe serie combinaties los en toen de reus nog niet neer wilde, nam Nick zijn hoofd in een armklem en ,
  
  joeg het kogelronde hoofd met volle kracht tegen de metalen ringpaal. Keer op keer dreunde het hoofd tegen de paal, de menigte werd uitzinnig, Nicks helpers brulden opgewonden, en eindelijk begaven Heinrichs benen het. Met een laatste karateslag in de nek liet hij Heinrich op de ringvloer vallen waar hij roerloos bleef liggen, terwijl de verzamelde studenten en officieren een pandemonium van de avond maakten.
  
  Nick zat in zijn hoek en zijn helpers droogden hem af. Iemand gaf hem een kroes bier. Nick liet de koele vloeistof langzaam in zijn droge keel lopen, terwijl hij glazig om zich heen keek. Zijn blik viel op het gezelschap van graaf Von Stadee. Boots, merkte hij op, juichte mee met de rest, maar de uitdrukking op het gezicht van de graaf bezorgde hem een koude rilling. Die brandende ogen waren op Nick gevestigd alsof het klinknagels waren die hem schroeiend doorboorden.
  
  En toen sprong Von Stadee in de ring en brulde om stilte. Zijn stem klonk hoog en schril terwijl hij de opgewonden menigte toeschreeuwde. 'Stil, verachtelijke varkens. Jullie zijn niet de Duitse jeugd, maar een stel bier zuipende zwijnen. Geen wolven maar geslagen honden, die hun meester hebben gezien. Een man is verschenen die de beste vertegenwoordigers van de Duitse jeugd doet lijken op spelende kinderen, en toch juichen jullie. Moeten zo de schanddaden van het verleden worden gewroken ... door mensen zoals jullie?'
  
  Langzaam stierf het geschreeuw weg. Er klonk een gegeneerd gemompel. Toen stilte. Slechts de razende stem van de graaf weergalmde tegen de muren van de oude universiteitsstad. Nick hing in de touwen en luisterde. De graaf hield zijn donderrede terwijl in witte jassen geklede artsen Heinrich de ring uitdroegen en de menigte nerveus met de voeten schuifelde en naar de meester luisterde.
  
  Twintig minuten lang las Von Stadee zijn jonge stormtroepers de les, toen verliet hij trillend van woede de ring en liet zich naar huis rijden. Toen de Mercedes van de graaf was verdwenen, steeg de feestvreugde weer op. Nick werd op de schouders genomen en in triomf rondgedragen door de stad. Het deed hem denken aan Heidelberg in 1937. Flambouwen en dreunende laarzen. Er werd luidkeels gezongen en geroepen, tot men hem naar de Deutschland über Alles Taveerne droeg. Behaarde armen werden om zijn schouders geslagen, rood en zwetend kwamen ze op hem toe en noemden hem kameraad. Nick liet de onzin gelaten over zich heen gaan en bleef nuchter door zich te concentreren op de blankboezemige barmeisjes in hun Dimdls. En in de loop van de avond zag hij een gezicht dat hij herkende. Het kostte hem een ogenblik om het te plaatsen, toen wist hij het. Zweden. De kleine man met de uitpuilende ogen die hem in het lijkenhuis had opgesloten met het blauwe lijk van de natuurkundige. Alleen bracht hij nu bier rond aan de lange tafels. Nick sprong overeind.
  
  ' Ent schuldigen Sie, kameraden,' brulde Nick. 'Ik ga nu het goede Beierse bier aan de goede Beierse grond teruggeven, zodat er ruimte voor meer komt.' Hij bevrijdde zich uit de kameraadschappelijke omarmingen en begaf zich snel in de richting van de kleine lijkenbewaarder die nu kelner was. De kelner zag hem komen en zijn puilogen puilden nog meer uit van angst. In zijn verwarring liet hij een blad met volle glazen bier vallen in de schoot van een reusachtige cadettenleider en rende naar de deur. Nick schoot tien passen achter hem de deur uit, maar angst gaf de kleine man vleugels. Nick rende hem twee straten achterna, haalde hem toen in op een stenen boogbrug. Hij pakte hem bij zijn hemd en smeet hem tegen de brugleuning. De man klappertandde. 'Nee ... nee ... een vergissing,' bibberde hij.
  
  'Reken maar,' zei Nick.
  
  'Het was een ongelukje. Dat zweer ik.'
  
  'Het was een ongelukje dat ik bleef leven, bedoel je.' Nick dacht snel na terwijl hij in de angstige ogen van de kelner keek. Als de man de graaf zou vertellen dat Nick zich in officiële Zweedse kringen had bewogen, zou zijn zo moeilijk bevochten infiltratie vergeefs zijn. En de laatste kans om erachter te komen wie werkelijk de Zweedse ondergrondse stad saboteerde en de Amerikaanse luchtverdediging bedreigde zou verloren zijn. De stiletto gleed in Nicks hand.
  
  De stem van de kelner werd schril van angst terwijl de woorden uit zijn mond tuimelden. 'Ik heb de deur niet op slot gedaan. Ik was net zo bang als nu toen u uit het donker opdook.'
  
  Nick drukte de naaldscherpe punt van de dolk tegen de bevende keel van de man. 'Wie heeft de echte bewaker van het lijkenhuis vermoord?'
  
  'Dat weet ik niet.'
  
  'Het verkeerde antwoord,' zei Nick. 'Dat kost je je leven. Hij drukte zijn hand op de mond van de man. De puilende ogen gingen nog verder open en knipperden snel terwijl de man aan Nicks mouw plukte. Nick liet even los. 'Je weet het zeker weer?' snauwde hij.
  
  'Ja, ja, ik weet het weer,' zei de man zielig. 'Een adjudant van Von Stadee, Müller.'
  
  'Waarom?' snauwde Nick. De man haalde langzaam zijn schouders op en hervond iets van zijn houding.
  
  'U kunt me vermoorden, maar ik weet het niet. Dit kost me waarschijnlijk toch al mijn leven.'
  
  'Wat deed jij daar dan?' vroeg Nick scherp. 'Probeerde je de echte bewaker soms een levensverzekering te verkopen voor je vrienden hem keelden?'
  
  'Mijn naam is Gustav Lang. Ik ben verslaggever van Der Spiegel met een speciale opdracht. Ik maak een serie over het neo-nazisme in het moderne Duitsland en ik houd Von Stadee nu al maanden in de gaten. Dat kunt u bij de redactie nagaan als u daar contacten hebt. Als u die niet hebt, vertellen ze u niets.'
  
  Nick knikte. Het zou niet moeilijk zijn dat verhaal te controleren. 'Ik wil toch graag weten wat er met die lijkenbewaker is gebeurd.'
  
  De kleine man schudde zijn hoofd. 'Toen ik hoorde dat Von Stadee met iets bezig was in Zweden, ben ik er zelf heen gegaan. Ik heb Müller en zijn andere mannen in Zweden in het oog gehouden en met een paar krantencontacten gesproken en toen hoorde ik van die indigostralen die hun anti-laser experimenten ophouden. Toen ik erachter kwam dat een van hun beste natuurkundigen was gestorven, begon ik het door te krijgen en ik ben gaan kijken. De lijkenbewaker was al dood, dus heb ik hem een poosje verstopt en zo had ik de gelegenheid om op onderzoek uit te gaan. Ik heb zijn kleren aangetrokken omdat ik me erg goed kan vermommen. Dat lijkt u misschien wat harteloos, maar ik heb nu meer dan genoeg gezien om te weten dat Von Stadee andere dingen in zijn schild voert dan liedjes rond het kampvuur zingen met zijn Beierse padvinders. Ik moest meer te weten zien te komen. Toen zag ik u ...' De kleine journalist rilde bij de herinnering. 'Ik wist dat ik daar snel weg moest wezen.'
  
  Er volgde een stilte, slechts gebroken door het klotsen van het water in het kanaal, terwijl Nick over het verhaal nadacht. Toen stak hij een sigaret op en bood er de journalist een aan.
  
  'Ik geloof dat jij en ik dezer dagen eens een goed gesprek moeten hebben. Nu niet. Ik moet terug naar het feest. Maar voor ik ga, wil ik nog één ding weten, Gus. Waarom heeft Von Stadee zo'n belangstelling voor de ondergrondse defensie-installaties van Zweden? Zweden was neutraal in de laatste oorlog.'
  
  'Tja,' zei Gustav, 'ik kan er alleen maar naar raden, maar ik hoor zo het een en ander in het café. Ik ben er wel vrij zeker van dat het om het volgende gaat. Als hij zijn coup tegen de regering in Bonn onderneemt, zal de NATO natuurlijk alle atoomwapens onmiddellijk terugtrekken. Maar als Von Stadee kan voorkomen dat Zweden een anti-laserapparaat ontwikkelt, geeft China hem atoomwapens en een eenvoudig lanceringsysteem als beloning. Dan kan hij Europa naar zijn hand zetten. En gezien de manier waarop die geleerden blauw worden en doodgaan, zou ik zeggen dat hij ook in Amerika een stevige vinger in de pap krijgt.'
  
  'Hm,' zei Nick. 'En wanneer moet dat allemaal gebeuren?'
  
  'Zodra hij een voorwendsel heeft. De volgende keer als de regering in de knel zit. Hij is erg dik met de industriëlen en sommige hoge militairen vanwege zijn vader. Ze vertrouwen hem, maar dat geldt niet voor Amerika en Frankrijk, dus kan hij niets groots ondernemen tot hij die Chinese atoombommen krijgt. En als je ziet hoe de internationale wetenschap zich distantieert van die anti-laser experimenten, kan dat nu elk ogenblik gebeuren.'
  
  'Dat is een mooi verhaal, zelfs voor Der Spiegel,' zei Nick. 'Ik wou dat ik er een tiende van kon publiceren,' zei de kleine man zacht. 'In plaats daarvan leveren we Europa uit aan een waanzinnige en Amerika aan China, uit angst dat onze uitgever een proces wegens laster aan de broek krijgt.' Nick lachte grimmig. Het had niet veel zin Washington te telegraferen. Als Hawk lucht van de situatie kreeg, zou hij er Nick Carter op afsturen. Maar Nick Carter was er al en hij had geen idee wat hij moest doen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Nick lag te roken in een straal waterig maanlicht, met zijn brede schouders en borst boven de dekens. Door het kleine raam kon hij het park om het kasteel zien dat er in het zwakke maanlicht dreigend en vijandig uitzag. Als er iets mis ging, was er geen vluchtweg uit het kasteel van de graaf, 's Nachts liep een meute bloedhonden rond over het terrein en het kasteel lag zo ver van dé hoofdweg dat Nick in enkele uren zou zijn ingehaald door patrouilles van dezelfde vrolijke jongemannen met wie hij twee uur geleden had gezongen en bier gedronken. Bovendien waren in de bossen rond het kasteel duizenden wolvenvallen gezet die cyaankalikogeltjes afvuurden indien erop getrapt werd, als ontploffende handgranaten.
  
  Niettemin moest Washington op de hoogte worden gesteld van de mogelijkheid dat Von Stadee zijn enorme invloed in Duitsland wilde gebruiken om de regering in Bonn af te zetten, ook al was het nog geen 'harde informatie'. Misschien zou Gus een goede koerier zijn, dacht Nick. Het mannetje scheen vrijelijk te kunnen komen en gaan. Ook in dit opzicht waren er problemen, maar met geld overwon je heel wat obstakels.
  
  Opeens blies er een stroom koude lucht over Nicks naakte borst. Iemand had vermoedelijk een deur in de gang opengedaan. Zijn hand gleed naar de stiletto en even later sloop hij, geruisloos en barrevoets, over de koude stenen vloer. Hij hoorde steelse voetstappen in de hoofdgang en hield zijn adem in. Misschien had Von Stadee de achtergrond van Nicholas von Runstadt gecontroleerd en onraad geroken.
  
  De voetstappen kwamen doelbewust op Nicks deur af. Hij spande zijn spieren toen de met ijzer beslagen deur knarsend openzwaaide en hij voelde weer een luchtstroom. Er verscheen een gestalte in het maanlicht. Nick stapte geruisloos naar voren, sloeg een pezige arm om de nek van de indringer en drukte de punt van de stiletto tegen de slagader. Geurig haar streelde zijn lippen en een zacht, soepel lichaam worstelde zwijgend in zijn greep.
  
  'Mijn God,' snakte Boots, 'slaap je dan nooit?'
  
  'Dat hangt ervan af,' fluisterde Nick. 'Wat doe jij in godsnaam hier?'
  
  'Ik kom de held zijn lauwerkrans brengen. Ik geef het niet graag toe, maar je deed het geweldig vandaag.
  
  Nick keek naar haar. 'Wat gebeurt er als de grote man vannacht zijn hand uitsteekt en geen Boots naast zich vindt ? Of was het zijn idee dat je hier zou komen om me geruisloos af te maken omdat ik zijn score heb verbeterd?'
  
  'O, schei uit,' zei het meisje. 'Je weet best waarom ik gekomen ben.' In het Vage licht trok ze de ritssluiting op de rug van haar zijden jurk open. Toen de jurk op de grond ritselde, maakte ze haar beha los en stapte met haar lange slanke benen uit haar broekje. Ze stapte naakt naar voren en drukte zich tegen hem aan. Ze sloeg haar armen om zijn brede rug en haar mond was heet en vochtig tegen de zijne. Onder haar hartstochtelijke aanval voelde Nick zijn eigen begeerte opvlammen. Hij nam haar in zijn armen om haar naar het bed te dragen, maar ze rukte zich los en trok hem neer op de harde koude stenen.
  
  'Hier,' hijgde ze. 'Op de stenen die hard en schoon zijn.' Genadeloos zweepte ze zich zelf op tussen het harde lichaam van de man en de onpersoonlijke hardheid van de stenen vloer. Toen ze in haar volle lengte uitgeput en hijgend terneerlag, tilde Nick haar op, droeg haar naar het bed en ging naast haar liggen. Hij hoorde haar zacht snikken.
  
  'Ik aanbid de man,' jammerde ze, 'hij is zo hard en mooi. Waarom wijst hij me af?' Ze wendde Nick een betraand gezicht toe. 'Vanavond was nog het ergste. Ik moest een uur lang met een verhit ijzer aan de gang en hij zat maar met een vreemde glimlach naar de muur te kijken terwijl zijn huid werd geschroeid en het enige wat ik wilde was hem troosten en met hem naar bed gaan. God, ik ben zo ongelukkig.'
  
  Nick schudde zijn hoofd. Boots, die enkele goede eigenschappen had, hield van Von Stadee, die er in Nicks ogen geen had. Over smaak viel niet te twisten. Hij liet haar praten, en terwijl ze doorratelde zwol hun intimiteit en hartstocht nogmaals aan. Later zat Boots, enigszins getroost, met gekruiste enkels aan het voeteneind te roken en te drinken uit Nicks heupfles met cognac.
  
  'Ik bedoel, hij zegt dat hij de Proeve van Bekwaamheid nog eens moet afleggen om te bewijzen dat hij waardig is de leider van de Germaanse Ridders te zijn, wat onzin is. Wat heeft vechten daarmee te maken?'
  
  'Tja,' zei Nick, 'hij is een goede leider. Maar ik weet wel dat als ik de leider van de Germaanse Ridders was, ik iets beters zou weten te bedenken dan het ontvoeren van obscure Zweedse geleerden.'
  
  'Wat dacht je?' Boots giechelde. 'Die Zweedse operatie is maar een onderdeel, hoor. Als Ricky klaar is, is hij de leider van heel Europa en misschien Amerika. Ik zal je iets vertellen, jongen. Ricky is een dokter, ik bedoel een arts, en een van de beste. Ik wed dat jij niet eens weet dat hij die helderblauwe dood heeft uitgevonden.'
  
  Nick verstijfde - hij had het gevoel alsof er een elektrische stroom door hem heen schoot. 'Rustig aan met de drank, meisje,' zei hij, zich dwingend onverschillig te klinken. 'Ik weet dat je vriendje goochem is, maar hij kan geen mensen duizenden kilometers verderop zo maar blauw laten worden en laten doodgaan.'
  
  Boots giechelde en Nick schonk nog een ferme scheut cognac in haar beker.
  
  'O nee?' zei ze. 'Nou, moet je horen. Een paar dagen geleden kwam Ricky terug uit het lab en hij zag er zo verdomd gek uit. Het was het griezeligste sinds King-Kong tegen de vliegtuigen knokte. De toekomstige bondskanselier van Duitsland die van top tot teen blauw was Nick dacht snel na terwijl het meisje verder ratelde. Hij moest op de een of andere manier bericht naar Zweden sturen dat de indigostralen kennelijk niet echt bestonden. Hij had natuurlijk bewijzen nodig, maar dat was niet belangrijk. Astrid zou eraan kunnen werken.
  
  'Hij moet je voor de gek gehouden hebben,' zei Nick.
  
  'Hoe zo, me voor de gek gehouden? Rick maakte geen geintjes. Kijk, al die mensen worden blauw en gaan dood en iedereen denkt dat het uit de ruimte komt of zo, maar het is iets dat Ricky in zijn lab bedacht heeft ... Hij zei dat hij de stam eindelijk zo ver ontwikkeld had dat geen enkele deskundige kon zien dat het een onbekend virus of zo iets was.' Het meisje begon nu te knikkebollen, en Nick nam haar voorzichtig de cognac af. 'Wanneer gaat de graaf naar het laboratorium?' vroeg Nick. 'Ik weet wel wat van virussen af. Als hij heeft wat ik denk dat hij heeft, weet ik hoe hij er een fortuin mee kan verdienen.'
  
  Boots lachte luid en onbeheerst. Ze drukte Nicks hand tegen haar lichaam terwijl haar hoofd heen en weer tolde. 'Hij heeft al het geld dat hij nodig heeft, schat. Trouwens, ben je hier om te kletsen of te naaien?' Boots grijnsde dronken. Ze probeerde Nick naar zich toe te trekken. 'Wor altijd hastochteluk assik drink ... drink nooit te veel ...'
  
  'Het virus, Boots, het virus,' drong Nick aan.
  
  'Ik heb een bacterietje dat mee uit wandelen gaat,' zong Boots in dronken monotonie. 'Lief, klein, blauw bac ...te-... rie ... tje ...'
  
  Een holle lach verbrak de stilte van de gangen, een lach die Nick nog niet lang geleden in een schemerig amusementspark in Denemarken had gehoord - een valse, waanzinnige lach die Nick had gezworen eens en voor altijd tot zwijgen te brengen. Hij sprong met de stiletto in de hand op en stormde naar de deur, maar het gelach stierf al weg in de duistere gangen van het kasteel.
  
  'Da's Loki de dwerg,' lachte Boots. 'Hij kent dit kasteel nog beter als Ricky, ga hem maar nie aggerna, wan je vinnum nooit. Kom hier grote jonge, en doe me wat.'
  
  Nick draaide zich om en keek naar het meisje. Ze lag met uitnodigend gespreide benen en zong zacht met dronken pathos. 'O, Loki is snel en slim, maar Bootsie wil een man ...' Even later zakte ze weg in de slaap. Kort voor het aanbreken van de dag maakte Nick haar wakker en stuurde haar, struikelend en met doffe ogen, naar haar kamer.
  
  Nick stond voor het kleine raam en keek naar buiten. Het geschal van trompetten daverde over de stille heuvels. Nick zag goed bewapende gevechtstroepen, gesteund door pantserwagens, door het dal trekken op weg naar hun dagelijkse manoeuvres. Manoeuvres die hun winst zouden afwerpen als Von Stadee besloot het tegen de West-Duitse regering op te nemen.
  
  Kon Von Stadee het in zijn eentje doen? Hij zou hulp nodig hebben, maar niet eens zo veel. Luther, Hitler, Castro, Marx en Mohammed ... de namen van andere mannen die de loop van de geschiedenis vrijwel eigenhandig ten goede of ten kwade hadden gewijzigd schoten door Nicks gedachten.
  
  Hij hoopte maar dat de kleine kelner, Gustav Lang, die avond dienst had in de Deutschland über Alles Taveerne.
  
  
  
  De dag brak aan in de ommuurde universiteitsstad. De eerste werkers verschenen op straat en fietsten nors naar hun fabrieken. Voor de deur van een obscuur café stond een roerloze figuur, onopgemerkt door de passerende arbeiders en zo geduldig als de stenen waarop hij stond.
  
  Na een poosje ging de deur open en Lang, de kelner, kwam te voorschijn. Hij boog zich over zijn fietsslot zonder op de man te letten.
  
  De dierlijke ogen van de man waren ouder dan de tijd zelf en zo koud als de Poolzee. Ze glinsterden nu het moment van actie naderde. Hij kwam met grote, geruisloze sprongen naar voren. Het slachtoffer keek op, slaakte een kreet en rende weg door de verlaten straat. Achter zich hoorde hij een dierlijk geluid dat een grimmige parodie van een lach was. Hij slaakte nog een laatste gefolterde kreet die tussen de slapende huizen weerkaatste en toen viel een grote hand op zijn schouder en een tweede hand greep zijn hoofd beet. Niemand zag de korte worsteling, niemand zag dat de grote man de rug van de kleine man met één slag brak en zijn hoofd van zijn romp rukte met een hand als een klauw.
  
  Het hoofd van Gustav Lang rolde onopgemerkt in een bloementuin. De moordenaar wierp het onthoofde lichaam over zijn schouder en liep terug naar het schuurtje waar het slachtoffer zijn fiets had staan. Hij duwde het lichaam achter de deur en liep ongehaast de straat uit, zich niet bewust van de arbeiders om hem heen en van het bloed op zijn gezicht en handen.
  
  
  
  Nicks armen werden op zijn rug geklemd door de sterkste man die hij ooit had ontmoet. Hij behandelde Nick als een kleuter en Heinrich de worstelaar was bij hem vergeleken
  
  een slappeling.
  
  Graaf Ulrich von Stadee bekeek Nick met een vaag lachje. 'Plezierig te zien dat u niet geheel onoverwinnelijk bent, Herr von Runstadt. Laat hem nu maar los, Einar.'
  
  De stalen armen lieten Nick plotseling los en gaven hem een duw zodat hij voor de graaf op de grond viel.
  
  Misschien wilt u me vertellen wat u deed in de buurt van het lab, Herr von Runstadt.'
  
  'Ik was verdwaald,' zei Nick nors en kwam overeind. 'Ik was op zoek naar de schietbaan en voor ik het wist sprong die gorilla van u boven op me.'
  
  Von Stadee lachte. 'Einar is geen gorilla - hij is een Viking, en bijna duizend jaar oud.'
  
  Nick draaide zich om en keek verbijsterd naar de man die hem zo juist gevangen had. De enorme gestalte keek terug met de grondeloze, nietszeggende ogen van een dier. Hij zag er inderdaad oud uit, maar met de verweerde gezondheid van een visser. Vijftig, zestig, misschien. 'Bewaar die legendarische heldenverhalen maar voor je wervingscampagnes op de universiteiten,' zei Nick zuur. 'Ik ben niet van gisteren.'
  
  De graaf lachte en schudde zijn hoofd. 'Ik kan u verzekeren dat Einar inderdaad een Viking is. Hij maakte deel uit van een scheepsbemanning die kort voor de oorlog door een Duitse poolexpeditie in het ijs was gevonden. Toen mijn vader me in 1943 naar Argentinië stuurde, zijn we er met de grootste moeite in geslaagd vijf van Einars makkers en hem zelf ingevroren mee te nemen. Einar is de enige met wie we succes hebben gehad, de anderen hebben duizend jaar geleden hersenletsel opgelopen of ze gingen verloren bij onze pogingen om ze weer tot leven te brengen. Maar goed, ik heb u niet laten komen om over antropologie te praten. Om allerlei redenen vertrouw ik u nog niet voldoende om uit te leggen waarom ik die Zweedse natuurkundige wil hebben, maar ik heb haar nodig. Hoewel u waarschijnlijk een uitzonderlijk officier bent, Herr von Runstadt, komt het erop neer dat u alleen maar waarde voor me hebt als middel om Astrid Lundgren in handen te krijgen.'
  
  'Mooi zo,' zei Nick opgewekt. 'Dan ga ik naar Stockholm en haal haar voor u op. Tegen een extra vergoeding natuurlijk, maar die zal niet exorbitant hoog zijn.'
  
  'Integendeel, mijn beste Von Runstadt, u blijft hier. U hebt me verteld dat Fraulein Lundgren van u houdt en u vertrouwt. Als dat waar is, zal een eenvoudig briefje in uw handschrift voldoende zijn voor wat ik van plan ben.'
  
  Nick knikte en verborg zijn teleurstelling. Het idee van een reisje naar Zweden op kosten van Von Stadee had hem enige hoop gegeven. Nu moest hij zich alsnog verlaten op Gus, de kelner.
  
  'Hoe dacht u iets uit haar te krijgen als ze eenmaal hier is? Het werk waarmee ze bezig is, is zo geavanceerd dat u haar maanden zou kunnen folteren en het enige wat ze zou hoeven doen is één letter te veranderen in een formule van drie pagina's en het zou u een jaar kosten om erachter te komen dat ze had gelogen.'
  
  Von Stadee keek Nick peinzend aan over zijn in elkaar geslagen handen. 'Te uwer kennisname en misschien om me zelf een hoop moeite te besparen zal ik het u laten zien, Herr von Runstadt.'
  
  Hij drukte een knop in op een controlepaneel voor zich. Een stuk van de betimmerde muur schoof opzij en onthulde een rij televisieschermen. Een van de schermen vertoonde een beeld dat Nick deed denken aan een scène in een zeventiende-eeuws gekkenhuis. Ellendige, vermagerde schepsels zaten dof in een volkomen lege kamer. Geen van hen bewoog zich.
  
  'Katatonische schizofrenen, Herr von Runstadt? Nee. Kijk.' De graaf sprak even in een telefoon en er verschenen twee stevige, in witte jassen gestoken broeders op het beeldscherm die elektroden op de schedel van een van de patiënten bevestigden.
  
  Opeens kwamen alle roerloze, vervallen schepsels in actie en vlogen met vreemd glinsterende ogen op de bewakers af. Enkelen kropen op hun knieën: anderen, vrouwen, boden hun afschrikwekkende geslacht aan de bewakers aan. Een van de bewakers zei iets, één woord maar, en opeens deinsde de horde achteruit, jammerend en ineenkrimpend, en probeerde in kennelijke paniek tegen de kale muren op te klimmen. Nick fronste. Von Stadee lachte.
  
  'U hebt nu het meest dramatische gedeelte gezien. Net als met elektriciteit kan men alleen de uitwerking zien, niet het fenomeen zelf. Dit zijn mijn proefkonijnen voor de experimenten die tot nu toe alleen op dieren zijn toegepast. Misschien weet u, mijn beste Von Runstadt, dat bepaalde centra in de hersens, om het simpel te stellen, de genot- en pijnfuncties van het lichaam beheersen. Door deze elektrisch te stimuleren kan men de proefpersoon voorzien van onvoorstelbaar genot. Een genot dat eindeloos volgehouden geslachtsgemeenschap triviaal maakt, een genot zo onvoorstelbaar als de genietingen des hemels.'
  
  De stem van de graaf zakte en hij grinnikte zacht.
  
  'Helaas heeft dit genot ook zijn nadelen. Daar het misschien een miljoen keer zo krachtig is als bij voorbeeld morfine of LSD, is het ook een miljoen keer zo verslavend. Na drie seconden kan men er een stuk vegetatie door worden. Op deze manier beheers ik Einar, door genot en pijn af te wisselen. Daar hij waardevol voor me is, heb ik hem nog nooit een trip van langer dan een seconde gegeven.'
  
  'Wie zijn die mensen?' vroeg Nick zacht. De graaf lachte.
  
  'Het zijn afvalligen. Mannen en vrouwen die lid van onze orde zijn geworden en deze toen opzettelijk of door een fout verraden hebben.'
  
  'En op die manier wilt u de anti-laser formule uit dr. Lundgren zien te krijgen?'
  
  'Natuurlijk,' zei de graaf.
  
  'En als u die kennis regelrecht uit haar hersens brandt?'
  
  'Mijn chirurgische capaciteiten zijn uw zorg niet.' zei de graaf lachend, 'zolang u zich tenminste gedraagt. Ik kan u wel vertellen dat geheugenverlies onmogelijk is. Deze hersenbeheersing vormt zonder twijfel de sterkste motivatie die de mens kent. Na een bepaald punt zal ze het zich maar al te graag herinneren.'
  
  De graaf keek op zijn horloge.
  
  'Excuseer me nu. Wees zo goed dat briefje aan juffrouw Lundgren te schrijven en het me straks te brengen. Ik heb nog iets te doen. Het schijnt dat er vandaag in de stad een kelner, een zekere Gustav Lang. is vermoord en ik moet de autoriteiten gaan vertellen dat wij daar niets mee te maken hebben.'
  
  Graaf Von Stadee stond op.
  
  'Auf Wiedersehen, Herr von Runstadt. Droom prettig.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  
  Nick verliet de werkkamer van de graaf en liep naar de stallen. Gustav Lang, de journalist, was dood. Er was geen manier om het bericht te versturen en na de volgende dag zou Nicks camouflage als neo-nazistische sympathisant aan flarden zijn. Alsof die niet al bijna aan flarden was, nu de dwerg Loki hem om elke hoek bespioneerde. Maar Astrid Lundgren zou het briefje in Zweden ontvangen en Larson zou weigeren haar naar Duitsland te laten gaan en Von Stadee zou begrijpen dat hij een kat in de zak had gekocht. Nick zou geen waarschuwing krijgen. Hij zou gewoon opeens dood zijn, net als Gus Lang.
  
  In de naar hooi, urine en paardenmest ruikende stal koos Nick een grote merrie uit. Hij liet haar stapvoets over het bospad lopen. In de vallende schemering zou het moeilijk zijn hem vanuit het kasteel op te merken. En dit was het moment om weg te wezen, had Nick besloten. Hij dankte zijn leven aan zijn vermogen om snelle beslissingen te nemen; hij was zelfs niet naar zijn kamer teruggegaan.
  
  Nick leidde de merrie het steile ruiterpad op dat naar de bossen voerde. Op de top van de heuvel hield hij in en keek om naar het kasteel en de bijgebouwen alsof hij hun positie in zijn brein wilde etsen. Hij had zijn tijd in het lab goed gebruikt, voordat Einar hem te pakken kreeg. En al wist Nick niets van virussen, een wetenschapper wist dat wel. En er was een groot verschil of je een geleerde zonder meer aan de genade van Von Stadee uitleverde of er een naar binnen smokkelde om achter de waarheid van het blauwe virus te komen. Nick kon de wereld van de internationale wetenschap nooit bewijzen dat de 'indigostralen' een slimme vondst waren om geleerden van het werk aan de laserdefen-sie af te houden, maar Astrid kon dat wel.
  
  Op het punt waar naar hij meende de hoofdweg het dichtst langs het afgesloten bos liep, voerde Nick de merrie van het pad het bos in. Zelfs bij daglicht zouden de cyaankalivallen moeilijk te zien zijn. Bij het laatste licht van de dag was het alleen een kwestie van geluk of Nick het zou halen of niet. Het paard bood Nick ongewild hulp. Ze steigerde bij open plekken en reed door het struikgewas. Soms bleef ze stokstijf staan en Nick moest haar tussen de ribben porren om haar verder te krijgen, maar hij forceerde het niet. Als ze ergens roerloos bleef staan steeg hij af en liep in een wijde boog met het paard om de plek die het dier angst aanjoeg. En toen zag hij voor zich uit het hoge gaashek dat het landgoed van de graaf tegen nieuwsgierige blikken beschermde. Stond het onder stroom? Nick betwijfelde het. Op de witte borden die om de tien meter langs het hek stonden las hij: Achturig ... Verboten ... Op onbevoegden wordt geschoten. Nick moest nog een meter of vijftig afleggen. Opeens schrok een haas op voor de voeten van het paard. De merrie steigerde en galoppeerde met de oren in de nek recht door het struikgewas. Nick zag geen kans haar in te houden. Het hek kwam steeds naderbij. Dertig meter, twintig meter en toen hoorde hij de klap van de springveer. Hij trok zijn voeten uit de stijgbeugels en drukte zich plat op de rug van het paard.
  
  De merrie gilde van pijn toen de kogeltjes in haar lichaam drongen en viel hard neer, maar Nick schoot door de lucht, kwam overeind en krabbelde buiten het bereik van de wild maaiende benen van het gefolterde paard. Eén ogenblik overwoog hij de merrie met zijn Luger uit haar lijden te helpen, maar het geluid van het schot zou zijn positie kunnen verraden. De cyaankali zou snel genoeg werken.
  
  Ten slotte draaide hij zich om en baande zich behoedzaam een weg naar de omheining. Toen hij daar aankwam, lag het paard roerloos en het enige geluid in het bos werd gemaakt door de late vogels die tussen de dennenbomen vlogen.
  
  Nick klom tegen de omheining op. Aan de bovenkant zat prikkeldraad maar het hing schuin boven de weg om de mensen buiten te houden. Nick gooide er zijn tuniek over en klom zonder moeite aan de andere kant naar beneden.
  
  Toen liep hij de donker wordende weg op. In zijn portefeuille had hij ongeveer zeventig mark en hij had een lange weg af te leggen. Als er een auto aankwam, verstopte hij zich in het struikgewas. Als hij het zware geluid van een vrachtwagen hoorde, zou hij een lift vragen. Het was zestig kilometer naar de universiteitsstad en de graaf zou zijn verdwijning hebben opgemerkt lang voordat Nick die afstand te voet kon hebben afgelegd.
  
  Na verloop van tijd kwam hem een vrachtwagen met mest achterop die hem halverwege de stad bracht. Daarna kreeg hij een lift van twee boeren die met een fles cognac rondgingen terwijl ze de regering uitscholden. Na een uur doken de lichten van de universiteitsstad in de verte op en de boeren zeiden dat ze stopten om te gaan eten. 'Ga met ons mee. Daarna brengen we u naar Frankfort.'
  
  Nick schudde zijn hoofd. Ze stonden geparkeerd voor het grootste restaurant van het stadje, de Deutschland über Alles Taveerne, en Nick wist dat het vol zou zitten met leden van de Germaanse Ridders. Nick was te goed bekend door zijn overwinning op Heinrich om niet te worden opgemerkt. 'Mijn maag is een beetje van streek en ik ben moe,' zei Nick. 'Als u het niet erg vindt, ga ik liever een tuk in de wagen doen.'
  
  De boeren haalden hun schouders op en liepen naar het café. Nick zakte onderuit op zijn plaats en hield zijn hand in de buurt van de Luger. De Ridders waren op pad om de man te zoeken die de kelner van het café zo wreed had vermoord. Nick wachtte een uur op zijn nieuwe vrienden terwijl groepen Duitse jongeren langs de cabine van de vrachtwagen stroomden.
  
  'Houd alle vreemdelingen aan. Ondervraag iedereen,' riepen ze heen en weer. De ondervraging bestond voornamelijk uit het aanhouden van vrouwelijke studenten en mollige boerenmeisjes en het vragen naar hun naam, adres en telefoonnummer, maar tussen de jongeren zag Nick een paar oudere mannen met harde ogen die afkomstig waren van het kasteel, een pistool op de heup. Von Stadee had niet lang gewacht.
  
  Nick keek koel naar hen vanuit de cabine en rookte de ene sigaret na de andere. Er ging weer een uur voorbij en de twee boeren kwamen nog niet terug. Hij was net van plan eens te proberen om de vrachtwagen te starten en te zien hoe ver hij kwam, toen de twee mannen in overall wankelend uit het café kwamen.
  
  Toen ze Nick zagen zitten, lachten ze verrast en brulden over straat. 'Ach, onze vrind met de zwakke maag is er nog. Wat denk jij ervan, Hermann?'
  
  'Ik denk niks, Karl. Het lijkt me een probleem voor de professors van de universiteit en niet voor arme boeren die naar varkensstront blijven stinken hoe vaak ze zich ook wassen.'
  
  Nick zou de twee humoristen graag met de Luger tot zwijgen hebben gebracht maar hij begreep dat een schot in het centrum van het stadje de aandacht zou trekken.
  
  'Dan zullen we hem wel naar Frankfort moeten brengen, Hermann.'
  
  'Zo is het, Karl.'
  
  De twee mannen klauterden moeizaam in de cabine en na enkele valse starts slaagden ze erin de hoofdweg naar Frankfort te bereiken.
  
  'Von Stadee laat al zijn mannetjes naar een moordenaar zoeken in plaats van naar de verraders die ons aan de Russen en Amerikanen hebben verkocht. Da's niks voor die ouwe Von Stadee.'
  
  'Ach, een goeie man, die Von Stadee,' zei Karl knikkend. 'Die weet hoe hij die verdomde Amerikanen moet aanpakken, ja.'
  
  Op de weg werd met lantarens gezwaaid. Vloekend bracht Hermann de vrachtwagen tot stilstand. Een aantal jongemannen met karabijnen stond onzeker midden op de weg en een lange blonde officier van een jaar of twintig kwam naar de wagen toe.
  
  'We hebben orders om alle vrachtwagens op de weg naar Frankfort te controleren,' zei de officier kortaf. Hij zette een voet op de treeplank van de wagen en wachtte. Hermann stak zijn grote rode gezicht uit het raam en blies de blonde jongen in het gezicht eer hij iets zei. 'En waar zaten jullie toen wij Russische tanks op weg naar Stalingrad tegenhielden, wat?'
  
  'Zo mag ik het horen,' zei Nick met een dronken grijns en hij nam een lange slok uit de bijna lege cognacfles. 'Waar zaten jullie toen wij twee dozijn vluchten per week tegen de B-17's uitvoerden, hè?'
  
  'Niet zo rot doen tegen die lieve kinderen,' besloot Hermann zwaarwichtig. 'Ze bedoelen het goed, maar ze weten niet beter.'
  
  'Ik ben kapitein van de Germaanse Ridders,' snauwde de jongeman. 'En ik wil ...'
  
  'Laneme die kaptein en zijn mannen een pak op hun sodemieter geven, kunnen ze zien hoe het toen toeging,' stelde Nick opgewekt voor.
  
  "Da's een verdomd goed idee,' gromde Hermann, 'vooral omdat ze verdomme het recht niet hebben om belastingbetalers tegen te houden. Asseme vechten, dan vechten we samen.'
  
  Hij opende strijdlustig het portier. De kapitein duwde het weer dicht en draaide zich om. 'Drie dronken boeren op weg naar Frankfort,' snauwde hij. 'Noteer ze en laat ze door. We redden Duitsland niet door met dronken varkenshouders te bekvechten.'
  
  'Ah, de overwinning,' zei Hermann.
  
  'Zonder een schot te lossen,' zei Karl.
  
  'Geweldig,' zei Nick. 'Drink nog wat.'
  
  'Jij eerst,' zei Karl. 'Asseme drinken, dan drinken we samen.'
  
  De vrachtwagen kwam weer in beweging en reed langs de schaapachtige grijnzende Germaanse Ridders. Hierna volgde een reeks donkere landwegen en oplichtende koplampen in het duister. Nick wisselde de twee boeren af aan het stuur en ondersteunde hen terug naar de cabine als ze weer eens voor cognac waren gestopt. Al met al voelde hij zich uitstekend. Hij had Von Stadee het nakijken gegeven en bij het aanbreken van de dag was hij op enkele kilometers afstand van Frankfort. Met een beetje geluk kon hij daar een directe trein naar Kopenhagen nemen.
  
  De zon was al op toen de boeren besloten voor het ontbijt te stoppen. Het was een kleine herberg tussen de sparrenbomen. Ze sleepten hem mee ondanks zijn gesputter dat hij geen geld had.
  
  'Wij betalen voor het ontbijt. Je bent een brave jongen,' zei Hermann. Toen ze aan de worstjes zaten, keek Nick op en zag een man met zijn gezicht in een opengeslagen krant. Nicks foto vulde de helft van de voorpagina. Het onthoofde en verminkte lichaam van Gustav Lang vulde de andere
  
  helft. Nick hoefde het verhaal niet te lezen om te begrijpen dat Von Stadee hem met de moord had opgezadeld. Hermann had zijn neus in zijn mok koffie gestoken, maar Karl keek verveeld de eetzaal rond. Net in de stemming om de voorpagina van andermans krant te lezen.
  
  'Kun jij me ook vertellen waar het Imperial Hotel in Frankfort is?' vroeg Nick wanhopig. 'Ik heb daar een vriend, maar ik ben sinds de oorlog niet meer in Frankfort geweest.'
  
  Hermann keek op en kneep zijn ogen nadenkend toe, maar Karl had de foto al gezien.
  
  'Kijk eens, Hermann,' brulde Karl, 'dit is een moordenaar, de vent die ze gisteravond zochten. Hij heeft ons mooi voor de gek gehouden.'
  
  Nick stond snel op. 'Neem me niet kwalijk, jongens.'
  
  'Dat is het monster dat die arme kelner onthoofd heeft,' riep Karl. Beide boeren wierpen zich tegelijkertijd op Nick. Hij mat de afstand automatisch. Zijn rechtervuist schoot uit met de bedrieglijke traagheid van een zwaargewichtbokser en trof Karl op de punt van de kin. De boer stortte neer alsof hij door de bliksem was getroffen, maar Hermann wierp zich, om de politie en hulp brullend, op Nicks rug. Het kostte Nick misschien anderhalve seconde om zich van Hermann te bevrijden en toen stond de hele zaal overeind.
  
  'Kijk toch, mensen. Het Beest van Beieren uit de krant. Help me in godsnaam.'
  
  Nick rende naar de deur en Hermann en de rest volgde hem.
  
  'Voorzichtig, mensen,' riep iemand met een krant. 'Ze zeggen dat hij gewapend en waarschijnlijk gevaarlijk is.'
  
  Een grote dikke man in kokspak kwam uit de keuken en posteerde zich voor de deur. Hij was gewapend met een lang vleesmes. Het was een gevaarlijk wapen en de dikke man zag er niet naar uit dat hij makkelijk te intimideren zou zijn. Je kunt je hier niet uit schieten, Carter, waarschuwde een stem in zijn binnenste. Hawk kan dode spionnen regelen, maar geen dode burgers.
  
  'Licht de politie in,' zei de dikke kok op kalme toon. 'Ik hou hem hier vast tot ze komen.
  
  In de tijd die het kostte om dit te zeggen had Nick een stoel gegrepen en nu rende hij als een rugbyspeler met drie zware Duitsers op zijn rug naar de deur.
  
  De kok zwaaide met het lange mes naar Nick en probeerde hem te ontwijken. De stoel raakte zijn benen en het mes kletterde op de grond. De kok vloog de deur uit, gevolgd door Nick en de mannen die hem vasthielden. Eén ogenblik was er nog een hevig strijdgewoel voor de herberg, maar zonder de dreiging van het mes maakte Nick korte metten met de resterende mannen. Hij probeerde deze brave Duitse burgers voorzichtig aan te pakken, maar hij kon zijn bliksemsnelle reacties slechts ten dele inhouden. Zijn handen en benen schoten uit in ingewikkelde patronen, de tegenstanders stortten hijgend en kreunend neer en een ogenblik later was Nick vrij.
  
  Hij keek om zich heen. Achter de herberg lag een omgeploegd veld en daarachter lagen de bossen. Ze zagen er veelbelovend uit. Zonder nog tijd te verspillen rende Nick in de richting van de opgaande zon.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  De helikopter had de hele dag naar hem gezocht. Hij ratelde nog steeds laag boven de bomen. Elke keer als Nick hooggelegen terrein bereikte en omlaag keek, had hij mannen met honden door de velden zien trekken. De graaf had er kennelijk voor gezorgd dat de moord op Gustav Lang veel publiciteit kreeg. Het liep tegen de avond en hij wist dat hij moest slapen. Alleen zijn voortreffelijke woudlopertechniek en een haast dierlijke sluwheid hadden ervoor gezorgd dat hij nog op vrije voeten was. Maar zelfs zijn uitmuntende conditie en harde yogatraining konden hem niet eeuwig op de been houden.
  
  Hij was een eind naar het noorden getrokken door brutaal op een goederentrein te springen. Daarna had hij drie uur met zijn gezicht naar beneden in een moeras gelegen terwijl de speurders langs hem trokken. En hoe ver was hij die dag gevorderd? Tien kilometer? Twintig? Hij had er geen idee van. Nu zag hij water onder zich, veel water. Hij strompelde de heuvel af en zag havens en rivieraken en pakhuizen.
  
  Waar zich pakhuizen bevonden, had je ook zwervers en voorlopig was dat waar Nick Carter thuishoorde. Een plek waar je eruit kon zien alsof je wegens moord werd gezocht en toch ongestoord in een gore steeg kon slapen.
  
  De kamer was geheel wit en de vloer was van grauwe steen.
  
  In het midden stond graaf Von Stadee, het bovenlichaam naakt. Zijn slanke, krachtige rug was getekend door rode striemen als wegen op een kaart van bloed, en de rest van zijn lichaam glom van het zweet.
  
  Boots Delaney liet een knoet uit haar hand vallen. De graaf hoorde de plof op de grond en draaide zich langzaam om. Hij keek enige tijd naar het bevende meisje en wierp haar toen een hemd toe om over haar naakte schouders te slaan. 'Ik heb opnieuw overwonnen. Alle fouten worden weggewassen met bloed. Uiteindelijk is dat het enige oat de mensen begrijpen. Na zo iets kan ik mannen trotseren en mijn wil opleggen voor wie ik anders zou beven. De heerschappij over je zelf is een prachtig ding.' Hij streelde haar verachtelijk onder de kin. 'Ik was gereed om pijn te lijden maar je kon het niet aan. Zo zal ik altijd je meester blijven.'
  
  'Ik geloof niet dat je begrijpt, Ricky ... begon Boots, maar de graaf liet haar niet uitspreken. Hij pakte een agenda op en bekeek die een ogenblik. Toen dicteerde hij in een muurmicrofoon.
  
  'Von Runstadt is nog op vrije voeten. Bij de Germaanse Ridders en al mijn ondernemingen, de Von Stadee Farmaceutische Fabrieken en alle maatschappijen en banken waarvan ik commissaris ben, moet de hoogste prioriteit worden gegeven aan het opsporen van de ontsnapte moordenaar Von Runstadt die een groot gevaar betekent voor de Germaanse beweging en voldoende informatie bezit om ons te ruïneren. Al onze politieke contacten moeten worden gedwongen ons te helpen door druk uit te oefenen op de politieautoriteiten en waar mogelijk de militaire autoriteiten om deze man weer in handen te krijgen. Ik moet uiteraard onmiddellijk worden gewaarschuwd als hij is aangehouden. Onofficieel, en dit is alleen bestemd voor onze geheime kanalen, ben ik bereid vijfhonderdduizend mark uit te betalen aan de man die me zijn hoofd brengt.' De graaf grijnsde kort. Zijn lichaam heb ik niet nodig. Wat de rest van de zaken voor vandaag betreft, zeg ik ja tegen Krupp, nee tegen Volkswagen en misschien tegen de Lufthansa. De rest kan wachten.'
  
  Hij schakelde de muurmicrofoon uit, trok een met de hand gemaakt zijden hemd aan en strikte zijn das. Terwijl hij zich aankleedde, keek hij in de spiegel naar Boots.
  
  'Er is nog één ding dat ik vergeten had, Boots. Jij vliegt naar Travemünde, waar de gladde en vernuftige Von Runstadt hoogstwaarschijnlijk zal proberen over de grens naar Scandinavië te komen.'
  
  Boots keek zwijgend toe, gefascineerd door het netwerk van bloedvlekken dat zichtbaar werd door het zijden hemd van Von Stadee.
  
  'Heb je me gehoord?'
  
  'Ik heb je gehoord,' zei Boots dof.
  
  'Mooi zo. In Travemünde staan al onze aanzienlijke hulpmiddelen tot je beschikking. Als Van Runstadt ergens anders opduikt, vliegje er onmiddellijk heen. Jij, liefje, brengt me zijn hoofd, en niemand anders. Ten slotte was het jouw losse tong die de geheimen van onze organisatie heeft verraden.'
  
  Dat... dat kan ik niet,' zei Boots. De graaf lachte, raapte de knoet op en gaf hem aan haar. Hij draaide haar zijn rug toe.
  
  'Sla me,' snauwde hij. Er volgde een lange stilte, toen viel de knoet voor de tweede keer op de grond. De graaf draaide zich om en keek op zijn horloge.
  
  Max heeft de Hawker Siddeley over precies drie kwartier klaar staan. Jij zult erin zitten. Je mag elke methode gebruiken die je kunt verzinnen, maar denk erom - het hoofd.'
  
  De graaf trok zijn jasje aan en ging naar beneden terwijl hij het thema van een fuga van Bach floot.
  
  De goederentrein was met kolen geladen en voerde Nick gestaag in de richting van de Deense grens. Hij hoorde het geratel van de wielen toen de wagons op de veerboot werden gereden en rangeerders brulden aanwijzingen. Daarna volgde er een lange stilte en ten slotte voelde Nick de deinende beweging van de boot zelfs in de treinwagon. Voorzichtig tuurde hij onder het zeildoek uit en berekende het risico. Hoe lang was hij al op weg? Twee dagen? Drie dagen? Was de jacht opgegeven? Naar de hel met het risico, besloot Nick. Hij had in zesendertig uur niet gegeten en aan dek was een zeer goed restaurant. Hij liet zich uit de goederenwagon zakken en baande zich tussen de dicht opeengepakte auto's in het verlaten ruim een weg naar de trap.
  
  De grote salon was op deze door-de-weekse middag bijna leeg. Nick liep naar een hoektafeltje en zorgde ervoor dat zijn geld zichtbaar voor de kelner op het tafelkleed lag. De kelner schonk een glas ijswater in en gaf een menu aan Nick waarbij hij beleefd zijn uiterlijk negeerde. Nick dronk het ijswater gretig. Hij was nog niet zo lang op de vlucht, maar lang genoeg om te vergeten dat er zo iets eenvoudigs en heerlijks als ijswater bestond. Hij voelde zich al beter. Als hij had gegeten zou hij naar de goederenwagon terugkeren, gaan slapen en in Kopenhagen wakker worden. In Denemarken werd hij niet gezocht, dus hij hoefde alleen maar de vertegenwoordigers van Von Stadee te ontlopen, wat niet zo moeilijk moest zijn.
  
  Hierna een korte vliegtocht naar Stockholm en hij kon weer aan het werk gaan.
  
  Nick werd in de werkelijkheid teruggehaald door een algemene stijging van het geluidsniveau. De paar passagiers in de eetzaal stonden opgewonden voor de ramen te praten. Enkele mensen namen foto's. Nick keek op van zijn biefstuk en zag slechts de grijze zeemist die de middagzon niet had kunnen wegbranden. Hij haalde zijn schouders op en at
  
  verder. Even later klonk de scheepsfluit met lange abrupte stoten die op een botsing of een andere noodtoestand wezen.
  
  Nick kwam overeind toen op het hoofddek geroep weerklonk en de deur openvloog. Een aantal bemanningsleden stormde het dek op en Nick zag de oorzaak van de opwinding.
  
  Zeven meter boven het dek van de veerboot zweefde een bestuurbare luchtballon en gewapende mannen lieten zich van de lieren op het voordek vallen. En op het voordek stond, met een machinepistool in de handen, Boots Delaney bevelen te schreeuwen. Haar gezicht was gemaskerd, maar Nick hoefde slechts naar de slanke gestalte in het zwarte leer te kijken om te weten met wie hij te maken had.
  
  'Okay, Max,' riep ze, 'stand by.'
  
  Een aantal gemaskerde mannen stormde de eetzaal in en kwam op hem af.
  
  Nick ging prompt zitten en begon weer aan zijn biefstuk. De gemaskerde mannen renden langs hem heen door de lange eetzaal en verdwenen door de achterdeur. Zodra ze verdwenen waren stond Nick op en liep snel in de richting van het toilet. Zijn bedoeling was tijd te winnen.
  
  Hij haalde het bijna. Plotseling splinterde het raam van de eetzaal in duizenden scherven en Boots' machinepistool sproeide zijn lood een meter of vijf voor Nicks voeten in de vloer.
  
  'Blijf rustig staan, Nickielief, en steek die brave handjes snel omhoog.'
  
  Nick draaide zich om. Boots stond achter hem, met gespreide benen tegen de terugslag van het machinepistool. Een trage grijns verspreidde zich over Nicks stoppelige gezicht. 'Boots, kindje, je bent geweldig als je boos bent.' Ze lachte niet.
  
  'Laten we gaan, schnell. Haal de mannen terug,' riep ze over haar schouder. 'Ze hebben een halve minuut om aan boord te komen als ik in de cockpit ben. Daarna kunnen ze zwemmen.'
  
  'Een en al zakelijkheid vandaag,' grinnikte Nick.
  
  'Het is jij of ik, schat. Neem een besluit. Blijf je of ga je mee?'
  
  Nick besloot mee te gaan. Toen ze aan dek kwamen, hingen de kabels op hen te wachten. Twee mannen met pistolen hielden hem onder schot terwijl hij naar de cockpit van de ballon werd opgetakeld. Ze duwden hem in een hoek en ontdeden hem snel van zijn Luger en stiletto. Een halve minuut later steeg de ballon op boven de veerboot. Zuur zag Nick dat een patrouilleboot van de Deense kust naar de ontvoeringsplaats stoof, vijf minuten te laat.
  
  Terwijl de boten onder hen stippen werden, gooide Boots het machinepistool op de grond, trok haar masker af en stak een sigaret in haar mond. Nick knipoogde. Boots trok een grimas.
  
  'Ik moet je onthoofden of zo iets, maar da's mijn stijl niet. Jij gaat terug naar Ricky en dan kunnen jullie het onder mekaar uitknokken.'
  
  'Wat scheelt eraan?' vroeg Nick. 'Geen lef meer?'
  
  'Treiter me niet, man,' zei Boots vermoeid.
  
  'Jullie redden het nooit,' zei Nick en probeerde een lach te onderdrukken.
  
  'Dacht je? De Germaanse Ridders kunnen geen kwaad doen in Duitsland, vooral niet als ze een brutale moordenaar pakken die de politie niet heeft kunnen vinden.'
  
  'Je weet dat Einar die moord gepleegd heeft.'
  
  'Zeg dat maar tegen je advocaat, jongen. Ik heb andere problemen aan mijn hoofd.'
  
  'Heeft het graafje je slecht behandeld, schat?' vroeg Nick meelevend.
  
  'O, hou je bek alsjeblieft. Ik heb al rotzooi genoeg omdat ik met jou gepraat heb.'
  
  Het gesprek werd abrupt afgebroken. Vier stippen aan de horizon veranderden pijlsnel in dodelijk uitziende straaljagers. Ze scheerden in strakke formatie een keer langs de ballon, zo dichtbij dat Nick de NATO-kentekens op de vleugels kon zien en de leider van de formatie naar Max zag wenken dat hij de ballon snel omlaag moest brengen.
  
  'Max,' riep Boots, 'geef vol gas met dit ding. Waar wacht je op?'
  
  'Dit is geen straaljager, juffrouw Delaney,' brulde de corpulente piloot. 'Wat dacht u?'
  
  De straaljagers waren in formatie boven hen gestegen. Nick zag ze hoog en ver weg. Toen wentelde de leider als een haai op zijn buik en dook op hen neer. Nick keek scherp uit naar de lichtpuntjes die op mitrailleurvuur zouden wijzen. De bemanning rende heen en weer om zich in parachutes te gespen. Boots keek Nick woedend aan en gooide ook hem een parachute toe. 'Soms geloof ik dat jij het eeuwige leven hebt,' snauwde ze.
  
  Opeens slaakte Max, de piloot, een vreugdekreet. De voorste straaljager was op het laatste ogenblik weer recht gaan vliegen en stoof weg zonder een schot te lossen.
  
  'We zijn boven Oost-Duitsland, juffrouw Delaney. Alles komt goed, ja?'
  
  'Nou, je hebt het mooi versierd, schat,' zei Nick. Nu moest hij snel handelen eer iemand eraan dacht hem zijn parachute af te nemen. Zijn hand draaide aan het knopje van het dodelijke gasbommetje Pierre dat hij in zijn zak had. Het dodelijke gas was kleur- en reukloos en zou iedereen in de kajuit, Nick inbegrepen, binnen een minuut doden. Door zijn yogatraining was hij in staat zijn adem vier minuten in te houden, maar hij was niet van plan vier minuten in de buurt te blijven. Hij haalde zich voor de geest waar zijn pistool en mes zich bevonden en keek hoe de deur werkte.
  
  Hij probeerde niet naar Boots Delaney te kijken. Brave meid. Een beetje misdadig maar dat kon aan slecht gezelschap worden geweten. Jammer. Maar eerder was zij bereid geweest hem te doden. Opeens viel een van de bemanningsleden op de grond.
  
  Boots keek Nick aan en wierp toen een scherpe blik op de stervende man. Nick zag haar alerte brein werken en wachtte niet langer. Hij sprong op uit zijn stoel en greep zijn Luger en mes van de man die ze in zijn handen had. De Duitser probeerde zich te verzetten maar was al te zwak. Nick duwde hem moeiteloos opzij en werkte zich naar de kajuitdeur.
  
  'Wel verdomme!' Boots stond op en reikte naar een wapen maar Nick lette niet op haar.
  
  De ballon voer niet snel en de deur ging onmiddellijk open. Een fractie van een seconde later viel Nick door de ruimte met een hand aan de ring van zijn parachute.
  
  De lucht floot koud langs zijn oren en de aarde kwam angstaanjagend snel naderbij, maar hij trok nog niet aan het koord dat hem met het leven verbond. In plaats daarvan spreidde hij zijn ledematen om ze als besturing te gebruiken teneinde zo dicht mogelijk bij de grens in het westen te komen.
  
  Hij had geen hoogtemeter en een misrekening betekende de dood. Maar als hij in Oost-Duitsland neerkwam, zat hij in een zelfde parket als wanneer hij in de ballon was gebleven. Toen zag Nick het prikkeldraad van de grensafscheiding midden in een stuk omgeploegde aarde opduiken. Witte rookwolkjes stegen op uit de wachttorens langs de versperring. Grondvuur.
  
  Hij hoorde het kraken van de wapens en wist dat hij veel te dichtbij was. Hij trok hard aan het koord en wachtte met ingehouden adem op de ruk van de zich openende parachute. Toen zweefde hij over het prikkeldraad. De vuurwapens blaften rondom hem. Nick trok de Luger uit zijn riem en opende het vuur. Het zou niet erg doeltreffend zijn om met een handwapen vanonder een bungelende parachute te schieten, maar het luchtte Nick aanzienlijk op om terug te kunnen slaan na dagen op de vlucht te zijn geweest. En misschien zou hij met een beetje geluk een van die schietgrage schooiers met zich mee kunnen nemen.
  
  De grensafscheiding gleed zijwaarts onder zijn voeten door en Nick wist dat hij in West-Duitsland zou neerkomen. De wind blies hem over het omgeploegde land.
  
  Hij kwam in laag struikgewas neer, rolde om, gespte het harnas los en rende naar de bomen. De laatste kogels deden de aarde rond hem opstuiven en toen was hij veilig in het bos.
  
  Toen hij nog een keer achterom keek, zag hij het witte nylon van een tweede parachute aan de oostelijke kant van de grens opbollen. Dat moest Boots zijn. En hoog in de lucht dreef een ballon stuurloos rond op de luchtstromingen, met een dode bemanning.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 12
  
  
  
  
  Stockholm. Eindelijk. Een schone, vreedzame stad gebouwd op eilandjes, waar Nick het zich kon veroorloven zich te legitimeren. Hij nam een kamer in Hotel Bernadotte en hij gunde zich meteen een lange, warme douche. Hierna draaide Nick het privé-nummer van vice-admiraal Larson.
  
  'Ja?' zei Larson.
  
  'Met Nick Carter,' zei Nick. 'Hoteltelefoon.'
  
  'Mooi zo,' zei Larson. 'Zeg maar wanneer.'
  
  'Uitstekend,' zei Nick. 'Nu.'
  
  Ze hingen tegelijk op. Een uur later reed Nick met zijn huurauto de tunnel in die naar Musko voerde. Hij werd, zoals elke keer wanneer hij de grote onderaardse grotten van Musko binnenkwam, overvallen door een gevoel van onbehagen, een atavistische angst voor een onbekende wereld. Een beetje te oud om last van claustrofobie te krijgen, Carter, verweet hij zich zelf. Eenmaal binnen kon hij de ondergrondse omgeving beter verdragen. Ten slotte was er niets vreemds aan een tunnel. Of een ondergrondse parkeergarage. Of een liftschacht of een kantoor met de jaloezieën voor de ramen of onverlichte gangen.
  
  Nick werd verwacht in het kantoor van de veiligheidsdienst en de receptioniste zei dat hij met de privé-lift naar de suite van Larson moest gaan. 'Derde deur achterin,' zei de receptioniste boven. 'Hij is net terug van een vergadering en zei
  
  dat u meteen door kon lopen.'
  
  Nick liep de gang door, opende de deur van het kantoor van vice-admiraal Larson en stapte snel achteruit. Het hoofd van de veiligheidsdienst lag dood op het tapijt. Zijn huid was felblauw, zijn ogen stonden open en de pupillen waren onder de oogleden gerold zodat het wit Nick afzichtelijk aanstaarde.
  
  Eén moment keken Nick en de dode man elkaar aan, toen kwam Nick in actie.
  
  'Hé, juffrouw!' riep hij tegen de receptioniste. 'Stuur de politie en een dokter en vlug wat.' Toen pakte hij zijn Luger, rende door de kamer, schopte deuren open en trok gordijnen omlaag. Niets.
  
  Het werd druk in de gang. Nick baande zich een weg door de vloekende mannen en witgejaste artsen naar het bureau van de receptioniste. 'Bel dr. Astrid Lundgren en snel wat,' snauwde hij.
  
  Het huilende meisje gehoorzaamde automatisch.
  
  Nick rookte een sigaret en dacht na. Vice-admiraal Larson was even blauw als de technici die aan het krachtveld hadden gewerkt, maar Nick was ervan overtuigd dat een werkelijk grondige lijkschouwing aan het licht zou brengen dat hij eerst was vergiftigd of door verstikking om het leven gebracht. Toen was het zich razendsnel vermenigvuldigende virus terwille van de kleur en het effect toegediend. Maar in de huidige situatie kon Nick dat aan niemand bewijzen en niemand zou zijn verhaal geloven, behalve misschien Astrid.
  
  'Haar kantoor zegt dat ze thuis is,' zei de receptioniste ten slotte.
  
  'Nou, bel haar dan,' gromde Nick.
  
  'Ik heb haar nummer niet hier. Dat moet ik in het archief opzoeken.'
  
  'Ik wacht wel,' zei Nick met naar zijn mening buitengewone beleefdheid.
  
  De vrouw verdween en kwam terug en draaide Astrids nummer. Ze keek hem schouderophalend aan. 'In gesprek.'
  
  'Blijf het proberen,' snauwde Nick. 'Vertel haar wat er gebeurd is en zeg dat ik naar haar toe kom. Nick Carter. Zeg dat ze de deur niet moet opendoen eer ik er ben.'
  
  Een misselijkmakend gevoel van mislukking overviel Nick terwijl hij in de lift omlaagging. Larsons dood was haastig gearrangeerd. Vroeg of laat zou het spoor in de richting van Von Stadee wijzen. Er waren regels in het spionagespel die niemand overtrad, al was het maar om eigen bestwil. Een daarvan betrof het vermoorden van het hoofd van de oppositie. Agenten, ja. Chefs, nee. Dat betekende dat Von Stadee radeloos was omdat Nick was ontkomen en nu alles op alles zette. Hoe populair de Germaanse Ridders ook in de beide Duitslanden mochten zijn, iets dergelijks konden ze niet uithalen zonder dat andere machten erop zouden staan dat ze werden opgeheven. Desnoods met geweld.
  
  Dus moest Von Stadee het gevoel hebben gehad dat zijn positie sterk genoeg was om de NATO en de Russen en de Fransen naar de hel te laten lopen. Hmmmm ... raketten in Albanië, van China voor Von Stadee, met de complimenten. De complicaties van de internationale situatie suisden door Nicks hoofd terwijl hij met de huurauto door de tunnel naar Astrids huis stoof.
  
  Iemand had de zaak verraden en Nick had zo'n idee wie dat was. De auto slipte wild toen Nick met volle snelheid een hoek omsloeg en over de dam naar het huis van Astrid reed. Tien minuten later zag hij het tegen de heuvel afsteken. Hij haalde diep adem. De helft van het huis was een verkoolde en verwrongen massa puin waaruit de rook nog opsteeg. Nick remde en stoof de lange trap op met de Luger in zijn hand. Hij rende door de voordeur naar de zitkamer. 'Astrid!' brulde hij en luisterde.
  
  Opeens zag hij haar uit de keuken komen met een glas in haar hand. Haar mooie gezicht was bleek en haar kleren waren verkreukeld.
  
  'Nick?' zei ze vaag. 'Wat doe jij hier?'
  
  'Luister goed,' zei Nick en hij sprak snel. 'Vice-admiraal Larson is vermoord. Ik heb hem in zijn kantoor gevonden.' De vrouw liet het glas vallen en ze deinsde achteruit alsof Nick haar was komen vertellen dat hij haar ging vermoorden.
  
  'Admiraal Larson is ... Knut,' riep ze. 'Knut! Admiraal Larson is vermoord.'
  
  'Knut? Is die hier?' vroeg Nick, alsof allerlei dingen hem opeens duidelijk werden. 'Waar is hij?'
  
  Astrid was vaag, probeerde zich te beheersen. 'Ik denk dat hij controleert of...'
  
  'Vlak achter je, Carter.'
  
  Nick wierp zich op het tapijt toen een pistool achter hem afging. Hij rolde om en om tot hij achter een bank lag. 'Knut!' gilde Astrid. 'Wat is er?'
  
  Er klonken nog twee schoten in de vernielde zitkamer en toen beantwoordde Nick het vuur. De ex-skiër tuimelde achterover in de aangrenzende kamer en Nick zag kans over het tapijt te duiken en Astrid omlaag te trekken.
  
  'Je moet je vergissen, Nick,' hijgde ze. 'Het was die dwerg, de man die we in Kopenhagen hebben horen lachen. Ik hoorde dat waanzinnige gelach weer vlak voordat alles hier in de lucht vloog. Knut is er juist om me te helpen. Hij is te dom om een verrader te zijn.'
  
  'Knut is te dom om te begrijpen dat hij voor een dubbel spelletje werd gebruikt,' gaf Nick toe. 'Maar niet te dom om Larson te vermoorden en hierheen te komen om jou te ontvoeren. Hij had gewoon nog niet gehoord dat ze je nu dood willen hebben.'
  
  De skiër vuurde weer. Toen hoorden ze zijn voetstappen
  
  terwijl hij het huis uit rende. Nick stak zijn hoofd om de hoek van de bank en keek voorzichtig, maar hij zag slechts de kalme zee achter het vernielde huis en pluimen rook. 'Goddank dat hij weg is,' fluisterde Astrid. 'Dit werd een nachtmerrie.'
  
  'Hij is niet weg,' zei Nick. 'Hij heeft te veel te verliezen als wij in leven blijven, maar als we sterven komt hij als de held uit de hele zaak te voorschijn. Is er een achterdeur?'
  
  De jonge vrouw schudde het hoofd, toen kwamen haar groene ogen tot leven. 'Misschien kan hij van een van de dennenbomen op de schoorsteen klimmen en bij een raam komen.' Nick keek op naar het balkon dat rond de zitkamer liep. Hij kwam snel overeind en liep naar de andere kant van de kamer. Astrid keek hem aan alsof hij gek was geworden. Nick veerde op uit hurkzit, sprintte door de. kamer, sprong op een stoel en zweefde in dezelfde beweging omhoog naar het balkon. Zijn handen omklemden de rand van het balkon en hij bleef een ogenblik woest in de lucht zwaaien, een volmaakt doelwit, eer hij zich kon optrekken.
  
  Bijna onmiddellijk ging er een deur open. Nick drukte zich plat tegen de muur.
  
  Knut verscheen op kousenvoeten en liep geruisloos. Er verscheen een triomfantelijke grijns op zijn gebruinde gezicht en zijn ogen fonkelden toen hij het pistool ophief en neerkeek in de zitkamer.
  
  'Dat was het dan, AXE-agent Carter,' zei hij.
  
  Hij glimlachte nog. steeds toen Nick een kogel in zijn gezicht afvuurde. De achterkant van het mooie blonde hoofd spatte als een kilo frambozen tegen de muur. Nick zag het licht in de blauwe ogen dof worden, toen stortte Knut over de reling van het balkon en viel in de kamer.
  
  Astrid wendde haar hoofd af en klampte zich aan Nick vast als een drenkeling aan een vlot. 'Weet je zeker dat het Knut was, Nick? Ik begrijp niet dat...'
  
  Heb jij die deur van het lijkenhuis achter me dichtgedaan?' vroeg Nick ongeduldig. 'Ik dacht van niet. En vice-admiraal Larson en Gustav Lang evenmin. Broer Knut was de enige andere figuur die wist dat ik daar was. Het is maar goed dat Larson hem niets heeft verteld over ons handeltje met Von Stadee, anders zouden we allebei dood zijn '
  
  'En nu?'
  
  'Nu,' zei Nick, 'verdwijnen we van het toneel. De buren zullen de politie wel gebeld hebben en nu is het mijn beurt om je te ontvoeren.'
  
  'Ik heb niet veel buren,' zei ze ontmoedigd.
  
  'Mooi. Maar er zullen wel gauw mensen komen, dus kunnen wij beter snel verdwijnen. Ik moet je ergens verstoppen eer iemand zijn gezag over jou laat gelden en zegt dat ik dat niet mag doen. Ik moet ook met Washington bellen om te rapporteren dat er een oorlog dreigt in West-Europa.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 13
  
  
  
  
  Avond. De oude DC-3 trilde zo hevig dat het onmogelijk was om te praten. Naast Nick, die uit het raam keek, zat Astrid, haar mooie lichaam vormloos door het hoogsluitende pak dat ze droeg, het soort rubberomhulsel dat duikers in koud water dragen. Ze had zes van deze pakken over elkaar aan, evenals Nick. Hij had het bedacht als bescherming tegen de cyaankalikogeltjes uit de vallen van de graaf.
  
  Nicks waardering voor Astrid was nog gestegen toen hij haar vertelde waarom ze een avondlijke parachutesprong ging maken in het bos van een man die haar dood zocht. Ze was zichtbaar bleker geworden, maar ze had niets gezegd. Nu kon hij het haar niet kwalijk nemen dat ze geen spraakzame bui had.
  
  Voor Nick was de avondlijke sprong vertrouwd, en daarom kon hij zich concentreren op het gesprek dat hij had gehad met Hawk. Nick had zijn ontvoering van Astrid met de volgende woorden verdedigd: 'U moet het zo bekijken, baas. Ik zou niet graag alleen dat lab infiltreren en dan ontdekken dat ik de inktpot had gegapt in plaats van het reageerbuisje. Bovendien moet ik bewijzen dat hij achter de blauwe dood steekt.'
  
  Er hing stilte in de lucht terwijl de oude gokker voor- en nadelen tegen elkaar afwoog.
  
  'Daar zit iets in, Carter. Geloof je echt dat Von Stadee in Duitsland aan de macht zou kunnen komen? De CIA heeft gemeld dat hij in heel Duitsland geen honderdduizend leden heeft.'
  
  Met een kwart daarvan zou hij Berlijn kunnen nemen, als niemand hem tegenhield. En Von Stadee heeft met succes het oude militaire Herrenvolk zijn tomatensap in een nieuw flesje verkocht. Ik geloof niet dat hij veel tegenstand zal ondervinden als hij het goed aanpakt. En als het hem lukt, is hij de regering die het leger controleert en heeft hij de macht om verdragen te sluiten. Met China of wie dan ook.'
  
  'Hoe wil hij zijn coup uitvoeren?'
  
  Nick haalde zijn schouders op. 'Ik heb zo'n idee dat hij er op de een of andere manier voor zal zorgen dat de regering in Bonn onmogelijk wordt gemaakt. Met zijn connecties zijn er honderden manieren om dat te doen. Dan voert hij een coup in Berlijn uit en aangezien de mensen kwaad zullen zijn op de huidige regering en hij een beroep doet op de slechtste kanten van de Duitse politiek, zullen ze hem steunen. Wij halen onze bommen weg. Een onvriendelijke daad, ja? Hij gaat naar Mao en vraagt om raketten op grond van het feit dat hij de afwering tegen de laser zo heeft dwars gezeten dat de versterkte bases in Zweden en Amerika gekraakt kunnen worden. Misschien maakt hij voorzitter Mao wijs dat hij de enige geleerde heeft gedood die een afweer tegen de lasers zou kunnen vinden. Misschien stuurt hij Mao zelfs een dood blondje om het te bewijzen.'
  
  'Laat je verbeelding niet met je op de loop gaan, Carter,' onderbrak Hawk hem, 'maar ga verder. Ik vind dit erg boeiend.'
  
  Goed, zei Nick. 'Zelfs als de Chinezen hem niet geloven, geven ze hem de raketten toch omdat ze graag zien dat een grote mogendheid als Duitsland rotzooi in Europa maakt en met hen bevriend is. Hij heeft de Chinese raketten nodig om aan de macht te kunnen komen, maar de Chinezen hebben hem ook nodig. En nu komt de klap op de vuurpijl. De andere Europese landen zullen vast erg zenuwachtig worden wanneer een militarist als Von Stadee de macht overneemt. Als ze van die raketten horen, zullen ze niet wachten tot de bel voor de eerste ronde gaat.'
  
  'We zouden een paar divisies naar Berlijn kunnen sturen,' peinsde Hawk. Toen corrigeerde hij zich zelf. 'Nee, natuurlijk niet. Zodra de Amerikanen zich in Duitse binnenlandse aangelegenheden mengen, zouden er een paar honderdduizend "vrienden" uit Oost-Duitsland over de muur komen.' Hij zweeg even. Toen: 'En wat wou je nu doen?'
  
  'Ik ga erheen om het bewijs te halen dat Von Stadee onderdanen van andere landen heeft vermoord,' zei Nick prompt. 'Dan kan de West-Duitse regering hem als misdadiger arresteren eer het te laat is, nu ze de macht nog hebben. Als we wachten tot hij het roer in handen heeft, zal het alleen maar op propaganda lijken.'
  
  Hawk bromde in de telefoon. 'Misschien heb je gelijk. We hebben U-2 foto's van de grootste raketten die je ooit gezien hebt, die op spoorwagons naar Albanië worden gebracht, en niemand in Washington heeft kunnen bedenken wat een dwerg als Albanië met die zwaargewichtjongens moest. Nu klopt het. Ze worden daar opgeslagen om te wachten op verzending naar het Duitsland van Von Stadee. Maar vergeet niet, jongen, als hij jou te pakken krijgt, kan hij zich toch beroepen op Amerikaanse interventie.'
  
  'Ik ben een aalgladde jongen, baas,' grinnikte Nick in de telefoon. 'Makkelijk te vangen maar moeilijk om vast te houden.'
  
  'Ah, het zelfvertrouwen van de jeugd,' zuchtte Hawk. 'Goed, ga je gang. Maar stel dat Von Stadee faalt, als je die vrouw kwijtraakt, lopen we misschien toch een stuk achter de Chinezen aan op het gebied van de luchtverdediging. Begin dus niet aan iets dat de Amerikaanse regering niet kan afmaken,' besloot Hawk op een toon zo droog als woestijnstof.
  
  Nick lachte niet. Hawk mocht ironie in zijn stem laten doorklinken, maar Nick wist dat de oude man in zijn kantoor zou overnachten tot hij weer bericht van Nick kreeg.
  
  Het gezoem van de intercom onderbrak Nicks gedachten en de laconieke stem van de piloot zei: 'We naderen de plek, jongens en meisjes. Nog vijf minuten.'
  
  Nick kwam tot zich zelf en controleerde hun beider uitrusting, vooral de getransistoriseerde walkie-talkies die ze zouden gebruiken om elkaar op de grond terug te vinden als ze ver uiteen zouden landen. Het vliegtuig verloor nu snel hoogte boven de Beierse dennenbossen. Enkele minuten later viel Nick door de koele avondlucht. Op de grond wachtte hem de gevaarlijkste man in Europa sinds Hitler.
  
  Hij zweefde in de enorme ruimte en wachtte met ingehouden adem, die hij opgelucht liet ontsnappen toen hij een ogenblik later een tweede scherm zag openrollen onder de onverschillige sterren.
  
  
  
  Op de middag van de volgende dag zat Nick in de schaduw van de dennen, omringd door een aantal getransistoriseerde miniatuurradio's en bandrecorders, en luisterde schaamteloos de gesprekken in het kasteel af. De graaf had op al zijn lijnen uitgebreide anti-afluisterapparatuur, maar dat had Nick voorzien en daarom had hij op de meest waarschijnlijke plaatsen rondom het kasteel een aantal van de nieuwste en kleinste radiozenders achtergelaten. Omdat ze niet op de apparatuur van de graaf waren aangesloten, konden ze niet ontdekt worden.
  
  Voor een samenzweerder hield de graaf er een slechte gewoonte op na. Zijn radiomannen kwamen elke dag op hetzelfde tijdstip in de lucht, een van de meest amateuristische blunders in het spionagebedrijf, maar zo werd het Nick wel veel gemakkelijker gemaakt. De zon scheen warm tussen de bomen en hij genoot.
  
  Het geheim van een lang leven. Waar de waterval in het bos een vijver vormde, was Astrid aan het baden, en Nick kwam in de verleiding naar haar toe te gaan. Hij beheerste zich en een minuut later ving hij enige activiteit op in zijn toestel en zette de koptelefoon op.
  
  De radioman van de graaf was druk bezig contact te zoeken met mede-samenzweerders over heel Duitsland. Nick concentreerde zich op het bliksemsnelle Duits. Hij luisterde een halfuur fronsend en zette de koptelefoon toen af. Hij wist alles wat hij moest weten. De rest, het andere bewijsmateriaal dat later de wereld moest overtuigen, zou worden opgevangen op de langzaam draaiende microband, maar Nick had genoeg gehoord om te weten dat hij vanavond al op het belangrijke bewijsmateriaal in het lab moest afgaan. Jammer. Nick had graag nog een nacht gehad om zich ervan te overtuigen dat hij hun pad tussen de cyaankalivallen geheel had schoongemaakt.
  
  Hij keek peinzend naar Astrid die terugkwam van de vijver, een lange handdoek om haar robuuste gestalte gedrapeerd, haar vochtige, witblonde haar opgespeld op haar hoofd. De handdoek liet weinig aan de verbeelding over, maar wat hij bedekte was tantaliserend. Ze kwam naar hem toe en bleef, halfnaakt en druipend, voor hem staan.
  
  'Juffrouw Lundgren,' grinnikte Nick, 'wist u dat u mooi bent als u uw bril afzet?'
  
  Haar lach was helder als de bergstroom. 'Ik ben blij dat u er zo over denkt, meneer Carter.' Ze ging naast hem zitten, duwde een van zijn sigaretten tussen haar volle lippen en stak hem aan. De handdoek raakte los toen ze zich vooroverboog en onthulde soepele borsten en prachtige, kwetsbare tepels.
  
  Ren een paar rondjes om het kasteel heen, Carter, hield hij zich zelf voor, of ga een beetje in de vijver zwemmen.
  
  Om zijn gedachten bij het werk te houden zei hij: 'Het zal vanavond moeten, ben ik bang. Von Stadee staat op het punt om toe te slaan. Ze gaan de Amerikaanse regering opzadelen met een schandaal en over drie dagen wordt de bondskanselier vermoord. Er zal een zorgvuldig verbreid gerucht de ronde doen dat leger en luchtmacht rebelleren en Von Stadee zal de macht grijpen om "de orde te herstellen". We moeten vanavond het bewijsmateriaal in handen krijgen dat hij mensen heeft vermoord en dat naar Washington sturen.'
  
  Haar lach klonk iets gedwongen. 'Daar zijn we ook voor gekomen, hè, niet voor een bergvakantie op kosten van de Zweedse regering. Het is een mooie dag om te sterven,' zei ze, en keek naar dé heldere lucht en de hoge dennen. 'Ik bedoel, als je moet sterven, wat een prachtige herinnering is dit dan.'
  
  De handdoek zakte nog een stukje en ging vaneen waar de volle dijen, glad als parelmoer, in haar zachte buik overgingen. Haar groene ogen keken hem uitdagend aan.
  
  'Als je niet zo'n keurig meisje was,' zei Nick peinzend, 'zou ik zweren datje probeerde me te verleiden.'
  
  Ze glimlachte, boog zich naar voren en kuste hem op de mond. 'U bent een scherp waarnemer, agent Carter.'
  
  Ze liet de handdoek geheel openvallen. Het statueske lichaam, blank en vol en stevig maar zonder een extra gram vet, maakte Nick ademloos. Ze glimlachte en ging op de dennennaalden liggen met één volmaakt gebeeldhouwde knie gebogen en haar lichaam geopend om hem te ontvangen. 'Ik geef toe dat ik je verkeerd beoordeeld had, je had aangezien voor weer zo'n hersenloze mooie jongen,' lachte ze. 'Natuurlijk moest ik dat net ontdekken op de dag dat ik waarschijnlijk doodga.'
  
  'Je gaat niet dood,' zei Nick. Haar lange arm trok hem omlaag.
  
  'Laat me zien waarom niet,' fluisterde ze. Haar handen gleden onder zijn hemd, betastten de stalen spieren van zijn borstkas, maakten snel de knoopjes open en gleden omlaag over de spierbundels van zijn onderbuik. Terwijl hij zijn kleren uittrok, bracht ze haar handen naar haar hoofd en liet haar lange natte haren over haar schouders golven. Toen verkende haar rijpe mond de buigingen van zijn lichaam en haar lange benen klemden zich om de zijne. Aanvankelijk langzaam begon het gladde koele lichaam onder hem te deinen.
  
  'Nu,' zei ze, 'we hebben een hoop verknoeide tijd goed te maken en het is voorlopig nog niet donker. Ik wil dat je me bezit, Nick, dat ik iets heb om aan terug te denken tijdens mijn laatste ogenblikken, als het vanavond misloopt.'
  
  'Ik heb je al gezegd dat alles vanavond goed zal gaan,' zei Nick luchtig. Maar ondanks de overtuiging in zijn stem overheerste in zijn gedachten de mogelijkheid dat het mis kon gaan, dat ze gedood konden worden, of, wat erger was, door de graaf gevangengenomen. Het voegde een extra-dimensie aan hun liefdesspel toe, een ernst en tederheid die voortsproten uit de wetenschap dat deze gouden middag hun laatste kon zijn. Ze riep zachtjes, iets tussen een snik en een zucht in, en de harde, vastberaden lijnen van Nicks gezicht verzachtten. Hij glimlachte toen hij neerkeek op de gesloten ogen van deze prachtige vrouw die hem haar lichaam schonk. Hij was zich scherp bewust van de heldere lucht, de geur van de dennen en de warmte van de zon op zijn rug. Als iedere soldaat aan de vooravond van de strijd zo iets meemaakte, dacht Nick, zouden de oorlogen nooit eindigen. Want seks vóór het gevaar was glorieus.
  
  'Nu, Nick, nu,' kreunde ze tussen haar opeen geklemde tanden, 'niet ophouden, ik voel alles ... nooit zo geweest ... Kom, Nick ...' De woorden werden onverstaanbaar.
  
  Onder de bergdennen smolten de twee prachtige lichamen samen voor de laatste reis in het streng bewaakte gebied van de goden waar de verrukkelijke pijn van hun climax even overrompelend was als de pijn van de geboorte en even scherp als de dood.
  
  En ten slotte ging Nick liggen en nam het volle lichaam van de vrouw in zijn armen en liefkoosde haar verhitte gezicht. Woorden zijn overbodig als alles begrepen wordt. Ze lagen zwijgend te genieten van de heldere schoonheid van de bergen in de namiddag en spraken maar weinig en als ze iets zeiden, ging het over onbelangrijke dingen. De middag was lang en toen de schaduwen zich uitrekten werd het koud, maar ze lagen samen onder een oude legerdeken, onwillig uit elkaar te gaan en de avond onder ogen te zien. En opnieuw en opnieuw kwamen ze tot elkaar want ze hadden elkaar zo veel te zeggen in de taal van hun lichamen en er was maar zo weinig tijd.
  
  Ten slotte werd het donker en een halve maan verscheen boven de dennenbomen. Ze kleedden zich zwijgend aan. In het donker keek ze met grote ogen toe hoe Nick zich bewapende en zijn wapens zorgvuldig controleerde.
  
  'Heb ik niet ergens gelezen ... Heb je geen zelfmoordpil of zo bij je?'
  
  'Sommige mensen wel,' zei Nick. Toen grinnikte hij. 'Ik geloof niet in zelfmoord. Jij?'
  
  Ze lachte en drukte zich tegen hem aan. 'Als jij er niet in gelooft, dan ik ook niet, liefste.'
  
  De microbanden met het bewijsmateriaal tegen Von Stadee waren begraven. Nick gaf haar een laatste lange kus, toen zette hij de herinneringen aan de middag vastberaden van zich af. Tezamen daalden ze af in het Dal der Schaduwen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 14
  
  
  
  
  Op de radiumwijzerplaat van Nicks horloge was het tien minuten na middernacht. Het kasteel en het omliggende terrein sluimerden onder het zwakke maanlicht als een schilderij van Dali. Wat voerde ze toch uit in het lab, dacht Nick woedend. Ze had al een halfuur geleden terug moeten zijn. Hij onderdrukte de impuls om naar binnen te gaan en haar te zoeken.
  
  Er ging nog een kwartier voorbij. Toen vingen zijn scherpe oren zachte voetstappen op in het van dauw doordrenkte gras. Hij knipte zijn infrarode lantaren aan en grinnikte. Astrid gleed in de schaduwen van het laboratoriumgebouw als een ervaren inbreekster. Even later stond ze naast hem in de beschutting van het generatorhuisje.
  
  'Heb je het?'
  
  Ze knikte stralend, alsof ze zo juist een eredoctoraat had ontvangen. 'Ik ben geen geweldig bacteriologe,' fluisterde ze, 'maar ik ben er wel zeker van dat dit spul gewone blauwe verf is die op de lichamen van onze vermoorde geleerden is gebruikt. En als bonus heb ik een kopie van de Chinese laserplannen bestudeerd. Ze zijn lang niet zo sterk als ik had gedacht. Over twee maanden heb ik een bruikbare afweer klaar.'
  
  'Wunderbar,' fluisterde Nick. 'U is geweldig en ik draag u voor verschillende Nobelprijzen voor. Laten we intussen snel wegwezen. Ze zouden de honden die we verdoofd hebben eens kunnen ontdekken.'
  
  Maar eer ze vertrokken nam Nick een van de twee monsterdoosjes over die ze bij zich had. Ze vormden een grimmige waarschuwing dat ze nog niet weg waren uit het Duitsland van Von Stadee en dat het bewijs voor de misdadigheid van de graaf belangrijker was dan hun leven. Toen hij het doosje aan zijn riem had gegespt, liepen ze geruisloos weg van het lab.
  
  Een klopje op zijn schouder deed Nick verstijven. Roerloos bleef hij staan. Zijn blik doorboorde de schaduwen tot hij de grote gekromde rug van een van Von Stadees honden zag. Zijn vinger klemde zich om de trekker van het verdovingspistool. Daarmee zou het dier onmiddellijk voor anderhalf uur in slaap kunnen worden gebracht, wat beter was dan de dieren te doden en zo aanwijzingen omtrent hun aanwezigheid achter te laten. Ditmaal was het pistool echter niet nodig. Nietsvermoedend draafde de hond over het glooiende gazon en Nick en Astrid hervatten hun ongehaaste wandeling.
  
  Voldoende tijd en hoogstens drie kilometer te lopen over gemakkelijk terrein naar de plek waar Nick van het paard was gesprongen. Alleen stonden er deze keer twee lichte, opvouwbare motorfietsen in het bos verborgen en had hij een pad tussen de cyaankalivallen geruimd.
  
  Opeens bleef Nick staan. Tegelijkertijd voelde hij twee waarschuwende tikjes op zijn schouder. Hij drukte op de knop van zijn infrarode lantaren en scheen rond. Achter zich hoorde hij Astrids onwillekeurige zucht van angst toen de infrarode straal het strenge, onmenselijke gezicht belichtte van Einar, de man die volgens Von Stadee tot het leven was teruggebracht na duizend jaar van iets dat leven noch dood was.
  
  De Viking stond stil en keek hen recht in de ogen alsof de infrarode straal een zichtbaar licht was dat hun positie verraadde. Astrid omklemde in paniek Nicks arm en haar tanden klapperden.
  
  'Mijn God, wat is dat?' hijgde ze. Nick legde een vinger op haar lippen. Moeilijk te zeggen hoe scherp de zintuigen van de oude Viking waren. Er volgde een lang, angstig moment terwijl ze naar de Viking staarden. In het infrarode licht lag er een spookachtige gloed op de harde, lelijke gelaatstrekken. Toen deed hij een pas naar voren. En nog een.
  
  Nick spande zijn spieren als een kat terwijl hij razendsnel nadacht. Als hij Einar neerschoot, zou het hele kasteel leegstromen en hun ontsnapping onmogelijk maken. Snel nam hij zijn besluit.
  
  'Hij heeft ons opgemerkt. Het heeft geen zin om ons allebei te laten pakken. Ik zal hem afleiden. Je kent de vluchtweg. Maak er gebruik van.'
  
  Astrids gezicht was wit en zeer ernstig in het maanlicht. 'Nee, Nick. Ik laatje niet alleen gaan.'
  
  Ze deinsde achteruit toen ze de beheerste woede op Nicks gezicht zag.
  
  'We zijn niet aan het pingpongen, zus,' snauwde hij zacht. 'Je doet wat ik zeg, verdomme, en gauw. Zodra ik die Viking heb afgeleid ga je op weg en je stopt niet eer je de grens over bent.' Zijn gezicht ontspande zich in zijn vertrouwde grijns. 'Ik zie je wel in Stockholm, schoonheid,' zei hij. Toen rende hij lichtvoetig uit de schaduwen naar het maanlicht en riep zachtjes de reusachtige schaduw toe die zonder aarzelen dichterbij kwam.
  
  'Einar, mijn jongen. Hier.'
  
  Hij danste lichtvoetig om de Viking heen tot hij hem in de tegenovergestelde richting wegleidde. De Viking begon te draven en Nick versnelde zijn pas. Oude Einar was bepaald niet traag. Nick zou zich moeten inspannen. Ze joegen nu over het gazon maar Nicks uitstekende conditie begon vruchten af te werpen. De Viking raakte bij iedere stap verder achterop. Zijn hand ging naar de gordel van zijn tuniek en kwam omhoog met een korte, brede werpbijl. Einar zwaaide de bijl boven zijn hoofd en deed iets dat Nick niet had voorzien. Hij wierp zijn hoofd in zijn nek en uitte een vreemde en verschrikkelijke kreet, zijn oude Noorse strijdkreet.
  
  Onmiddellijk legde Nick zijn vinger om de trekker van zijn machinepistool terwijl de spookachtige kreet, die honderd jaar vóór Willem de Veroveraar paniek op de kusten van Noord-Europa had veroorzaakt, tegen de heuvels weerkaatste. In het kasteel gingen lichten aan en alle honden op het landgoed huilden van angst. Nick besloot zijn positie niet te verraden door de oude geest neer te maaien. Het moest een verrassing voor de Germaanse Ridders zijn dat hij een machinepistool had.
  
  Met hernieuwde snelheid draafde Nick verder en verdween in de schaduwen op het moment dat het gazon veranderde in een pandemonium van blaffende honden, schreeuwende mannen en felle zoeklichten.
  
  Het verwarde geblaf van de honden maakte plaats voor een ander geluid, het hoge gejank van een meute die een spoor volgt. Het noodlot wilde dat ze niet zijn spoor maar dat van Astrid hadden opgepikt. In de verte hoorde hij schorre kelige stemmen die bevelen riepen. Nick hoopte dat Astrid niet in paniek van de vluchtroute zou raken en tussen de cyaankalivallen terecht zou komen. Hij had zich geen zorgen hoeven te maken. Er stond hun een grotere tegenslag te wachten.
  
  Een jeep met een sterk zoeklicht in de achterbak schoot over het gazon. In het licht van de schijnwerper zag Nick een ontmoedigend tafereel. De honden drongen op rond een bange Astrid en twee mannen in laarzen joegen de beesten met geweerkolven weg.
  
  Nick vloekte zacht in het donker. Het was duidelijk wat hem te doen stond. Ze hadden Astrid, maar ze wisten nog niet dat hij er ook was. Alleen Einar had hem gezien, en Einar kon niet praten, dat wist Nick zeker. Onder die omstandigheden was er een goede kans dat een professional als Nick zich veilig uit de voeten kon maken en de grens over komen, en dat was de procedure die in de handleiding stond voorgeschreven.
  
  Nick vloekte weer en gooide de handleiding weg. De situatie was trouwens gewijzigd. Vóór vanavond was Astrid een agente geweest met de benodigde technische qualificaties. Maar sinds ze de Chinese blauwdrukken in het lab had gezien, was ze de enige persoon in het Westen die een idee had van wat de Chinezen probeerden te doen tegen militaire atoombases. Ze was te belangrijk om te worden opgeofferd. Machteloos keek Nick toe hoe de patrouille met Astrid naar het kasteel terugkeerde. Hij was niet bang voor de mannen. Met zijn machinepistool en de handgranaten en het element van verrassing kon hij de patrouille aan flarden rijten. Maar dit soort overval was uitgesloten door de zekerheid dat hij met de cipiers ook Astrid zou doden.
  
  Geruisloos als een roofdier sloop hij door de schaduwen en vermeed de patrouilles die het terrein doorkruisten. Toen een hond in zijn buurt gromde, legde hij het dier neer met zijn verdovingspistool en een keer hoorde hij een patrouilleleider iets zeggen over de vrouw die vergiftigd vlees op de grond had gestrooid.
  
  Hij had weinig tijd. De verwarring van de mannen in het kasteel moest worden uitgebuit eer ze zich konden organiseren. Gelukkig wist hij door zijn elektronische luisteruurtje dat de meeste officieren die in het kasteel waren gelegerd zich in Berlijn bevonden om Von Stadees coup tegen de regering voor te bereiden.
  
  Maar de grote man was nog hier en zodra hij Astrid zag, zou hij begrijpen dat Nick ergens in de buurt moest zijn en dat was het einde van het verrassingselement. Het kostte Nick nog een kwartier om de hoofdpoort te bereiken.
  
  Hij zag dat de situatie gunstig en ongunstig was. Twee bewakers met machinepistolen stonden in het licht van de schildwachthuisjes aan de andere kant van de droge slotgracht. Mooi. Het zou op het nippertje zijn als hij over die brug rende, maar hij kon hen aan. Achter hen stond een jeep en op de jeep stonden twee 50 mm-mitrailleurs met mannen om ze te bedienen. Nick had er niet veel mee op, maar hij kon er weinig aan doen. Hij moest de blondine achterna gaan of de hele actie uit zijn hoofd zetten.
  
  Nick brak los uit zijn schuilplaats en sprintte de boogbrug over de slotgracht op. De gezichten van de twee schildwachten waren karikaturen van trage mannen die snel probeerden te denken terwijl een waanzinnige uit het duister op hen afstormde. Het daagde hun tegelijk en ze hieven de korte loop van hun machinepistolen op. Nick vuurde twee korte salvo's af en beide schildwachten sloegen achterover tegen de kinderhoofdjes.
  
  Het kabaal van Nicks machinepistool alarmeerde de mannen in de jeep. Een van hen sprong naar de tweelingmitrailleurs en liet een salvo los terwijl Nick zich languit op de kinderhoofdjes wierp.
  
  De kogelstroom vloog over zijn hoofd en ketste vonken spattend van de muren af. Toen sprak Nicks machinepistool in de binnenhof. Een ogenblik later rukte hij de pen van een granaat los en wierp die naar de jeep op het moment dat de mitrailleurschutter de lopen van zijn wapens omlaag draaide. De granaat ontplofte in de lucht, blies de mannen uit de jeep en verspreidde hen als lappenpoppen over de keien.
  
  De diepe stilte na de granaatexplosie leek dreigender dan het geratel van de mitrailleurs. De bewaking op de jeep leek een geringe tegenstand voor een zo belangrijke vesting.
  
  Nick schudde zijn twijfels af, kwam overeind en rende naar de ingang van het kasteel. Hij meende te weten waar hij Von Stadee en Astrid kon vinden.
  
  De grote zaal waar de officieren van de Germaanse Ridders gewoonlijk debatteerden over de gang van de geschiedenis en dronken op de glorie van Duitsland was nu verlaten. Althans bijna verlaten. Aan één kant van een lange tafel zat graaf Von Stadee, zijn benen, die in prachtig gepoetste rijlaarzen waren gestoken, gekruist op de tafel. Aan de andere kant van de tafel zat de dwerg Loki, wiens kleine misvormde gestalte bijna verdween onder de rand van de tafel.
  
  Astrid, bewusteloos en naakt tot het middel, lag op de tafel en van haar hoofd en hart liepen draden naar een klein controlepaneel naast de hand van de graaf.
  
  De graaf hief zijn hoofd op toen hij Nicks voetstappen hoorde, maar bewoog verder niet. Nick leunde met zijn rug tegen de stenen muur en hield de zaal onder schot met zijn machinepistool.
  
  De dwerg giechelde.
  
  'Gooi dat wapen neer, AXE-agent,' zei Von Stadee. 'Ik heb gewonnen.'
  
  'Vergeet het maar,' gromde Nick.
  
  De graaf schonk zich een glas champagne in en nam langzaam een slok. 'Maar natuurlijk heb ik gewonnen, Herr Carter. Als u uw wapen niet neergooit, zal ik over een ogenblikje ofwel het genotcentrum of het pijncentrum in de hersens van juffrouw Lundgren activeren. Wat ziet u liever? Onvoorstelbaar genot of helse pijn?'
  
  De graaf lachte. Nick besefte verbaasd dat de man behoorlijk dronken was. 'Over een ogenblikje zou ik jouw hersens tegen de muren kunnen activeren,' zei Nick op plezierige toon, maar hij voelde zich kil van wanhoop. Alsof hij gedachten kon lezen, liet de graaf zijn lippen omkrullen.
  
  'Kom, kom, Herr Carter. We weten allebei dat uiteindelijk de Verenigde Staten banger is voor het Chinese atoomvermogen dan voor de wedergeboorte van het Duitse militarisme. U doodt niemand zolang juffrouw Lundgren nog leeft.' De graaf zei iets in een Scandinavisch klinkende taal en de enorme gestalte van Einar trad uit de schaduw naar voren. Hij rukte het machinepistool uit Nicks handen met een kracht waarvan Nicks pols bijna brak en plukte de granaten als appels uit zijn riem. De dwerg lachte en klapte in de handen.
  
  'Ah, je bent het met me eens, Loki. We hebben de slang zijn giftanden uitgetrokken,' zei de graaf met dikke stem, 'en jij klapt om onze triomf.'
  
  De dwerg sprong van zijn stoel en maakte een aantal radslagen in de zaal. De graaf keek naar hem met glazige ogen en een lege lach op zijn gezicht. De glimlach vervaagde toen de dwerg, moe van de sprongen, naar Astrid beende en op de tafel wipte. De obscene gestalte boog zich over de vrouw en betastte het slanke lichaam met beide handen.
  
  Nick vloekte hardop en deed een pas naar voren. De graaf stak zijn vinger op tegen Nick en grinnikte geil. 'Alle krijgshaftige deugden en dan ook nog ridderlijk. Ah, u zou een voortreffelijke Germaanse Ridder geweest zijn, Herr Carter, als u niet zo decadent was.'
  
  De dwerg boog zich weer over Astrid waarop Nick hem bij de nek pakte en hem door de zaal smeet. Graaf von Stadee lachte toen de dwerg met schelle, hoge stem gilde.
  
  'Dat is genoeg, Herr Carter. Nog één stap en ik zal dit voortreffelijke brein vernietigen. Binnen drie seconden kan ik haar veranderen in een stompzinnige idiote die in elkaar krimpt of over de grond kruipt bij het optrekken van een wenkbrauw.'
  
  'Wat houdt me tegen? Je gaat ons toch afmaken,' zei Nick. Zijn vingers speelden met het knopje van Pierre, het dodelijke gasbommetje. Het probleem was dat Pierre geen onderscheid maakte tussen vriend en vijand en dat Astrid zijn dodelijke dampen ook zou inademen.
  
  De graaf zette zijn voeten op de grond en kwam wankelend overeind. 'Het wordt laat,' zei hij, enigszins zwaaiend. 'De plicht roept. Als ik terugkom zal ik beslissen wat ik met u doe. Intussen zal de goede Einar de wacht houden. Auf Wiedersehen. Kom, Loki.'
  
  Nick accepteerde de leugen. De graaf liep naar een deur aan het einde van de zaal, gevolgd door de dwerg, en draaide zich om met zijn hand op de knop.
  
  'Misschien vraagt u zich af waarom ik alleen ben in de nacht van mijn grootste triomf. Over drie dagen zal ik meester van Duitsland zijn. Daarna Europa, en wie weet? Amerika is niet onmogelijk. Maar ik ben alleen in mijn triomf omdat u juffrouw Delaney hebt gecorrumpeerd. Ik ben u iets schuldig en over tien minuten zal de schuld afgedaan zijn.
  
  Het kasteel staat op het punt in de lucht te vliegen. Het zal duidelijk zijn dat de explosie het werk was van Amerikaanse saboteurs die probeerden de Germaanse Ridders te vernietigen en dit zal kracht bijzetten aan mijn andere plannen die ik u tot mijn spijt wegens tijdgebrek niet kan vertellen. Wees ervan overtuigd dat ik aan de macht zal komen door de grootste golf van anti-Amerikaanse gevoelens sinds 1941.'
  
  De graaf opende de deur, draaide zich toen nog een keer om.
  
  'U zult natuurlijk proberen te ontsnappen. Einar zal ervoor zorgen dat dat niet gebeurt. Veel succes, Herr Carter. En nogmaals auf Wiedersehen.'
  
  Het werd opeens duister in de zaal, en Nick hoorde de zware deur dichtvallen. Hij rende snel naar de tafel en trok de elektroden van Astrids hoofd. Hoe lang had Von Stadee
  
  gezegd? Tien minuten? Het zou tijd kosten om die deur te forceren. Nick herinnerde zich de plek waar Einar de granaten had neergelegd en begon in het donker rond te tasten. Toen voelde hij een aanwezigheid naast zich en hoorde een zware ademhaling. Een grote klauw schoot uit in het donker en pakte zijn pols in een greep die onmogelijk te verbreken was. Met zijn vrije hand liet Nick een karateslag los op het gezicht van de Viking die zijn schedel als brandhout had moeten splijten. De greep verslapte niet, maar een gepijnigd gegrom steeg op in de duisternis. Wanhopig tastte Nick naar zijn stiletto.
  
  Buiten verbrijzelde het geratel van een helikopter de nachtelijke stilte, de machine steeg op en het geluid stierf langzaam weg.
  
  Het kon nu elk ogenblik gebeuren, dacht Nick. Hij verzamelde al zijn krachten en dreef zijn knie in de liezen van de Viking. De enige reactie was een wat dieper gegrom. Terwijl hij worstelde, raakten Nicks ogen gewend aan het donker. In het vage licht dat hoog boven de vloer door de kleine raampjes viel, zag hij Einars gezicht vlakbij, een lege blik, genadeloos. Nick spande zijn spieren en zag in een laatste krachtsinspanning kans bij zijn stiletto te komen.
  
  Als hij zijn arm nu één keer kon los krijgen om toe te stoten ...
  
  Met een lenigheid die Nick voor onmogelijk had gehouden, had de Viking zijn werpbijl gegrepen en opnieuw weerklonk zijn oude strijdkreet door de zaal. Nu had Nick één hand vrij. Terwijl hij de stiletto in die hand liet glijden, besefte hij ,dat het te laat was. De bijl zou op zijn hoofd neerkomen terwijl hij stak.
  
  Maar toen gebeurde er iets vreemds. Hun bewegingen waren niet meer in te houden, maar de arm van de Viking daalde leeg neer op Nicks schedel terwijl de stiletto tot aan het heft in Einars keel drong. De bijl kletterde op de grond.
  
  Nick raakte bijna bewusteloos van de slag, maar herstelde zich en zag de reus langzaam ineenzakken. Eén ogenblik verscheen er een vreemde glimlach, als van triomf, op Einars gezicht, toen viel hij neer in de schaduw.
  
  Die vreemde glimlach ... Einar had waarschijnlijk geen mens ontmoet die het tegen hem kon opnemen sinds Von Stadee hem weer tot leven had gebracht. Zijn krijgerinstinct was ontwaakt en ging toen op in het allesoverheersende verlangen van een trotse man om ontheven te worden van zijn serviele band met Von Stadee. Einar, een slachtoffer van hondse toewijding die mogelijk was gemaakt door elektronische impulsen, had liever zelfmoord gepleegd dan als slaaf te blijven leven. Hij had er wel de tijd voor genomen, bedacht Nick wrang.
  
  Eén granaat was voldoende voor de deur. Met Astrid over zijn schouder rende Nick door de gangen naar de binnenplaats. Gelukkig sloeg de motor van de jeep bij de eerste poging aan.
  
  Nick en Astrid waren vijftien kilometer ver toen de bewoners van het dal werden gewekt door wat hun aanvankelijk een van de ergste onweersbuien sinds mensenheugenis leek.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 15
  
  
  
  
  Voor een lentenacht was het koud, vijftien graden onder nul, en de noordoostenwind had een snelheid van meer dan twintig knopen. Er zaten twee mannen in de cabine van de grote Sno-Cat met de vier rupsbanden, die voorzichtig voortgleed over de sneeuw in de koolzwarte nacht.
  
  In de warme cabine had Nick zijn jack geopend en zijn hoofd met het ongeknipte haar en de baardstoppels was geconcentreerd over het kompas gebogen. Hij moest voortdurend alert zijn. De keiharde sneeuw bedekte diepe kloven waarin de sneeuwmobiel kon storten.
  
  Ergens ten oosten van hier had graaf Von Stadee zijn laatste toevlucht gezocht, bij het water van de kille Groenlandse Zee. In de zomer kon men er per boot komen en er konden voorraden en technici worden aangevoerd om de overgebleven Germaanse Ridders in leven te houden tot het klimaat voor de beweging opnieuw gunstig was.
  
  Killmaster stuurde de sneeuwmobiel door de verlaten vlakte terwijl hij overwoog hoe hij het karwei zou aanpakken. Achter hem leunde Joe Shu tegen een doos met explosieve gelatine en lepelde een blikje noodrantsoen in zijn ovale gezicht met de hoge jukbeenderen.
  
  'Hoor eens, Nick,' zei de Eskimo, 'het is belangrijk dat de mitrailleurs op het laatst komen en dan meteen gebruikt worden. De temperatuur stijgt met de zon, maar niet veel.
  
  We houden de mitrailleurs tot het laatste ogenblik binnen en dan blijven we schieten om ze warm te houden. Anders hebben we meer kans met de robbenmessen, begrijp je?' Nick knikte. Als Joe Shu zei dat iets heel belangrijk was, dan was het belangrijk, had Nick geleerd. De grote centrale ijskap van Groenland was voor het grootste deel onbekend gebied en voor Nick was het een vijandig landschap waar zijn leven afhing van de kennis van de man die naast hem in de cabine zat. Er was geen tijd geweest voor de gebruikelijke briefings en instructiefilms, want pas drie dagen geleden was hij erachter gekomen waar de graaf zich schuilhield, door een opmerking van diens radioman.
  
  De Sno-Cat gleed slingerend over de fonkelende paksneeuw terwijl Nick probeerde de lijn van de grote Rheinhartgletsjer te volgen naar het kamp van Von Stadee dat op Kaap Wanhoop, aan de voet van de gletsjer lag.
  
  Opeens glimlachte Joe Shu en zijn gitzwarte ogen glinsterden. 'Morgenochtend vroeg krijgen we mist, dat zul je zien.' Nick keek door het met ijs bezette raam naar de harde, heldere lucht en schudde zijn hoofd. 'Als jij het zegt, Joe. Het lijkt mij wel erg helder.'
  
  'Nee,' zei de Eskimo beslist, 'er komt een dichte nevel. Maar het mooie is dat we van benedenwinds naar het kamp kunnen trekken.'
  
  Nicks hart sprong op. Hij zat te lang in het vak om de betekenis van deze opmerking niet te begrijpen. In de ochtend zouden ze het kamp van de Duitsers ongezien en ongehoord kunnen naderen. Dat loste de helft van hun problemen in één klap op.
  
  Gestaag ploegde de Sno-Cat voort door de grote, duistere leegte, op weg naar zijn prooi.
  
  
  
  Ochtend. De mist was vlak voor het aanbreken van de dag geruisloos komen aansluipen, precies zoals Joe Shu had voorspeld, en de twee mannen hadden de sneeuwmobiel naar de morenewal kunnen rijden die het kamp van de graaf aan de voet van de gletsjer beschermde. Door de mistflarden, die nu langzaam voor de zon wegtrokken, zag Nick het hoofdkwartier van de graaf dat in het gletsjerijs was uitgehakt en hier en daar met balken was versterkt. Opzij daarvan zag hij een landingsstrip van metalen matten, verder barakken en generatoren. Nick was van plan dit alles zeer binnenkort op te blazen.
  
  Het was belangrijk dat de radio-apparatuur van Von Stadee bij het begin van de aanval werd uitgeschakeld, zodat zijn verbinding met Duitsland werd verbroken en zijn mede-samenzweerders onbereikbaar werden. De graaf had kennelijk niet geweten dat Nick op de hoogte was van het geheim van zijn Groenlandse schuilplaats, anders zou hij er wel persoonlijk op hebben toegezien dat Nick werd gedood eer hij het kasteel verliet. Maar hij moest rekening hebben gehouden met interventie van buitenaf, anders zou hij deze kostbare schuilplaats niet hebben aangelegd in een land waar misschien nooit een blanke was geweest.
  
  'Ben je klaar met de mitrailleurs?' vroeg Joe Shu. 'We mogen die vogels niet laten ontsnappen.' Nick keek nieuwsgierig naar de Eskimo.
  
  'Wat heeft het voor jou te betekenen, Joe? Ik dacht dat dit gewoon een karweitje voor je was om je op de been te houden tot de robbenjacht weer begon.'
  
  'Naar de hel met de zeerobben, man,' zei Joe Shu. 'Ik ben een Deens onderdaan en ik herinner me de oorlog. Mijn vader is gedood door een Duitse kanonneerboot. Ik ben klaar met de mitrailleurs als jij zo ver bent.'
  
  Het was een lange toespraak voor Joe Shu. Nick knikte en keek op zijn horloge. 'Nog even, Joe.'
  
  Op de landingsstrip sloegen de motoren van een vliegtuig aan. Nick zag even later een groepje mannen in parka's uit
  
  het hoofdgebouw komen en naar de wachtende machine sjokken. Nick greep zijn kijker en stelde in op het groepje. Naast hem legde Joe Shu de veiligheidspal van zijn lichte mitrailleur om.
  
  'Nu Nick?'
  
  'We wachten tot die Eskimo's uit de buurt zijn. We hoeven geen Deense onderdanen neer te maaien, al werken ze samen met een rotzak.'
  
  Joe Shu spoog. 'Dat zijn geen Eskimo's, makker.'
  
  Het drong snel tot Nick door. Chinezen. Wat Von Stadee ook van plan mocht zijn met een groep Chinezen op de dag dat hij de bedoeling had de macht in Duitsland over te nemen, het voorspelde weinig goeds voor Amerika en de NATO-landen.
  
  'Richt goed, Joseph, en schiet maar wanneer je wilt,' fluisterde Nick.
  
  Een seconde later werd de stilte van de poolochtend verbroken door het aanhoudend geratel van de mitrailleurs. De groep die op weg was naar het vliegtuig stoof in verwarring uiteen toen rondom mannen neerstortten. De helft rende naar het vliegtuig en de andere helft zocht de bescherming van het hoofdkwartier in de gletsjer. Terwijl zijn mitrailleur zich op de naar het vliegtuig rennende groep richtte en de mannen feilloos neerlegde, gaf Joe er commentaar bij.
  
  'Eerst de vliegtuigpassagiers pakken en dan straks de thuisblijvers. Ha, geen verdomde Chinezen in mijn Groenland. En ook geen Moffen. Ha, pak aan, schurftige walrus.'
  
  De mitrailleur sprong en ratelde in zijn handen en de koperen hulzen vielen sissend in de sneeuw. Nicks blik was op de barak gevestigd. Christus, wat was er met de tijdontstekingen gebeurd? Misschien hadden ze moeten wachten tot ze die springladingen hadden horen ontploffen. Misschien werkten de tijdmechanismen niet met die kou. Misschien, misschien, misschien. Een half peloton lag al in de paksneeuw, Joe legde ze neer zodra ze uit de deur kwamen. Opeens leek het gebouw de schouders op te halen, toen spatte het uiteen in een miljoen deeltjes. Een ogenblik later hoorde Nick het geluid van de explosie. 'Dat waren de versterkingen,' zei Nick snel. 'Laten we gaan.'
  
  De pezige Eskimo hing de vlammenwerper op zijn rug. 'Dat bevalt me in de Amerikanen,' grinnikte hij, 'ze zijn zo goed uitgerust.' Naast elkaar draafden de mannen over de sneeuw naar de hoofdingang van Von Stadees ijspaleis terwijl de andere springladingen die ze hadden aangebracht de aarde deden schudden.
  
  Sporadisch geweervuur begroette hen bij de deur. Nick vuurde al rennend twee thermietgranaten af en liet zich vallen om zich te beschermen tegen de flits van witheet licht. Toen Nick en Joe de deur bereikten, waren er slechts lijken om hen tegen te houden.
  
  Ze bevonden zich in een groot vertrek met panelen van kunststof en uit de doffe klank van hun stemmen maakte Nick op dat het zo was gebouwd dat er lucht tussen de gletsjer en het vertrek zat, zodat het kon worden verwarmd en Von Stadee hier zowel 's zomers als 's winters kon verblijven. Maar achter het geïsoleerde vertrek lagen lange gangen van groen ijs die naar het binnenste van de gletsjer voerden.
  
  Verweg in een van de ijsgangen hoorde Nick een bekend geluid, het maniakale gelach van de dwerg Loki.
  
  'Kom op, Joe,' zei Nick. 'Hou die vlammenwerper voor ons uit.'
  
  Opeens klonk er een lang aanhoudend gerommel dat luider was dan de springladingen hadden kunnen veroorzaken. Joe Shu's ronde gezicht stond bezorgd.
  
  'Us, Nick. Straks valt die hele verdomde gletsjer in zee. Je weet het nooit met ijs.'
  
  De wanden leken roerloos, maar Nick voelde de beweging
  
  in zijn maag alsof hij in hevige deining in een boot zat. Snel nam hij een besluit. 'Schiet op, Joe. Ga terug naar de sneeuwmobiel. Ik kom naar je toe, maar eerst moet ik zien dat Von Stadee dood is.'
  
  'Ik blijf bij je,' zei Joe grinnikend. 'De Amerikaanse regering mag me betalen. Snelle carrière van Eskimojongen. 'Goed,' was alles wat Nick zei. 'Vlug dan.'
  
  Het was weer precies Musko. De doolhof van gangen, het gevoel in een science-fictionwereld te zijn. En steeds klonk het gelach van de dwerg dat hen tartend rond de hoeken van blauwgroen ijs voerde, en vervolgens in kogelregens lokte. En nog steeds het misselijkmakende gevoel in de maag terwijl de gletsjer langzaam in de richting van de zee gleed.
  
  Af en toe stuitten ze op verzet. Als de verdedigers vluchtten, liet Nick hen lopen. Als ze verzet boden, vielen Nick en Joe hen met de vlammenwerper aan en de hardnekkige Germaanse Ridders werden brandende fakkels die in het smeltende ijs vielen.
  
  En eindelijk, voorbij een nieuwe bocht, vonden ze de man die Europa wilde regeren, verschanst in een kleine grot die ze bijna over het hoofd zagen. Joe's vlammenwerper veranderde de twee adjudanten van de graaf in menselijke fakkels en opeens gilde de man die zich als een supermens beschouwde achter een stapel kratten met diepvriesvis om genade! Nick staakte zijn vuur terwijl de graaf te voorschijn krabbelde met zijn handen hoog in de lucht.
  
  'Kamerad,' brulde hij, 'ik geef me over.'
  
  'Blijf daar staan terwijl ik je fouilleer,' snauwde Nick.
  
  De graaf leek niet bepaald op een groot wereldleider. Er zat ijs in zijn stoppelbaard en zijn brandende ogen stonden dof bij het besef van de nederlaag. Opeens lachte de dwerg weer. Ergens boven hen.
  
  'Carter,' smeekte de graaf en zijn stem klonk dik, 'besef je wat je doet? Geef me nog twaalf uur en ik maak je ongehoord rijk. Carter, in godsnaam. We zijn allebei soldaat...' Nick voelde even bijna een soort medelijden. De dwerg lachte weer. Nick tolde op zijn hakken om en zag de misvormde kleine man boven hen op een richel zitten.
  
  De dwerg giechelde en liet een handgranaat op het ijs vallen. Nick rende toe, schopte de granaat weg en wierp zich op de grond terwijl het ding door de ijsgang rolde. Hij voelde de hitte van Joe's vlammenwerper, hoorde de ijsrichel losscheuren van de muur en hoorde de dwerg gillen. Toen ontplofte de granaat en de wereld werd een maalstroom van rondvliegende ijskristallen.
  
  In de verwarring voelde hij de handen van de graaf om zijn keel, met de kracht van een waanzinnige. Nick zag kans de greep te verbreken en overeind te komen terwijl de graaf vergeefs probeerde hem neer te drukken. Nick ramde zijn voorhoofd in het gezicht van Von Stadee en voelde het bloed over zijn eigen gezicht stromen.
  
  'Vecht, graaf,' tartte Nick, 'vecht voor je leven. Laat zien datje vechten kunt.'
  
  De graaf viel naar hem uit. Nick dook weg, pakte de graaf en smeet hem door de ruimte tegen de ijsmuur van de grot. De man zakte op de grond en keek met doffe ogen naar hem op.
  
  Nicks grijns was wreed toen hij door de ijstunnel naar de grote hal wees. 'Daar is de weg naar Berlijn, graaf Von Stadee. Waarom blijf je daar zitten? Ga de stad innemen.'
  
  De hand van de graaf tastte in zijn sneeuwpak en kwam te voorschijn met een lang jachtmes. Nick keek de man strak aan. Onwillig kwam de graaf overeind.
  
  Het flitsende lemmet van Nicks stiletto verscheen in zijn hand. Toen sprong de graaf.
  
  Er volgde een korte, snelle worsteling en toen spoot een dikke rode stroom uit de keel van de graaf en hij stortte neer.
  
  Nick bleef even staan, bukte zich toen en veegde het lemmet van zijn stiletto af aan het bontpak van de graaf. Toen hij hem omrolde was het gezicht van de graaf al aan de grond vastgevroren.
  
  'Uitstekend, Nick,' zei Joe Shu. 'Prachtig voetenwerk.'
  
  Nick schrok op. Hij was Joe en de dwerg Loki vergeten. Hij veerde weer op toen hij het onthoofde lichaam van Loki aan Joe's voeten zag liggen. Het boosaardige hoofd met de kleine oogjes staarde niets ziend naar het plafond op een meter of zeven van het kleine lichaam.
  
  Joe haalde zijn schouders op. 'Wij Eskimo's zijn geen barbaren. Hij viel bovenop me en ik vergiste me.' Zijn brede gezicht spleet in een grijns. 'Amerikaanse vlammenwerpers zijn aardig maar als de toestand ernstig wordt, heb ik liever een goed robbenmes.'
  
  'Verdomme,' zei Nick zacht, 'dat genoegen had ik me zelf beloofd.' Hij keek naar de lichamen van de dwerg en de superman en zijn gezicht was zo leeg en onbewogen als van een sfinx. Joe trok aan de mouw van zijn parka.
  
  'Maak je geen zorgen over de manier waarop ze zijn gestorven, Nick,' zei Joe. 'Zegt de god van de blanken niet: voor zoveel je dit een van mijn minste broeders hebt gedaan, zo zal ik jou doen?'
  
  Nick grijnsde. 'Ik geloof niet dat het zo bedoeld is, maar het zou geen slechte regel zijn. Daar maakte ik me trouwens geen zorgen over. Ik bedacht alleen dat als ik namen uit Von Stadee had kunnen krijgen, ik misschien vanavond in Berlijn een hoop levens had kunnen sparen en rotzooi voorkomen. Je kunt zien dat de graaf geen enkel risico nam. Als de coup was mislukt zou hij zich hier schuil hebben gehouden.'
  
  Joe Shu trok zijn wenkbrauwen op. 'Ik geloof niet dat je veel keus had,' zei hij. 'Het is erg boeiend wat je zegt en ik wil niet laf lijken, Nick, maar ik geloof dat we hem nu beter als de bliksem kunnen smeren.'
  
  Nogmaals werd Nick zich ervan bewust dat de grot schudde als een boot op een woedende zee. Abrupt draaiden de twee mannen zich om en renden voor hun leven.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 16
  
  
  
  
  De kranten hadden een gedeelte van het verhaal gekregen en ze wilden de rest hebben. Een oude correspondent uit Washington hield Nick aan in de bar van Hotel Bernadotte. 'Heb ik jou niet eerder gezien, vriend?'
  
  'Dat moet iemand anders geweest zijn,' zei Nick beleefd, terwijl hij zijn pech vervloekte. Helaas had de verslaggever een goed geheugen.
  
  'Ja, ja, ja,' zei hij in zich zelf. 'Hij heet Carter, Dick Carter. Hij heeft een hoge baan bij de CIA of zo.'
  
  Nick corrigeerde de vergissing niet. Grimmige zwijgzaamheid werd trouwens verwacht van CIA-types.
  
  'Zo af en toe hoor ik iets over jou. Je werkt voor Hawk, niet waar?'
  
  Nick glimlachte, onschuldig als een pasgeboren lam. 'Alleen aan de technische kant. Ik werk met ultragevoelige film,' zei hij, niet onwaarheidsgetrouw.
  
  'Kom nou,' snoof de verslaggever. 'Er zijn zaken die zo groot zijn dat het geen zin heeft te proberen ze verborgen te houden. Alle verloven ingetrokken voor de Amerikaanse strijdkrachten in Duitsland. Twee eskadrons B52's naar IJsland overgeplaatst en een hele legergroep van Fort Ord in Californië overgebracht naar Engeland. Drie Duitse divisie-commandanten opeens van hun taak ontheven en de Autobahnen vol troepen. Verkeer via Checkpoint Charley tot nader order gestremd
  
  'Het lijkt me,' zei Nick, 'dat je in Berlijn zou moeten zitten, en niet hier.'
  
  'Da's het gekke,' peinsde de journalist. 'Al onze tipgevers zeggen dat het antwoord in Zweden ligt, niet in Duitsland.' Hij schudde langzaam zijn hoofd. 'Ik weet niet. Na een poosje krijg je een bepaald gevoel voor de dingen in mijn werk. Weet je wat voor gevoel ik nou heb? Net als met Pearl Harbor, maar deze keer zijn de duikbommenwerpers teruggeroepen.'
  
  Nick haalde zijn schouders op. 'Ik weet van niks,' zei hij. 'Ik kom net terug van Groenland.'
  
  'O,' zei de verslaggever, en verloor prompt al zijn belangstelling.
  
  Nick ging naar zijn kamer. Technici van de Zweedse regering vertrokken net. Vijf minuten later stond Nick voor de zo juist geïnstalleerde beeldtelefoon. Op het afgesproken tijdstip lichtte het scherm op en Nick keek naar het magere oude gezicht van Hawk in Washington.
  
  'Hebt u het rapport gelezen?' vroeg Nick.
  
  'Ik ben de hele nacht opgebleven om het te lezen en ik kon het niet neerleggen. Ik wacht vol spanning op de film. Eén ding.'
  
  'Ja?' zei Nick.
  
  'Was het niet gevaarlijk Von Stadee naar Groenland te laten ontsnappen en het daarna op eigen houtje af te wikkelen? Als je niet was geslaagd had hij zijn coup van daaruit kunnen leiden om over te vliegen als de Germaanse Ridders Berlijn eenmaal hadden bezet. Dan hadden we een verenigd Duitsland op het oorlogspad gehad met Chinese raketten gericht op de Champs-Elysées en Trafalgar Square. Een nogal riskante zaak, Nick.'
  
  'Tja,' zei Nick peinzend, 'we hadden de B52's erop af kunnen sturen om Kaap Wanhoop met de grond gelijk te ma-
  
  ken, maar tegen die tijd zou de coup tegen Berlijn vermoedelijk op gang zijn geweest.'
  
  Hawk humde even, keek toen op. 'Het zal je interesseren te horen dat de fbi een infiltratieploeg van technologen heeft gearresteerd die veel leek op waar jij in Musko een einde aan hebt gemaakt, Nick. Dit waren Chinezen en ze namen proeven met de rotsstructuur in de buurt van het Cheyenne-gebergte in Colorado waar het hoofdkwartier van norad is. Het schijnt dat de Chinezen al flink ver met hun laser waren, al vermoed ik dat ze er wel mee zullen ophouden nu het ernaar uitziet dat we binnenkort een afweer zullen hebben.' Ze praatten nog een poosje over technische details en toen verbrak Hawk de verbinding met zijn gebruikelijke gelukwensen, die opvielen door hun kortheid en het ontbreken van ego-strelende toevoegingen.
  
  Nick bleef enige tijd alleen in zijn hotelkamer zitten. Een montage van beelden trok aan hem voorbij. Hij zag een oud universiteitsstadje, sportieve jonge mannen die zongen en droomden van Von Stadees verhalen over glorie en plicht omdat die prettiger en gemakkelijker te begrijpen waren dan de verwarrende subtiliteiten van de werkelijkheid. Hij had geluk gehad, besloot hij. Het gebeurde maar zo zelden dat je het kwaad kon aanwijzen en er iets tegen doen. Gewoonlijk leidde het ene kwaad tot het andere, zonder begin of einde. Histoire noire, noemden de Fransen het. Zwarte geschiedenis. Hij bleef een poosje zitten zonder het glas scotch dat voor hem stond aan te raken.
  
  Toen werd er op de deur geklopt. Nick opende de deur met de Luger in zijn hand, maar de onopvallende figuur in de gang scheen een bonafide besteller te zijn.
  
  'Een pakje voor meneer Carter.'
  
  Nick bekeek de man, pakte toen de doos aan die in bruin papier was gewikkeld en slordig met touw was dichtgebonden. Hij liep voorzichtig naar de bank, zette de doos neer,
  
  liep naar de badkamer en liet het bad vollopen. Toen ging hij terug naar de zitkamer en bekeek het pakje nauw keuriger. Zijn naam en adres waren correct geschreven in een fors vrouwelijk handschrift. In de linkerbovenhoek stond: 'Van de Geheime Dienst van Amerika. Dringend. Onmiddellijk openen en antwoorden.'
  
  Nick grinnikte bij het lezen van die mededeling. Hij schaterde terwijl hij snel naar de badkamer liep en het pakje voorzichtig in de kuip liet zakken. Toen hij uitgelachen was, hief hij zijn glas scotch en zei: 'Dank je wel, Boots, waar je ook zitten mag. Je hebt me voor het eerst in een maand lekker laten lachen. God zegene je.'
  
  Grijnzend dronk hij zijn glas leeg en belde de bommendienst. Hij had net opgehangen toen de telefoon weer ging. Een zwoele vrouwenstem die tegelijk zakelijk klonk, vroeg hem of hij eindelijk klaar was met zijn verdomde vergaderingen en rapporten.
  
  'Eerlijk gezegd,' zei Nick, 'is mijn verlof precies twintig minuten geleden begonnen.'
  
  'Het mijne ook,' zei Astrid. 'Mijn verlof, bedoel ik. Ze stonden erop dat ik drie weken zou nemen, kun je je dat voorstellen?' Haar stem bevatte duidelijk een toets van verontwaardiging over een regering die een dergelijke misdadige laksheid aanmoedigde. 'Sinds ik dertien was heb ik niet zo veel vrije tijd gehad, liefste. Ik weet niet wat ik ermee aan moet. Ik ben helemaal alleen. Zelfs de arbeiders gaan weg. Ze zijn vanochtend klaargekomen met het repareren van mijn slaapkamer, zie je.'
  
  Nick lachte zacht. 'Blijf in de buurt. Ik kom eraan.'
  
  Astrid giechelde.
  
  'Ik hoopte al dat je dat zou zeggen. Daarom heb ik ze gevraagd eerst de slaapkamer te doen en de rest van het huis over drie weken te komen herstellen.'
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  Ze noemden zichzelf 'De Germaanse Ridders'. Neo-nazistische gangsters die ervan bezeten zijn hun vaderland te wreken. Hun leider, een krankzinnig genie dat droomt van de wereldheerschappij en van het vernietigen van iedereen die hem in de weg staat ...
  
  Nick Carter bindt de strijd tegen hen aan en krijgt te maken met twee sensuele vrouwen, van wie er één verondersteld wordt zijn partner te zijn en de andere zijn vijand ...
  
  
  
  
  
  Nick Carter, topagent van AXE, Amerika's supergeheime inlichtingenorganisatie, die alleen orders ontvangt van de Nationale Veiligheidsraad, de minister van defensie en de president zelf.
  
  Nick Carter, een man met twee gezichten, beminnelijk ... en meedogenloos; onder collega's bekend als 'Killmaster'.
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список
Сайт - "Художники" .. || .. Доска об'явлений "Книги"