Carter Nick : другие произведения.

Opdracht in Amsterdam

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:


 Ваша оценка:

  NC 61
  
  
  
  
  
  NICK CARTER
  
  
  
  
  
  Opdracht in Amsterdam
  
  
  
  
  
  Oorspronkelijke titel: Amsterdam
  
  No1968 Universal Publishing & Distributing Corp.
  
  
  
  Nederlands van: Rinus Suydersee
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  ISBN 90 283 0477 0
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  No1976 By Uitgeverij Romanpers BV, Amsterdam
  
  Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever,
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Nick vond het leuk Helmie de Boer te achtervolgen. Haar verschijning was stimulerend. Ze was een geheide blikvanger, één van de 'beautiful people'. Alle ogen kleefden aan haar toen ze voortstapte over John F. Kennedy International Airport en bleven haar volgen terwijl ze naar de DC-9 van de KLM liep. Niets dan bewondering voor haar elan, haar wit linnen mantelpakje en haar glanzend leren koffertje.
  
  Terwijl hij achter haar aanliep, hoorde Nick een man - die bijna zijn nek verrekte om haar korte rok te kunnen bekijken - mompelen: 'Wie is dat?'
  
  'Zweedse filmster?' opperde de steward. Hij controleerde Nicks ticket. 'Meneer Norman Kent. Eerste klas. Dank u.' Helmie zat precies waar Nick wist dat ze zou zitten. Hij had dus de stoel naast haar gekregen en treuzelde wat bij de stewardess om het niet al te toevallig te doen lijken. Toen hij zijn plaats bereikte, schonk hij Helmie een jongensachtige Carter-grijns. Het was heel normaal voor een lange, gebruinde jongeman om blij te zijn met zo'n geluk. Zacht zei hij: 'Goedemiddag.'
  
  Zachtroze lippen vormden een antwoord. Haar lange, slanke vingers vlochten zich nerveus ineen. Sinds het moment dat hij haar schaduwde (toen zij uit Manson's kwam), was ze gespannen geweest, weinig op haar gemak, maar evenmin op haar hoede. Zenuwen, dacht Nick.
  
  Hij stouwde zijn Mark Cross-koffer onder de stoel en ging zitten - heel licht en heel keurig voor zo'n grote man, zonder tegen het meisje te stoten.
  
  Ze liet hem driekwart van haar verrukkelijke, glanzende bamboekleurige haar zien toen ze deed alsof ze geïnteresseerd was in de dingen buiten. Hij had een speciaal gevoel voor dergelijke stemmingen - ze was niet vijandig, alleen maar barstensvol zorgen.
  
  De stoelen raakten bezet. De deuren sloegen dicht met een zachte, aluminium plof. Luidsprekers kwetterden in drie talen. Handig maakte Nick zijn veiligheidsriem vast zonder het meisje te hinderen. Ze morrelde wat met die van haar. De straalmotoren jammerden dreigend. Het grote toestel huiverde terwijl het naar de startbaan hobbelde en gromde kwaadaardig terwijl de bemanning de lijst van veiligheidscontroles doornam.
  
  Helmies knokkels op de armleuningen waren wit. Langzaam draaide ze haar hoofd om: de blauwe, heldere ogen van een opgeschrikt dier verschenen dicht bij Nicks eigen, wijd open, staalgrijze ogen. Hij zag een roomkleurige huid, wijkende rode lippen, wantrouwen en angst.
  
  Hij grinnikte, wetend hoe argeloos en onschuldig hij eruit kon zien. 'Echt waar,' zei hij. 'Ik doe u niets. Natuurlijk zou ik kunnen wachten tot de drankjes geserveerd worden - dat is het gebruikelijke moment om anderen aan te spreken. Maar aan uw handen kan ik zien dat u zich weinig op uw gemak voelt.' De slanke vingers kwamen los en voegden zich schuldbewust weer samen toen ze haar handen strak samen vouwde.
  
  'Is dit uw eerste vlucht?'
  
  'Nee - nee. Ik voel me prima, maar dank u.' Ze voegde er een kleine, lieve glimlach aan toe.
  
  Nog steeds met de zachte, geruststellende toon van een biechtvader, vervolgde Nick: 'Ik wou dat ik u goed genoeg kende om uw handen vast te houden ...' De blauwe ogen verwijdden zich - een waarschuwende schittering. '... om u wat op uw gemak te stellen. Maar ook voor mijn eigen plezier. Moeder heeft me gezegd zoiets pas te doen als je bent voorgesteld. Moeder was erg gesteld op etiquette. Daarin zijn we meestal erg precies in Boston ...'
  
  De blauwe schittering verdween. Ze luisterde. Er was nu een schaduw van belangstelling te bespeuren. Nick zuchtte en schudde bedroefd zijn hoofd. 'Toen viel pa overboord tijdens een race van de Cohasset Zeilvereniging. Vlakbij de finish. Pal voor de club.'
  
  De perfecte wenkbrauwen trokken zich samen boven de angstige ogen - die er nu al wat minder angstig uitzagen. Maar, dat kan ook heel goed. Ik heb een paai; van die bootraces gezien. Was hij gewond?' vroeg ze.
  
  'Oh nee. Maar pa is een koppige man. Hij hield zijn fles nog vast toen hij weer bovenkwam en hij probeerde die weer aan boord te gooien.'
  
  Ze liet een klokkend lachje horen. Met die lach ontspanden haar handen zich.
  
  Onderdrukt lachte Nick met haar mee. 'En hij miste.'
  
  Ze haalde diep adem en liet de lucht weer ontsnappen. Nick rook de geur van zoete melk - vermengd met gin en haar intrigerende parfum. Hij haalde zijn schouders op. 'Daarom kan ik uw hand pas vasthouden als we aan elkaar zijn voorgesteld. Ik heet Norman Kent.'
  
  Haar glimlach hoorde thuis op de middenpagina van de zondageditie van de New York Times. 'Ik heet Helmie de Boer. Het is niet meer nodig om mijn hand vast te houden. Ik voel me al beter. Toch bedankt, meneer Kent. Bent u soms psycholoog?'
  
  'Alleen maar zakenmap.' De straalmotoren begonnen te brullen. Nick stelde zich de vier gashendels voor die zich nu langzaam naar voren bewogen, herinnerde zich de ingewikkelde procedure voor en tijdens het opstijgen en dacht aan de statistieken - en voelde zichzelf de stoelleuningen beetgrijpen. Helmies knokkels waren weer wit.
  
  'Er bestaat een verhaal over twee mannen in een lijntoestel als dit,' zei hij. 'De één is volledig ontspannen en dommelt wat. Hij is een gewone passagier. Niets stoort hem. De ander transpireert zich te barsten, grijpt zijn stoel vast en probeert adem te halen, maar kan het niet. Weet u wie dat is?'
  
  Het vliegtuig trilde. De wereld snelde voorbij het raampje naast Helmie. Nicks maag werd tegen zijn ruggengraat gedrukt. Ze keek hem aan. 'Ik weet het niet.'
  
  'Die man is de piloot.'
  
  Ze dacht even na en barstte toen in een vrolijke lachbui uit. In een moment van verrukkelijke intimiteit raakte het blonde hoofd zijn schouder. Het vliegtuig slingerde, bonkte en maakte zich los van de wereld in een trage klim die even scheen op te houden, maar zich toen verstevigde.
  
  De verbodslichtjes gingen uit. De luidsprekers babbelden. De passagiers maakten hun riemen los. 'Meneer Kent,' zei Helmie, 'wist u dat een verkeersvliegtuig een machine is die theoretisch eigenlijk niet kan vliegen?'
  
  'Nee,' loog Nick. Hij bewonderde de manier waarop ze hem van repliek diende. Hij vroeg zich af in hoeverre ze wist dat zij in de rotzooi zat. 'Laten we een slok nemen op de piloot.'
  
  In Helmie vond Nick verrukkelijk gezelschap. Ze dronk cocktails op de manier van Mr. Kent en na drie van die cocktails verdween haar nervositeit. Ze aten overheerlijk Hollands eten, praatten, lazen en droomden wat. Toen ze de leeslampjes uitknipten en zich klaarmaakten voor een slaapje, als volgepropte kinderen van een verkwistende welvaartsmaatschappij, schoof ze haar hoofd tegen hem aan en fluisterde: 'Nu wil ik je hand wel vasthouden.'
  
  Het was een tijd van wederzijdse warmte, een periode van herstel van krachten, twee uren van doen alsof de wereld niet is wat die is.
  
  Hoeveel wist ze? vroeg Nick zich af. En was wat zij wist de reden voor haar aanvankelijke nervositeit? Ze werkte voor Manson's, het chique juweliershuis, en vloog altijd heen en weer tussen de kantoren in New York en Amsterdam, AXE was er tamelijk zeker van dat veel van die koeriers deel uitmaakten van een ongewoon efficiënt spionage-apparaat. Enkelen waren nauwgezet onderzocht, maar bleken niets bij zich te hebben. Hoe zouden de zenuwen van Helmie erop reageren als ze wist dat Nick Carter, N3 van AXE - alias Norman Kent, diamantinkoper voor de Bard Galleries -haar niet toevallig had ontmoet?
  
  Haar warme hand tintelde in de zijne. Was ze gevaarlijk? AXE-agent Herb Whitlock had er een paar jaar voor nodig
  
  gehad om Manson's uiteindelijk te lokaliseren als het voornaamste centrum in het spionage-apparaat. Hij was kort daarna uit een Amsterdamse gracht gevist. Het was opgegeven als ongeluk. Herb had voortdurend beweerd dat Manson's zo'n waterdicht en eenvoudig systeem had ontwikkeld, dat die firma in feite een inlichtingenmakelaar was geworden: de tussenpersoon voor de beroepsspion. Herb had fotokopieën gekocht - voor $2.000 - van een systeem van ballistische wapens van de marine van de Verenigde Staten, met het schema van de nieuwe, geoballistische computer.
  
  Nick snoof Helmies geur op. Verrukkelijk. In antwoord op haar gemompelde vraag, zie hij: 'Ik ben maar amateur dia-mantinkoper. Het wordt waarschijnlijk dan ook een puinhoop.'
  
  'Als een man zo praat, bouwt hij een van de beste zakelijke verdedigingen op die er bestaan. Ken je de regel van de vier K's?'
  
  'Kleur, klaarheid, kloven en karaat. Wat ik nodig heb is connecties - tevens adviezen over kloven, zeldzame stenen en betrouwbare groothandelaren. We hebben een aantal rijke klanten, omdat wij een zeer hoge ethiek hebben. Onze handel kun je nog onder de allergrootste microscoop leggen en het zal perfect en vlekkeloos blijken wanneer wij zeggen dat het zo is.'
  
  'Nou - ik werk voor Manson's. Ik weet iets van het vak af.' Ze babbelde wat over de juwelenhandel. Zijn wonderbaarlijke geheugen onthield alles van wat ze zei. De grootvader van 'Norman Kent' was de eerste Nick Carter geweest, een rechercheur die veel nieuwe technieken introduceerde voor wat hij de handhaving van de wet noemde. Een zender in een olijf voor een Martini cocktail zou hem dan wel plezier hebben gedaan, maar niet hebben verbaasd. Hij had een telex in een zakhorloge ontwikkeld. Je schakelde het ding in door de spijkers in de hak van je schoen tegen de grond te drukken.
  
  Nicholas Huntington Carter III werd N3 van AXE - de 'onbekende dienst' van de Verenigde Staten, zo geheim dat de CIA de stuipen kreeg als die naam weer eens in een krant werd genoemd. Hij was één van de vier Killmasters met het recht van zelfbeschikking, AXE steunde hem onvoorwaardelijk. Hij kon ontslagen worden, maar niet worden vervolgd. Het was een behoorlijk zware last voor iemand om mee te zeulen, maar Nick hield zich lichamelijk in de conditie van een beroepsatleet. Dus dat liep wel los.
  
  Hij had aardig wat nagedacht over dat spionageweb van Manson's. Het werkte prachtig. Een lokaasdiagram van een PEAPOD raket met zes atoomkoppen, 'verkocht' aan een bekend amateurspion in Huntsville, Alabama, had negen dagen later Moskou bereikt. Een agent van AXE had een kopie ervan gekocht en het was perfect tot in het kleinste detail, compleet in acht pagina's. Dit was gebeurd ondanks het alarmeren van 16 Amerikaanse agentschappen om op te letten, te controleren en te verhinderen. Als veiligheidstest was het een flop van heb-ik-jou-daar geworden. De drie koeriers van Manson's die die negen dagen heen en weer reisden kregen 'toevallig' volledig onderzoek te verduren, maar er werd niets gevonden.
  
  Nu Helmie, dacht hij slaperig. Erbij betrokken of onschuldig? En als ze er dan bij betrokken is, hoe gebeurt het?
  
  '... de hele diamantmarkt is kunstmatig,' zei Helmie. 'Als ze dan ook een reusachtige vondst krijgen te verduren kan die niet in de hand worden gehouden. Dan kelderen alle koersen.'
  
  Nick zuchtte. 'Dat maakt me nu juist zo bang. In de handel kun je niet alleen je gezicht verliezen, je kunt ook van de ene dag op de andere instorten. Als je veel hebt geïnvesteerd in diamanten, dan pfft. Waar je een miljoen voor hebt betaald is dan nog maar de helft waard.'
  
  'Of een derde. In één keer kan de markt zo ver zakken. Daarna zakt hij steeds verder, zoals dat een keer met zilver is gebeurd.'
  
  'Ik begrijp wel dat ik voorzichtig zal moeten kopen.'
  
  'Heb je introducties?'
  
  'Ja, voor een paar huizen.'
  
  'Ook voor Manson's?'
  
  'Nee.'
  
  'Dat dacht ik wel. We zijn niet werkelijk groothandelaar, hoewel we zoals alle grotere huizen wel grote hoeveelheden tegelijkertijd verhandelen. Je moet onze directeur eens ontmoeten - Philip van der Laan. Hij weet meer dan wie ook buiten de kartels.'
  
  'Is hij in Amsterdam?'
  
  'Ja. Vandaag wel. Hij forenst praktisch heen en weer tussen Amsterdam en New York.'
  
  'Je moet me maar een keer aan hem voorstellen, Helmie. Misschien kunnen we nog zaken doen ook. Bovendien kan ik wel een gids gebruiken die me de stad een beetje laat zien. Wat vind je ervan om me vanmiddag een tijdje te vergezellen? Dan trakteer ik je daarna op een etentje.'
  
  'Graag. Had je ook nog wat seks in gedachten?'
  
  Nick knipperde met zijn ogen. De verrassende opmerking had hem even uit zijn balans gehaald. Hij was dat niet gewend. Zijn reflexen hoorden op scherp te staan. 'Nog niet tot je het zei. Maar het blijft het proberen waard.'
  
  'Als het goed gebeurd. Met wat gezond verstand en ervaring.'
  
  'En talent natuurlijk. Het is precies als met een goede biefstuk of een goede fles wijn. Je moet iets hebben om mee te beginnen. Daarna moet je ervoor zorgen dat je het niet meer verpest. En mocht je het allemaal niet weten, vraag het dan of haal het uit een boek.'
  
  'Ik denk dat veel mensen veel gelukkiger zouden zijn als ze absoluut openhartig met elkaar waren. Ik bedoel - je kunt uitzien naar een mooie dag, of een goede maaltijd, maar het schijnt dat je tegenwoordig nog steeds niet mag uitzien naar wat lekker vrijen. Hoewel dat tegenwoordig in Amsterdam wel wat anders is. Zou dat komen door onze puriteinse opvoeding, of is het nog een deel van de Victoriaanse erfenis? Ik weet het niet.'
  
  'Ach, de laatste paar jaar zijn we wel wat vrijer met elkaar geworden. Zelf hou ik nogal van leven en daar seks een deel van leven uitmaakt, hou ik ook daarvan. Zoals je van skiën kunt houden, van Hollands bier of van een ets van Picasso.' Terwijl hij sprak hield hij zijn ogen vriendelijk op die van haar, terwijl hij zich afvroeg of ze hem nu wel of niet in de maling zat te nemen. Haar sprankelende blauwe ogen stonden stralend en argeloos. Haar fraaie gezicht stond even onschuldig als dat van een engeltje op een kerstkaart.
  
  Ze knikte. 'Ik dacht wel dat jij er zo over dacht. Jij bent een man. Veel van die Amerikaanse mannen zijn van die stille knijpers. Ze vreten, klokken hun glas achterover, luisteren naar hun eigen gebral en worden dan handtastelijk. Ach en die vragen zich maar af waarom de Amerikaanse vrouwen zo afknappen op seks. Met seks bedoel ik niet alleen maar dat gewip in bed. Ik bedoel een relatie die goed is. Je bent goede vrienden en kunt met elkaar praten. Voel je dan eindelijk de behoefte om het een keer te doen op een bepaalde manier, kun je er ten minste over praten. Is het dan eindelijk zo ver, dan heb je ten minste met elkaar te maken.'
  
  'Waar ontmoeten we elkaar?'
  
  'Oh.' Ze nam een visitekaartje van Manson's uit haar tasje en schreef iets op de achterkant. 'Om drie uur. Na de lunch ga ik niet terug naar de zaak. Zodra we geland zijn ga ik Philip van der Laan opzoeken. Heb jij iemand die jou ophaalt?'
  
  'Nee.'
  
  'Ga dan met mij mee. Bij hem kun je met je extra contacten beginnen. Hij zal je zeker helpen. Het is een interessant iemand om te leren kennen. Kijk - daar is het nieuwe Schiphol al. Groot hè?'
  
  Plichtmatig keek Nick uit het raampje en beaamde dat het groot en indrukwekkend was.
  
  Hij zag in de verte vier grote landingsbanen, een controletoren en gebouwen van zo'n tien verdiepingen hoog. Weer zo'n menselijk weiland voor gevleugelde rijdieren.
  
  'Het ligt vier meter onder zeeniveau,' zei Helmie. 'Tweeëndertig lijndiensten maken er gebruik van. Je moet hun informatiesysteem eens zien en de tapis roulant, de rolbanen. Kijk daar, de weilanden. De boeren hebben nogal wat last van het lawaai hier. Nou, niet alleen de boeren. Ze noemen die baan daar de "bulderbaan". Dat komt door het verschrikkelijke lawaai dat die mensen allemaal te verduren krijgen.' In haar enthousiasme als gids leunde ze over hem heen. Haar borsten waren stevig. Haar haar geurde. 'Ach, neem me niet kwalijk. Misschien weet je het allemaal al. Ben je al eens op het nieuwe Schiphol geweest?'
  
  'Nee, alleen het oude Schiphol. Jaren geleden. Dit is de eerste keer dat ik van mijn gewone route via Londen en Parijs afwijk.'
  
  'Oud Schiphol ligt drie kilometer verderop. Het is tegenwoordig de vrachthaven.'
  
  'Je bent een perfecte gids, Helmie. Ik merk ook dat je veel van Holland houdt.'
  
  Ze liet een onderdrukt lachje horen. 'Meneer van der Laan zegt dat ik nog steeds zo'n koppige Hollandse ben. Mijn ouders kwamen uit Hilversum, dertig kilometer van Amsterdam.'
  
  'Je vond dus een passende baan. Een die jou in de gelegenheid steltje oude vaderland zo nu en dan te bezoeken.'
  
  'Ja. Het was niet zo moeilijk - omdat ik de taal al kende.'
  
  'Ben je er blij mee?'
  
  'Ja.' Ze bracht haar hoofd omhoog tot haar lieftallige lippen zijn oor bereikten. 'Je bent lief voor me geweest. Ik voelde me niet zo best. Oververmoeid, denk ik. Nu voel ik me veel beter. Als je veel vliegt krijg je last van het tijdsverschil. Soms heb je twee volle werkdagen van tien uur die aan elkaar worden geknoopt. Ik zou het leuk vinden als je Phil ontmoet. Hij kan je om veel valkuilen heenleiden.'
  
  Het was lief gezegd. Waarschijnlijk geloofde ze het echt. Nick gaf haar een klopje op haar arm. 'Ik had geluk dat ik hier ben gaan zitten. Je bent verschrikkelijk mooi, Helmie. Je bent het op een menselijke manier. Of zeg ik dat niet goed? Ook ben je intelligent. Dat betekent dat je echt iets voor mensen voelt. Dat is het omgekeerde van bijvoorbeeld de wetenschapper die alleen maar, voor zijn carrière en zijn nucleaire bommetjes heeft gekozen.'
  
  'Dat is het liefste en meest ingewikkelde compliment dat ik ooit heb gekregen, Norman. Ik denk dat we er nu uit moeten.'
  
  Ze gingen door de formaliteiten en vonden hun bagage terug. Helmie bracht hem naar een gedrongen jongeling die een Mercedes in een oprit had gestoken voor een in aanbouw zijnd gebouw. 'Onze geheime parkeerplaats,' zei Helmie. 'Hai, Kobus.'
  
  'Hallo,' zei de jongeling. Hij kwam op hen af en nam hun zware bagage over.
  
  Toen gebeurde het. Het hartverkrampend, ellendig geluid dat Nick maar al te goed kende. Hij duwde Helmie op de achterbank van de auto. 'Wat was dat?' vroeg ze.
  
  Als je nooit eerder het geratel van een ratelslang hebt gehoord of het zinderende trillen van een artilleriegranaat, of het smerige whrrr van een voorbij vliegende kogel dat raak je de eerste keer alleen maar wat opgeschrikt. Maar als je weet wat zo'n geluid heeft te betekenen, ben je direct op je hoede en ga je tot actie over. Zojuist was een kogel voorbij hun hoofden gevlogen. Nick had geen enkel schot gehoord. Het wapen was goed gedempt, misschien van een niet automatisch wapen. Was de sluipschutter nu misschien bezig het wapen weer te spannen?
  
  'Dat was een kogel,' zei hij tegen Helmie en Ko. Ze wisten het waarschijnlijk al of hadden het wel geraden. 'Rij hier vandaan. Stop verderop en wacht tot ik terugkom. Blijf hier in ieder geval niet staan.'
  
  Hij draaide zich om en rende naar een grijze, stenen muur van het in aanbouw zijnde gebouw. Hij sprong over een hindernis en nam de trap met twee, drie treden tegelijk. Voor het lange gebouw waren groepen werklieden bezig met het aanbrengen van de ramen. Ze keken zelfs niet naar hem om toen hij door de deuropening het gebouw indook. De ruimte was enorm, vol stof, ruikend naar kalk en hard wordend beton. Ver naar rechts waren twee mannen bezig met stuctroffels tegen de muur. Zij niet, besliste Nick. Hun handen waren wit van het vochtige stof.
  
  Met grote, lichte sprongen rende hij het trapgat in naar boven. Vier onbeweeglijke roltrappen lagen ernaast. Moordenaars houden van hoge, lege gebouwen. Misschien had hij hem nog niet gezien. Had hij hem wel gezien dan was hij nu aan het rennen. Dus op zoek naar een rennend iemand. Op de verdieping hoger viel iets met een daverend lawaai. Toen Nick het einde van de trap bereikte - feitelijk waren het twee trappen, want het plafond van de parterre was erg hoog - kwam een waterval van grijze, cementkleurige planken naar beneden door een scheur in de vloer. Twee mannen dichtbij stonden met vuile handen gebaren te maken terwijl ze in het Italiaans schreeuwden. Verderop, ver weg verdween de omvangrijke gestalte van een man - een gedrongen, bijna aapachtige figuur - naar beneden en uit het gezicht.
  
  Op een draf ging Nick naar het venster aan de voorzijde van het gebouw. Het zag uit over de plek waar de Mercedes geparkeerd had gestaan. Graag zou hij gezocht hebben naar de patroonhuls, maar het woog niet op tegen de eventuele bemoeienissen van de bouwvakkers of die van de politie. De Italiaanse metselaars begonnen nu in zijn richting te gillen. Snel rende hij langs de trap naar beneden en zag de Mercedes bij een oprit waar Ko deed alsof hij op iemand wachtte.
  
  Hij klom naar binnen en zei tegen een bleke Helmie: 'Ik denk dat ik hem heb gezien. Zwaar, voorovergebogen type.' Ze had een knokkel aan haar lippen. 'Een schot op ons - mij - jou, echt? Ik weet niet ...'
  
  Ze was bijna panisch. 'Je weet het nooit zeker,' zei hij. 'Misschien was het een bout die is losgeschoten van een luchtdruktank. Wie zou ons nu wat willen doen?'
  
  Ze gaf geen antwoord. Na een tijdje kwam de knokkel weer naar beneden. Nick gaf haar een klopje op haar hand. 'Misschien is het beter als je Ko zegt dit voorval te vergeten. Ken je hem goed genoeg?'
  
  'Ja.' In het Hollands babbelde ze iets tegen de chauffeur. Hij haalde zijn schouders op en wees vervolgens naar een laag vliegende helikopter. Het was een nieuwe, reusachtige Rus die een autobus in vrachtarmen droeg die eruit zagen als reusachtige krabscharen.
  
  'Je kunt met de bus naar de stad,' zei Helmie. 'Met twee diensten. De ene is van Centraal Nederland. De andere dienst is van de KLM zelf. Die kost zo'n gulden of drie hoewel je dat tegenwoordig niet meer op de dag precies kunt vertellen.'
  
  'Is dat nou Hollandse zuinigheid? Ze zijn wel koppig. Maar dat ze gevaarlijk zouden kunnen zijn, had ik niet gedacht.'
  
  'Misschien was het toch een bout van zo'n druktank.'
  
  Hij kreeg niet de indruk dat ze het zelf geloofde. Hij keek op haar uitdrukkelijke verzoek naar het Vondelpark waar ze langskwamen. Ze reden richting Dam via de Vijzelstraat en Rokin, het centrum van de stad. Er is iets met dat Amsterdam dat het totaal anders maakt dan de overige steden die ik ken, dacht hij.
  
  'Vertellen we je baas over die gebeurtenis op Schiphol?' vroeg hij.
  
  'Nou nee. Laten we het maar niet doen. Ik zie Philip in hotel Krasnapolsky. Je moet hun pannenkoeken een keer proberen. De oprichter van het bedrijf begon ermee in 1865 en sindsdien zijn ze niet van het menu afgeweest. Zelf begon hij met een klein cafeetje, maar nu is het een gigantisch complex. Toch nog steeds erg leuk.'
  
  Ze had zich zelf weer onder controle, zag hij. Ze kon dat weleens nodig hebben. Hij was ervan overtuigd dat zijn dekmantel niet was gebroken - zeker niet nu, zo snel. Zij zou zich wel afvragen of die kogel misschien voor haar was bestemd.
  
  Ko beloofde Nicks bagage naar zijn hotel te brengen, Die Port van Cleve, dichtbij, ergens op de Nieuwe Zijds Voorburgwal, naast het postkantoor. Hij nam ook Helmies toiletgerei mee naar het hotel. Nick zag dat ze het leren koffertje bij zich hield, zoals ze het zelfs in het vliegtuig had meegenomen naar het toilet. De inhoud ervan kon wel eens interessant blijken, maar misschien bevatte het alleen maar schetsen van zettingen of monsters. Het was de moeite niet waard te proberen iets te ondernemen - nog niet.
  
  Helmie leidde hem door het schilderachtige Krasnapolsky. Philip Van der Laan had het zich zeer gemakkelijk gemaakt. Hij zat te ontbijten met een andere man in een prachtige privéruimte, vol houten panelen. Helmie zette de koffer naast Van der Laan op het moment dat ze hem begroette. Daarna stelde ze Nick voor. Meneer Kent is erg geïnteresseerd in juwelen.'
  
  De man ging staan voor de formele begroeting, handje schudden buigingen en de uitnodiging om een ontbijt mee te gebruiken. De andere man bij Van der Laan was Constant Draaier. 'Van Manson's', uitgesproken alsof het een eer was erbij te zijn.
  
  Van der Laan was van gemiddelde lengte, slank en taai. Hij had scherpe, rusteloze bruine ogen. Hoewel hij er kalm uitzag had hij iets rusteloos, een teveel aan energie die ofwel zakelijk was ofwel te maken had met zijn eigen hanigheid. Misschien beide. Hij droeg een grijs, fluwelen pak van Italiaanse snit dat net niet te modern was; een zwart vest met kleine, platte knopen die eruit zagen alsof ze van goud waren, een roodzwarte Guard's das en een ring met een blauwwitte diamant van zo ongeveer drie karaat - absoluut vlekkeloos.
  
  Draaier was een iets mindere uitgave van zijn superieur, zo iemand die zich voor elke volgende stap eerst moed moet inpraten, maar die tegelijkertijd net slim genoeg is om zijn baas niet tegen te spreken. Zijn vest had gewone, grijze knopen en zijn diamant was van misschien één karaat. Maar zijn ogen hadden geleerd in beweging te zijn en op te nemen. Ze hadden niets uit te staan met zijn glimlach. Nick zei dat het genoegen geheel en al bij hem lag en ze gingen zitten.
  
  'Werkt u voor een groothandelaar, meneer Kent?' vroeg Van der Laan. 'Manson's doet soms wel eens zaken met hen.'
  
  'Nee. Ik werk voor de Bard Galleries.'
  
  'Meneer Kent zegt dat hij nauwelijks iets van diamanten afweet,' zei Helmie.
  
  Van der Laan glimlachte, zijn tanden tot een keurige lijn onder zijn bruine snor. 'Dat zeggen alle slimme kopers. Meneer Kent heeft wellicht een oogloep bij zich en weet hoe hij dat moet gebruiken. Logeert u in dit hotel?'
  
  'Nee. In Die Port van Cleve,' antwoordde Nick.
  
  'Goed hotel,' zei Van der Laan. Hij gebaarde naar een verderop staande ober en zei niets meer dan: 'Ontbijt.' Daarna wendde hij zich tot Helmie en Nick merkte meer warmte op dan een directeur tegenover een ondergeschikte dient te vertonen.
  
  Ah Helmie, dacht Nick, je hebt je van die baan verzekerd met de oudste politiek ter wereld. Maar nog steeds is zoiets geen levensverzekering. 'Goede reis gehad,' vroeg Van der Laan aan haar.
  
  'Dank zij meneer Kent - ik bedoel Norman. Zullen we hier op z'n Amerikaans voornamen gebruiken?'
  
  'Natuurlijk.' Van der Laan klonk beslist zonder Draaier verder te vragen. 'Onrustige vlucht?'
  
  'Nee. Ik had een beetje last van het weer. We zaten naast elkaar en Norman heeft me een beetje opgevrolijkt.'
  
  Van der Laans bruine ogen feliciteerden Nick voor zijn goede smaak. Er was geen jaloezie in te bespeuren, alleen maar iets beschouwends. Nick geloofde dat Van der Laan het in elke branche tot directeur zou brengen. Hij had de ongespeelde oprechtheid van een geboren diplomaat. Hij geloofde in zijn eigen flauwekul.
  
  'Neem me niet kwalijk,' zei Van der Laan. 'Ik moet even weg.'
  
  Binnen vijf minuten was hij weer terug. Hij was lang genoeg weg geweest om naar de wc te gaan - of om wat anders te doen.
  
  Het ontbijt bestond uit een variatie aan brood, een berg goudgele boter, drie soorten kaas, plakjes rosbief, gekookte eieren en koffie en bier. Van der Laan schetste Nick een kort overzicht van de Amsterdamse diamanthandel, noemde namen van mensen waarmee hij eens zou kunnen praten en noemde tevens de meest interessante aspecten ervan. '... en als je morgen langs komt op mijn kantoor, Norman, zal ik je laten zien wat wij hebben.'
  
  Nick zei dat hij dat zeker zou doen, bedankte daarna voor het ontbijt, schudde handen en verdween. Toen hij weg was stak Philip van der Laan een korte, geurige sigaar op. Hij klopte op het leren koffertje dat Helmie had meegebracht en keek haar aan. 'Heb je dit niet opengemaakt in het toestel?'
  
  'Natuurlijk niet.' Haar toon klonk niet helemaal rustig.
  
  'Heb je hem er alleen mee gelaten?'
  
  'Phil, ik ken mijn werk.'
  
  'Vond je het niet vreemd dat uitgerekend hij van alle mannen naast je is komen zitten?'
  
  Haar schitterende blauwe ogen verwijdden zich nog iets meer. 'Waarom? Waarschijnlijk zaten er nog wel meer diamanthandelaren in dat vliegtuig. Ik had misschien ook wel tegen een concurrent op kunnen lopen, in plaats van tegen een vermoedelijke koper. Misschien verkoop je hem wel wat.'
  
  Van der Laan klopte haar op haar hand. 'Wind je niet zo op. Constant, check hem na. Bel de banken van New York als dat nodig is.'
  
  De andere man knikte. Het zeer bedaarde gezicht van Van der Laan verborg een gistende geest. Hij had de gedachte gehad dat Helmie was veranderd in een gevaarlijke, doodsbange vrouw die te veel wist. Nu, op dit moment wist hij het niet meer zo zeker. Eerst had hij gedacht dat 'Norman Kent' een veiligheidsagent was - nu betwijfelde hij zijn al te haastige gedachte. Hij vroeg zich af of hij er juist aan had gedaan Paul te bellen. Nu was het te laat om hem nog tegen te houden. Maar in ieder geval zouden Paul en zijn makkers wel achter de waarheid komen over die Kent.
  
  Helmie fronste: 'Denk je echt dat misschien ...'
  
  'Ik denk niets, kind. Maar zoals je zegt kunnen we hem misschien iets aardigs verkopen. Het is alleen maar om zijn kredietwaardigheid na te gaan.'
  
  
  
  Nick stak de Dam over. De lentebries was heerlijk. Hij probeerde zich een beetje te oriënteren. Hij keek de schilderachtige Kalverstraat in, waar een kleurrijke stroom mensen zich dicht opeen voortbewoog over een autovrij plaveisel tussen gebouwen die er al even schoon uitzagen als de mensen zelf. 'Zijn die mensen wel zo schoon?' dacht Nick. Hij rilde. Dit was eigenlijk niet de juiste tijd om zich juist daarover druk te maken.
  
  Hij besloot tot aan de Keizersgracht te lopen, een soort eerbewijs aan de verzopen - niet bezopen - Herbert Whitlock. Herbert Whitlock was een lager ambtenaar van de Amerikaanse regering die een reisagentschap bezat en waarschijnlijk die bewuste dag te veel jenever had gedronken. Waarschijnlijk. Maar Herbert Whitlock was een man van AXE en hield in werkelijkheid niet zo van alcohol. Twee keer had Nick met hem samengewerkt en ze waren beiden in de lach geschoten toen Nick opmerkte: 'Stel je eens voor: een man die je moet dwingen te drinken - voor zijn werk.' Herb was bijna een jaar in Europa geweest, op zoek naar lekken waar AXE lucht van had gekregen toen militaire elektronica- en ruimtevaartgegevens naar buiten waren beginnen te druppelen. Herb was tot aan de letter M gekomen van het archief op het moment dat hij stierf. En de tweede naam daarvan was die van Manson's.
  
  David Hawk op zijn commandopost in AXE had het heel eenvoudig gesteld. 'Neem alle tijd die je wilt, Nicholas. Bel voor assistentie als je die nodig hebt. Dit soort grappen kunnen we ons niet langer veroorloven.' Even hadden de dunne lippen zich boven de vooruitstekende kaak samengeknepen. 'En mocht het kunnen, mocht je dicht in de buurt van resultaten komen, roep dan mijn hulp in.'
  
  Nick begroette de Keizersgracht, deed een belofte en liep terug over een stukje van de Herengracht. De lucht was zijdezacht. Hier ben ik dan, dacht hij. Schiet nog een keertje op me. Schiet een keer en als je dan mist heb ik ten minste een aanknopingspunt. Dat is toch wel sportief genoeg? Hij stopte om een bloemenkar te bewonderen en een haring te eten op de hoek Herengracht-Paleisstraat. Een lange, zorgeloze man die van de zon genoot. Er gebeurde niets. Hij fronste en liep terug naar zijn hotel.
  
  In de grote gerieflijke kamer zonder die ongeïnteresseerd aangebrachte laagjes vernis en die snelle, breekbare, plastic effecten van de ultramoderne hotels, pakte Nick zijn spullen uit. Wilhelmina, zijn Luger, was de douane doorgekomen onder zijn arm. Hij was niet gecontroleerd. De kapers hielden zich al weer geruime tijd rustig. Bovendien, zou het nodig zijn, dan bezat hij er de papieren voor. Hugo, de vlijmscherpe stiletto, was valselijk meegekomen in zijn schrijfetui als briefopener. Hij kleedde zich uit tot op zijn onderbroek en besloot dat hij nog maar weinig kon doen tot aan zijn ontmoeting met Helmie om drie uur. Hij zou vijftien minuten oefeningen doen en dan een uurtje gaan slapen.
  
  Er klonk een discreet klopje op de deur. 'Hallo?' riep Nick. 'Kamerservice.'
  
  Hij opende de deur. Een gezette ober stond glimlachend in zijn witte jas een bos bloemen op te houden plus een fles Four Roses, deels schuilgaand achter een wit servet. 'Welkom in Amsterdam, meneer. Met de complimenten van de directie.'
  
  Nick deed een stap achteruit. De man bracht de bloemen en de bourbon naar de tafel bij het raam. Nick's wenkbrauwen schoten omhoog. Geen vaas? Geen presenteerblad? 'Hee ...' Met een plof liet de man de fles vallen. Hij brak niet. Nick volgde hem met zijn ogen. De deur sloeg open en dreunde hem bijna van de sokken. Een man sprong door de deuropening naar binnen - een grote, massieve man die eruit zag als een bootsman van de wilde vaart. Hij hield een zwarte automatic stevig in zijn hand. Het was een groot pistool. Zonder ook maar te trillen volgde het Nick die deed alsof hij struikelde. Toen herstelde Nick zich. Een kleinere man kwam achter de gespierde aan naar binnen en sloot de deur. Vanuit de richting van de ober klonk zoiets als een scherpe Engelse stem: 'Staan blijven, meneer Kent.' Vanuit zijn ooghoeken zag Nick dat het servet was gevallen. De hand die het had vastgehouden hield een pistool op en ook dat zag eruit alsof het werd vastgehouden door een beroeps. Zonder te bewegen, op de juiste hoogte, schietklaar. Nick bleef staan.
  
  Zelf had hij één troef. In de zak van zijn onderbroek had hij één van de dodelijke gasbommen - een 'Pierre'. Langzaam liet hij een hand zakken.
  
  Het oberachtig persoon zei: 'Laat dat. Geen enkele beweging.' De man klonk tamelijk vastbesloten. Nick verstarde en zei: 'Ik heb maar een paar gulden in mijn ...'
  
  'Hou je smoel.'
  
  De laatste man die door de deur naar binnen was gekomen was nu achter Nick en op dit moment was er niets dat hij eraan kon doen. Niet in het kruisvuur van twee pistolen die in zeer vaardige handen schenen te rusten. Er werd iets om zijn pols geslagen en zijn hand werd naar achteren gerukt. Daarna werd de andere hand erbij gehaald met de gemakkelijke handeling van een matroos die een tros rond een bolder slaat. Het koord werd strak aangetrokken en voelde aan als nylon. De man die de knopen legde was of zeeman, of was dat jarenlang geweest. Eén van de zoveelste keren zat Nicholas Huntington Carter III, N3 van AXE, behoorlijk in de puree en hij leek nagenoeg hulpeloos.
  
  'Ga daar zitten,' zei de grote man.
  
  Nick ging zitten. Klaarblijkelijk hadden obertje en dikzak het commando. Uiterst aandachtig inspekteerden zij zijn spullen. Ze waren geenszins vernielzuchtig. Na elke zak en elke naad van zijn twee enige pakken gecontroleerd te hebben hingen ze alles weer keurig op. Na tien minuten nauwgezet speurwerk zette dikzak zich tegenover Nick neer. Hij bezat weinig nek, niet meer dan een paar dikke vleesplooien tussen kraag en hoofd, maar ze zagen er allerminst uit als vet. De pistolen waren verdwenen. 'Meneer Norman Kent uit New York,' zei hij. 'Hoe lang ken je Helmie de Boer?'
  
  'Eén dag. We hebben elkaar vandaag in het vliegtuig ontmoet.'
  
  'Wanneer zie je haar terug?'
  
  'Weet ik niet.'
  
  'Heeft ze je daarom dit gegeven?' Dikke vingers hielden het visitekaartje omhoog dat Helmie hem had gegeven met haar plaatselijke verblijfplaats erop.
  
  'We zullen elkaar wel een paar keer zien. Ze is een goede gids.'
  
  'Ben je hier om zaken te doen met Manson's?'
  
  'Ik ben hier om met iedereen zaken te doen die mijn maatschappij diamanten verkoopt tegen de juiste prijs. Wie ben jij? Politie, dief, spion?'
  
  'Een beetje van alle drie. Laten we maar maffia zeggen. Die krijgt immers overal de schuld van.'
  
  'Wat wil je van me?'
  
  De bonkige man wees naar de plaats waar Wilhelmina op het bed lag. 'Nogal een vreemd artikel voor een zakenman.'
  
  'Die misschien voor tienduizenden dollars aan diamanten bij zich heeft? Ik hou ervan.'
  
  'Tegen de wet.'
  
  'Ik pas wel op.'
  
  'Wat weet jij van de Yenisei Cullinans?'
  
  'Oh, die heb ik.'
  
  Had hij gezegd dat hij van een andere planeet was gekomen dan waren ze niet hoger opgesprongen. De gespierde man stond recht overeind. De 'ober' riep: 'Ja?' en de zeeman die de knopen had gelegd liet zijn mond vijf centimeter openzakken.
  
  De grote zei: 'Jij hebt ze? Nu al? Waar?'
  
  'In Grand hotel Krasnapolsky. Jullie kunnen er niet bij.' Dikzak haalde een koker uit zijn zak en gaf de anderen een klein sigaartje. Hij leek op het punt Nick ook een sigaar aan te bieden, maar hij bedacht zich. Ze staken op. 'Wat ga je ermee doen?'
  
  'Meenemen naar de Verenigde Staten natuurlijk.'
  
  'Maar - maar dat lukt je niet. Douane - ah! Je hebt een plan. Het is allemaal al voor mekaar.'
  
  'Het is allemaal al dik voor mekaar,' antwoordde Nick ernstig.
  
  De grote man scheen verontwaardigd. Ze zijn allemaal idioot, dacht Nick. Of ikzelf ben hartstikke gek. Maar idioot of niet, ze kennen hun vak. Onopvallend trok hij aan het koord achter zijn rug, maar het gaf voor geen centimeter mee.
  
  Dikzak blies een donkerblauwe rookwolk tussen zijn samengeknepen lippen door naar het plafond. 'We kunnen er niet bij, zei je? Maar jij toch wel? Waar is de bon. Het bewijsje?'
  
  'Heb ik niet. Meneer Stahl heeft het voor me geregeld.' Jaren geleden had Stahl Krasnapolsky gerund. Nick hoopte dat hij dat nog steeds deed.
  
  De gek die zich voor ober had uitgegeven zei plotseling: 'Volgens mij liegt ie. Laten we hem een tijdje zijn bek snoeren en zijn tenen in de fik steken, 's Zien wat ie dan te vertellen heeft.'
  
  'Nee,' zei dikzak. 'Hij is heel lang in Kras geweest. Samen met Helmie. Ik heb hem gezien. Dit wordt een mooie pluim in onze reet. Nu -' hij kwam op Nick af - 'Meneer Kent, je gaat je nu aankleden en we gaan met zijn allen keurig die Cullinans halen. Met z'n viertjes. Je bent een grote jongen en misschien zou je wel eens de held willen uithangen voor je maatschappij. Maar doe je dat, dan ben je dood als een pier in dit pierenlandje. We willen geen rotzooi. Misschien dat je nu overtuigd bent. Mocht je dat niet zijn, denk dan aan wat ik je net zei.'
  
  Hij liep terug naar de muur van het vertrek en gebaarde naar de ober en de ander. Ze gunden Nick niet het plezier hun pistolen weer voor de dag te halen. De zeeman maakte de platte knoop los op de rug van Nick en haalde de snijdende koorden van zijn pols weg. De bloedstroom tintelde. Dikzak zei: 'Aankleden. De Luger is niet geladen. Beweeg je voorzichtig.'
  
  Nick bewoog zich voorzichtig. Hij greep naar zijn hemd dat over de rug van de stoel hing en sloeg toen met de zijkant van zijn hand tegen de adamsappel van ober. Het was een onverwachte aanval, alsof een lid van de Chinese pingpongbrigade een backhand probeerde op zo ongeveer anderhalve meter van de tafel, tegen een netbal. Nick deed een stap vooruit, sprong en sloeg - en de man was nauwelijks in staat zich te bewegen voor Nick zijn hals raakte.
  
  Voor de vallende man tolde Nick om zijn as en greep de hand van de dikzak die uit zijn zak naar naar boven kwam. De ogen van de dikke man gingen wijd open toen hij de verpletterende kracht van de klem voelde. Als sterke man wist hij wat spieren te betekenen hadden als je er zelf mee te maken kreeg. Hij bracht zijn hand voor een rechtse omhoog, maar Nick was al weer ergens anders voor die goed en wel was begonnen.
  
  Nick liet de arm omhoog komen en gaf een hoek precies onder de ribbenkast, net onder het hart. Hij had geen tijd voor een betere slag. Bovendien was dat halsloze lijf bestand tegen klappen. De man gromde, maar Nick's vuist voelde aan alsof hij zojuist had geprobeerd een koe aan de haak neer de meppen.
  
  De zeeman snelde toe, zwaaiend met iets dat op een imitatie politieknuppel leek. Nick draaide dikzak om en duwde hem naar voren. De twee mannen dreunden tegen elkaar aan, terwijl Nick in de pand van de jas zat te frommelen. Het pistool vloog uit de zak. Hij wierp het door het raam naar buiten. Kon net zo goed over de daken schreeuwen over deze vechtpartij. De twee mannen maakten zich weer los van elkaar en kwamen ineengedoken snel op hem af. Die hadden zo'n akkefietje wel vaker voorhanden gehad, dacht Nick. Nick schopte zeeman tegen zijn knieschijf omdat die wat dichter in de buurt was en draaide zich behendig rond voor de grotere tegenstander. Dikzak stapte over de gillende man heen, posteerde zich stevig en dook met gespreide armen op Nick af. Nick deed een schijnaanval, plaatste zijn linkerhand tegen de rechter van de dikke, die aanvoelde als een onderdeel van een graafmachine, deed een stap achteruit, draaide en plaatste zijn voet in de maag van de ander, terwijl hij met zijn rechterhand de linkerpols van de man mee rukte.
  
  Zijdelings wegglijdend verpletterde zo'n paar honderd kilo mens een stoel, een koffietafeltje, veegde de tv met zijn onderstel van de vloer alsof het een speelgoedautootje betrof en kwam ten slotte kletterend tot stilstand in de overblijfselen van een schrijftafel annex bureau die tegen de muur versplinterde met een scheurend droef geluid. Voortbewogen door Nick en rondgedraaid door diens greep had de dikke nog de meeste last van de aanval op het meubilair. Het kostte hem een seconde meer om overeind te komen dan Nick.
  
  Nick sprong naar voren en bracht een arm rond de keel van zijn tegenstander. Een paar seconden was alles wat Nick nodig had - toen zij vielen zat Nick's arm rond de hals van de ander gekneld. Met zijn andere hand greep Nick zijn pols beet. Het was een greep die binnen tien seconden de ademhaling en bloedstroom van de man zou blokkeren. Maar hij kreeg geen tien seconden. Hijgend en kokhalzend kwam het oberachtig sujet weer net voldoende tot leven om zijn pistool te pakken. Nick maakte zich los, sloeg het hoofd van zijn tegenstander hoopvol tegen de grond en greep de pistoolhand op het moment dat die uit een plooi van de jas tevoorschijn kwam.
  
  Het eerste schot ging tussen hen door, het tweede boorde zich in het plafond en Nick wierp het pistool door het tweede, nog niet gebroken raam. Ze zouden wel wat frisse lucht kunnen gebruiken als het zo bleef doorgaan. Luistert er dan godverdomme nooit eens iemand in dat hotel naar wat er aan de hand is?
  
  De ober sloeg hem in zijn maag. Als hij het niet had zien aankomen, had hij de pijn van de klap wellicht nooit meer gevoeld. Hij bracht zijn hand onder de kin van zijn belager en kwakte hem achterover naar dikzak die als een stier op een rode lap kwam aangedenderd. Nick dook opzij in de hoop een iets betere verdediging te vinden, maar hij struikelde over de droeve restanten van de televisie met toebehoren. Dikzak zou hem op de horens hebben genomen als hij die had. Toen ze beiden dubbelsloegen tegen het bed ging de deur van de kamer open en een vrouw sloeg gillend op de vlucht. Nick en de stier lagen verstrikt in sprei, dekens en kussens. Zijn tegenstander was langzaam. Nick zag de zeeman naar de deur kruipen. Waar was de ober? Woest rukte Nick aan de sprei die maar om hem heen bleef hangen. WHAM! Het licht ging uit.
  
  
  
  Gedurende een paar seconden was hij aangeslagen en blind. Zijn magnifieke lichaamsconditie hield hem nagenoeg bij kennis toen hij met zijn hoofd schuddend zich overeind hees. Dus daar was de ober! Hij had de ploertendoder van de zeeman genomen en me ermee neer gebeukt. Als ik hem in m'n poten krijg ...
  
  Hij moest bijkomen, zat een poosje op de vloer en haalde enige malen diep adem. Ergens begon een vrouw te schreeuwen, te gillen. Voetstappen klonken, wegrennend. Hij knipperde met zijn ogen tot hij weer wat kon zien en hees zichzelf overeind. De kamer was leeg.
  
  Tegen de tijd dat hij zijn hoofd enige tijd onder de koude kraan had gehouden was de kamer niet meer leeg. Het kamermeisje dat gegild had was er, en twee bellenjongens, een manager en zijn assistent, een veiligheidsman en een gerant. Terwijl hij zich afdroogde, zijn kamerjas aantrok en Wilhelmina wegmoffelde, voordoend alsof hij trachtte zijn hemd uit de rotzooi op het bed te voorschijn te halen, arriveerde de politie.
  
  Ze hielden hem een uur bezig. De manager gaf hem een andere kamer en stond erop dat er een dokter kwam. Iedereen was beleefd, vriendelijk en boos over de deuk die de goede naam van Amsterdam had opgelopen. Nick grijnsde en bedankte iedereen. Hij gaf de rechercheur nauwkeurige beschrijvingen en wenste hem geluk. Hij weigerde om naar de plaat jes in het politie-album te kijken, zeggende dat alles te snel was gegaan. De rechercheur overzag de chaos, sloot toen zijn notitieboekje en zei in langzaam Engels: 'Maar niet al te snel, meneer Kent. Ze zijn nu weggekomen, maar we zouden ze weleens in het ziekenhuis terug kunnen vinden.'
  
  Nick bracht zijn spullen naar zijn nieuwe kamer, gaf opdracht om om twee uur gewekt te worden en ging slapen. Toen de telefonist hem wekte voelde hij zich prima - zelfs geen hoofdpijn. Hij liet koffie bovenbrengen terwijl hij een douche nam.
  
  Het adres dat Helmie hem had gegeven was een kraakhelder popperig huis aan de Stadionweg, bij het Olympisch stadion. Ze begroette hem in een zeer nette hal, zo blinkend van lak, verf en was, dat het geheel erom vroeg in vloeipapier ingepakt te worden. 'Kom, laten we gebruik maken van het daglicht,' zei ze. 'Als we terugkomen kunnen we hier een drankje nemen, als je daar zin in hebt.'
  
  'Ik weet nu al dat dat het geval zal zijn.'
  
  Ze stapten in een blauwe Vauxhall die ze behendig bestuurde. In een strakke, lichtgroene trui en een plooirok, met een zalmkleurige sjaal in haar haar, leek ze nog lieftalliger dan in het vliegtuig. Erg Brits, vormelijk en meer sexy dan in haar linnen, korte rok.
  
  Onder het rijden keek hij naar haar profiel. Geen wonder dat Manson's haar als model gebruikte. Trots liet ze hem de stad zien. 'Daar heb je het Oosterpark, hier het Tropenmuseum - en daar, zie je, Artis. Die dierentuin heeft misschien wel de beste collectie aan dieren ter wereld. We rijden nu richting station. Zie je hoe kunstig die grachten door de stad heen snijden? De oude stadsplanners zagen ver vooruit. Dat is wat anders dan tegenwoordig, tegenwoordig houden ze niet meer echt rekening met toekomst. Verderop - kijk daar heb je het Rembrandthuis - verderop kun je zien wat ik bedoel. Deze hele straat, de Jodenbreestraat, wordt neergehaald voor de Metro, zie je?'
  
  Geïnteresseerd luisterde Nick naar haar. Hij herinnerde zich nog hoe deze buurt er vroeger bij had gelegen: kleurrijk en fascinerend, met de sfeer van de mensen die hier woonden, die begrepen dat het leven een verleden en een toekomst bezat. Triest keek hij naar de restanten van dat begrip en vertrouwen van de vroegere bewoners. Hele blokken waren verdwenen, kale muren lieten teksten zien van een protesterende wijk en de Nieuwmarkt waarover ze nu reden, was een ruïne geworden van die vroegere vrolijkheid. Hij haalde zijn schouders op. Ach ja, dacht hij, een verleden en een toekomst. Zo'n metro is eigenlijk niets anders dan een onderzeeër in een stad als deze ...
  
  Ze reed hem langs de havens, kruisten grachten die uitkwamen op het IJ, waar je zoals aan de East River wel de hele dag naar het langsvarende waterverkeer kon kijken, en liet hem de uitgestrekte polders zien die op de zee waren gewonnen. Terwijl ze langs het Noordzeekanaal reden zei ze: 'Er is een gezegde: God schiep hemel en aarde, maar de Hollanders hebben Holland geschapen.'
  
  'Jij bent werkelijk wel erg trots op je land, Helmie. Je zou een goede gids zijn voor al die Amerikaanse toeristen die hier komen.'
  
  'Het is zo heel anders, Norman. Generaties lang hebben de mensen hier de zee bevochten. Geen wonder toch, dat ze zo koppig zijn ...? Maar ze zijn zo levend, zo schoon, zo energiek.'
  
  'En even stomvervelend en bijgelovig als elk ander volk,' bromde Nick. 'Want hoe je het ook bekijkt, Helmie, monarchieën zijn toch ai lang uit de tijd.'
  
  Ze bleef wat mokkerig tot ze hun plaats van bestemming bereikten: een Oudhollands eethuis, dat eruit zag alsof het zojuist was weggepikt uit Schoner Wohnen. Maar niemand blijft mokken bij een echte Friese Kruidenbitter, geserveerd onder oude balken, waar vrolijk gebloemde stoelen zijn bezet door vrolijke mensen; gevolgd door een wandeling naar de buffettafel - zo lang als een kegelbaan - vol warme en koude visgerechten, vleessoorten, kazen, sausen, salades, vleespasteien en een onnoemelijk aantal andere heerlijke schotels.
  
  Na een tweede wandeling naar die tafel, een uitmuntend pilsje en een blik op die immense hoeveelheid gerechten gaf Nick het op. 'Ik zal moeten trimmen om die hoeveelheden eten te verwerken,' zei hij.
  
  'Dit is werkelijk een voortreffelijk en niet duur restaurant. Wacht maar eens tot je onze eend hebt geproefd en patrijs en kreeft, en oesters uit Zeeland.'
  
  'Later, lief. Veel later. Maar, daar heb ik je weer. Onze eend, zeg je. Je bent werkelijk een echte Hollandse Amerikaanse.'
  
  Volgepropt en tevreden reden ze over een oude tweebaansweg terug naar Amsterdam. Nick had voorgesteld terug te rijden en hij merkte dat de auto gemakkelijk te besturen was.
  
  De wagen kwam van achter hun. Een man leunde uit het raampje en gebaarde hen te stoppen en dwong hen naar de kant van de weg. Nick overwoog of hij snel zou keren, maar liet ogenblikkelijk het idee weer vallen. In de eerste plaats kende hij de wagen niet goed genoeg en bovendien kun je altijd nog iets opsteken, als je er maar voor zorgt niet neergeschoten te worden.
  
  De man die hun naar de kant had gedrongen, stapte uit en kwam op hen af. Hij zag eruit als een politieagent in de serie FBI. Hij bracht zelfs de gebruikelijke, kleine Mauser tevoorschijn, terwijl hij zei: 'Het meisje gaat met ons mee. Geen moeilijkheden, alsjeblieft.'
  
  Nick keek hem glimlachend aan. 'Oké.' Hij wendde zich tot Helmie. 'Ken je hem?'
  
  Haar stem klonk schril. 'Nee, Norman. Nee...'
  
  De man kwam gewoon een beetje te dicht in de buurt van het portier. Nick zwiepte die open en hoorde het krassende geluid van het metaal tegen het pistool toen zijn voeten al het wegdek bereikten. De situatie was in zijn voordeel. Als ze het hebben over 'Geen moeilijkheden' en 'alstublieft' zijn het geen snelle moordenaars. Hebben mogelijk het pistool nog op veilig staan. En bovendien, als je reflexen op scherp staan, als je conditie goed is en als je uren, dagen, maanden, jaren op juist dit soort situaties hebt geoefend ...
  
  Het pistool ging niet af. De man tolde over Nick's heup en sloeg tegen het wegdek met zo'n kracht dat hij er wellicht een behoorlijke hersenschudding aan over zou houden. De Mauser viel uit zijn handen. Nick schopte hem onder de Vauxhall en rende op de andere wagen af, terwijl hij Wilhelmina trok. Of die chauffeur was slim, of hij was een lafaard - in ieder geval was het een slechte partner. Hij gaf gas en liet Nick wankelend achter in een enorme wolk uitlaatgas.
  
  Nick stak de Luger terug in haar holster en bukte zich over de man die heel stil op de weg lag. Zijn ademhaling scheen moeilijk te gaan. Snel leegde Nick zijn zakken en stopte alles wat hij kon vinden bij zich. Hij zocht de riem na op een foedraal, extra patroonhouders en een insigne. Daarna sprong hij weer achter het stuur en spoot achter de kleine achterlichten in de verte aan.
  
  De Vauxhall was snel, maar niet snel genoeg.
  
  'Oh goeie god,' zei Helmie steeds weer, 'Oh goeie god. En dat in Nederland. Zoiets gebeurt hier nooit. Laten we naar de politie gaan. Wie waren dat? En waarom? Hoe heb je dat ook zo snel kunnen doen, Norman? Zou hij ons anders hebben neergeschoten?'
  
  Het kostte anderhalve Scotch op zijn kamer voor zij weer enigszins te kalmeren was.
  
  Ondertussen ging hij door de verzameling spullen heen die hij de man met de Mauser had afgenomen. Niets. De gewone troep uit gewone zakken - sigaretten, pen, zakmes, opschrijfboekje, lucifers. Het opschrijfboekje was, leeg, er stond geen enkele notitie in. Hij schudde zijn hoofd. 'Geen wetsdienaar. Had ik ook niet gedacht. Die gedragen zich meestal anders, hoewel je er knakkers tussen hebt lopen die te veel naar de televisie kijken.'
  
  Hij vulde de glazen nogmaals bij en ging naast Helmie op het brede bed zitten. Als er afluisterapparatuur in hun kamer zou zijn, was de zachte muziek uit het hifi kanaal voldoende om hun woorden onverstaanbaar te maken voor de eventuele luisteraars.
  
  'Waarom wilden ze jou hebben, Helmie?'
  
  'Ik - ik weet het niet.'
  
  'Dit was niet zo maar een overval, weet je. Die man zei: het meisje gaat met ons mee. Dus als ze ergens op afkwamen, was jij het. Die kerels gaan niet zo maar elke auto van de weg duwen. Ze moesten jou hebben.'
  
  De schoonheid van Helmie was van het soort die groter werd bij angst of woede. Nick keek naar de mistige wolken die haar schitterende, blauwe ogen verduisterden. 'Ik - ik kan me niet voorstellen wie ...'
  
  'Heb jij zakelijke geheimen, of zo?'
  
  Ze slikte en schudde haar hoofd. Nick overwoog de volgende vraag: heb jij iets ontdekt dat je beter niet had kunnen weten? Maar toen liet hij de vraag weer vallen. Die was iets te recht voor z'n raap. Nu wantrouwde ze 'Norman Kent' al door diens reactie op de twee mannen en haar volgende woorden bewezen dat. 'Norman,' zei ze langzaam. 'Je was zo verschrikkelijk snel. En ook heb ik je pistool gezien. Wie ben jij?'
  
  Hij sloeg een arm om haar heen. Ze scheen het prettig te vinden. 'Niets anders dan een gewoon Amerikaans zakenman, Helmie. Een ouderwetse. Zo lang ik met die diamanten rondwandel, neemt niemand mij die af zolang ik nog iets kan doen.'
  
  Ze huiverde. Nick strekte zijn benen. Hij hield van zichzelf, van het beeld dat hij van zichzelf had gemaakt. Hij voelde zich erg heldhaftig. Hij gaf haar een vriendelijk klopje op haar knie. 'Ontspan je, Helmie. Dat was een vervelende zaak daarginds. Maar degene die met zijn kop tegen de straat knalde zal jou, of iemand anders, de eerstkomende weken geen last meer bezorgen. We kunnen de politie ervan verwittigen - maar we kunnen ook onze mond houden. Denk je dat je het aan Philip Van der Laan moet vertellen?' Dat was de hamvraag. Lange tijd bleef ze stil. Ze liet haar hoofd tegen zijn schouder rusten en zuchtte. 'Ik weet het niet. Hij zou gewaarschuwd moeten worden als ze iets tegen Manson's willen ondernemen. Maar hoe komt dat over?'
  
  'Raar.'
  
  'Dat bedoel ik. Phil is modem. Slim. Hij is niet de ouderwetse, Europese directeur in het zwart en met een stijve boord onder een verstarde geest. Maar wat zou hij zeggen als hij hoort dat een ondergeschikte bijna ontvoerd werd? Manson's zal het helemaal niet bevallen. Je moet eens zien hoe die personeelscontroles zijn die zij toepassen in New York. Detectives en rondneuzende adviseurs en zo. Ik bedoel - in het persoonlijk vlak is Phil misschien dan wel een versierder, maar in zijn zaken is hij anders. En ik hou van mijn baantje.'
  
  'Denk je dat hij je zou ontslaan?'
  
  'Nee - nee dat niet bepaald.'
  
  'Maar als er promotie in het geding is - je toekomst. Dan zou het voor hem kunnen gaan meespelen?'
  
  'Ja. Ik sta daar goed genoteerd. Betrouwbaar en efficiënt. Dit zou dan de eerste valse noot worden.'
  
  'Word alsjeblieft niet boos,' zei Nick, zorgvuldig zijn woorden kiezend, 'maar volgens mij ben je meer voor Phil geweest dan alleen - maar een vriendin. Jij bent een prachtvrouw, Helmie. Is er enige kans op dat hij jaloers is? Een onderhuidse jaloezie misschien tegenover iemand als ik?'
  
  Ze dacht erover na. 'Nee. Ik ben - ik ben ervan overtuigd dat dat niet zo is. God, Phil en ik - we hebben een paar dagen - gestapt samen. Ja, wat gebeurt er op lange weekends. Hij is echt aardig en interessant. Dus ...'
  
  'En hij is op de hoogte van jou - met anderen?'
  
  'Hij weet dat ik vrij ben, als dat is wat je bedoelt.' Er klonk een verkilling in haar woorden door.
  
  Vergoelijkend zei Nick: 'Phil ziet er ook helemaal niet uit als het gevaarlijke, jaloerse type. Hij heeft te veel van de gepolijste kosmopoliet. Een man in zijn positie zou nooit zichzelf of zijn firma in duistere zaken betrekken. Of illegale. Hem kunnen we dus doorstrepen.'
  
  Ze was te lang stil. Zijn woorden hadden haar aan het denken gezet.
  
  'Ja,' zei ze ten slotte. Maar het klonk niet als een echt antwoord.
  
  'En de anderen in het bedrijf? Ik meende wat ik over je zei. Je bent een verschrikkelijk aantrekkelijke vrouw. Het zou me helemaal niet zo vreemd voorkomen als een man of jongen zich voor jou voor een trein wierp. Iemand waarvan je het helemaal niet zou verwachten. Misschien iemand waarmee je alleen maar een paar keer bent uitgeweest. Niet van Manson's. Vrouwen voelen die dingen meestal onbewust aan. Denk er goed over na. Waren er ogen die je nakeken als je ergens was, extra aandacht?'
  
  'Nee - misschien. Ik weet het niet. Maar we zijn een ... gelukkige familie tot dusver. Ik heb nooit iemand afgewezen. Nee, dat bedoel ik niet. Als iemand - meer dan gewone belangstelling toonde, of genegenheid, ben ik extra aardig. Ik vind het prettig om aardig gevonden te worden. Begrijp je dat?'
  
  'Erg goed. Op de een of andere manier zie ik ook wel in dat jij geen onbekende bewonderaar zal hebben die gevaarlijk kan worden. En zeker heb jij geen vijanden. Een meisje die die heeft is voor een deel hol van binnen. Van die kwetsbare heet-in-de-mond-koud-in-de-kont types. Het soort dat er een kick van krijgt als mannen door hun de vernieling ingaan. Het soort meisje voor "Dear John" brieven.'
  
  Helmies ogen stonden duister toen ze de zijne ontmoetten. 'Norman - je begrijpt het.'
  
  Het was een bevredigende lange kus. Het wegvallen van de spanning en het delen van de moeilijkheden werkten mee. Nick wist het, maar allejezus - ze gebruikte die perfecte lippen als warme golven tegen een strand. Zuchtend drukte ze zich tegen hem aan met een overgave en bereidheid die geen spoortje valsheid vertoonden. Ze rook naar bloemen na een vroege lenteregen en ze voelde aan als het soort vrouw die Mohammed zijn troepen beloofde om ze aanhoudelijk aan te sporen in een geconcentreerd vijandelijk vuur. Zijn ademhaling werd sneller toen ze haar hele, heerlijke lengte in een volledige overgave tegen Nick aanvlijde.
  
  Het leek jaren geleden dat ze had gezegd:
  
  
  
  Ik bedoel een relatie die leuk is. Je bent goede vrienden en kunt met elkaar praten. Voel je dan eindelijk de behoefte om het een keer te doen op een bepaalde manier, kun je er tenminste over praten. Is het dan eindelijk zo ver, dan heb je ten minste met elkaar te maken.
  
  
  
  Vanavond hoefden ze niets tegen elkaar te zeggen. Toen hij zijn hemd losknoopte, hielp ze hem en ze wierp haar lichtgroene truitje en voorsluitende beha haastig van zich af. Weer stokte de adem in zijn keel voor wat in het schemerige duister aan zijn blikken werd prijsgegeven. De fonteinen. De bron. Hij probeerde te drinken, teder, terwijl hij haar proefde alsof hele bloementuinen tegen zijn gezicht werden gedrukt en daar kleurrijke patronen vlocht, zelfs toen zijn ogen waren gesloten. Allah - aan jou de eer. Het was de zachtste en meest geurige wolk waar hij ooit doorheen was gevallen.
  
  Toen ze ten slotte na wat wederzijdse verkenningen in elkaar versmolten, mompelde ze: 'Oh, het is zo heel anders. Zo heerlijk. Maar precies zoals ik dacht dat het zou zijn.'
  
  Hij zonk dieper in haar weg en antwoordde zacht: 'En zoals ik had gedacht, Helmie. Nu weet ik waarom jij zo mooi bent. Je bent niet alleen maar een buitenkant, een omhulsel. Jij bent de hoorn des overvloeds.'
  
  'Jij doet me voelen ...'
  
  Hij wist niet wat, maar beiden voelden ze het.
  
  Later zei hij mompelend in het kleine oor: 'Puur. Verrukkelijk puur. Dat ben je, Helmie.'
  
  Ze zuchtte en wendde haar gezicht naar hem. 'Echt vrijen ... Ze liet de woorden over haar tong rollen. Ik weet wat het is. Het is niet de juiste minnaar vinden - maar de juiste minnaar zijn.'
  
  'Dat zou je moeten opschrijven,' fluisterde hij, terwijl hij zijn lippen om haar oor sloot.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Het was een prachtige ochtend om samen met een prachtig meisje in bed je ontbijt te nuttigen. Een opvlammende zon schoot hete vonken door het raam naar binnen. Het wagentje van kamerservice, besteld met behulp van Helmie, was een rijdend buffet vol heerlijkheden variërend van krentenbollen tot bier, ham en haring.
  
  Na zijn tweede kop uitstekende, geurende koffie, hem ingeschonken door een volledig naakte en volstrekt niet verlegen Helmie zei Nick: 'Je komt te laat op je werk. Wat gebeurt er als je baas erachter komt dat je vannacht niet thuis was?'
  
  Zachte handen legden zich tegen de zijkanten van zijn gezicht en voelden de baardstoppels. Ze keek hem recht in zijn ogen en grinnikte ondeugend. 'Maak je over mij maar geen zorgen. Aan deze kant van de oceaan hoef ik geen prikklok aan te raken. Ook heb ik geen telefoon in mijn flat. Met opzet. Ik hou van mijn vrijheid.'
  
  Nick gaf haar een kus en duwde haar een eindje van zich af. Als ze zo tegen elkaar aan bleven liggen, kwamen ze nooit meer overeind. Helmie en hij dan. 'Ik vind het vreselijk om er weer over te beginnen, maar heb jij nog nagedacht over die twee sukkels die jou gisteravond te grazen wilden nemen? En waar ze eventueel voor werken? Ze zaten achter jou aan - we laten ons niet voor de gek houden. Die rommel uit de zakken van die knaap zegt ons geen fluit.'
  
  Hij zag de lieve glimlach van haar lippen verdwijnen. Hij vond haar lief. Toen ze over hem heen knielde op het grote bed, vond hij haar nog liever. De weelderige volheid van haar rondingen en buigingen die in deze voorovergebogen positie te zien waren, waren de droom van elke schilder. Het was schandalig die roze gloed van dat heerlijke gezicht te zien verdwijnen om in plaats daarvan een somber masker vol zorgen te krijgen. Als ze hem nu eens alles vertelde wat ze wist - maar, als hij te hard zou aandringen zou ze dichtklappen als een oester. Even beet ze op haar onderlip met haar prachtige, witte tanden. Het gaf een uitdrukking van veel zorgen aan haar gezicht - meer zorgen dan een mooi meisje zou moeten hebben. 'Ik heb ze nooit eerder gezien, zei ze langzaam. 'Ik heb ook over ze nagedacht. Maar we weten niet zeker dat ze mij kenden. Misschien wilden ze alleen maar een - meisje?'
  
  'Zelfs al zou je het willen, geloof je er geen snars van. Die jongens waren beroeps. Niet dat soort beroeps dat je in de betere tijden in Amerika tegenkwam, maar venijnig genoeg. Ze wilden jou hebben. Het waren geen gewone mafketels - of misschien ook wel - of rokkenjagers die te diep in het glaasje hadden gekeken en nu een blondje wilden pakken. Zeer bewust zochten ze die plek uit om hun slag te slaan.'
  
  'En jij verhinderde het,' zei ze.
  
  'Gewoonlijk lopen ze zich ook niet te pletter op een Boston-jongen die voor zijn plezier in zijn jeugd met de Ierse en Italiaanse straatschoffies van North End knokte. Daar leerden we prima hoe we onszelf moeten verdedigen. Ze hadden weinig mazzel.'
  
  Ze zat nu goed in de zorgen, het lag over haar heen als een grijze, doorzichtige, plastic regenjas. Het haalde de glans van haar weg. Hij meende ook angst in haar ogen te zien. ^ 'Ik ben blij dat ik over een week terugga naar New York,' mompelde ze.
  
  'Dat is geen enkele bescherming. Vóór die tijd kunnen ze je al lang aan flarden hebben gesneden. En als ze het dan allemaal zo heel graag willen, kunnen ze iemand achter je aansturen naar New York. Denk na, schat. Wie zou jou iets willen doen?'
  
  'Ik - ik weet het niet.'
  
  'Je hebt geen enkele vijand over de hele wereld?'
  
  'Nee.' Ze meende het niet.
  
  Nick zuchtte en zei: 'Je kunt wel beter alles tegen me zeggen, Helmie. Ik denk dat je een vriend nodig zult hebben en misschien ben ik nog wel een van de besten. Toen ik gisteren terugging naar mijn hotel werd ik op mijn hotelkamer door drie man overvallen. Hun belangrijkste vraag was - hoe lang ik jou al kende.'
  
  Ze werd plotseling bleek en liet zich achterover op haar dijen zakken. Even hield ze haar adem in en liet die daarna nerveus weer schieten. 'Daar zei je me niets van - wie -'
  
  Ik zou het ouderwetse "Dat heb je me niet gevraagd" kunnen gebruiken. Het zal vandaag wel in de kranten staan. Buitenlands zakenman slachtoffer van roofoverval. Ik heb de politie niet gezegd dat ze naar jou vroegen. Ik zal ze je beschrijven en kijk of je een ervan kent.'
  
  Hij gaf een duidelijke beschrijving van ober, zeeman en gorilla zonder nek. Terwijl hij aan het vertellen was keek hij naar haar, schijnbaar achteloos, maar hij bestudeerde elke verandering in gelaatsuitdrukking en beweging. Hij wilde zijn hoofd er niet onder verwedden, maar hij dacht wel dat ze ten minste één van die kerels herkende. Zou ze eerlijk tegen hem zijn?
  
  '... volgens mij gaat die zeeman niet meer naar zee en de ober obert niet. Ze hebben waarschijnlijk beter werk gevonden. De nekloze is de baas van dat zootje. Het zijn geen gewone, goedkope gelegenheidsdieven, denk ik. Ze zaten goed in de kleren en waren behoorlijk professioneel.'
  
  'Ohhh ...' Haar mond zag eruit als een bezorgde roos en haar ogen waren sombere viooltjes. 'Ik - ik ken niemand die erop lijkt.'
  
  Nick zuchtte. 'Helmie, jij zit in de rotzooi. Wij zitten in de rotzooi. Die jongens bedoelden het ernstig en misschien komen ze terug. Degene die op ons schoot op Schiphol probeert het misschien nog eens, maar dan richt hij wel wat beter.'
  
  'Denk je echt dat hij - dat hij ons wilde doden?'
  
  'Het was meer dan alleen maar een dreigement. Persoonlijk denk ik niet dat ik van dat soort dodelijke vijanden in de stad heb zitten ...' Vuile leugenaar, dacht Nick, je hebt er wel twintig als ze enigszins in de gaten hebben wie je bent.
  
  '... dus jij en Ko blijven over. Ko lijkt me niet zo voor de hand liggend, hoewel je dat ook nooit kunt weten, zodat jij dus overblijft. Of die schutter werd ergens door gehinderd, of hij kan gewoon niet zo best schieten, hoewel ik geneigd ben op het eerste te wedden. Maar denk er eens goed over na, misschien komt hij nog eens een keertje terug.'
  
  Ze trilde. 'Oh, nee.'
  
  Je kon alle circuits achter haar grote, blauwe ogen aan het werk zien. De relais, elektromagneten, keuze makend en weer verwerpend, patronen vormend en hervormend - de meest complexe computer ter wereld.
  
  Hij programmeerde een overdosis. 'Wat zijn de Yenisei Cullinans?' vroeg hij.
  
  Zekeringen sloegen door. 'De wat? Ik weet het niet.'
  
  'Ik denk dat het diamanten zijn. Denk goed na.'
  
  'Ik - ik heb misschien wel eens over de Cullinan iets gehoord. Maar - nee - ik - er gaat me geen enkel lichtje op...'
  
  'Kun je nagaan of er beroemde juwelen of grote stenen van die naam bestaan?'
  
  'Oh ja. We hebben een soort bibliotheek op kantoor.'
  
  Ze had hem automatisch geantwoord. Als hij nu met de sleutelvragen zou komen, zou ze hem mogelijk de goede antwoorden geven. Maar als dat te veel werd voor dat ingewikkelde apparaat in haar hoofd, had je er alle kans van dat het klem raakte. Het enige antwoord dat je dan nog krijgt is zoiets als - NEE - TILT - AFGEWEZEN en wat dat betreft heb je het dan gehad.
  
  Ze steunde op haar handen aan weerskanten van zijn borst op het bed geplaatst. Hij bewonderde de glans van haar goudkleurige haar toen ze haar hoofd schudde. Ik zal het Phil moeten vertellen,' zei ze. 'Misschien heeft het allemaal met Manson's te maken.'
  
  'Ben je van gedachten veranderd?'
  
  'Het zou niet eerlijk zijn tegenover het bedrijf - om niets te vertellen. Het kan deel uitmaken van - van een soort van roof of zoiets.'
  
  De eeuwige vrouw, dacht Nick. Rookgordijnen en uitvluchten. 'Wil je iets voor me doen, Helmie? Bel Manson's en kijk of mijn kredietwaardigheid goed is.'
  
  Haar hoofd schoot omhoog. 'Hoe wist jij ...?'
  
  'Het eerste dat een verstandige zaak zal doen. Bel je?'
  
  'Ja.' Ze klom van het bed af. Nick strekte zich uit en genoot van zijn uitzicht. Ze sprak snel in het Hollands. '... Algemene Bank Nederland ...,' hoorde hij.
  
  Ze hing op en draaide zich naar hem om. 'Constant zegt dat het goed is. De Bard Galleries hebben honderd duizend dollar op jouw rekening staan. Bovendien is er nog een krediet als je meer nodig zou hebben.'
  
  'Ik ben dus een welkome klant?'
  
  'Ja.' Ze bukte zich om haar slipje op te rapen en begon zich aan te kleden. Haar bewegingen waren langzaam alsof ze in gedachten was. 'Phil zal graag aan je verkopen. Dat weet ik zeker.' Ze vroeg zich af waarom Phil Paul Meier had gestuurd met twee helpers om Nick te pakken te nemen. En die kogel op Schiphol? Ze rilde. Wist iemand bij Manson's wat zij had ontdekt over wat Kelly aan de tekeningen had toegevoegd? Ze weigerde te geloven dat Phil ermee te maken had, maar wie dan wel? Ze kon hem beter niet vertellen dat ze uit Norman's beschrijvingen Paul had herkend. Dat kon later nog wel. De politie zou dat ook graag willen weten. Op het moment dat ze Nick een lange afscheidskus had gegeven, voor ze haar lippenstift opdeed, had ze zichzelf weer in bedwang.
  
  'Over een half uurtje kom ik langs,' zei hij, 'We zeggen Van der Laan dus alles eerlijk. Behalve over waar je vannacht hebt geslapen natuurlijk.'
  
  Hij keek haar grijnzend aan, maar ze merkte het niet op.
  
  'Ja ik denk wel dat we dat moeten doen.'
  
  'Goed Helmie. Een mens weet altijd zelf het beste wat hij doen moet.'
  
  Hij vroeg zich af of zij dat geloofde.
  
  
  
  Paul Eduard Meier voelde zich weinig op zijn gemak onder de opmerkingen van Philip Van der Laan. Het stootte met zijn ene dure schoen tegen de andere. Het hielp hem zijn zenuwen in bedwang te houden - pas de laatste paar jaar was hij in het plezierige bezit gekomen van een inkomen dat hem toestond te leven zoals dat eigenlijk een man betaamde. Hij ging met zijn hand langs zijn nek die bijna geen nek was en kwam vochtig terug van de enorme vleesplooien. Phil moest niet zo tegen hem praten. Die keurige man kon hij met één knal voor zijn kop naar God helpen. Nee, nee - hij moest niet zo als een idioot denken. Phil had de hersens en het geld. Hij rilde terwijl Van der Laan de woorden op hem afspoog als proppen vuil. '... mijn leger. Drie imbecielen. Of twee imbecielen en een idioot - jij - jij bent hun baas. Wat een klootzakkerij. Heb je zelf dat schot afgevuurd?'
  
  'Ja.'
  
  'Met de gedempte Browning?'
  
  'Ja.'
  
  'Je hebt me eens verteld dat je een spijker op honderd meter afstand de muur kon in schieten. Hoe ver was je van hun af? Bovendien is haar hoofd wel wat groter dan een spijker, niet?'
  
  'Tweehonderd meter.'
  
  'Je liegt dat je zwart ziet.' Langzaam liep Van der Laan heen en weer door zijn pluche kantoor. Geen moment had hij de bedoeling om aan Paul te zeggen dat hij er blij om was dat het schot had gemist en dat hij zijn eerste indruk van Norman Kent had gewijzigd. Toen hij opstond van zijn ontbijt om Paul Meier opdracht te geven Kent na te gaan als die in Die Port van Cleve aankwam, was hij ervan overtuigd iemand van de contraspionage voor zich te hebben. Zoals hij er ook zeker van was geweest dat Helmie in Kelly's studio had ontdekt hoe ingewikkelde en omvangrijke gegevens teruggebracht konden worden tot micropunten ter grootte van een speldenprik. Hij was trots op zijn spionage-apparaat, want het was zijn eigen uitvinding. Zijn klanten waren Rusland, Zuid-Afrika, Spanje en nog drie landen uit het Midden-Oosten. Zo eenvoudig en tevens zo lucratief. Ook had het geleid naar De Groot en de gestolen Cullinans. De Groot! Philip rechtte zijn schouders. Die dacht dat hij zijn buit aan de hoogste bieder kon verkopen. Laat maar lekker dromen. De Groot was een vaardig spion, maar als het op hersens aankwam tussen hun - ha.
  
  Zodra hij wist op wie hij zich moest gaan richten, kon hij zijn apparaat verhuren aan de Amerikanen en de Britten. Zijn koeriers konden dan gegevens heen en weer pendelen. De CIA zou het meest gelukkige monstertje ter wereld worden en de Britse MI kon een nieuw systeem best gebruiken. Zelf hadden ze er nog maar één dat efficiënt werkte. Van der Laan trok een militair gezicht. Pront, onbevreesd, maar soepel. Die vroegere Duitse generale staf was van gezonde principes uitgegaan. De Groot had gelijk. Soepel! Helmie was nog steeds bruikbaar - alleen maar een beetje te zenuwachtig. Kent was een harde Amerikaanse playboy met veel geld om uit te geven aan diamanten. Dus! Een kleine, ogenblikkelijke verandering van strategie. Hij zou Pauls beide missers gebruiken als tactische wapens. Die bruut begon een beetje al te verwaand te worden. Hij keek naar Paul die zijn handen stond te wringen.
  
  'Je hebt wat schietoefeningen nodig,' zei Van der Laan. 'Op een goeie dag kom je nog eens iemand tegen die terug gaat schieten.'
  
  Paul kon zijn ogen niet zien. 'Ik richtte op het hoofd. Het zou stom zijn haar alleen maar te verwonden.'
  
  'Eigenlijk had ik het net zo goed afgekund met een paar huurlingen uit de dokken van Hamburg. Wat een troep ook in dat hotel! Hij zette je voor gek.'
  
  'Hij is niet zo maar iemand. Hij moet van Interpol zijn.'
  
  'Je hebt geen enkel bewijs. New York zegt dat Kent een inkoper is voor Bard. Een nogal luxueus soort van jongeman. Een vrouwenjager en vechter. Je begrijpt die Amerikanen niet, Paul. Een jongen van de vlakte is nog slimmer dan jij - jij die jezelf een beroeps noemt. Jullie zijn een troep idioten, jullie alle drie. Ha!'
  
  'Hij heeft een pistool.'
  
  'Een man als Kent kan dat hebben, dat weet je best. Zeg het nog eens wat hij je vertelde over de Cullinans?'
  
  'Hij zei dat hij die had.'
  
  'Debiel. Ik zou het je verteld hebben als hij ze had.'
  
  'U zei me dat we die pas te zien kregen als we die van Geesteren te pakken hadden. Dus ik dacht dat. .
  
  'Misschien is hij me wel te slim af.'
  
  'Nou dat niet, maar ...'
  
  'Stilte!' Philip hield ervan commando's te brullen. Die deden hem voelen als die Duitse officier die hij in de buurt van Reichswald naar buiten had zien komen en die met één woord zijn hele gehoor - troepen, burgers en paarden - had stil gekregen. Paul keek op zijn knokkels.
  
  'Denk nog eens na,' zei Van der Laan. 'Zei hij iets over diamanten?' Gespannen keek hij naar Paul, terwijl hij zich afvroeg of die misschien niet wat meer was dan hij voorgaf. Hij had Paul nooit iets verteld van zijn speciale communicatie-apparaat. Die lompe kerel gebruikte hij zo nu en dan als loopjongen voor zijn contacten binnen Holland, maar dat was alles. De dikke wenkbrauwen van Paul kwamen als grijze slakken boven zijn neusrug samen.
  
  'Nee. Alleen maar dat hij ze achter heeft gelaten in Krasnapolsky.'
  
  'In de kluis? Achter slot en grendel?'
  
  'Nou, hij heeft niet gezegd waar ze werden bewaard. Ze waren bij Stahl.'
  
  'En die weet er-niets vanaf - ik heb het hem gevraagd. Onopvallend natuurlijk - een gang van zaken die jouw botte hersens toch nooit kunnen bevatten.' Van der Laan zuchtte met de zwaarwichtige ernst van een generaal die zojuist een belangrijke beslissing heeft genomen met de overtuiging goed te hebben gedaan. 'Goed Paul. Neem Beppo en Mark in de DS mee naar de boerderij en blijf daar een tijdje. Ik wil dat smoelwerk van jullie voorlopig niet in de stad zien. Neem de dienstuitgang en laat je nergens door ophouden.'
  
  'Ja, meneer.' Paul verdween haastig.
  
  Van der Laan liep langzaam heen en weer over het tapijt, terwijl hij peinzend aan zijn sigaar zoog. Meestal schonk dit hem een gevoel van behaaglijkheid en succes, maar nu lukte het niet. Hij ging op enige afstand naar de echte Dufy aan de muur staan kijken. Zijn rug recht, zijn kin vooruit, zijn gewicht gelijk verdeeld over zijn beide voeten. Hij| slaagde er niet in zich prettig te voelen - alleen maar jaloers. Het spel begon nu gevaarlijk te worden. Helmie had te veel ontdekt, maar hij durfde haar er niet naar te vragen. Het was praktisch gezien een goed idee geweest haar te laten elimineren, als het maar - overtuigde hij zichzelf - glad was verlopen.
  
  Toch leek het erop dat hij middenin een orkaan terecht kon komen. Als zij in New York haar mondje had opengedaan en Norman Kent was met haar meegekomen, moesten ze hun zet nu doen. Alle bewijzen die ze daarvoor nodig hadden zaten tussen de papieren in dat leren koffertje dat ze bij zich had in het vliegtuig. Allemachtig. Met een brandschone zakdoek bette hij het zweet van zijn voorhoofd, waarna hij een nieuwe uit een la pakte.
  
  De intercom kondigde Helmie aan. Van der Laan zei: 'Eén moment.' Hij liep naar zijn privé-vertrekken en bestudeerde zijn knappe gezicht in de spiegel. Hij moest wat meer tijd aan Helmie gaan besteden. Tot dusver had hij het oppervlakkig gehouden omdat hij niet geloofde in vaste relaties van een chef met zijn ondergeschikten. Hij moest het weer een beetje opwarmen. Het kon heel plezierig worden, want zij was wel zo ongeveer een van de allergrootsten in bed.
  
  Hij liep naar de deur van zijn kantoor om haar te begroeten. 'Helmie, schat. Ach, liefste het is goed om je even alleen te hebben.' Hij kuste haar op beide wangen. Even leek ze in de war, toen glimlachte ze stralend.
  
  'Het is leuk om in Amsterdam te zijn, Phil. Je weet hoe leuk ik dat altijd vind.'
  
  'En jij hebt nog wel een klant meegenomen. Jij hebt een oog voor zaken, liefste. De referenties van meneer Kent zijn schitterend. Op zekere dag zullen we zeker zaken doen. Ga zitten Helmie.'
  
  Hij hield een stoel voor haar klaar en gaf haar vuur. Jezus, wat was ze mooi. Hij stapte zijn privé-suite binnen en controleerde zijn snor en witte tanden met een reeks grimassen in een spiegel.
  
  Toen hij terugkeerde zei Helmie: 'Ik heb met meneer Kent gesproken. Ik denk wel dat die een goede klant voor ons kan worden.'
  
  'Denk je dat hij toevallig op die stoel naast je is terechtgekomen in dat vliegtuig?'
  
  'Ik dacht van wel.' Helmie had haar gedachten al daarover laten gaan. 'Als hij in contact wilde komen met Manson's was dat wel de meest ingewikkelde manier. En als hij gewoon naast me wilde zitten - dan voel ik me wel gevleid.
  
  'Het is een stevig iemand. Fysiek bedoel ik.'
  
  'Ja, dat heb ik gemerkt. Gistermiddag hebben we wat rondgekeken en hij vertelde me dat drie mannen hadden geprobeerd hem te overvallen op zijn kamer. Iemand schoot op hem, of op mij, op Schiphol. En gisteravond probeerden twee mannen mij te ontvoeren.'
  
  Van der Laan's wenkbrauwen schoten omhoog toen ze deze laatste poging tot ontvoering noemde. Hij had zich erop voorbereid te veinzen - maar nu hoefde hij in het geheel niet te veinzen. 'Helmie, wie? Waarom?'
  
  'Die mannen in het hotel vroegen hem naar mij. En naar iets dat de Yenisei Cullinans heet. Ken je zoiets?'
  
  Ze bekeek hem aandachtig. Phil was een schitterend acteur - wellicht de beste in heel Holland - en ze had hem altijd zo volledig vertrouwd. Zijn gladheid, zijn minzame edelmoedigheid hadden haar altijd volledig bedot. Haar ogen waren pas opengegaan toen ze Kelly's studio's in New York onverwacht binnenliep. Ze had hun relatie met Manson's ontdekt en had die ongebruikelijke inscripties opgemerkt die er in haar koffertje werden aangebracht. Misschien wist Phil er niets van af, maar terugdenkend aan dingen die hij had gezegd of gedaan, moest ze nu wel geloven dat hij deel uitmaakte van een complot. Ze haatte hem erom. Haar zenuwen waren verschrikkelijk gespannen geweest tot ze hem eindelijk het koffertje had overhandigd.
  
  Van der Laan glimlachte warm - er lag een vriendelijke geruststelling over zijn gezicht. 'De Yenisei zijn diamanten die naar men zegt nu te koop zijn. Maar jij weet net als ik hoe die verhalen zijn in onze branche. Maar wat belangrijker is - hoe weet jij dat iemand op jou heeft geschoten op Schiphol?'
  
  'Norman zei dat hij een kogel hoorde.'
  
  'Noem je hem Norman? Dat is aardig. Hij is ...'
  
  'We spraken toch af dat we elkaar bij de voornaam zouden noemen toen in Krasnapolsky, weet je nog? Hij is erg charmant.'
  
  Ze wist dat ze Van der Laan ermee dwars door de ziel sneed, maar ze kon niet nalaten het toch te zeggen, als een soort van vrouwelijke picador. Plotseling realiseerde ze zich hoe egocentrisch die man was. Hij haatte complimenten over andere mannen, behalve als hij die zelf plaatste als een soort van zakelijke vleierij. Van der Laan 'gleed met zijn pink langs zijn snor.
  
  'Jij stond naast hem. Hoorde jij iets?'
  
  'Dat weet ik niet meer zeker. Ik dacht dat het een vliegtuig was.'
  
  'En die mannen in zijn hotel en op de autoweg? Heb jij enig idee wie dat geweest kunnen zijn? Dieven? Aanranders? Amsterdam is toch niet meer wat het geweest is. We hebben ze ...'
  
  'Nee. Die drie in het hotel vroegen naar me. Ze kenden mijn naam.'
  
  'Die op de weg niet?'
  
  'Nee. Die zeiden alleen maar dat het meisje met hun mee moest gaan.'
  
  'Helmie, ik denk dat we allemaal met een probleem te maken hebben. Als jij aanstaande dinsdag terugvliegt naar Amerika wilde ik je een uiterst waardevolle zending meegeven. Een van de grootste die we ooit hebben overgevlogen. Sinds het moment dat ik ermee bezig ben gebeuren er verdachte dingen. Dat kan deel uitmaken van een complot, hoewel ik niet kan zien hoe alle bedradingen lopen.' Hij hoopte dat ze hem zou geloven. In ieder geval zou het haar en Kent in verwarring brengen.
  
  Helmie schrok op. De laatste paar jaren waren er een aantal overvallen en berovingen geweest - meer dan vroeger. De loyaliteit die zij voor Manson's voelde verhoogde haar lichtgelovigheid. 'Oh, maar hoe - we hadden niets bij ons toen we het vliegtuig verlieten, behalve ...' De rest slikte ze in.
  
  Ze had op het punt gestaan hem over die inscripties te vertellen.
  
  'Wie zal ons zeggen hoe een misdadig brein opereert? Misschien wilden ze jou wel een verschrikkelijk hoge omkoopsom aanbieden. Misschien hadden ze je willen verdoven of hypnotiseren, zodat je later meer dan medewerkend zou zijn. Alleen onze lieve heer is op de hoogte van alle slechte dingen die er gebeuren.'
  
  'Wat moeten we doen?'
  
  'Hebben jij en Kent van dat schot en die mannen op straat aan de politie gemeld?'
  
  Ze was niet zo ver heen dat ze niet merkte dat hij vergat de kwestie van het hotel te noemen. Wist hij dat Norman dat wel had gerapporteerd? Haar wantrouwen werd sterker. Ze kon weer gewoon ademhalen. 'Nee. Het leek niet al te veel zin te hebben.'
  
  'Misschien had je het moeten doen. Maar daarvoor is het nu een beetje te laat. Norman komt zo direct hierheen, als hij zich ten minste aan onze afspraak houdt.'
  
  'Norman' hield zich aan hun afspraak. Met hun drieën aten ze uitgebreid in het kantoor van Van der Laan en ze bespraken de gebeurtenissen. Nick leerde niets nieuws - en Van der Laan bleef verdachte numero één op de lijst. Van der Laan zei dat hij Helmie een bewaker zou meegeven voor haar verdere verblijf in Amsterdam, maar Nick had een andere suggestie. 'Die hoef je niet in te zetten,' zei hij, 'als Helmie mij een.beetje de stad wil laten zien. Dan hou ik me wel verantwoordelijk voor haar.'
  
  'Van wat ik van haar heb begrepen,' zei Van der Laan terwijl hij zijn jaloezie probeerde te verbergen, 'ben jij een voortreffelijke lijfwacht.'
  
  Nick haalde zijn schouders op en lachte kort. 'Ach, je kent die eenvoudige Amerikanen wel. Als er knokken is, zijn ze erbij.'
  
  Helmie vertrok, na ingestemd te hebben Nick om zes uur te ontmoeten. Onder de hoede van Van der Laan zag Nick meer schitterende diamanten dan hij ooit had kunnen dromen. Ze bezochten kloverijen, andere diamanthuizen en
  
  Van der Laan vertelde hem zo veel hij wist en zo eerlijk hij kon over de waarden van interessante collecties. Nick merkte dat er maar weinig prijsverschil bestond. Toen ze daarna, na een stevige late lunch in Tsoi-Wah, een Indonesisch restaurant op de Ceintuurbaan - rijsttafel met zo'n stuk of twintig verschillende gerechten - weer terugkeerden zei Nick: 'Bedankt voor je moeite, Philip. Ik heb er veel van opgestoken. Laten we nu maar eens zaken doen.'
  
  Van der Laan knipperde met zijn ogen. 'Heb je al een beslissing genomen?'
  
  'Ja, een beslissing om erachter te komen welke firma voor mijn maatschappij te vertrouwen is. Laten we een partij samenstellen, van zeg zo'n dertigduizend dollar aan waarde, van die stenen die jij me zojuist hebt laten zien. Heel snel zullen we dan weten of jij ons belazert of niet. Is dat niet zo, dan heb je een heel goeie klant aan ons. Bij het omgekeerde, dan ben je die goede klant kwijt, hoewel we vrienden kunnen blijven.'
  
  Van der Laan schoot in de lach. 'Jij laat me een midden zoeken tussen mijn hebzucht en zakelijk oordeel?'
  
  'Precies. Bij degelijke firma's is dat altijd zo. Gewoon op straat lukt het je niet.'
  
  'Goed, Norman. Morgenochtend kies ik de stenen voor je uit. Je mag ze controleren en ik zal je er alles over vertellen dat ik weet, zodat jij je eigen mensen erover kunt inlichten. Vandaag is het al te laat geworden.'
  
  'Natuurlijk, Philip. En zorg alsjeblieft voor een stel kleine witte enveloppen waar ik wat op kan schrijven. Dan zal ik je opmerkingen over elke groep stenen daarop noteren.'
  
  'Zeker. Misschien spreek je niet onze taal, zakendoen gaat je prima af. Met ons komt het wel in orde, Norman. Wat ga je verder doen? Ga je nog wat meer van Europa bekijken? Of terug naar huis?'
  
  'Binnenkort ga ik weer terug.'
  
  'Je hebt geen haast?'
  
  'Niet bepaald ...'
  
  'Dan zou ik je graag twee dingen willen voorstellen. Het eerste is: kom dit weekend naar mijn buitenhuis. We zullen veel plezier hebben. Tennis, paarden, golf. En ballonvaart. Een solovlucht. Ooit geprobeerd?'
  
  'Nee.'
  
  'Je krijgt er een kick van.' Hij legde zijn arm om Nicks schouders. 'Ik ken jouw slag, Norman. Jij houdt van alles wat nieuw is en zo nu en dan - nieuwe, mooie vrouwen. Ook blondjes, niet Norman?'
  
  'Ook blondjes.'
  
  'Dan heb je hier mijn tweede voorstel. Eigenlijk is het meer een verzoek. Ik stuur Helmie met een zending diamanten naar Amerika terug, een echt grote zending. Ik vermoed dat iemand het plan heeft opgevat die te stelen. Jullie laatste belevenissen kunnen daar deel van uitmaken. Nu zou ik graag zien dat jij met Helmie meereist om haar te bewaken, tenzij het natuurlijk niet in jouw schema past of je firma anders beslist.'
  
  'Ik maak het wel passend,' antwoordde Nick. 'Intriges fascineren me. Eigenlijk had ik geheim agent moeten worden. Weet je, Phil, ik was altijd een geweldig fan van James Bond en nog steeds houd ik erg veel van Nick Carter. Heb je die ooit gelezen?'
  
  'Zeker. Die zijn hier redelijk populair. Maar natuurlijk gebeuren die dingen vaker in Amerika.'
  
  'Misschien in aantal, maar ergens heb ik gelezen dat de meest ingewikkelde misdaden in Engeland plaatsvinden, en in Frankrijk en Nederland.'
  
  'Echt?' Van der Laan leek gefascineerd. 'Maar denk eens aan de Boston killer, jullie politie op elke ondergrondse, de manier waarop zij gepantserde auto's leeghalen in New England - zoiets is bijna elke maand aan de orde.'
  
  'Toch kunnen wij niet tegen Engeland op, zoals ze daar zo'n hele trein leegroven.'
  
  'Ik begrijp wat je bedoelt. Onze misdadigers zijn inventiever.'
  
  'Natuurlijk. De actie is in Amerika, maar de oude wereld heeft de hersens. Hoe dan ook, ik ben blij dat ik samen met Helmie terugreis. Zoals je al zei hou ik van diamanten - en blonde vrouwen.'
  
  Toen Nick was vertrokken rookte Van der Laan in gedachten, achteroverleunend in zijn grote leren stoel, zijn ogen op een schets van Lautrec op de muur tegenover hem. Die Norman Kent was een interessante vogel. Minder oppervlakkig dan hij leek. Geen politieman trouwens, want niemand van de politie zou het in zijn hoofd halen op die manier over misdaad te praten of zijn belangstelling voor de geheime dienst te noemen. Evenmin kon Van der Laan zich voorstellen dat er één dienst bestond die zijn agent zou wegsturen met honderdduizend dollar plus een kredietbrief voor meer. Kent zou een goede klant worden - en misschien was er ook nog wel iets te bedenken om hem op een andere manier te gebruiken. Hij voelde zich prettig gestemd dat Paul en zijn mannetjes hadden gefaald. Hij moest aan Helmie denken. Waarschijnlijk had ze de nacht bij Kent doorgebracht. Het idee wond hem op. Hij had haar altijd niet anders bekeken dan een heerlijke speelpop om zo nu en dan zijn hoge nood in kwijt te raken. De gedachte aan haar weelderige lichaam in de armen van een andere man prikkelde zijn herinnering aan haar.
  
  Hij ging naar boven naar de vierde verdieping waar hij haar aan trof in een vertrek naast de ontwerpafdeling. Toen hij haar vroeg met hem te dineren, zei ze hem dat ze een afspraak had met Norman Kent. Hij was vergeten dat ze die afspraak maakten waar hij bij stond. Hij verborg zijn teleurstelling. Terug in zijn kantoor trof hij Nicolaas G. de Groot aan die daar op hem zat te wachten.
  
  Samen gingen ze Van der Laans privé-vertrekken binnen. De Groot was een kleine, donkere man die de vreemde kunst verstond te kunnen verdwijnen in een groep van drie mensen. Hij was even onopvallend als de gemiddelde belastingambtenaar of aankomend platvoet van de FBI. Na de begroeting zei Van der Laan: 'Heb je al een prijs voor de Cullinans vastgesteld?'
  
  'Heb jij al besloten wat je ervoor wilt betalen?'
  
  Ze hadden er dertig minuten van druk praten voor nodig om erachter te komen dat ze nog geen overeenkomst konden sluiten.
  
  Langzaam wandelde Nick terug naar zijn hotel. Er waren nog veel dingen die hij wilde doen. Rondneuzen onder Herb Whitlocks kennissen in zijn stamkroegen, de Cullinans opsporen en bijgeval, als Helmie geen informatie aandroeg, zien uit te vinden wat Manson's deed met die inscripties van Kelly's. Maar elke fout kon zijn dekmantel en rol ogenblikkelijk opblazen. Tot dusver werkte dat nog prima. Het was frustrerend - dat blijven wachten tot ze naar je toekwamen, of eindelijk eens op je nek doken.
  
  Aan de balie kreeg hij een grote, roze, verzegelde envelop met erop - Mr. Norman Kent, persoonlijk overhandigen, belangrijk.
  
  Hij stapte de exotische lobby binnen en opende de brief. De getypte boodschap luidde: 'Ik heb de YC's tegen een redelijke prijs. Zal snel met u in contact treden. Pieter-Jan van Rijn.
  
  Glimlachend stapte Nick de lift binnen, de roze envelop als een vlag omhooghoudend. Ze hadden hem bij de deur van zijn kamer, twee goed geklede mannen die de hele gang schenen te vullen.
  
  De oude wereld had nog heel wat te leren, dacht Nick terwijl hij aan het slot morrelde.
  
  Ze kwamen op hem af. Geen twijfel mogelijk. Hun stappen naar hem toe waren even waar als zijn neef een gek was. Toen ze nog anderhalve meter van hem af waren, liet hij de sleutel vallen en trok Wilhelmina in een onderdeel van een seconde. De geoefende beweging van zijn hand, even snel als de heen en weer schietende tong van een gealarmeerde slang, beroerde nauwelijks zijn overjas of colbert.
  
  'Blijf waar je bent,' snauwde hij. Hij wierp de roze envelop voor hun voeten op de grond. 'Kwamen jullie hier achter aan? Goed, dan hebben jullie me nu gevonden.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  De twee mannen verstarden als twee figuren van een film die plotseling wordt stilgezet. Hun ogen sperden zich wijd open voor de dodelijke begroeting van Wilhelmina's lange loop. Hun handen waren in het gezicht. Eén droeg zwarte handschoenen. 'Beweeg je alleen als ik het je zeg,' zei Nick. "Verstaan jullie mijn Engels voldoende?'
  
  Na een pauze om weer wat op adem te komen antwoordde de man met de handschoenen: 'Ja - yes. U maakt...'
  
  'Hou je smoel. Kom mee.' Nick raapte de sleutel op en opende de deur met een snelle beweging van zijn pols, stapte toen achteruit de kamer binnen, de twee mannen voortdurend in het gezicht houdend. 'Kom mee.'
  
  Ze kwamen achter hem aan naar binnen. Hij schopte de deur dicht. De man met de handschoenen zei: 'U begrijpt het niet. We hebben een boodschap voor u. Als u met ons mee gaat
  
  'Ik begrijp het prima. Je gebruikt een boodschap in een envelop om mij te vinden. Eeuwen geleden gebruikten we die truc al in de Verenigde Staten. Maar jullie kwamen niet gelijk met mij naar boven. Hoe wisten jullie dan dat ik eraan kwam en dat ik het was?'
  
  De twee keken elkaar aan. Handschoen zei: 'Walkie talkies. We zaten in de andere gang te wachten. Een vriend in de lobby gaf ons het bericht dat u de envelop had gekregen.'
  
  'Erg efficiënt. Werken die dingen in zo'n gebouw als dit?'
  
  'Je loopt net zo lang heen en weer tot je een plek hebt gevonden waar die dingen het doen.'
  
  'Wij kennen precies dezelfde moeilijkheden. Ga zitten en hou je handen in het gezicht.'
  
  'We willen niet zitten. Meneer Van Rijn heeft ons gestuurd om u op te halen. Hij heeft iets dat u wilt hebben.'
  
  'Jullie waren dus van plan mij sowieso mee te nemen. Of ik nu wilde of niet. Is het niet zo?'
  
  'Nou, meneer Van Rijn was erg ... beslist.'
  
  'Waarom heeft hij me dan niet gevraagd hem op te komen zoeken of is hij niet hierheen gekomen om mij te treffen?'
  
  'Dat weten we niet.' ,
  
  'Hoe ver is hij hier vandaan?'
  
  'Een kwartiertje rijden.'
  
  'In zijn kantoor of thuis?'
  
  'In zijn auto.'
  
  In gedachten knikte Nick. Hij wilde contact en actie. Wens het en je krijgt het. 'Jullie alle twee, met je handen tegen de muur.' Ze begonnen te protesteren, maar Wilhelmina spoorde hen aan en Nicks gezichtsuitdrukking veranderde van vriendelijk in een uitdrukkingloos masker. Ze plaatsten hun handen tegen de muur.
  
  Eén had een Colt .32 automatic. De ander was ongewapend. Hij onderzocht hen nauwgezet, tot en met hun scheenbenen voor beenholsters. Hij deed een stap achteruit, liet het magazijn uit de Colt glijden en duwde de kogels eruit. Met Wilhelmina onder een arm geklemd trok hij de slede naar achter. De kamer was leeg. 'Dit is een interessant wapen,' zei hij. 'Niet zo heel populair meer. Kun je er hier patronen voor krijgen?'
  
  'Ja.'
  
  'Waar heb je het gekocht?'
  
  'In Brattleboro, Vermont. Ik was daar bij kennissen. Ik vind het... prettig.'
  
  Nick sloeg het magazijn terug in de greep en verplaatste Wilhelmina van onder zijn arm terug in haar holster. Daarna hield hij de Colt in zijn uitgestoken arm naar de man op. 'Hier.'
  
  Ze draaiden zich om en keken verrast. Na een tijdje stak handschoen zijn hand naar het wapen uit. Nick overhandigde het hem. 'Stop weg,' zei Nick. 'We zullen die Van Rijn eens met een bezoekje gaan vereren. Maar ik heb weinig tijd. Alsjeblieft geen snelle beweging van geen van jullie tweeën. Ik ben tamelijk zenuwachtig, maar ik beweeg redelijk snel. Er zou iets kunnen gebeuren waarvan we later allemaal erg veel spijt kunnen hebben.'
  
  Ze hadden een grote, tamelijk oude, maar goed onderhouden Mercedes. Hij werd gereden door een derde man. Nick vermoedde dat dat de man met de zender was. Ze gingen richting Halfweg, draaiden van de snelweg af en kwamen in een straat waar ergens middenin voor een woonblok een grijze Jaguar stond geparkeerd. Erin zat één man.
  
  'Is dat hem?' vroeg Nick.
  
  'Ja.'
  
  'Jullie hebben trouwens lange kwartiertjes hier in Holland, of heel langzame klokken. Alsjeblieft, blijf in de auto. Ik ga met hem praten.' Door het stijgen van de spanning wist hij dat ze het helemaal niet zo plezierig vonden. 'Probeer het maar niet. Ik zal hem niets over de gebeurtenis in het hotel vertellen. Jullie vertellen je eigen verhaaltjes maar.'
  
  Ze bewogen zich geen van drieën toen hij uitstapte en snel naar de Jaguar liep. Hij bleef de chauffeur van de Mercedes in het oog houden tot hij onder dekking van Jaguar was gekomen.
  
  De man in de auto zag eruit als een marineofficier op vakantie. Hij droeg een dubbelknoops colbert met koperen knopen en een blauwe zeilpet. 'Meneer Van Rijn,' zei Nick, 'Kan ik instappen?'
  
  'Alstublieft.' Nick kreeg een stevige hand. 'Ik bied mijn excuses aan voor de manier waarop ik u liet ophalen, meneer Kent. Maar dit is een heel kwetsbare zaak.'
  
  'Ik heb me best geamuseerd,' zei Nick grijnzend. Van Rijn leek in de war. 'Ah - nou - natuurlijk weet u waarover ik met u wil spreken. U bent hier om de Yenisei Cullinans te kopen. Ik heb ze. U kent toch wel hun waarde? Zou u een bod willen doen?'
  
  'Zeker wil ik dat,' zei Nick minzaam. 'Maar, weet u, we kennen de precieze waarde er niet van. Welk bedrag heeft u zo'n beetje in uw hoofd?'
  
  'Zes miljoen.'
  
  'Kan ik ze zien?'
  
  'Zeker.'
  
  Beide mannen keken elkaar enige tijd vriendelijk en verwachtingsvol aan. Nick vroeg zich af of hij ze nu uit zijn zak, uit het handschoenenvak of Van onder de mat te voorschijn zou toveren. Ten slotte vroeg Nick: 'Heeft u ze bij u?'
  
  'De Cullinans? Goeie god nee. De helft van alle politieagenten van Europa zit er achteraan.' Hij lachte. 'En niemand wil het voor de ander weten.' Hij liet zijn stem vertrouwelijk dalen. 'Bovendien zitten er een paar zeer efficiënte misdadigersorganisaties achteraan.'
  
  'Echt? Gut, ik dacht dat het - allemaal nogal geheim was.'
  
  'Oh nee. Het nieuws is al door heel oost Europa bekend. Dus u kunt zich wel een voorstelling maken van het aantal lekken. De Russen zijn razend. Volgens mij zouden ze best in staat zijn een bom op Amsterdam te gooien - een kleintje natuurlijk - als ze maar zeker wisten dat ze daar waren. Weet u, het is zo ongeveer de diefstal van de eeuw geworden?
  
  'Dat zult u wel weten, meneer Van Rijn ...'
  
  'Noem me Pieter.'
  
  'Goed Pieter, noem mij Norman. Ik ben geen diamantexpert, maar - en vergeef me deze stompzinnige vraag - hoeveel karaat vertegenwoordigt dat bijvoorbeeld?'
  
  Het knappe gezicht van de oudere man toonde verbazing. 'Norman - jij weet inderdaad niets van de diamanthandel. Had je daarom Phil van der Laan bij je toen je vanmiddag al die bezoekjes aflegde?'
  
  'Natuurlijk.'
  
  'Ik begrijp het. Je moet - een beetje voorzichtig zijn met die Phil.'
  
  'Dank je.'
  
  'De Cullinans zijn nog niet gekloofd. De koper zou er misschien een eigen mening over willen hebben. Maar ik verzeker je dat alles wat je erover hebt gehoord waar is. Ze zijn even mooi en zeker zo vlekkeloos als het origineel.
  
  'Echt?'
  
  'Ja. Maar alleen god weet waarom identieke stenen werden gevonden op plaatsen die zo ver van elkaar verwijderd zijn. Dat is een verrukkelijke hersenbreker. Of misschien helemaal geen hersenbreker als ze niet met elkaar in verband zijn te brengen.'
  
  'Dat is waar.'
  
  Van Rijn schudde zijn hoofd en dacht even na. 'Verbazingwekkend, natuur, geologie. Wie zal het zeggen.'
  
  'Het is een groot mysterie.'
  
  Als jij eens wist wat voor mysterie het voor mij was, dacht Nick. Van alles wat ik er werkelijk van begrijp hadden we net zo goed de helft van dit gesprek in het Papiamento kunnen houden. 'Ik kocht een paar stenen van Phil als experiment.'
  
  'Oh. Heb je die dan nog nodig als je eenmaal de Cullinans hebt?'
  
  'Ons bedrijf breidt zich snel uit.'
  
  'Ik begrijp het. Goed. Hoe wist je hoeveel je moest betalen?'
  
  'Ik liet hem zelf de prijzen vaststellen. Binnen twee weken weten we of we nog meer zaken met Manson's zullen doen - of nooit meer.'
  
  Heel slim, Norman. Maar mijn reputatie is misschien nog wel meer gedegen dan die van Van der Laan. Je kunt dat heel goed voor jezelf nagaan. Waarom laat je mij de prijs voor de Cullinans dan niet vaststellen?'
  
  'Er is nog wel wat verschil tussen een kleine proeforder en zes miljoen dollar.'
  
  'Je zegt zelf dat je geen diamantman bent. Zelfs als je ze eenmaal het gecontroleerd, hoeveel meer zal je dan nog weten?'
  
  'Dan weet ik gewoon een beetje meer dan ik nu doe.' Nick haalde de oogloep uit zijn zak en hoopte maar dat hij het niet al te onhandig deed. 'Kan ik ze nu eens gaan bekijken?' Van Rijn liet een onderdrukt lachje horen. 'Jullie Amerikanen. Misschien ben je helemaal geen diamantexpert, het kan, misschien neem je me in de maling.' Hij greep in de zak van zijn blauwe jasje. Nick verstrakte. Van Rijn gaf hem een Wilde Spriet uit een kleine gouden koker en nam er zelf ook een. 'Nou goed, Norman. Je krijgt ze te zien.
  
  Kun je vrijdagavond? In mijn huis buiten? Het ligt in de buurt van Volkel, net voorbij Den Bosch. Ik zal een auto sturen om je op te halen. En wil je misschien het weekend blijven? Altijd heb ik wel een paar charmante gasten. We kunnen dan wat paardrijden. Rij jij?'
  
  Ja. Ik kom vrijdag, maar het weekend kan ik niet blijven. Toch bedankt. Maak je maar geen zorgen over een auto, want ik huur er een. Ik vind het prettiger er één voor mezelf te hebben en op die manier ben ik je ook niet tot last als ik weer wegga.'
  
  'Zoals je wilt. Hier . . Hij overhandigde Nick een visitekaartje. 'Dit is mijn adres en op de achterzijde heb je een klein overzichtskaartje van die buurt. Dat maakt het wat makkelijker om er te komen. Zal ik mijn mannen vragen je weer terug te brengen naar de stad?'
  
  'Nee, dat is niet nodig. Ik neem wel een bus aan het einde van de straat. Dat lijkt me ook wel eens leuk. Bovendien schijnen die mannen van je niet zo erg op mijn gezelschap gesteld te zijn.' Nick gaf de ander een hand en stapte uit. Glimlachend wuifde hij goedendag naar Van Rijn die een vriendelijk knikje gaf en van de stoep wegdraaide. Glimlachend wuifde Nick ook naar de mannen in de Mercedes die erachter aan optrok. Maar ze negeerden hem volkomen, als Britse adel van de oude stempel die een boer passeert die onlangs heeft besloten zijn velden voor de jacht te sluiten.
  
  
  
  Toen Nick die Port van Cleve binnenstapte snoof hij de geur van biefstuk op van het grote restaurant. Hij blikte op zijn horloge. Hij zou Helmie over veertig minuten oppikken. Hij was ook hongerig. Die enorme honger was begrijpelijk. In dit land kon je zonder een goed aangestampte maag nauwelijks overeind blijven tegen alle heerlijke geuren die je de godganse dag de neus binnendrijven. Maar hij vermande zich en liep het restaurant voorbij. Bij de lift deed een stem achter hem hem stilhouden. 'Meneer Kent -' Snel draaide hij zich om en hij herkende de politieambtenaar die zijn verklaring had opgenomen nadat de drie mannen zijn kamer waren binnengekomen.
  
  'Ja?'
  
  Nick had sympathie gevoeld voor de zakelijke rechercheur toen hij hem de eerste keer ontmoette. Hij hoopte niet dat hij zijn mening nu moest gaan herzien. Het vriendelijke, open, 'Hollandse' gezicht van de man was onmogelijk te peilen. Vaak schemerde er een staalharde onverzettelijkheid door, maar dat was dan alles en misschien alleen maar afleesbaar voor iemand als Nick. 'Meneer Kent heeft u een ogenblikje voor me, bij een glaasje bier?'
  
  'Goed. Maar niet meer dan één, ik heb een afspraak.' Ze gingen de oude, verrukkelijk ruikende bar binnen en de rechercheur bestelde een colaat je pils.
  
  'Als een politieagent de drankjes betaalt wil hij er iets voor terug,' zei Nick met een grijns die zijn woorden moest verzachten. 'Wat heb ik dat u wilt weten?'
  
  Als antwoord op zijn grijns schonk de rechercheur hem een glimlach. 'Ik stel me zo voor, meneer Kent, dat u me net zo veel vertelt als u kwijt wilt.'
  
  Nick liet zijn grijns varen. 'Oh?'
  
  Wordt niet boos. In een stad als deze hebben we nogal wat problemen. Al sinds eeuwen is dit land een soort van kruispunt van de wereld. Altijd vragen we ons af of de kleinere gebeurtenissen hier niet deel uitmaken van een groter geheel. Misschien is het in Amerika allemaal wat ruwer, daar is het ook heel wat eenvoudiger. U hebt altijd nog de oceaan die een groot deel van de wereld uitsluit. Hier breken we altijd ons hoofd over elk klein detail.'
  
  Nick proefde van zijn biertje. Prima. 'Misschien heeft u gelijk.'
  
  'Neem bijvoorbeeld die overval op u. Het zou toch veel eenvoudiger voor ze zijn geweest om gewoon in te breken in uw kamer. Of te wachten tot u ergens in een afgelegen straat liep. Als ze ten minste iets wilden hebben dat u dan bij u droeg?'
  
  Ik ben blij dat uw soort mensen erg voorzichtig is met het verschil overval en inbraak.'
  
  'Niet iedereen kent het werkelijke verschil, meneer Kent.
  
  'Alleen advocaten en politiemensen. Bent u advocaat?' ik ben geen advocaat.'
  
  'Ahh.' Er klonk weinig belangstelling in dat geluid. 'Natuurlijk niet. U bent diamantkoper.' Hij haalde een kleine foto te voorschijn en toonde die aan Nick. ik vroeg me af of dit niet één van die mannen was die u aanvielen.'
  
  Het was een archieffoto van de vetzak met een indirecte belichting die hem eruit deed zien als een worstelaar in catch as catch can.
  
  'Nou,' zei Nick, 'het kan hem zijn. Maar ik weet het niet zeker. Alles ging zo snel.'
  
  De rechercheur stopte de foto weg. 'Zou u me nu - officieus zoals journalisten dat zeggen - willen vertellen of hij één van hen was?'
  
  Nick bestelde nog twee biertjes en keek op zijn horloge. Hij moest Helmie ophalen, maar dit was te belangrijk om voorbij te laten gaan. 'U besteedt behoorlijk wat tijd aan een gewoon hotelkarwei,' zei hij. 'U moet wel behoorlijk in uw mensen zitten.'
  
  'We hebben het even druk als iedereen. Maar zoals ik al zei - soms passen de kleine details in het grotere geheel. We moeten blijven proberen en soms komt een stukje van de puzzel op zijn plaats. Als u me nu antwoord geeft op mijn vraag heb ik misschien iets dat u kan interesseren.'
  
  'Officieus?'
  
  'Officieus.'
  
  Aandachtig keek Nick de man aan. Hij volgde zijn intuïtie. 'Dat was er één van.'
  
  'Dacht ik al. Hij werkt voor Philip Van der Laan. Met hun drieën zijn ze naar zijn buitenhuis vertrokken. Behoorlijk toegetakeld ook.'
  
  'Heeft u een mannetje daar?'
  
  'Daar kan ik geen antwoord op geven. Ook niet officieus.'
  
  'Ik begrijp het.'
  
  'Wilt u een aanklacht tegen ze indienen?'
  
  'Nu nog niet. Wat zijn de Yenisei Cullinans?'
  
  'Ah. Veel mensen uit uw vak zouden u dat kunnen vertellen. Hoewel de kranten het verhaal nog niet hebben of niet geloven. Een paar maanden geleden werden op de goudwasserijen langs de Yenisei-rivier - dat is ergens in Siberië - drie schitterende diamanten gevonden. Het was de meest verbazingwekkende vondst die ooit werd gedaan. Naar men zegt wegen ze elk bijna anderhalve Engelse pond en worden ze geschat op 3.100 karaat. Beseft u de waarde ervan?'
  
  'Zo ongeveer. Hangt alleen nog van de kwaliteit af.'
  
  'Men denkt dat ze de vondst waarnaar zij vernoemd zijn, de Cullinan diamant, evenaren. Die Cullinan werd in 1905 in Transvaal gevonden en in 1908 hier gekloofd. Twee van de eerste vier grote stenen zijn misschien nog steeds de grootste, meest vlekkeloze briljanten die er bestaan. Ze zeggen over die andere dat de Russen een Nederlandse diamantexpert de waarde ervan lieten bepalen. Hun veiligheidsdienst werkte te laks. Hij, zowel als de diamanten, verdween. Nog steeds denkt men dat ze zich in Amsterdam bevinden.'
  
  Nick liet een kort, nagenoeg onhoorbaar fluitje horen.
  
  'Dat is dan inderdaad de diefstal van de eeuw. Heeft u er enig idee van waar die man zich kan bevinden?'
  
  'Dat is de moeilijkheid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam een aantal Nederlanders - het spijt me dat te moeten zeggen - een paar behoorlijk lucratieve posities onder de Duitsers in. Gewoonlijk deden ze het voor geld, hoewel er een paar waren die het met idealistische oogmerken deden. Natuurlijk werden hun dossiers vernietigd of vervalst. Om nu nog de gangen na te gaan van hen die naar Rusland zijn vertrokken of misschien door de Russen gevangen zijn genomen, is bijna onmogelijk. We hebben meer dan twintig verdachten, maar we bezitten van nauwelijks de helft ervan foto's of beschrijvingen.' is die Van de Laan er één van?'
  
  'Oh nee. Daar is hij te jong voor. Meneer Van der Laan is zakenman. Zijn bezigheden zijn de laatste jaren behoorlijk ingewikkeld geworden.'
  
  'In ieder geval ingewikkeld genoeg om een gooi naar die Cullinans te doen? Of om ze op de een of andere manier binnen te halen?'
  
  Voorzichtig ontweek de rechercheur deze hinderlaag. 'Aangezien de eigenaar van de stenen nogal duister is, zijn er aardig wat firma's die een gok wagen tegen die prijs.'
  
  'En wat betreft de internationale complicaties? Wat zou een vondst als deze betekenen voor de diamantkoers?'
  
  'Natuurlijk werken we samen met de Russen. Maar als eenmaal de stenen gekloofd zijn is identificatie nauwelijks meer mogelijk. Ze kunnen te snel en te slordig gekloofd worden, maar altijd nog zullen ze een kapitaal aan juwelen opleveren. Op zichzelf vormen die stenen geen groot gevaar voor de diamantwereld en voor zo ver we weten is dat gebied van de Yenisei geen nieuw veld. Zou dat wel zo zijn dan ontstaat er een chaos op de diamantmarkt. Zeker voor een korte tijd.'
  
  'Ik begrijp dus dat ik heel voorzichtig moet zijn.'
  
  'Meneer Kent - niet om u voor leugenaar te zetten - maar ik geloof er niets van dat u diamantinkoper bent. Zou u me willen vertellen wie u in werkelijkheid bent? Als ik gelijk heb met u, zouden we misschien elkaar kunnen helpen.'
  
  'Ik hoop u zo goed ik kan te helpen,' zei Nick. 'Ook wil ik graag uw medewerking. Maar ik heet Norman Kent en ik ben diamantinkoper voor de Bard Galleries in New York. U kunt Bill Rhodes zelf bellen, eigenaar en directeur van Bard. Ik zal uw telefoontje betalen.'
  
  De rechercheur zuchtte. Nick betreurde zijn onvermogen met de man samen te werken. Maar tactisch gezien zou het weinig zin hebben zijn AXE-dekmantel op te geven. Misschien wist die rechercheur wel meer over de dood van Whitlock dan in de politieverslagen was opgenomen. Ook had Nick hem nog willen vragen of Pieter-Jan van Rijn en Paul Meier en zijn helpertjes zich wel eens schuldig zouden kunnen maken aan sluipschutterspraktijken. Maar hij kon het niet. Hij dronk zijn glas bier leeg. 'Ik moet nu rennen. Ik ben al te laat voor mijn afspraak.'
  
  'Zou u die nog even kunnen uitstellen?'
  
  'Dat zou ik niet willen.'
  
  'Alstublieft - er is iemand die u moet ontmoeten.'
  
  Nick verstrakte. Voor het eerst sinds Nick hem kende liet de rechercheur zijn tanden zien. Er was een sterke nadruk geweest op het woord moet.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  
  De man die bij hen kwam werd voorgesteld als Jaap Ballegooyer. . een afgevaardigde van onze regering,' zei de rechercheur met enig respect in zijn stem. Nick wist dat hij niet speelde. Zijn houding en toon hadden de eerbiedige onderdanigheid die speciaal gebruikt wordt voor superieuren in rang, op de loonlijst en in jaren.
  
  Ballegooyer was een goed geklede man - compleet met hoed, handschoenen en wandelstok, waarvan de laatste hem verontschuldigd kon worden door het feit dat hij mank liep. Zijn gezicht was bijna zonder enige uitdrukking - en ook dat was te verontschuldigen door het feit dat Nick bemerkte dat dat het gevolg was van plastische chirurgie. Een oog was van glas. Ergens in het verleden was die man vreselijk verbrand of gewond geweest. Zijn mond en lippen werkten niet zo goed, hoewel zijn Engels correct naar buiten kwam toen hij zijn woorden in een langzame precisie probeerde te vormen.
  
  'Meneer Kent. Graag zou ik zien dat u even met me meekwam. Het duurt maar een half uurtje en is ontzettend belangrijk.'
  
  'Kan het niet tot morgen wachten? Ik heb een afspraak.'
  
  'Alstublieft. U hebt baat bij deze ontmoeting ...'
  
  'Met wie?'
  
  'Dat merkt u wel. Een erg belangrijk iemand.'
  
  'Alstublieft, meneer Kent,' voegde de rechercheur eraan toe.
  
  Nick haalde zijn schouders op. 'Als u dan even wilt wachten tot ik heb getelefoneerd.'
  
  Ballegooyers gegoten gezicht knikte instemmend. Misschien kon die man niet eens glimlachen dacht Nick. 'Natuurlijk,' zei de man met het plastic gezicht.
  
  Nick belde Helmie en zei haar dat hij laat zou zijn.
  
  '... Sorry, kind, maar er schijnen kuddes mensen te zijn die Norman Kent willen ontmoeten.'
  
  'Norman,' de bezorgdheid in haar stem was echt. 'Wees alsjeblieft voorzichtig.'
  
  'Maak je maar niet bang. Niets te vrezen in dit godvrezend Amsterdam, liefje.'
  
  De rechercheur liet hen alleen bij een Bentley met chauffeur. Ballegooyer bleef stil toen ze snel de Linnaeusstraat doorreden en tien minuten later voor de deur van een gigantisch pakhuis stopten. Nick zag het Shellvignet terwijl de deur omhoog ging, dat even later achter de auto weer naar beneden gleed.
  
  Het interieur van het goed verlichte gebouw was zo groot dat de Bentley een grote bocht kon maken om daarna stil te staan naast een nog grotere en nog glanzender limousine, ergens middenin geparkeerd. Nick zag stapels karton, ordelijk geparkeerde vorkheftrucks en aan de overzijde een kleinere auto met een man ernaast. Hij droeg een geweer of een machinepistool. Van deze afstand kon Nick het niet precies zeggen. Hij probeerde het zo onopvallend mogelijk achter zijn lichaam te verbergen. In een opening van op elkaar gestapelde dozen op het laadperron zag Nick een tweede man. Een andere stond bij de deur. Ze zagen er erg waakzaam uit.
  
  Met een korte beweging van zijn linkerarm maakt hij Wilhelmina wat losser in haar holster. Hij begon te goed van vertrouwen te worden. Ballegooyer zei: 'Als je achterin die andere auto plaatsneemt ontmoet je de persoon waarover ik het had.'
  
  Even bleef Nick onbeweeglijk. Hij zag de lege vlaggenhouders op de glimmende, zwarte spatborden van de limousine. Zacht vroeg hij: 'Zeg me eens, heeft die persoon in die auto het recht die vlaggetjes in de houders te zetten?'
  
  'Ja.'
  
  'Meneer Ballegooyer, zodra ik uit deze wagen stap ben ik even een heel erg weerloos doelwit. Zou u zo vriendelijk willen zijn als eerste uit te stappen en me erheen brengen?'
  
  'Natuurlijk.'
  
  Nick's rug begon te kriebelen. Hij bleef dicht achter Ballegooyer, terwijl die het portier van de limousine opende en zei: 'Mr. Norman Kent.'
  
  Nick schoot naar binnen en Ballegooyer sloot het portier achter hem. Achterin de auto zat een vrouw. Maar het was alleen door de geur van haar parfum dat Nick opmaakte met een vrouw te maken te hebben. Ze was zo volledig in bont en sluiers gehuld dat je haar niet kon zien. Toen ze begon te spreken voelde hij zich wat beter. Het was ook de stem van een vrouw. Ze sprak Engels met een sterk Nederlands accent.
  
  'Meneer Kent, ik dank u dat u bent gekomen. Ik weet dat het allemaal nogal ongewoon is, maar dit zijn ongewone tijden.'
  
  'Inderdaad.'
  
  'Alstublieft, schrik niet. Dit is een praktische, zakelijke aangelegenheid - ontmoeting zou ik eigenlijk moeten zeggen.'
  
  'Ik was geschrokken tot ik u ontmoette,' loog Nick. 'Maar nu voel ik me al wat beter.'
  
  'Dank u. We hebben begrepen dat u naar Amsterdam bent gekomen om iets te kopen. We willen u helpen.'
  
  'Iedereen schijnt me hier te willen helpen. U heeft een wel erg gastvrije stad.'
  
  'Zo denken wij er zelf ook over. Maar je kunt nu eenmaal niet iedereen vertrouwen.'
  
  'Dat weet ik. Ik heb een koop gedaan. Het is nog een experiment.'
  
  'Was het een grote transactie?'
  
  'Oh nee. Maar een paar duizend dollar aan diamanten. Van ene meneer Philip van der Laan.'
  
  'Juist. Heeft die meneer Van der Laan u ook bijzonder grote stenen aangeboden?'
  
  'Bedoelt u de Yenisei Cullinans?'
  
  'Ja.'
  
  'Aangezien dat gestolen waar betreft geloof ik niet dat ik kan zeggen met wie ik daarover heb gesproken.'
  
  Vanachter de dikke, zwarte sluier klonk een scherpe uitroep van ergernis. Dit was geen vrouw die je kwaad moest maken. Dat geluid had iets onheilspellends in zich. Nick stelde zich al de onherroepelijke frasen voor die die stem kon vormen: Zijn hoofd eraf. Nu direct. Het proces houden we later wel.
  
  Zorgvuldig koos hij zijn woorden. 'Zou u dan mijn positie in overweging willen nemen? Ik zal aan niemand zeggen dat wij over de Cullinans hebben gesproken, dat zou op z'n minst onhoffelijk zijn. Laat ik dan zeggen dat ik door verschillende personen ben benaderd die erop hebben gezinspeeld dat - mocht ik geïnteresseerd zijn in de Cullinans - ze wellicht te koop zijn.'
  
  Hij hoorde iets dat veel weg had van een deftig soort snauw. 'Pas op met dergelijke aanbiedingen. De anderen lichten u op. Het is zoals de Engelsen dat zeggen: confidence game.'
  
  'Misschien wil ik ze niet eens.'
  
  'Meneer Kent, dit hier is een kleine gemeenschap. Het doel van uw bezoek ik vrij duidelijk. Ik probeer u te helpen.'
  
  'En misschien een koop sluiten?'
  
  'Natuurlijk. We zagen dat u misschien bezwendeld zou worden. Ik besloot u te waarschuwen. Binnen een paar dagen zal meneer Ballegooyer een afspraak met u maken om u de diamanten te laten zien.'
  
  'Kan ik ze nu zien?' Nick stelde de vraag met een minzame belangstelling, gekoppeld aan een onschuldige glimlach.
  
  'Ik denk wel dat u weet dat dat niet kan. Meneer Ballegooyer belt u op. Gooi ondertussen uw geld niet nutteloos weg.'
  
  'Dank u.'
  
  Klaarblijkelijk was de onderhandeling afgelopen. 'Nou, dank u wel voor de waarschuwing,' zei Nick. 'Ik ben min of meer nieuw in het diamantwezen.'
  
  'Dat weten we. Het is vaak verstandig een slim iemand te sturen die geen expert is dan een expert die niet slim is. Voorlopig tot ziens, meneer Kent.'
  
  Nick verliet de limousine en ging terug naar zijn plaats naast Ballegooyer. De wagen met de vrouw gleed geruisloos
  
  naar de metalen deur die in een groet omhoog kwam en de auto verdween in de lenteschemering. De kentekenplaat was verduisterd. De deur bleef open, maar de chauffeur van Ballegooyer startte de wagen niet. 'Ik ben laat,' zei Nick.
  
  'Zo direct, meneer Kent. Een sigaret?'
  
  'Dank u.' Nick nam een vuurtje. Ze gaven de limousine de tijd om weg te komen, misschien om te stoppen en de nummerplaten weer tevoorschijn te halen. Hij vroeg zich af of ze vlaggetjes in de houders zouden zetten. 'Belangwekkende dame.'
  
  'Ja.'
  
  'Hoe zullen we haar noemen als u me belt?'
  
  'Neem elke naam of code die u wilt.'
  
  'Madame J?'
  
  'Best.'
  
  Nick vroeg zich af waar Ballegooyer al die wonden aan te danken had. Hij was van het type dat van alles had kunnen zijn geweest, van een gevechtspiloot tot aan een infanterie-soldaat. De man had een eenvoudige vastberadenheid over zich. Het was niet zo moeilijk om tot de conclusie te komen dat die man onder alle omstandigheden zijn plicht zou doen. Zoals de Britse officieren die Patton zo bewonderden zeiden: als het plicht is zullen we zelfs de hel nog aanvallen met een rijzweep.
  
  Vijftien minuten later stopte de Bentley voor Die Port van Cleve. Ballegooyer zei: 'Ik zal u opbellen. Dank u dat u bent meegekomen, meneer Kent.'
  
  
  
  Nick zag de man in de lobby naderbij komen en draaide zich licht en waakzaam om. Honderden mensen kunnen je passeren zonder dat je ook maar een haarbreed van je koers afwijkt, maar als je zintuigen als een scheermes zijn geslepen en je ogen immer alert blijven en zich nauwelijks ontspannen wordt een man die het op jou gemunt schijnt te hebben geregistreerd. Sommigen van ons, had Hawk eens gezegd, bezitten een ingebouwde radar, zoals vleermuizen die hebben.
  
  De man was gewoontjes. Hij was vrij oud, goed maar niet smaakvol gekleed, iets aan de kleine kant met een grijze snor en een starre manier van lopen die op artritis duidde of gewoon problemen met de gewrichten. Hij was oninteressant - omdat hij dat wilde zijn. Hij droeg een metalen bril met iets getinte glazen.
  
  De glazen verhinderden Nick de man direct te herkennen. Toen zei de man: 'Goedenavond, meneer Kent. Zullen we eens een eindje gaan wandelen? Het is prachtig langs de grachten.'
  
  Nick grinnikte. David Hawk. 'Met alle plezier,' zei hij. Hij meende het. Het was een opluchting om de verwarrende gebeurtenissen van de laatste twee dagen te bespreken en hoewel hij zich soms anders voordeed, genoot hij altijd van het gezelschap van Hawk.
  
  De oude man was meedogenloos als zijn verantwoordelijkheden dat nodig maakten, maar als je door dat uiterlijk wist heen te kijken, zag je een gezicht vol medelijden - een gezicht met een vreemde sympathie voor alle menselijke dwaasheden. Hij bezat een fantastisch geheugen en was één van die mensen waarvan Nick wilde toegeven dat zijn geheugen beter was dan dat van hem. Tevens had hij een vasthoudendheid om feiten te blijven achtervolgen tot zijn scherpe brein een punt had gevonden waar ze in elkaar pasten. Hij was omzichtig, met de aangeboren gewoonte van een rechter om een situatie van drie kanten tegelijk te bekijken en ook nog eens van binnenuit, maar anders dan de vele experts van het detail kon hij binnen de seconde een beslissing nemen en er net zo lang aan vasthouden als ze deugdelijk bleken.
  
  Ze wandelden over de Nieuwendijk, babbelden wat over de stad tot ze op een plek kwamen waar de lentebries elke mogelijke kans voor een lange-afstands-microfoon verijdelde. Daar zei Hawk: 'Ik hoop niet dat ik je plannen voor vanavond versjteer, maar ik zal je niet te lang ophouden. Vanavond vertrek ik weer naar Londen.'
  
  'Ik heb een afspraak met Helmie, maar zij weet dat ik wat later kom.'
  
  'Ach, de lieftallige Helmie. Je maakt dus vorderingen. Ben je nou eigenlijk niet blij dat onze regels iets anders zijn dan die van J. Edgar Hoover?'
  
  'Het zou allemaal wellicht wat langer duren als ze zo waren.' Nick verhaalde zijn ontmoeting met Van der Laan, met Van Rijn en met de gesluierde vrouw in de limousine. Hij noemde elk detail, behalve de meest sappige momenten met Helmie. Die waren niet ter zake. Wel geweldig, maar niet ter zake.
  
  'Ik was van plan je over de Cullinans te vertellen,' zei Hawk toen Nick klaar was met zijn verhaal, 'NSA heeft die inlichtingen al een week, maar wij hebben die zojuist binnen gekregen. Goliath beweegt zich traag.' Zijn toon klonk bitter. 'Ze fladderen om je heen omdat het gerucht gaat dat je hier bent gekomen om die Cullinans te kopen. De gesluierde vrouw - als ze ten minste is wie we denken - is één van de rijkste vrouwen ter wereld. Voor een paar voor de hand liggende redenen heeft ze besloten dat die Cullinans via haar verkocht moeten worden. Om andere redenen, denken Van der Laan en Van Rijn hetzelfde. Waarschijnlijk omdat de dief ze allemaal de belofte heeft gedaan ze aangeboden te krijgen. Ze laten jou aantreden als koper.'
  
  'Het is een handige dekmantel geworden,' merkte Nick op. 'Totdat ze de koppen bij elkaar steken en alles open en bloot komt. De sleutelvraag is: wie heeft ze werkelijk? Staat het in verband met onze spionagelekken en de dood van Whitlock?'
  
  'Misschien. Misschien niet. Laten we zeggen dat Manson's een spionagekanaal werd vanwege de constante stroom koeriers tussen de verschillende diamantcentra. De Cullinans kwamen naar Amsterdam omdat daar diamanten zijn en omdat Manson's spionageweb zich vanuit hier organiseert. Zoveel weet de dief.' Hawk wees naar een bos verlichte bloemen alsof ze het daarover hadden. Hij hield zijn wandelstok vooruit als een degen, dacht Nick. 'Misschien vertroebelen ze wel hun eigen water zodat ze ons helpen met dat contraspionageprobleem. Volgens zijn rapporten kende Herb Whitlock Van der Laan, maar Van Rijn heeft hij nooit ontmoet en van de Cullinans wist hij niets af.'
  
  'Er is nauwelijks een mogelijkheid dat Whitlock erover heeft gehoord. Deed hij dat wel, dan legde hij geen verband. Had hij wat langer geleefd, dan zou hij het misschien wel hebben gedaan.'
  
  Hawk prikte zijn wandelstok in de straat met een korte stekende beweging. 'We komen er nog wel achter. Misschien heeft die rechercheur van jou een stuk informatie achtergehouden dat wij ook in ons bezit hebben. Zijn Hollandse overloper naar de Russen noemde zich in de Sovjet-Unie Duitser, luisterend naar de naam van Hans Geiser. Klein, smal gebouwd, ongeveer vijfenvijftig. Licht blond haar en in Siberië had hij een grijsblonde baard.'
  
  'Misschien hebben de Russen die beschrijving niet doorgegeven aan de Nederlanders?'
  
  'Mogelijk. Zelfs die gigantische diefstal is het niet waard om te onthullen wat die Geiser sinds 1945 heeft uitgespookt, of die rechercheur houdt het voor je achter, wat logisch zou zijn.'
  
  'Ik zal uitkijken naar die Geiser.'
  
  'Kijk uit naar een kleine, donkere man zonder baard. Voor een methodische figuur als hij zou het een voorspelbare verandering kunnen zijn. Dat is alles wat we van die Geiser weten. Diamantexpert. Iemand die ver vooruit denkt. Geen enkele loyaliteit, behalve tegenover zichzelf.'
  
  Korte tijd dacht Nick na. 'Niet één van de mensen die ik tot nog toe tegen het lijf ben gelopen beantwoordt daaraan. Evenmin zij die het op mijn lijf hadden voorzien.'
  
  'Een slechte woordspeling. Ik geloof dat de enige dodelijke poging die kogel van Schiphol is geweest. Waarschijnlijk door mensen van Van der Laan. Op Helmie gemunt omdat zij heeft ontdekt dat ze koerierster is in een spionagezaak en omdat zij denken dat jij mogelijkerwijs van de CIA bent of van de FBI.'
  
  'Zijn ze nu wat betreft haar uitschakeling van mening veranderd?'
  
  'Ja. Foute beoordeling. De vloek van alle penoze. Wij weten dat de gegevens worden achtergelaten bij Kelly's in New York. Een zaak die in het bezit is van Manson's. Dat is hier gebleken. Die aanslag op haar mislukte. Daarna leverde ze de laatste partij gravures af in goede staat. Ze gedraagt zich normaal. Jij blijkt diamantinkoper te zijn die in orde is en een hele boel zalige dollars heeft te besteden. Iedereen grijpt naar de conclusie dat je niet in de rol van de gewone diamantinkoper past. Natuurlijk niet, want jij zit achter de Cullinans aan. Misschien ben je legaal, misschien ben je een maffia-uitslover, maar er is geen enkele reden om bang voor je te zijn. Weer een foute beoordeling.'
  
  Nick herinnerde zich Helmie's nervositeit in het vliegtuig. 'Ik ben oververmoeid,' klonk als een heel zwak excuus. En Hawk had al proberend de stukjes informatie bij elkaar gebracht zonder het te weten.
  
  'Ze was doodzenuwachtig in het vliegtuig,' zei Nick. 'Ze hield het koffertje bij zich alsof het aan haar polsen vastgeklonken zat. Zowel zij als Van der Laan leken opgelucht toen ze het persoonlijk aan hem overhandigde. Misschien waren ze het ook wel voor andere redenen.'
  
  'Interessant. We weten het niet zeker, maar we moeten veronderstellen dat Van der Laan niet weet dat ze heeft ontdekt wat er met Manson's aan de hand is. Dat aspect van de zaak laat ik aan jou over.'
  
  Ze slenterden verder en de straatverlichting ging aan. Het was een typische lenteavond in Amsterdam. Niet koud, niet warm, vochtig, maar eerder aangenaam dan nat. Nauwgezet recapituleerde Hawk de verschillende punten, Nicks mening testend met subtiele vragen. Ten slotte draaide de oude man zich om op de Prins Hendrikkade en Nick wist dat de officiële zaken achter de rug waren. 'Laten we snel even een goed glas bier drinken, Nicholas,' zei Hawk. 'Op je welslagen.'
  
  Ze gingen een bar binnen. Oude architectuur, mooi hout. Het zag eruit als de plaats waar Henry Hudson zijn laatste glas had gedronken voor hij onder zeil ging in De Halve Maen om het Indiaanse eiland Manhattan te gaan ontdekken. Dit verhaal vertelde Nick onder het drinken van een glas schuimend bier.
  
  'Ja,' gaf Hawk treurig toe. 'Ze noemden ze ontdekkingsreizigers. Maar vergeet mooi maar nooit dat de meesten op eigen voordeel uit waren. Twee woorden zullen de meeste vragen over die mensen beantwoorden, en over mensen als Van der Laan, Van Rijn en die vrouw achter de sluiers. Als je zelf een keer problemen hebt, probeer het dan maar eens uit.'
  
  Nick dronk van zijn bier en wachtte. Soms kon Hawk je razend maken. Hij snoof de aroma van zijn grote glas op. 'Hmmm. Dat is bier. Geen sodawater met alcohol en wat toegevoegde smaakstoffen.'
  
  'Wat zijn die twee woorden?' vroeg Nick.
  
  Langzaam dronk Hawk zijn glas leeg en zette het toen met een zucht voor zich neer. Toen pakte hij zijn stok op.
  
  'Wie wint?' mompelde hij.
  
  
  
  Nogmaals maakte Nick zijn verontschuldigingen terwijl hij zich ontspande in de Vauxhall. Helmie was een goed chauffeuse. Er waren maar een paar vrouwen naast wie hij onbezorgd, niet transpirerend overeind kon blijven als ze reden. Maar Helmie reed rustig. 'Zaken, lief. Het is net als met ziekte. Wat dacht je van de Vijf Vlieghen om het weer goed te maken?'
  
  'The Five Flies?' ze lachte onderdrukt. 'Je hebt te veel van dat Europe on 5 dollars a day gelezen. Dat is voor toeristen.'
  
  'Zoek dan maar een andere plek op. Verras me eens.'
  
  'Goed.'
  
  Hij was blij dat hij het haar had gevraagd. Ze aten in het 'Zwarte Schaep', bij kaarslicht, op de derde verdieping van een pittoresk zeventiende eeuws gebouw. De trapleuningen waren van geolied touw; koperen pannen versierden de bruin geworden wanden. Elk moment verwachtte je Rembrandt binnen te zien slenteren met een lange pijp en flambard, terwijl zijn hand de mollige kont van zijn vriendin beroert. De drank was perfect, het eten fantastisch, de atmosfeer een uitstekende geheugensteun dat tijd waardevol en ongedwongen besteed dient te worden.
  
  Bij de koffie met cognac zei Nick: 'Mijn grootste dank dat je me hier hebt gebracht. Met deze achtergrond word je eraan herinnerd dat geboorte en dood belangrijk zijn en alles wat zich daartussen afspeelt spel is.'
  
  'Ja, het lijkt tijdloos.' Ze legde haar handen op de zijne. 'Het is fijn om bij jou te zijn, Norman. Ik voel me veilig, zelfs na al de dingen die zijn gebeurd. Mijn hele leven heb ik eigenlijk op mezelf gestaan. Mijn familie was goed en hartelijk op haar eigen manier, maar ik heb me nooit erg dicht bij ze betrokken gevoeld. Misschien heb ik daarom zulke warme gevoelens ontwikkeld voor Nederland en Manson's en Phil...'
  
  Plotseling werd ze stil en Nick dacht even dat ze zou gaan huilen. Leuk als je die vrouwen een bepaalde richting in had geduwd, maar pas op als je bij kruispunten en splitsingen aankomt. Ze navigeerde op de gok. Hij fronste. Je moest toegeven dat een deel van dat gokken goed was. Hij streelde haar glimmende nagels. 'Ben jij die Cullinans nog nagegaan?'
  
  'Ja.' Ze vertelde hem over de Transvaalse Cullinan. 'Phil zei dat er diamanten zijn die ze de Yenisei Cullinans noemen. Ze zijn waarschijnlijk te koop.'
  
  'Dat klopt. Wellicht hoor je er nog meer over. Het verhaal gaat dat ze in de Sovjet-Unie werden gestolen en in Amsterdam zijn verdwenen.'
  
  'Is het waar dat jij er werkelijk achteraan zit?'
  
  Nick zuchtte. Dat was dan haar manier om alle mysteriën rond 'Norman Kent' te kunnen verklaren. 'Nee schat, ik ben geloof ik niet geïnteresseerd in gestolen handel. Maar ik ga wel even kijken als ze worden aangeboden.'
  
  Die lieve, blauwe ogen knepen zich samen met een vleugje angst en onzekerheid. 'Je maakt me in de war, Norman. Het ene moment denk ik dat je zakenman bent, slim naar gelang de zaak, dan vraag ik me af of je misschien een verzekeringsinspecteur bent, of misschien iemand van Interpol. Als dat zo is - liefste - zeg me dan de waarheid.'
  
  'Eerlijk en echt waar, lief. Het is nee.' Ze was een zwakke ondervraagster. Ze had hem gewoon moeten vragen of hij bij de een of andere geheime dienst werkte. Liegen deed haatte.
  
  'Hebben ze nog iets nieuws ontdekt over de mannen die je in je kamer hebben overvallen?'
  
  'Nee.'
  
  Ze dacht aan Paul Meier. Het was een beangstigende man. Waarom had Phil iets te maken met een individu als hij? Het spoor van de angst gleed langs haar ruggengraat omhoog en nestelde zich ergens tussen haar schouderbladen. Die kogel op Schiphol - Meier? Voor haar? Zou het in opdracht van Phil geweest kunnen zijn? Oh nee. Niet Phil. Niet Manson's. Maar die inscripties van Kelly's dan? Als ze die niet had ontdekt, had ze alles gewoon aan Phil kunnen vragen, maar nu stond haar kleine wereldje, waaraan ze zich zo had gehecht, op zijn grondvesten te trillen. En ze wist niet waar ze naar toe moest. 'Ik heb Amsterdam nooit als gewelddadig beschouwd, Norman. Maar ik zal blij zijn als ik terugga naar New York, ook al ben ik daar dan bang om 's nachts in de buurt van mijn appartement over straat te lopen. Nog geen twee blokken verderop hebben we drie molestaties gehad.'
  
  Hij voelde haar ongemak en het speet hem voor haar. Een zekere mate van status quo is voor vrouwen moeilijker te creëren dan voor mannen. Ze koesterde het als haar schat, ze klemde zich eraan vast. Ze verplaatste haar ankers naar hem als een zeewezen dat onzeker rondtastend een koraalhaven inspecteert als de wind toeslaat. Toen ze vroeg: is het echt waar? bedoelde ze: zal jij me ook verraden? Nick wist dat hij, als hun relatie niet uit de huidige koers zou raken, op een goed moment pressiemiddelen genoeg kon gebruiken om haar de weg te doen gaan die hij wenste. Hij wilde die macht hebben als een paar van de ankers verplaatst werden van Van der Laan en Manson's naar hem. Hij zou haar trouw uitrafelen en haar dan vragen: 'Liefste, kan ik Phil echt vertrouwen met een order die me ruïneert als hij me belazert?'
  
  Haar loyaliteit op scherp zetten en dan haar reactie afwachten.
  
  Nick reed terug. Ze reden over de Stadhouderskade en zij lag dicht tegen hem aan. 'Ik voel me een beetje jaloers vandaag,' zei Nick.
  
  'Waarom?'
  
  'Ik dacht aan jou met Phil. Ik weet dat je hem bewondert en ik zag hem op een bepaalde manier naar jou kijken. Dat is een mooie grote bank die hij daar in zijn kantoor heeft staan. Ik - ik begon me dingen voor te stellen. Zelfs als je het niet wilde - de grote baas en dat soort dingen.'
  
  'Oh, Norman.' Ze wreef over zijn been aan de binnenkant van zijn knie en hij verbaasde zich over de warmte die ze in hem kon opwekken. 'Zo is het niet. We hebben het nooit -niet in het kantoor. Zoals ik je al zei alleen maar een paar keer als we gingen stappen. Je bent toch niet zo ouderwets dat je je daar kwaad over maakt?'
  
  'Nee. Maar je bent mooi genoeg om een bronzen standbeeld nog iets nieuws te laten proberen.'
  
  'Als het je dan geruststelt, Norman - Constant Draaier loopt de godganselijke dag in en uit. De deuren van Manson's zijn nooit op slot. En lieveling, als je het dan wilt, we hoeven elkaar een tijdje niet te bedriegen - ik ben voor jou, Norman.'
  
  Hij knuffelde haar met de arm die hij om haar heen had geslagen. 'Dat is niet zo'n slecht idee. Ik heb een heel warm gevoel voor je, Helmie. Vanaf het moment dat we elkaar tegen kwamen. En daarna, vannacht, was het zo geweldig. Het is een onwerkelijke, heel sterke emotie. Alsof jij een deel van mij bent geworden.'
  
  'Zo voel ik het ook, Norman,' fluisterde ze. 'Gewoonlijk maakt het me weinig uit om een man wel of niet te ontmoeten. Toen je me opbelde om me te vertellen dat je wat later zou komen, voelde ik me leeg van binnen. Ik probeerde wat te lezen, maar ik kon het niet. Ik moest in beweging blijven. Ik moest wat doen. Weet je wat ik heb gedaan? Ik heb een stel borden afgewassen. Je zou je doodschrikken als je me zo had gezien. Gekleed voor het diner, met een groot schort voor en rubber handschoenen aan. Om maar niet te hoeven denken. Bang dat je misschien helemaal niet meer zou komen.'
  
  'Ik denk dat ik je begrijp.' Hij onderdrukte een geeuw. 'Tijd om naar bed te gaan, je bent uitgenodigd.'
  
  'Aangenomen.'
  
  Toen ze in de badkamer was en de kraan van het bad aanzette, telefoneerde hij snel even. Een vrouwenstem met een heel licht accent antwoordde. 'Hallo Mata,' zei hij. 'Ik kan niet te lang praten. Er zijn nog wat bijzonderheden van Salam's schilderijen die ik met je wil bespreken. Ik moest je de groeten doen van Hans Noorderbos. Ben je morgenochtend om half tien thuis?'
  
  Hij hoorde een gesmoord gehijg. Er was een stilte. Toen: 'Ja.'
  
  'Kun je me overdag een beetje helpen? Ik heb een gids nodig. Het is winstgevend.'
  
  'Ja.' Hij bewonderde haar snelle herstel en haar zuinigheid met woorden. Het water in de badkamer werd afgezet. Hij zei: 'Oké, John. Tot ziens.'
  
  Helmie kwam de badkamer uit met haar kleren over haar arm. Ze hing ze keurig over een stoel. 'Wil je nog wat drinken voor we gaan slapen?'
  
  'Goed idee.'
  
  Nick hield zijn adem in. Elke keer dat hij dat prachtige lichaam zag gebeurde er iets met zijn nekharen. In het zachte licht glansde ze als een fotomodel. Haar huid was niet zo donker als dat van hem, maar er waren geen afscheidingen van kleren te zien. Ze gaf hem een glas en glimlachte, een glimlach die een nieuwe, verlegen warmte had. 'Op -?'
  
  'Op ons natuurlijk.' Hij kuste haar.
  
  Langzaam liep ze naar het bed en zette haar drankje op het nachtkastje. Goedkeurend keek Nick toe. Ze ging op de witte lakens zitten en trok haar knieën onder haar kin. 'Norman, we moeten voorzichtig zijn. Ik weet dat jij sluw bent en dat je heel wat van diamanten afweet, maar er is altijd een kans dat je ergens vastloopt. De slimste manier is om een kleine order te plaatsen die je kunt controleren, voor je vastzit aan iets groters.'
  
  Nick liet zich naast haar op het bed vallen. 'Daar heb je gelijk in, schatje. Zelf dacht ik ook al het zo te gaan doen.' Het begon te werken, dacht hij. Ze waarschuwde hem tegen Van der Laan en Manson's zonder het met zo veel woorden te zeggen. Ze kuste zijn oorlelletje als een bruid die haar nieuwe echtgenoot van haar liefdeskunsten laat genieten. Hij haalde diep adem en keek naar de nacht buiten de ramen. Het zou niet eens zo'n gek idee zijn die gordijnen eens dicht te trekken, dacht hij.
  
  Hij streelde haar goudblonde lokken. Ze glimlachte en zei: 'Is het niet heerlijk?'
  
  'Geweldig.'
  
  'Ik bedoel om hier te zijn met de hele nacht nog voor ons. Geen enkele haast. We hebben alle tijd voor onszelf.'
  
  'En jij weet hoe je die moet gebruiken.'
  
  Haar lach was onbevangen. 'Niet meer dan jij. Ik bedoel, als jij hier niet zou zijn was het anders geweest. Maar tijd is niet zo belangrijk. Dat is een menselijke uitvinding. Tijd is pas belangrijk als je weet op welke manier je die moet vullen.' Hij streelde haar zachtjes. Een echte filosofe, dacht hij. Hij liet zijn lippen langs haar lichaam naar beneden glijden. 'Ik zal deze tijd iets geven om te onthouden lief,' bromde hij.
  
  Terwijl ze met haar vingers langs zijn nek streelde zei ze: 'En ik zal je erbij helpen.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Op het zwarte naambordje bij de deur van het appartement stond met keurige letters Paul Eduard Meier. Als Helmie, Van der Laan of Constant Draaier, of wie ook die Meiers inkomen en smaak kende, een bezoek zou afleggen, zou die verbaasd zijn geweest. Van der Laan zou er bovendien een onderzoek naar hebben ingesteld.
  
  Het appartement was op de derde verdieping van één van de oudere woningen die uitzagen op de Naarderweg. Een stoer, tijdloos gebouw, dat met de pure Hollandse zorgvuldigheid in onderhoud beloofde nooit te veranderen of ouder te worden. Jaren geleden was een handelaar in bouwmaterialen met drie kinderen erin geslaagd het aangrenzende, kleine appartement te huren. Hij had de muren uitgebroken en de twee suites samengevoegd. Zelfs met zijn relaties hadden alle vergunningen hem minstens zeven maanden gekost, in Nederland gaan alle transacties via kanalen die veel van modderpoelen weg hebben waarin je met je levensbootje eerder wegzakt dan verder zeilt. Maar, eenmaal klaar, had het geheel niet minder dan acht kamers en een lang balkon. Drie jaar terug had hij zijn laatste houtopslagplaats verkocht benevens zijn andere bezittingen en was hij naar Zuid-Afrika gegaan. De man die opdook om de pacht over te nemen en fl. 22.000 aan sleutelgeld betaalde, was Paul Eduard Meier. Hij was een rustige huurder, volledig op zichzelf en hij werd langzamerhand die zakenman die zo'n hoop bezoek krijgt. Bezoek betekende in dit geval niet vrouwen, hoewel er zo nu en dan wel zo'n exemplaar van de trap zeilde. Maar het waren degelijke mannen, zoals Meier. Hij moest wel een druk en welvarend man zijn.
  
  Meiers welvaart was te danken aan die mannen die bij hem op bezoek kwamen, in het bijzonder aan Nicolaas G. de Groot, die vijf jaar geleden zijn wereld binnenstapte, hem opdracht gaf naar een mooi, groot appartement uit te kijken en direct daarna voor een half jaar verdween. Kort geleden was Paul erachter gekomen dat De Groot een diamantman voor de Russen was. Dat was alles wat De Groot erover wilde vertellen. Maar het was voldoende. Toen De Groot plotseling opdoemde en feitelijk in rook opging in dat enorme appartement, wist hij het: 'Je hebt ze,' was alles wat hij had te zeggen.
  
  'Ik heb ze. En jij krijgt een deel. Hou Van der Laan in de smiezen en zeg niets.'
  
  De Groot nam contact op met Van der Laan en met andere, gegadigden via poste restante. De Cullinans waren verborgen in een leeggehaalde camera in een onopvallende tas in de bagage van De Groot. Drie keer had Paul een poging gedaan ze te pakken te krijgen, maar hij was niet zo teleurgesteld toen hij ze niet kon vinden. Het blijft altijd nog beter om iemand anders een pakket explosieven te laten behandelen - zolang je er zelf je aandeel van kreeg.
  
  Op die schitterende ochtend zat De Groot aan de koffie en een uitgebreid ontbijt. Hij genoot van het uitzicht dat hij vanaf het balkon had, terwijl hij de post doornam die Harrie Hasebroek hem had gebracht. Lang geleden, toen zijn naam nog Hans Geiser was, was De Groot een kleine, blonde man geweest. Nu - zoals Hawk had geraden was hij een kleine, donkere man. Groot-Geiser was een methodisch werker. De vermomming was goed, tot en met de huidskleur en de donkere nagellak. Anders dan veel kleine mannen liep De Groot niet met zijn schouders trots naar achteren. Hij ploeterde zich langzaam door het leven, een oninteressante man die waarschijnlijk zorgen meetorste waar je van zou schrikken. Hij had gekozen voor een onopvallende rol en had die zich perfect eigen gemaakt.
  
  Harry Hasebroek was ongeveer van dezelfde leeftijd als De Groot. Begin vijftig, dezelfde bouw en lengte. Ook hij had de minzame schurk met dat kleine snorretje die Duitsland zo veel had beloofd indertijd vereerd. Of omdat hij een vader nodig had, of omdat hij een uitlaatklep zocht voor zijn eigen dromen. De Groot wist nu ook wel dat hij het indertijd bij het verkeerde eind had gehad. Hij betreurde niet zozeer de middelen die hij toen gebruikte, maar eerder het volledig ontbreken van enig langdurig succes. Hasebroek zelf deed eigenlijk weinig meer dan zijn behoeftes van het ene idool naar het andere over te brengen. Hij was absoluut trouw aan De Groot.
  
  Toen De Groot hem over de Cullinans vertelde had Hasebroek geglimlacht en gezegd: 'Ik wist wel dat je op goede dag in iets groots zou slagen. Wordt het een klapper?'
  
  'Tweemaal een fortuin misschien. Eén voor elk van ons.' Hasebroek was de enige ter wereld waar De Groot nog enig gevoel voor kon opbrengen, buiten zichzelf dan.
  
  Hij legde de brieven zorgvuldig op een stapeltje. 'Harry, de vis bijt. Van Rijn wil een afspraak op vrijdag. Van der Laan zaterdag.'
  
  'Bij hun thuis?'
  
  'In de provincie.'
  
  'Gevaarlijk.'
  
  'Ja. Maar noodzakelijk.'
  
  'Dus we gaan erheen?'
  
  'We zullen wel moeten. Maar voorzichtig en gewapend. Paul beschermt ons met informatie over Van der Laan. Philip gebruikt hem soms om mij bij het postkantoor te schaduwen. Hij geeft me dan een knipoog, we lachen wat tegen elkaar en lopen langs elkaar heen.' Beide mannen grinnikten. 'Maar Van Rijn kon wel eens een ander geval zijn. Wat vind je van hem?'
  
  'Het verbaasde me toen hij aanbood ze te kopen.'
  
  'Heel goed, Harry. De Drie staan garant voor Van Rijn. Maar toch ...'
  
  De Groot schonk zich nog een kop koffie in. Zijn gezicht stond nadenkend. 'De Drie hebben het niet zo vaak bij het verkeerde eind zoals ze alles steeds maar weer overleven,' zei Hasebroek.
  
  'Zeker. Het zijn de grootste helers ter wereld. Maar waarom hebben zij zelf niet meer belangstelling getoond? "Te heet," zeiden ze. Je hebt een grote jongen nodig om het aan te verkopen. Zoals jouw eigen diamantairhuis. Maar toch - ze verhandelen grote partijen gestolen diamanten over de hele wereld. Geslepen en onbewerkt.'
  
  'We moeten voorzichtig zijn.'
  
  'Dat zijn we ook, Harry. Heb je de valse Cullinans bij je?'
  
  'Opgeborgen op een geheime plaats. De wagen is bovendien afgesloten.'
  
  'Ook de wapens?'
  
  'Ja.'
  
  'Kom om één uur naar me toe. Dan gaan we daarheen. Twee oude mannen op bezoek bij de krokodillen.'
  
  'We zullen wel een paar brillen nodig hebben voor lange afstandsschoten,' zei Hasebroek ernstig. 'Maar ja, we blijven goed ogende types.'
  
  De Groot lachte. Harry was een botterik vergeleken met hem - dat wist hij al sinds de dag, lang geleden, toen hij naar Duitsland was vertrokken en Harry ervoor had bedankt met hem mee te gaan. Maar Harry was te vertrouwen, een betrouwbaar soldaat van wie je niet te veel moest verlangen. Harry had nooit gevraagd naar dat speciale werk dat De Groot voor Van der Laan deed, maar het had ook geen enkele zin hem over de koeriersdiensten naar Moskou te vertellen. De Groot bracht de handel - zoals Van der Laan zijn informatie noemde - naar zijn relaties. Een deel ervan was waardevol, een ander deel onbelangrijk. Het bracht dan meer, dan minder op, maar op de lange duur was het toch een aardig inkomen. Dat was nu afgelopen -een riskante zaak als je er te lang mee bleef doorgaan.
  
  Het zou Van der Laan weinig moeite kosten een andere koerier te vinden. Zou hij er recht op af stappen, dan konden de Russen hem er wel een bezorgen. Maar dat was voor hem - De Groot - van weinig belang. Hij moest nog door één moeras. Hij moest zien die Cullinans kwijt te raken, terwijl de krokodillen onderling vochten om hem. De Groots harde, dunne, kleurloze lippen knepen zich samen. Laten die beesten een mens maar onder schatten.
  
  Nadat Helmie was weggegaan, opgefleurd en vrolijk, alsof Nicks gezelschap al haar zorgen had uitgewist, maakte Nick zich klaar voor een rit buiten de stad. Zorgvuldig pakte hij in, terwijl hij zijn speciale uitrusting controleerde.
  
  Snel zette hij een pistool in elkaar van de onderdelen van een schrijfmachine die niet kon typen. De schrijfmachine voorzag hem van een vijfentwintig centimeter lang schietijzer voor middenafstanden. Het magazijn bevatte vijf patronen van hetzelfde 9-mm kaliber als die van Wilhelmina. Het functioneerde goed. Hij haalde het weer uit elkaar en stelde de schrijfmachine weer samen, stopte die daarna weg in zijn koffer. Stuart - het genie van AXE voor speciale middelen - was er trots op. Erg trots. Het extra gewicht op reis kon Nick weinig schelen. Had je het eenmaal nodig, dan had je het hard nodig. Nick inspecteerde de drie chocoladerepen en de haarborstel die waren gemaakt van kneedplastiek. De slaghoedjes waren capsules in een medicijnflesje, kompleet met datum en het advies vier maal daags één. De lonten staken als pijpenragers in zijn rooketui, de zes die een centimeter korter waren dan de echte. Zijn bagage bevatte verder een uitzonderlijk grote hoeveelheid ballpoints, verdeeld in groepjes van zes over zijn schrijfetui, aktetas, zakken en kostuums. Sommige waren picrinezuur-ontstekers, met een ontstekingstijd van tien minuten. Andere waren explosieven en de blauwe waren fragmentatie granaten. Toen hij klaar was om te vertrekken - slechts een paar dingen achterlatend in zijn kamer - belde hij Van Rijn en Van der Laan om de afspraak met hen op hun respectievelijke landhuizen te bevestigen. Daarna belde hij Helmie en hij voelde haar teleurstelling toen hij zei: 'Schat, lief, ik zal je vanavond niet kunnen zien. Ga je het weekend naar Van der Laan?'
  
  'Ik zat erop te wachten dat je dit een keer zou zeggen. Maar ik ben altijd welkom ...'
  
  'Waarschijnlijk heb ik het een tijdje erg druk. Maar laten we elkaar zaterdag ontmoeten.'
  
  'Goed.' Ze sprak langzaam en klonk ongerust. Hij wist dat zij zich zat af te vragen waar hij zou zijn en wat hij zou doen, gissend, zich zorgen makend. Even had hij met haar te doen, toen sloot hij zijn gevoelens buiten. Ze had vrijwillig aan het spel meegedaan en ze kende de welriekende, evenals de ruwe regels ervan.
  
  In een gehuurde Peugeot vond hij middels een gedetailleerde kaart van Amsterdam en omgeving het adres in Zaandam. Hij kocht een bos bloemen bij een bloemenkar, verwonderde zich nogmaals over het Hollandse landschap en liep naar het huis.
  
  Mata opende de deur op het moment dat hij aanbelde. 'Liefste,' riep ze en ze verpletterde bijkans de bloemen tussen haar weelderige lichaam en zijn robuuste lengte. Kussen en liefkozingen namen veel tijd in beslag, maar ten slotte zette ze de bloemen toch in een vaas en depte haar ogen. 'Nou, zo'n slecht nieuws ben ik nou ook weer niet,' zei Nick. 'Je hoeft niet te huilen.'
  
  'Het is ook zo lang geleden. Ik ben zo alleen. Je doet me aan Djakarta denken.'
  
  'De gelukkiger tijden hoop ik?'
  
  'Natuurlijk. Ik weet dat je deed wat je doen moest.'
  
  'Ik ben hier voor precies zo'n klus. Ik heet Norman Kent. De man vóór mij heette Herbert Whitlock. Ooit van gehoord?'
  
  'Ja.' Mata liep langzaam naar haar kleine huisbar. 'Ze drinken hier veel te veel, maar ik heb nu het gevoel dat ik het nodig heb. Een koffie met vieux?'
  
  'Wat is vieux?'
  
  'Een soort Hollandse cognac.'
  
  'Nou, heel graag.'
  
  Ze bracht de drankjes en ging naast hem zitten op een brede, gebloemde bank. 'Nou, Norman Kent. Ik zou je op geen enkele manier in verband hebben gebracht met Herbert Whitlock, hoewel ik nu begin te begrijpen waarom die op zo veel plaatsen kwam en zoveel feesten en bedrijven bezocht. Ik had het kunnen raden.'
  
  'Misschien niet. Wij zijn er in alle soorten en maten. Kijk ...' Hij werd gestoord door haar korte, diepe lach. Hij trok een grimas... Kijk.' Hij haalde een kaart uit zijn zak en liet haar het gebied rond Volkel zien. 'Ken je die buurten?'
  
  'Ja. Wacht even. Ik heb een stafkaart.'
  
  Ze ging naar een andere kamer en Nick verkende het appartement. Vier ruime kamers. Heel duur. Maar Mata was goed op haar pootjes terechtgekomen - of, om een kwalijke grap te gebruiken - op haar rug. In Indonesië was Mata geheim agente geweest, totdat Nick haar het land had laten uitsturen. Het was een overeenkomst geweest zonder rancune - hij had heel wat strenger kunnen zijn.
  
  Mata kwam terug en spreidde een kaart voor hem uit. 'Daar. Volkel.'
  
  'Hier heb ik een adres. Het is van Pieter-Jan van Rijns buitenhuis. Kun je het vinden?'
  
  Ze bestudeerde de ingewikkelde lijnen en arceringen.
  
  'Hier het moet een landgoed zijn. Veel velden en bossen. In dit land zijn die nogal zeldzaam en erg duur.'
  
  'Ik had graag dat je een dag bij me kon blijven. En gesteld dat het langer wordt, is het dan oké?'
  
  Ze wendde zich naar hem toe. Ze droeg een eenvoudige japon die vagelijk iets weg had van een oosters wikkelkleed. Het gaf haar een soepel lichaam en deed de rondingen van haar borsten goed uitkomen. Mata was klein en donker, volledig het tegenovergestelde van Helmie. Haar lach was snel. Ze bezat gevoel voor humor. Op een bepaalde manier was ze slimmer dan Helmie. Ze had veel meer meegemaakt en was door veel meer moeilijke tijden gegaan dan zij. Ze had geen rancunes tegenover het leven. Het was goed zoals het was - maar belachelijk. Haar donkere ogen keken hem spottend aan en haar rode lippen vertrokken zich in een vrolijke grimas. Ze plantte haar beide handen in haar zij. 'Ik wist dat je terug zou komen, lieveling. Wat heeft je zolang opgehouden?'
  
  Na twee volgende vieuxs en een aantal warme omhelzingen vanwege de goede oude tijd vertrokken ze. Ze had niet meer dan vier minuten nodig om zich reisvaardig te maken. Hij vroeg zich af of ze nog steeds even snel was om via een achtermuur te verdwijnen als een verkeerd iemand aan haar voordeur stond.
  
  Toen ze wegreden zei Nick: 'Ik denk dat het wel zo n honderd vijftig kilometer is. Ken je de weg?'
  
  'Ja. Bij Den Bosch slaan we af. Daarna kan ik wel de weg vragen bij een politiebureau of bij postkantoren. Je staat toch nog steeds aan de kant van het recht? Z,e krulde haar warme lippen in een plagende plooi. 'Ik hou van je Nick. Ik ben blij dat ik je weer terugzie. Maar ach, anders vinden we wel een café om de weg te vragen.'
  
  Nick keek de andere kant op. Die meid had de gewoonte, al sinds hij haar kende, om hem op stang te jagen. Hij verborg zijn plezier en zei: 'Van Rijn is een geacht burger. Wij zien eruit als keurige gasten. Ga het straks maar bij een postkantoor proberen. Vanavond heb ik een afspraak met hem. Maar ik wil die plek zorgvuldig doorzoeken. Wat weet je van hem af?'
  
  'Niet zo veel. Eén keer heb ik een klus gedaan voor de advertentieafdeling van zijn maatschappij en ik heb hem twee of drie keer op feestjes ontmoet.'
  
  'Ken je hem verder niet?'
  
  'Hoe bedoel je?'
  
  'Nou, ontmoet - gezien. Ken je hem persoonlijk.'
  
  'Nee. Dat zei ik je toch. Ik heb hem in ieder geval met aangeraakt als je dat bedoelt.'
  
  Nick grijnsde.
  
  'Maar,' vervolgde Mata, 'bij alle grote handelmaatschappijen krijg je al heel snel het gevoel dat Amsterdam eigenlijk niets meer is dan een dorp. Een groot dorp, maar wel een dorp. Al die mannen ...'
  
  'Van Rijn?'
  
  'Nee - nee - ik dacht even na. Nee. Niet hem. Maar Amsterdam is zo klein. Hij is een hoge ome in de business. Goede relaties. Ik bedoel, als hij iets met de onderwereld te maken zou hebben, zoals die mensen in - zoals zij die we in Djakarta hebben gekend - dan zou ik het wel geweten hebben, denk ik.'
  
  'Met andere woorden: hij zit niet in de spionagehandel.
  
  Nee. Ik denk niet dat hij eerlijker is dan de eerste de beste andere sjacheraar, maar - hoe zegje dat? - zijn handen zijn wel schoon.'
  
  'Goed. Hoe zit het met Van der Laan en Manson's?'
  
  'Ach. Ik ken ze niet. Ik heb erover gehoord. Die houdt zich wel op met duistere zaken.'
  
  Ze reden een tijdje zonder iets te zeggen. 'En jij, Mata,' vroeg Nick, 'hoe is het met jouw duistere zaken?'
  
  Ze gaf geen antwoord. Hij gluurde naar haar. Haar scherp omlijnde Eurazische profiel stak af tegen de groene weilanden.
  
  'Je bent mooier dan ooit, Mata,' zei hij. 'Hoe gaat het verder financieel en in bed?'
  
  Lekker. Is dat de reden waarom je me in Singapore hebt achtergelaten? Omdat ik mooi ben?'
  
  'Dat is de prijs die ik ervoor moet betalen. Je kent mijn werk. Zal ik je terugbrengen naar Amsterdam?'
  
  Ze zuchtte. Nee, schat - ik ben gelukkig je weer te zien. Behalve dan dat ik een paar uur niet zo veel kan lachen als we gewend waren. Ik ben aan het werk. Door heel Europa kennen ze me. Mijn naam is uitstekend. Ik red me best.'
  
  'Aan dit appartement te zien uitstekend.'
  
  'Het kost me een fortuin. Maar ik moet iets behoorlijks hebben. Liefde? Niets serieus. Een paar goede vrienden, aardige mannen. Dat andere soort verdraag ik helemaal niet meer aan me.' Ze leunde tegen hem aan en voegde er zacht aan toe: 'sinds ik jou ken ...'
  
  Nick legde zijn arm om haar heen en voelde zich lichtelijk schlemielig.
  
  
  
  Kort na een heerlijke lunch in een kleine uitspanning aan de kant van de weg voorbij Den Bosch wees Mata naar voren. 'Daar, dat is die zijweg van het kaartje. Tenzij er nog andere, kleinere weggetjes zijn, is dit de weg die we moeten nemen om Van Rijns landgoed te bereiken. Hij moet uit een oude familie stammen om zoveel hectaren grond te hebben in Nederland.'
  
  'Een hoog, met prikkeldraad afgezet hek kwam uit een keurig onderhouden bos en maakte een rechte hoek om parallel aan de weg mee te lopen. 'Misschien is dat de afbakening van zijn bezit,' zei Nick.
  
  'Ja. Misschien.'
  
  De weg was nauwelijks breed genoeg om twee wagens elkaar te laten passeren, maar zo hier en daar waren daarvoor verbredingen aangebracht. De bomen zagen er keurig onderhouden uit. Nergens waren takken op de grond te zien, geen spoortje afval en zelfs het gras leek verzorgd. Achter het hek kwam een zandpad uit het bos, maakte een flauwe bocht om enige tijd evenwijdig aan de weg te lopen en verdween toen weer tussen de bomen. Nick parkeerde de auto in een van de wegverbredingen. 'Dat zag eruit als een ruiterpad. Van Rijn zei dat hij paarden had.' zei Nick.
  
  'Er is hier geen draaihek. We zijn er wel een gepasseerd maar daar zat een groot slot op. Zullen we verder kijken?'
  
  'Zo meteen. Mag ik de kaart even van je?'
  
  Hij bestudeerde de stafkaart. 'Juist. Hier wordt het aangegeven als een onverharde weg. Het loopt helemaal tot aan de weg aan de andere kant van het bos.'
  
  Langzaam reed hij verder.
  
  'Waarom rij jij nu nooit gewoon de hoofdingang binnen. Ik herinner me dat je dat in Djakarta ook al niet zo best kon.'
  
  'Ja, Mata, mijn allerliefste. Gewoontes leer je niet zo snel af. Kijk, daar ...' Hij zag flauwe wielsporen in het gras. Hij volgde ze en parkeerde even later de auto gedeeltelijk verscholen van de weg. In de Verenigde Staten zou het Lovers Lane genoemd worden, behalve dan dat er hier geen condooms te bespeuren waren. 'Ik ga even een kijkje nemen. Voor ik een bezoek afleg wil ik eerst altijd iets van de plek weten.'
  
  Ze hief haar gezicht naar hem op. Op haar manier is ze eigenlijk nog mooier dan Helmie, dacht hij. Hij kuste haar lang en gaf haar de sleutels. 'Hou ze bij je.'
  
  'En als je niet terugkomt?'
  
  'Dan ga je naar huis en telegrafeer je Hans Noorderbos het hele verhaal. Maar ik kom wel terug.'
  
  Terwijl hij op het dak van de auto klauterde, dacht hij, tot nu toe heb ik dat altijd gedaan. Maar er zal eens een dag komen dat het niet gebeurt. Mata is zo praktisch. Met een afzet die de wagen op zijn veren deed schudden dook hij over het hek heen. Aan de andere kant kwam hij weer neer, rolde om en kwam weer op zijn voeten terecht. Daar draaide hij zich om naar Mata, grijnsde, maakte een korte buiging en verdween tussen de bomen.
  
  Een milde strook goudkleurig zonlicht viel tussen de bomen door en bleef op haar wangen hangen. Ze koesterde zich erin en rookte een sigaret terwijl ze dacht en herinneringen ophaalde. In Djakarta had ze Norman Kent niet vergezeld. Hij stond toen onder een andere naam bekend. Maar hij was nog steeds dezelfde krachtige, fascinerende, onwankelbare man die de geheimzinnige Judas had nagejaagd. Ze was er niet bij toen hij naar het Q-schip had gezocht, het hoofdkwartier van Judas en Heinrich Müller. Toen hij het eindelijk vond, een Chinese jonk, had hij een ander Indonesisch meisje bij zich. Mata zuchtte. Dat meisje in Indonesië was mooi. Bijna zo bekoorlijk als zijzelf, of misschien wel bekoorlijker, maar dat was dan het enige dat ze gemeen hadden. Tussen hen in lag een wereld van verschil. Mata wist wat een man wilde tussen schemering en ochtendgloren, het meisje was net komen kijken. Het was ook geen wonder dat het meisje hem vereerde. 'Norman Kent' was de ideale man om elk meisje leven in te blazen.
  
  Mata bestudeerde het bos waar Norman was verdwenen. Ze probeerde zich weer voor de geest te halen wat ze allemaal van die Pieter-Jan van Rijn wist. Ze had hem omschreven. Uitstekende relaties. Trouw. Ze schoot overeind. Had ze hem misschien verkeerde informaties gegeven? Misschien was ze niet duidelijk genoeg geweest, Van Rijn kende ze niet werkelijk. Al een keer eerder had ze iets dergelijks over het hoofd gezien.
  
  Ze stapte uit de wagen, trapte haar sigaret uit en ontdeed zich van haar gele leren laarzen. Haar sprong vanaf het dak van de Peugeot over het hek heen was dan wel niet zo ver als die van Nick, hij was wel sierlijker. Soepel kwam ze neer. Ze trok haar laarzen weer aan en liep in de richting van de bomen.
  
  
  
  
  
  Nick volgde het pad een paar honderd meter. Hij liep door het korte, dichte gras ernaast om geen voetafdrukken na te laten. Hij kwam bij een lange bocht waar het pad dwars door het bos sneed. Nick besloot zich niet op het open pad te laten betrappen en ging het bos in om evenwijdig aan het pad mee te lopen.
  
  Het pad kruiste een beek via een rustieke, houten brug die eruit zag alsof hij wekelijks met lijnolie werd ingewreven. Het hout glom. De oevers van de beek zagen er net zo onderhouden uit als de bomen van het bos zelf en de diepe stroom leek een goede visvangst te garanderen. Hij bereikte een heuveltje waar alle bomen waren weggehakt, zodat men een goed uitzicht kreeg op de omgeving.
  
  Het panorama was geweldig. Eigenlijk hoorde het thuis op een ansichtkaart met de tekst: Hollands landschap. Het bos strekte zich voor ongeveer een kilometer uit en zelfs de toppen van de bomen rondom leken gesnoeid. Erachter lagen keurige stukken akkerland. Nick bestudeerde ze door een kleine kijker. De akkers waren een merkwaardige verzameling van koren, bloemen en groente. Eén ervan werd bewerkt door een man op een gele trekker, op een andere stonden twee vrouwen voorovergebogen iets met de grond te doen. Achter die akkers lag een prachtig, groot huis met een hele serie bijgebouwen en lange rijen kassen die opflikkerden in de zon.
  
  Plotseling liet Nick zijn kijker zakken en snoof. Hij rook een sigaar. Snel liep hij van het heuveltje naar beneden en verborg zich tussen de bomen. Aan de andere kant van de heuvel vond hij een Daf 44 Comfort geparkeerd tussen een paar struiken. De wielsporen lieten weten dat hij zigzaggend door het bos was gekomen.
  
  Hij bestudeerde de grond. Je kon geen enkel spoor volgen op deze tapijtachtige aarde. Maar naarmate hij voortstapte door het bos werd de geur sterker. Hij zag de man die met zijn rug naar hem toe het landschap door een kijker bestudeerde. Met een beweging van zijn schouder maakte hij Wilhelmina wat losser in haar holster en hij kuchte. Snel draaide de man zich om en Nick zei: 'Hallo.'
  
  Nick liet het door een voldaan lachje volgen. Hij dacht aan de woorden van Hawk: Kijk uit naar een kleine donkere man zonder baard van ongeveer vijfenvijftig. Prima! Nicolaas E. de Groot beantwoordde zijn glimlach en knikte vriendelijk. 'Hallo. Een prachtig uitzicht hier.'
  
  De lach en het vriendelijke knikje waren maar schijn. Maar Nick wist dat. Die man is zo hard als staal, dacht hij. 'Geweldig. Het is de eerste keer dat ik het zie. U schijnt de weg te kennen.' Hij knikte met zijn hoofd in de richting van de verborgen Daf.
  
  Ik ben hier wel eerder geweest, hoewel altijd te voet. Maar er is een poort. Een doodgewoon slot.' De Groot haalde zijn schouders op.
  
  'Ik veronderstel dat we dus allebei indringers zijn?'
  
  'Laten we het zo stellen: verkenners. Weet u wiens huis dit is?'
  
  'Van Pieter-Jan van Rijn.'
  
  'Precies.' De Groot bestudeerde hem nauwkeurig. 'Ik verkoop diamanten, meneer Kent en in de stad heb ik gehoord dat u die koopt.'
  
  'Misschien is dat wel de reden waarom we Van Rijns huis observeren. Ach en misschien verkoopt u en misschien koop ik wel.'
  
  'Treffend van u opgemerkt, meneer Kent. En aangezien we elkaar nu ontmoeten hebben we wellicht geen bemiddelaar meer nodig.'
  
  Snel dacht Nick na. Die oudere man had hem in één keer doorzien. Traag schudde hij zijn hoofd. 'Ik ben geen diamantexpert, meneer De Groot. Ik ben er nog niet zo zeker van of het op de lange duur in mijn voordeel werkt meneer Van Rijn tegen mij in het harnas te jagen.'
  
  De Groot stopte zijn kijker in een leren foedraal dat over zijn schouder hing. Nick hield de bewegingen van zijn handen nauwkeurig in de gaten. 'Daar begrijp ik geen snars van. Men zegt, dat jullie, Amerikanen, zo gehaaid zijn in zaken. Realiseert u zich wel hoe hoog de commissie van Van Rijn zal zijn op deze transactie?'
  
  'Een heleboel geld. Maar voor mij zou dat wel eens een waarborg kunnen zijn.'
  
  'Als u zich dan zoveel zorgen maakt over deze handelswaar kunnen we elkaar misschien later nog eens ontmoeten. Met uw expert - als die tenminste te vertrouwen is.'
  
  'Van Rijn is een expert. Ik ben uiterst tevreden over hem.' Met kwieke passen stapte de kleine man heen en weer, zich voortbewegend alsof hij in een rijbroek en legerlaarzen gekleed ging in plaats van in dat vormelijke, grijze pak.
  
  Hij schudde zijn hoofd. 'Volgens mij begrijpt u uw voordeel niet met deze nieuwe situatie.'
  
  'Goed. Maar zou u me de Cullinans willen laten zien?'
  
  'Misschien. Ze zijn vlakbij.'
  
  'In de auto?'
  
  'Natuurlijk.'
  
  Nick verstrakte. Die kleine man was al te zelfverzekerd. In een fractie van een seconde trok hij Wilhelmina. De Groot keek onbevangen naar de lange, blauwe loop. Het enige dat aan hem veranderde was het verwijden van zijn harde, scherpe ogen. 'Natuurlijk is er iemand anders in het bos om je auto in de gaten te houden,' zei Nick. 'Roep hem of haar hierheen. En geen streken alstublieft. U weet ongetwijfeld wat een kogel van zo'n pistool kan aanrichten.'
  
  De Groot vertrok geen spier, behalve dan die van zijn lippen. 'Ik ben goed op de hoogte met Lugers, meneer Kent. Maar ik hoop dat u goed op de hoogte bent met de grote Engelse Webleys. Op dit moment is er een op uw rug gericht en hij bevindt zich in vaardige handen.'
  
  'Zeg hem dat hij dan omloopt en zich bij u voegt.'
  
  'Oh nee. Als u dat wilt, kunt u me doden. Eens moeten we allemaal sterven. Dus, als u bereid bent om samen met me te sterven, kunt u me nu doden.' De Groot verhief zijn stem. 'Kom wat dichterbij, Harrie, en probeer hem te raken. Als hij schiet, dood hem dan onmiddellijk. Neem de diamanten en verkoop ze zelf. Auf Wiedersehen.'
  
  'Ben je aan het bluffen?' vroeg Nick rustig.
  
  'Zeg eens wat, Harrie.'
  
  De snotterige stem klonk vlak achter Nick: 'Ik volg bevelen op. Precies. En jij bent zo moedig ...'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  -
  
  Nick stond onbeweeglijk. De zon brandde in zijn nek. Ergens in het bos kwinkeleerden een paar vogels. Ten slotte zei De Groot: 'Dit noemen ze toch Mexicaans poker, niet?'
  
  'Het valt me mee dat u dat spel kent.'
  
  'Ach, meneer Kent. Gokken is mijn hobby. Wellicht samengaand met mijn liefde voor het oude Wilde Westen. Hollanders en Duitsers hebben namelijk veel meer aan de ontwikkeling van toen meegeholpen, dan algemeen wordt aangenomen. Wist u bijvoorbeeld dat een paar van de cavalerie-regimenten die de indianen bevochten hun bevelen direct uit Duitsland kregen?'
  
  'Nee. Het lijkt me trouwens erg onwaarschijnlijk.'
  
  'Toch is het zo. De vijfde cavalerie heeft eens een militaire kapel gehad waar alleen maar Duits werd gesproken.' Hij glimlachte, maar zijn glimlach verstrakte toen Nick zei: 'Dat vertelt me nog niets over die directe bevelen uit Duitsland waar u het over had.'
  
  Even keek De Groot hem strak aan. Die man is gevaarlijk, dacht Nick. Die flauwekul van hobby voor het Wilde Westen. Dat gezemel over Duitse bevelen, Duitse kapellen. Die man is uiterst fanatiek.
  
  De Groot ontspande zich weer en de glimlach kwam plichtmatig terug op zijn gezicht. 'Goed. Nu zaken. Bent u van plan die Cullinans direct van me te kopen?'
  
  'Gezien de omstandigheden misschien wel. Maar waarom maakt het u iets uit of ik direct van u koop in plaats van via Van Rijn? Ik wil ze voor zijn prijs. Of de prijs die Van der Laan of mevrouw J. ervoor vraagt.'
  
  'Mevrouw J.?'
  
  'Iedereen schijnt me de Cullinans te willen verkopen. Het is de een of andere vrouw in een grote wagen die me zei op haar aanbod te wachten.'
  
  De Groots gezicht stond fronsend. Het nieuws bracht hem een beetje van de wijs. Nick vroeg zich af wat die man zou doen als hij de rechercheur of Hawk zou noemen. 'Dat maakt de zaken wat gecompliceerder,' zei De Groot. 'Misschien zouden we onze afspraak beter direct kunnen regelen.'
  
  'U heeft dus de diamanten bij u, maar ik ken uw prijs niet.'
  
  'Dat begrijp ik. Als u erin toestemt ze te kopen, kunnen we de uitwisseling - geld tegen diamanten - misschien op een wederzijds passende manier regelen.' Nick besloot dat die man Engels sprak op een academische manier. Dit was iemand die gemakkelijk talen leerde, maar niet voldoende naar de mensen luisterde.
  
  'Ik wou u nog één vraag stellen,' zei Nick.
  
  'Ja?'
  
  'Mij is verteld dat een vriend van me een voorschot heeft gegeven op de Cullinans. Misschien aan u - misschien aan iemand anders.'
  
  Het kleine postuur van De Groot scheen te verstrakken.
  
  In ieder geval niet aan mij. Als ik een voorschot aanneem lever ik ook af.' Het irriteerde hem dat zijn dieven eer bezoedeld kon worden. 'Kunt u me ook zeggen wie dat was?'
  
  'Herbert Whitlock.'
  
  'Ah.' De Groot keek peinzend. 'Stierf die niet kort geleden?'
  
  'Inderdaad.'
  
  Ik ken hem niet. Ook heb ik geen cent van hem aangenomen.'
  
  Nick knikte alsof dat het antwoord was dat hij verwachtte. Met een vloeiende beweging liet hij Wilhelmina terugglijden in haar holster. 'We winnen er niets bij elkaar een beetje kwaad aan te kijken. Zullen we nu die Cullinans eens gaan bekijken?'
  
  De Groot lachte. Zijn glimlach was koud als ijs. 'Natuurlijk. U wilt het ons zeker wel vergeven dat Harrie buiten bereik
  
  blijft om ons in de gaten te houden? Ten slotte gaat het hier om een onbetaalbare kwestie. En het is hier nogal stilletjes en we kennen elkaar nauwelijks. Harrie volg ons!'. Hij verhief zijn stem voor de andere man, toen draaide hij zich om en liep op de Daf af.
  
  Nick volgde de rechte rug, met de smalle kunstmatig naar achter gehouden schouders. Die vent was een toonbeeld van verwaandheid, maar je moest hem niet al te snel onderschatten.
  
  Het is niet zo leuk voort te stappen met een gewapende man achter je rug. Een man waarvan je niets anders wist te vertellen dan dat hij uiterst fanatiek had geklonken. Harrie? Oh, Harrie? Alsjeblieft richt een andere kant op als je toevallig over een boomwortel struikelt. Als je een van die oude leger-Webleys hebt, zit er niet eens een veiligheidspal op dat ding.
  
  De Daf zag eruit als een stuk kinderspeelgoed, achtergelaten bij een modelspoorbaan.
  
  Even klonk het geritsel van takken, toen kwam de stem: 'Laat het pistool vallen!'
  
  In één oogwenk had Nick de situatie door. Hij dook naar links, draaide om zijn as en beet naar De Groot: 'Zeg Harrie te gehoorzamen. Die meid hoort bij mij.'
  
  Een paar meter achter de kleine man met de grote Webley krabbelde Mata Nasut overeind waar ze was neergekomen toen ze zich uit de boom had laten vallen. Haar kleine, blauwe automatische pistool was op de rug van Harrie gericht.
  
  'En rustig allemaal,' zei Mata. Harrie scheen in tweestrijd. Enerzijds was het wel een type dat voor kamikazepiloot zou spelen, aan de andere kant scheen zijn geest niet in staat snel beslissingen te nemen.
  
  'Ja rustig,' gromde De Groot. 'Zeg haar dat wapen weg te doen,' zei hij tegen Nick.
  
  'Laten we allemaal onze wapens wegdoen,' zei Nick sussend. 'Ik was eerst. Zeg tegen Harrie ...'
  
  'Nee,' zei De Groot. 'We doen het zoals ik dat wil. Laat vallen ...'
  
  Nick dook naar voren. De Webley brulde boven zijn hoofd. In een oogwenk was hij onder de Webley die een tweede schot afvuurde. Toen schoot hij omhoog, Harrie door zijn snelheid meesleurend. Nick ontnam Harrie de revolver als een moeder haar kind de rammelaar. Toen sprong hij overeind, terwijl Mata tegen De Groot snauwde: 'Laat dat - laat dat...'
  
  De hand van De Groot was in zijn jasje verdwenen. Hij stond als bevroren. Nick hield de Webley bij de loop vast. 'Kalm aan, De Groot. Laten we allemaal trouwens wat kalmer worden.' Harrie hield hij vanuit zijn ooghoeken in de gaten. De kleine man kwam moeizaam overeind gestrompeld, terwijl hij kuchend naar adem snakte. Maar hij probeerde niet naar een ander wapen te grijpen, als hij er ten minste een had.
  
  'Breng uw handen leeg te voorschijn,' zei Nick. 'We staan nu toch wel gelijk? Alles blijft hetzelfde.'
  
  De ijskoude ogen van De Groot ontmoetten een paar grijze die minder koud stonden, maar die onbeweeglijk waren als graniet.
  
  Een paar seconden bleef het tableau hetzelfde, afgezien van wat kuchen van Harrie, toen trok De Groot langzaam zijn hand leeg terug. 'Ik zie dat we u hebben onderschat, meneer Kent. Een ernstige, strategische fout.'
  
  Nick grijnsde. De Groot keek verward. 'Moetje nagaan wat er was gebeurd als we nog meer mensen tussen de bomen hadden staan. Dan hadden we wel uren op deze manier kunnen doorgaan. Heeft u bij geval nog meer mensen in de buurt?'
  
  'Nee,' zei De Groot. 'Was het maar waar.'
  
  Nick draaide zich om naar Harrie. 'Het spijt me van daarnet. Maar ik hou er nu eenmaal niet van dat kleine mannetjes met grote pistolen op mijn rug wijzen. Dan nemen mijn reflexen het over.'
  
  Harrie gromde, maar gaf geen antwoord. 'Voor een zakenman heeft u goede reflexen,' merkte De Groot droog op. 'U bent toch niet iets anders dan dat?'
  
  'Ik ben dat soort Amerikaan dat gewend is met wapens om te gaan. Het was een absurde opmerking maar misschien wel één die het zou doen bij iemand die zo verknocht zegt te zijn aan gokken en het oude Wilde Westen en bovendien nog eens zo uiterst verwaand was. Die primitieve Amerikanen, zou hij ongetwijfeld denken, wacht maar tot de kansen gekeerd zijn.
  
  De volgende actie van die gekke Amerikaan was voldoende om De Groot volledig in de war te brengen, maar hij was te snel om te pareren. Nick kwam op hem af, terwijl hij de Webley wegstak tussen zijn riem en met een snelle beweging plukte hij een .38 met korte loop uit een hardleren holster. De Groot besefte dat als hij zich ook maar met een vinger zou bewegen die grote Amerikaan nog andere reflexen kon bezitten. Hij zette zijn kiezen op elkaar en wachtte af.
  
  'Nu zijn we allemaal weer vriendjes,' zei Nick. 'Ik geef ze jullie allemaal weer netjes terug als we uit elkaar gaan. Dank je, Mata ...'
  
  Ze kwam naast hem staan. Haar lieftallige gezicht was volledig onder controle. 'Ik ben je gevolgd, omdat je me misschien verkeerd had begrepen - ik ken Van Rijn niet zo goed. Ik weet niet wat zijn politiek is - is dat het goede woord?'
  
  Ja hoor, een uitstekend woord ervoor. Maar misschien hebben we hem nu niet nodig, niet De Groot? Laten we nu die Cullinans eens gaan bekijken.'
  
  Harrie keek zijn baas aan. De Groot zei: 'Pak ze, Harrie,' en Harrie haalde de sleutels te voorschijn en rommelde wat in de auto rond, waarna hij weer tevoorschijn kwam met een kleine, bruine zak. Jongensachtig zei Nick: 'Jeetje, ik dacht dat ze groter zouden zijn.'
  
  'Iets minder dan anderhalve kilo,' zei De Groot. 'Dat hele kapitaal in zo'n klein zakje.' Hij legde het zakje op het dak van de auto en frommelde aan de veter die het gesloten hield als een geldbuidel.
  
  'Al die sinaasappelen in één zo'n klein flesje,' mompelde Nick.
  
  'Pardon?'
  
  'Oude Yankee-spreuk. Slagzin van een limonadefabriek in St. Joseph in Missouri van 1873.'
  
  'Ah, die kende ik nog niet. Moet ik onthouden. Al die sinaasappels ...' Zorgvuldig herhaalde De Groot de zin terwijl hij aan het koordje peuterde.
  
  'Er komen mensen aan,' zei Mata schel. 'Op paarden ... Nick zei: 'De Groot geef het zakje terug aan Harrie en laat hem het wegstoppen.'
  
  De Groot wierp het pakje naar Harrie die het snel weer in de auto verborg. Nick hield hem en het gedeelte van het bos waar Mata naar keek tegelijkertijd in de gaten. Je moest die twee oude mannen niet onderschatten. Je was dood voor je het wist.
  
  Door de bomen kwamen vier paarden op hen af. Ze volgden de flauwe wielsporen van de Daf. Op de voorste zat de man van Van Rijn die Nick in het hotel had ontmoet, de jongste van de twee die geen wapen bij zich droeg. Hij bereed het kastanjebruine paard ervaren en losjes - en hij was tevens spiernaakt.
  
  Nick had maar een kort ogenblik voor de rijkunsten van de voorste man, want achter hem kwamen twee meisjes en nog een volgende man. De andere man zat ook wel behoorlijk op het paard, maar hij leek niet zo ervaren als de leider. De twee meisjes waren gewoon rampzalige ruiters, maar dat trof Nick minder dan het feit dat zij evenals de mannen geen draadje kleding droegen.
  
  'Ken je ze?' vroeg Nick aan De Groot.
  
  'Nee. Decadente jonge dwazen.' De Groot liet zijn tong langs zijn lippen glijden, terwijl hij de meisjes bestudeerde. 'Is hier een nudistenkamp in de buurt?'
  
  'Ik neem aan van wel.'
  
  'Horen ze bij Van Rijn?'
  
  'Ik weet het niet. Geef ons onze wapens terug.'
  
  'Als we afscheid van elkaar nemen.'
  
  'Ik geloof - ik geloof dat ik die knaap daar vooraan wel ken,' zei De Groot.
  
  'Hij werkt voor Van Rijn.'
  
  'Ja. Is dit een val voor mij?'
  
  'Wie zal het zeggen. Misschien - misschien helemaal geen val.'
  
  De vier ruiters hielden stil. Nick kwam tot de conclusie dat die twee meisjes in ieder geval fantastisch waren. Het had iets opwindends zo naakt op een paard. Vrouwelijke centaurs met prachtige borsten die door het rijden in een constante deining werden gehouden, zodat je ogen onwillekeurig die richting op werden getrokken. Nou - onwillekeurig? dacht Nick.
  
  De man die Nick al had ontmoet, zei: 'Welkom indringers. Ik neem aan dat u zich bewust bent van het feit dat u op verboden terrein bent?'
  
  Nick keek naar een meisje met roodbruin haar. Ze had melkwitte patronen op haar gebruinde huid. Geen beroepsnudiste dus. Het andere meisje, waarvan het ravenzwarte haar tot ver over haar schouders reikte, was helemaal bruin. 'Meneer Van Rijn verwacht me,' zei de Groot.
  
  'Via de achterdeur? En zo vroeg?'
  
  'Ah. Hij heeft u dus gezegd dat ik zou komen.'
  
  'U en nog wat anderen. Zullen we nu maar gaan om hem te ontmoeten?'
  
  'En als ik het daar nu eens niet mee eens was?' opperde De Groot met dezelfde koele, precieze toon die hij zoeven tegen Nick had gebruikt voor Mata de kansen deed keren.
  
  'U heeft geen andere keus.'
  
  'Nee, misschien niet.' De Groot keek naar Nick. 'Laten we in de auto gaan zitten en afwachten. Kom op Harrie.'
  
  De Groot en zijn schaduw liepen naar de wagen, gevolgd door Nick en Mata. Snel dacht Nick na - deze zaak werd met de seconde ingewikkelder. Op geen enkele manier moest hij het risico lopen dat zijn contacten met Van der Laan opdroogden, want die zouden hem naar het eerste deel van zijn opdracht leiden, de spionageroute en eventueel naar de moordenaars van Whitlock. Aan de andere kant zouden De Groot en de Cullinans belangrijke schakels kunnen blijken. Hij had wel enige bedenkingen tegen die De Groot-Geiser.
  
  Naast de kleine auto hield De Groot even stil. De groep ruiters was hen gevolgd. 'Alstublieft, meneer Kent - onze wapens.'
  
  'Laten we nou niet gaan schieten,' zei Nick. 'Zou je daar op los willen knallen?' Hij wees naar de prachtig deinende borsten van de twee meisjes, waarvan twee een eigenaresse bezaten die een ondeugende grijns ten toon spreidde.
  
  'Zou u dan willen rijden?'
  
  'Natuurlijk.' De Groot wilde op geen enkele manier Nick of Mata achterin hebben om zodoende de kans te lopen dat ze de bergplaats van de Cullinans zouden vinden. Nick vroeg zich af op welke manier De Groot dacht die te onttrekken aan de rondneuzende blikken van Van Rijns volgelingen. Maar dat was zijn zaak niet. Gevieren propten zij zich in het kleine interieur. De ruiter die Nick had herkend kwam langszij. Nick draaide het raampje open. 'Rij om de heuvel heen en volg het pad tot aan het huis,' zei de man.
  
  'Stel nu eens dat ik van plan ben een andere richting op te koersen,' opperde Nick.
  
  De ruiter glimlachte. 'Ik herinner me uw snelle pistoolkunsten nog, meneer Kent en ik veronderstel dat u nu ook uw wapen bij u draagt, maar kijk ...' Hij gebaarde naar een groepje verwijderde bomen en Nick zag een andere man op een paard, gekleed in een donkere broek en zwarte coltrui. In zijn handen had hij iets dat op een machinepistool leek. Nick slikte. In dit ding zaten ze als haringen in een ton - sardines in een blik was eigenlijk een betere uitdrukking.
  
  'Ik merk dat sommigen van jullie wel kleren dragen,' zei hij. 'Zeker.'
  
  'Maar u - eh - prefereert de zon?' Nick keek langs de ruiter naar de twee ondeugende meisjes.
  
  'Het is een kwestie van smaak. Meneer Van Rijn heeft een kunstenaarsgroep, een nudistenkamp en een plek voor burgertrutten. Dat zou misschien wel iets voor u kunnen zijn.'
  
  'Nog steeds de pest in over die toestand in het hotel, hè?'
  
  'In het geheel niet. We hebben u toch gekregen waar we u wilden hebben, niet? Rij nu het pad af en stop bij het huis.' Nick startte de motor en trapte goedkeurend de gaspedaal in. Dat ding klonk goed. Snel oriënteerde hij zich met de meters en instrumenten. Hij had in bijna alle voertuigen gereden die er bestaan, dat was een onderdeel van zijn constante training bij AXE, maar op de een of andere manier waren ze nooit aan een Daf toegekomen. Hij herinnerde zich dat die wagen een totaal andere manier van overbrenging bezat. Maar waarom ook niet. Het had goed gewerkt op die oude Harley Davidsons.
  
  Langzaam zigzagde hij tussen de bomen door. Hij begon al wat gevoel voor die wagen te krijgen. Het was goed bestuurbaar. Toen hij het pad bereikte ging hij opzettelijk de andere kant op en reed met een behoorlijke snelheid toen hun begeleiders hem weer inhaalden. 'Hé - de andere kant op!' Nick stopte. 'Gut. Ik dacht dat je op deze manier ook bij het huis kon komen.'
  
  'Dat is ook zo, maar deze weg is langer. Omkeren.'
  
  'Goed hoor,' zei Nick. Hij zette de auto in zijn achteruit en reed terug naar een plek waar hij kon keren.
  
  Toen ze zo enige tijd voortreden zei Nick plotseling: 'Hou je vast.' Hij gaf gas en de auto kwam in zeer korte tijd tot een zeer behoorlijk snelheid, grint en vermalen steen achteruit werpend als een hond die een vossenhol uitgraaft. Ze reden ongeveer vijfenzestig kilometer per uur toen ze de eerste bocht bereikten. Zacht en bijna zonder te slingeren gleed de Daf erdoorheen. Goede auto's maken ze hier, dacht Nick. Goede carburateurs ook trouwens voor koekblikken. Het pad leidde langs de akkers. Rechts van hun lag een springparcours, stenen muurtjes, houten hindernissen en vrolijk geschilderde oxers voor sloten. 'Prachtig land is dit,' zei Nick luchtigjes en hield het gaspedaal zo ver mogelijk ingetrapt.
  
  Achter hem hoorde hij de stem van Harrie: 'Ze zijn net het bos uitgekomen. Het grint in hun gezicht heeft ze wat opgehouden. Nu lopen we op ze uit.'
  
  'Is die knaap met het machinepistool er ook bij?'
  
  'Ja.'
  
  'Denk je dat hij zal schieten?'
  
  'Nee.'
  
  'Laat het me weten als hij dat ding richt, maar ik denk niet dat hij dat zal doen.'
  
  Grommend trapte Nick op de rem en de Daf gleed keurig door een bocht naar links. Het pad leidde naar een serie stallen. Het achtereind van de wagen begon te glijden, hij stuurde tegen en hij voelde de slip keurig sluiten terwijl hij de bocht afmaakte.
  
  Ze kwamen tussen twee gebouwen door en belandden op een ruim betegelde binnenplaats met een grote, gietijzeren fontein in het midden.
  
  Aan de andere kant van die binnenplaats was een geplaveide weg die langs een tiental garages leidde en op het grote huis afkwam. Vandaar liep die waarschijnlijk verder tot aan de openbare weg. De enige moeilijkheid echter, dacht Nick was dat er geen enkele manier was om langs die grote veewagen en truck te komen die dwars over de weg stonden geparkeerd. Ze sloten de weg van de garages tot aan de stenen muur aan de overzijde af als een keurige champagnekurk.
  
  Nick deed de wagen drie keer ronddraaien op de cirkelvormige binnenplaats, terwijl hij zich voelde alsof hij in een rouletteballetje zat, voor hij de eerste ruiter al weer op hen af zag komen. Hij zag ze vluchtig tussen de gebouwen door. 'Hou je klaar, kinders,' zei Nick. 'Let op.'
  
  Hij remde krachtig. De neus van de wagen wees naar de nauwe opening tussen twee gebouwen waar de ruiters doorheen kwamen. Van Rijn en die man die zo gek op zijn colt was, waren samen met een vrouw achter de vrachtwagens vandaan gekomen en keken nu naar wat er gaande was op de binnenplaats. Ze leken verbaasd.
  
  Nick stak zijn hoofd uit het raampje en zwaaide grijnzend naar Van Rijn. Van Rijn bracht zijn hoofd omhoog en stak zijn hand aarzelend in de lucht om te zwaaien op het moment dat de ruiters opdoken uit de nauwe doorgang tussen de gebouwen. Nick telde hardop: 'Eén - twee - drie - vier. Eén te weinig. Het laatste meisje wacht nog even af.'
  
  Hij joeg de wagen door de nauwe doorgang terwijl de ruiters rukkend hun paarden in bedwang probeerden te houden. De hoefijzers kletterden op de tegels van het plein en slipten. Het meisje met het lange, zwarte haar - de slechtste ruiter - dook op. Nick drukte op de claxon en hield zijn voet bij de rem voor het geval dat.
  
  Hij was niet van plan haar te raken en hij snorde rechts langs haar heen. In gedachten gokte hij erop dat ze niet zou uitwijken - maar het paard deed het wel. Al of niet een klungelig ruiter - ze zag er schitterend uit met haar blote kont op dat paard.
  
  Op volle snelheid denderden ze het pad af, kwamen langs het springparcours en gingen weer het bos in.
  
  'Buiten op de weg hebben we een auto staan, meneer De Groot,' zei Nick. 'Zullen we proberen dwars door de omheining heen te rijden of zullen we die achterpoort waar u door naar binnen bent gekomen proberen?'
  
  De Groot antwoordde met de geamuseerde toon van een man die hem op een strategische fout wees. 'Ze kunnen uw auto gesaboteerd hebben. Ik zou dat eerst maar eens gaan uitzoeken. Nee, laten we de poort proberen. Ik zal u de weg wel wijzen.'
  
  Nick voelde zich geïrriteerd. Natuurlijk had die De Groot gelijk. Ze snorden voorbij het hek, vingen een glimp op van de Peugeot en doken het bos weer in via een aantal flauwe bochten.
  
  'Gewoon rechtdoor,' zei De Groot. 'En bij dat volgende bosje naar links. Dan zie je het zelf.'
  
  Nick remde, sloeg linksaf en zag de grote poort die het weggetje afsloot. Hij stopte en De Groot sprong eruit en rende op een drafje naar het hek. Hij stak de sleutel in het slot en probeerde die om te draaien - weer probeerde hij het, wrikte en verloor, al worstelend met het slot, zijn kalmte.
  
  Achter hen klonk het geluid van een automotor. Een Mercedes doemde op die een paar centimeter van hun achterbumper stopte zodat de wagen vastgepind zat tussen het hek en de andere auto. Mannen kwamen naar buiten gerold als guldens van een fruitautomaat die een keer uitbetaalt. Nick stapte uit de Daf en riep naar De Groot: 'Leuk geprobeerd met die poort. Maar het is niet meer nodig.' Toen draaide hij zich om om de groep nieuwkomers op te nemen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Philip van der Laan vertrok vroeg van zijn kantoor voor het lange weekend buiten. Met een zucht van verlichting trok hij de deur achter zich dicht en stapte in zijn gele Lotus Europe. Hij had problemen. Soms hielp een eind rijden hem. Hij was blij met zijn huidige vriendin, een dochter van gegoede familie die het in haar bol had gezet om filmster te worden. Op het ogenblik was ze in Parijs waar ze een ontmoeting had met een filmproducer die misschien een rolletje voor haar had in een film die hij in Spanje aan het draaien was.
  
  Problemen. De gevaarlijke, maar winstgevende smokkeldienst die hij had opgezet om inlichtingen vanuit de Verenigde Staten te brengen naar een ieder die er maar goed voor betaalde, zat aan één kant in het slop nu De Groot had geweigerd er nog verder mee door te gaan. Even had hij gedacht dat Helmie op de hoogte was gekomen van de werking van zijn systeem, maar het bleek dat hij zich had vergist. Goddank had Paul haar gemist met dat stomme schot van hem. Bovendien kon De Groot vervangen worden. Europa barstte van de inhalige mensjes die best koeriersdiensten wilden doen zolang het maar redelijk veilig was en goed werd betaald.
  
  Die Cullinans van De Groot waren de pot met goud aan het einde van de regenboog. Het moest mogelijk zijn om er een winst van meer dan een half miljoen gulden op te maken. Zijn contacten hadden hem laten weten dat tientallen Amsterdamse zakenbonzen - zij met werkelijk kapitaal achter zich - probeerden achter de prijs te komen. Dat kon die ongewone avonturen van Norman Kent verklaren. Ze wilden met hem in contact treden, maar hij - Philip - had dat contact al. Als hij die Cullinans voor de Bard Galleries kon versieren had hij misschien een klant voor jaren aan ze.
  
  Op een goed moment zou hij dan in staat zijn een groter 'buiten' te kopen, zoals Van Rijn had. Hij maakte een grimas. Van Rijn. Hij voelde een heftige jaloezie tegenover de oudere man. Beiden kwamen zij uit redersfamilies. Van der Laan had al zijn aandelen verkocht om zich op kanalen voor een snellere winst te kunnen concentreren, terwijl Van Rijn zijn aandelen nog steeds bezat, evenals zijn diamantindustrie.
  
  Hij bereikte een verlaten stuk snelweg en ging harder rijden dan de toegestane maximumsnelheid inhield. Het gaf hem een gevoel van macht. Morgen zouden De Groot, Kent en de Cullinans op zijn buitenhuis zijn. Deze zaak zou vruchten afwerpen, ook; al moest hij Paul, Beppo en Mark gebruiken om de zaak naar zijn hand te zetten. Hij had best vroeger geleefd willen hebben, in de tijd van de voorouders van Pieter-Jan van Rijn, die in Indonesië gewoon de inheemse bevolking uitmolk. Je keek niet achterom in die dagen en je linkerhand gebruikte je om je kont af te vegen, terwijl je met je rechter de gouverneur begroette.
  
  Pieter-Jan van Rijn wist van Van der Laans afgunst. Het was iets dat hij met vele andere zaken in zijn hermetisch gesloten brein bewaarde. Maar in tegenstelling tot wat Van der Laan dacht had de overgrootvader van Van Rijn de inheemse bevolking van Java en Sumatra niet gebrutaliseerd. Hij had er gewoon acht laten doodschieten waarna een ieder uiterst meewerkend werd tegen een geringe vergoeding.
  
  Terwijl Van Rijn op de ingesloten Daf toeliep was een zweem van een glimlach op zijn gezicht te bespeuren. 'Goedemorgen, meneer Kent. U bent wat vroeg.'
  
  'Ik ben de weg kwijtgeraakt. Ik was uw bezit aan het bekijken. Het is mooi hier.'
  
  'Dank u. Een deel van uw autorit heb ik kunnen volgen. U ontsnapte aan uw escorte.'
  
  'Ik zag geen enkele politiepenning.'
  
  'Nee - ze horen bij onze kleine nudistenkolonie. U zou verbaasd staan als u wist hoe goed die functioneert. Ik denk dat het komt doordat men hier de kans heeft alle frustraties en remmingen los te laten.'
  
  'Zou kunnen. Ze schijnen alles los te laten.' Terwijl ze zo met elkaar babbelden bekeek Nick de situatie. Van Rijn had vier mannen bij zich die zich nu, na uit de auto gerold te zijn, devoot achter hun baas hadden opgesteld. Ze waren in colberts met stropdassen en allen droegen ze de doelbewuste uitdrukking op het gezicht die Nick nu als typisch Hollands begon te zien. Mata, Harrie en De Groot waren uit de Daf geklauterd en stonden nu aarzelend te wachten wat er zou gebeuren. Nick zuchtte. Zijn enig logische koers was gewoon verder gaan met beleefd te zijn tegen Van Rijn en maar hopen dat hij en zijn mannen spinnen waren die de wesp voor een vlieg aanzagen. 'Hoewel ik vroeg ben,' zei Nick, 'kunnen we misschien toch tot zaken komen.'
  
  'Heeft u met De Groot over deze kwestie gesproken?'
  
  'Ja. We kwamen elkaar toevallig tegen. We waren allebei de weg kwijt en kwamen zodoende via uw achterdeur binnen. Hij vertelde me dat hij ook deel uitmaakt van die zaak die wij samen hebben besproken.'
  
  Van Rijn keek naar De Groot. Hij glimlachte niet meer. Hij leek nu meer op een waardige, onwankelbare rechter uit de dagen van koning George III. Het soort dat erop staat dat tienjarige kinderen zich keurig en netjes dienen te gedragen tijdens de uitspraak van het hof die hen veroordeelt tot de dood voor het stelen voor een homp brood. Zijn uitdrukking toonde dat hij wist wanneer hij vriendelijk kon zijn en wanneer hij zich vastbesloten moest tonen.
  
  'Heeft u meneer Kent de bijzonderheden getoond?' De Groot wierp een zijdelingse blik naar Nick. Nick keek omhoog naar een boomkruin en bewonderde het gebladerte. 'Nee,' antwoordde De Groot. 'We hebben net ontdekt dat we allemaal - dezelfde interesses delen.'
  
  'Juist.' Van Rijn wendde zich tot een van zijn mannen. 'Anton, maak het hek open en breng de Peugeot van meneer Kent naar het huis. De rest van jullie gaan terug in de Daf.' Hij gebaarde naar Nick en zijn ploegje. 'Zou u met mij mee willen komen. De grote wagen is wat comfortabeler.'
  
  Nick stelde Mata aan Van Rijn voor die goedkeurend knikte. Ze waren het met elkaar eens dat ze elkaar vluchtig hadden ontmoet, maar ze konden zich het feestje waarop niet meer herinneren. Nick wilde er zijn hoofd onder verwedden dat zij beiden het zich tot in de kleinste bijzonderheden wel konden herinneren. Zou je ooit denken dat deze flegmatieke man, of dat mooie meisje met die mooie amandelvormige ogen een gezicht of een feit zouden vergeten, dan ging je mooi de mist in. Mata was in leven gebleven door oplettend te blijven. Je kon bovendien wel raden dat generaties onaandoenlijke Pieter-Jannen van Rijn dit landgoed hadden opgezet door juist ogen en oren wijd open te houden.
  
  Misschien is daarom dat nudistenkamp hier, dacht Nick. Als je niets te doen hebt, kun je tenminste dat openhouden van je ogen nog oefenen.
  
  De man die met Anton werd aangesproken had geen enkele moeite met het slot van het hek. Terwijl hij op de Peugeot afliep, zei Van Rijn tegen De Groot: 'We veranderen die sloten regelmatig.'
  
  'Een verstandige tactiek,' zei De Groot, terwijl hij het portier van de Mercedes voor Mata openhield. Hij stapte na haar in en Nick en Van Rijn namen plaats op de klapstoelen. Harrie keek toe en ging vervolgens naast de bestuurder zitten.
  
  'De Daf ...' zei De Groot.
  
  'Ik weet het,' antwoordde Van Rijn kalm. 'Eén van mijn mensen, Adriaan, rijdt hem naar het huis en bewaakt hem goed. Het is een waardevolle auto.' De laatste zin kreeg voldoende nadruk om aan te geven dat hij wist wat erin zat. Majestueus gleden ze terug naar het huis. De veewagen en vrachtwagen waren verdwenen. Ze reden de oprijlaan op en maakten een bocht om het gigantische bouwwerk dat eruit zag alsof het ieder jaar werd geschilderd en de ramen elke ochtend een wasbeurt kregen.
  
  Aan de achterzijde was een grote parkeerplaats met een zwarte overdekking waar ongeveer veertig wagens stonden. De ruimte was nog niet voor de helft gevuld. Ze waren alle nieuw en vele waren erg duur. Nick nam een aantal nummers van de grotere limousines in zich op. Van Rijn had veel gasten of vriendinnen. Waarschijnlijk beide.
  
  Het groepje stapte uit de Mercedes en Van Rijn leidde ze op een kalme wandeling door de tuinen die het huis aan de achterzijde omringden. Tuinen met overdekte terrasjes van een tapijt van zacht groen gras en omzoomd met een verbijsterende hoeveelheid tulpen en gemeubileerd met smeedijzeren meubels, ligstoelen met schuimrubberen kussens, dekstoelen en tafels met parasols. Van Rijn maakte een buiging naar één van die terrasjes waar twee partijen aan het bridgen waren. Ze beklommen een stenen trap en kwamen bij een groot zwembad. Een tiental mensen lag luierend op de patio en een paar spetterden in het water. Vanuit zijn ooghoeken zag Nick een glimlach van pret op het gezicht van Van Rijn bij dit tafereel. Het was en bleef een verbazingwekkende man. Je voelde dat hij gevaarlijk kon zijn, maar hij was niet slecht. Je kon je best voorstellen dat hij het bevel zou geven: geef die dwaze jongen twintig zweepslagen. Zou je mildheid voorstellen, dan zou hij die keurige, grijze wenkbrauwen optrekken en zeggen: maar we moeten toch wel praktisch blijven, niet?
  
  Hun gastheer zei: 'Juffrouw Nasut - meneer Hasebroek, dat eerste badhuisje is het mijne. U zult daar drank vinden en ijs en zwemgoed. Geniet van de zon en het water terwijl meneer De Groot en meneer Kent en ik enkele zaken zullen bespreken. Als u ons even wilt excuseren - we zullen het niet te lang maken.'
  
  Hij liep verder naar het huis zonder antwoord af te wachten. Nick gaf Mata een snel knikje en ging achter Van Rijn aan. Net voor ze het huis binnenstapten, hoorde Nick twee auto's de parkeerplaats opdraaien. Hij was ervan overtuigd dat hij de Peugeot herkende en het vreemde blikkerige geluid van de Daf. Van Rijns man die de Mercedes had bestuurd, een pezige knaap met een vastberaden gezicht, kwam op een paar meter achter hen aan. Toen ze een ruim, prachtig gemeubileerd kantoorvertrek binnenstapten, nam hij plaats naast de deur. Doeltreffend en toch zo uiterst bescheiden, dacht Nick.
  
  Tegen één wand van het vertrek was een aantal scheepsmodellen opgesteld. Op planken of onder glazen stolpen op tafels. Van Rijn wees er één aan. 'Ken je die?'
  
  Nick kon het naamplaat je met Nederlands opschrift niet lezen.
  
  'Nee.'
  
  'Het was het eerste schip dat werd gebouwd in wat nu New York City is. Het werd gebouwd met behulp van de Manhattan-indianen. De New York Yacht Club heeft me een zeer hoog bedrag geboden voor dit model. Ik verkoop het niet - maar ik heb het ze nagelaten na mijn dood.'
  
  'Zeer vrijgevig van u,' zei Nick.
  
  Van Rijn nam plaats achter een groot bureau van donker zwartachtig hout dat leek te gloeien. 'Welnu. Meneer De Groot, bent u gewapend?'
  
  De Groot bloosde zowaar. Hij keek naar Nick. Nick haalde de korte .38 uit zijn zak en schoof hem over het bureau. Van Rijn liet hem zonder commentaar in een lade vallen.
  
  'Ik neem aan dat u uw handel in uw auto heeft liggen of ergens heeft verborgen op mijn landgoed?'
  
  'Ja,' zei De Groot ferm.
  
  'Vindt u dit niet een goed moment om het te gaan halen, zodat wij de voorwaarden kunnen bespreken?'
  
  'Ja.' De Groot begaf zich naar de deur.
  
  Willem loopt wel even met u mee, zodat u de weg niet kwijt zult raken.' De Groot ging naar buiten, op de hielen gevolgd door de pezige knaap.
  
  'De Groot is zo - ontwijkend,' zei Nick.
  
  'Dat weet ik. Willem is betrouwbaar. Als ze niet terugkomen, maak ik eruit op dat hij dood is. Nu, meneer Kent, wat onze transactie betreft - bent u in staat, als u eenmaal uw waarborgsom hier hebt betaald, de rest dan contant in Zwitserland of uw eigen land te betalen?'
  
  Rustig nam Nick plaats in een grote, leren fauteuil. 'Misschien - als u de verantwoordelijkheid voor uw rekening neemt om ze in Amerika af te leveren. Ik ben niet zo n expert op het gebied van smokkelen.'
  
  'Laat dat maar aan mij over. Dan nu nog de prijs ...'
  
  'En de koopwaar zien.'
  
  'Natuurlijk. Dat doen we zo direct.'
  
  De intercom viel in de rede. Van Rijn fronste zijn voorhoofd. 'Ja?'
  
  Door de luidspreker klonk een meisjesstem. 'Meneer Jaap Ballegooyer met twee vrienden. Hij zegt dat het erg belangrijk is.'
  
  Nick verstijfde. De herinnering aan de harde kaak, het koude glazen oog, de uitdrukkingloze kunsthuid en de vrouw achter de zwarte sluier flitste door zijn geest. Even was er een zweem van ongecontroleerde emotie over het gezicht van Van Rijn. Verrassing, vastberadenheid en ergernis. Zijn gastheer verwachtte dus deze bezoeker niet. Snel dacht hij na. Als Van Rijn de situatie uit de hand ging lopen werd het tijd voor de gast om op te stappen. Nick stond op. 'Ik moet me nu verontschuldigen.'
  
  'Ga zitten.'
  
  'Ik ben ook gewapend.' Plotseling loerde Wilhelmina vijandig met haar uitdrukkingloze cyclopenoog naar Van Rijn. Hij steunde met een hand op het bureau. 'Wellicht heeft u een hele serie knoppen daar onder uw voet. Maar ik zou u willen aanraden voor uw eigen gezondheid ze niet te gebruiken. Behalve natuurlijk als u van geweld houdt.'
  
  Van Rijn had zijn gezicht weer in de plooi, alsof dit iets was dat hij begreep en kon hanteren.
  
  'Geweld is niet nodig. Ga alleen weer zitten. Alstublieft.' Het klonk als een streng bevel.
  
  Vanaf de deur zei Nick: 'Onderhoud voor onbepaalde tijd opgeschort.' Toen liep hij naar buiten. Ballegooyer én Van Rijn én een hele legermacht. Er zaten nu te veel losse rafels aan die hele zaak. Een man van AXE mocht dan wel stevig en gespierd zijn, die rafels allemaal weer aan elkaar knopen kon wel eens een veel te ingewikkelde klus worden.
  
  Hij rende de weg terug die ze gekomen waren en kwam dwars door een reusachtige woonkamer en door de openstaande tuindeuren die naar beneden, naar het zwembad leidden. Mata, die met Harrie Hasebroek voor het badhok zat, zag hem aankomen toen hij met grote sprongen de stenen trap afrende. Zonder iets te zeggen kwam ze overeind en rende op hem af. Nick gebaarde dat ze met hem mee moest komen, draaide zich om en rende over het terrein naar de parkeerplaats.
  
  Willem en De Groot stonden bij de Daf. Willem leunde tegen de wagen en loerde naar De Groots kleine achterwerk die binnenin de wagen achter de voorste stoelen wat aan het rommelen was. Nick had Wilhelmina weer opgeborgen en hij grijnsde tegen Willem die zich met een snelle beweging had omgedraaid. 'Wat doe jij?'
  
  De pezige knaap was op iedere soort aanval voorbereid behalve op die uiterst snelle rechtse die hem net onder zijn laagste knoop van het colbert raakte. De knal zou een plank van drie centimeter dikte versplinterd hebben en Willem sloeg dan ook dubbel als een boek dat werd dichtgeslagen. Voordat hij goed en wel op de grond lag drukten Nicks vingers al tegen zijn nekspieren, terwijl de duimen tegen zijn rugzenuwen drukten.
  
  Voor een minuut of vijf zou Willem - hoe stoer die dan op een gewone, vrolijke Hollandse dag ook mocht zijn - uitgeschakeld zijn. Uit de riem van de knaap haalde Nick een klein, automatisch pistool en kwam weer overeind om naar De Groot te kijken die achterwaarts uit de wagen kwam kronkelen. Toen die zich omdraaide, zag Nick een kleine, bruine zak in zijn hand.
  
  Nick stak een hand uit. Als een robot legde De Groot de zak erin. Nick hoorde het snelle klikklak van Mata's rennende voeten op het asfalt. Even keek hij achterom. Tot dusver werden ze nog niet gevolgd. 'De Groot, later kunnen we wel over onze transactie spreken. De handelswaar hou ik bij me. Dan heb jij ze ten minste niet als ze je te pakken krijgen.'
  
  De Groot stond kaarsrecht. 'En dan zal ik weer moeten zien hoe ik jou te pakken krijg?'
  
  'Ik laat je geen keus.'
  
  'Waar is Harrie?'
  
  'De laatste keer dat ik hem zag was hij bij het zwembad. Hij is oké. Ik denk niet dat ze hem lastig zullen vallen. Nu kun je beter zien hier vandaan te komen.'
  
  Nick wenkte Mata en rende naar de Peugeot die vier plaatsen van de Daf stond geparkeerd. De sleutels zaten er nog in. Nick startte de motor terwijl Mata binnenwipte. Zonder dat ze hijgde zei ze: 'Was me dat even een kort bezoekje.'
  
  'Te veel gasten,' antwoordde Nick. Hij reed de wagen achteruit, draaide snel op de parkeerplaats en koerste in de richting van de snelweg. Terwijl hij van het huis wegreed keek hij even achterom. De Daf zette zich in beweging, Harrie kwam van het huis aanrennen, gevolgd door Willem, Anton, Adriaan, Ballegooyer en een van de mannen die bij de gesluierde vrouw in de garage was. Geen van allen droegen ze een wapen. Nick wijdde zich verder weer aan het autorijden, sneed de hoeken af van de dubbele bochten tussen hoge op een keurige rij staande bomen en kwam ten slotte op een recht eind dat naar de snelweg leidde.
  
  Tien of twaalf meter voor de snelweg waren twee stenen gedrongen bouwsels, waarvan er één was verbonden met een portierswoning. Terwijl hij het gaspedaal tegen de vloer drukte zag hij dat de forse, brede, ijzeren hekken zich begonnen te sluiten. Die waren niet in puin te rijden, nog met geen tank. Hij schatte de opening tussen de hekken terwijl ze langzaam naar elkaar toezwaaiden.
  
  Viereneenhalve meter? Zeg vier. Nu drieëneenhalf. De hekken kwamen nu sneller bij elkaar. Het waren majestueuze metalen obstakels, zo zwaar dat de uiteinden op draagwieltjes rolden. Elke wagen die daarop vloog zou volledig gesloopt worden.
  
  Hij bleef vol gas rijden. Bomen suisden aan weerskanten voorbij. Vanuit zijn ooghoeken zag hij dat Mata haar armen voor haar gezicht had gevouwen. Die schat had liever een gebroken rug of gebroken nek dan een geschonden gezicht. Hij nam het haar niet kwalijk.
  
  Hij schatte de resterende opening en probeerde zo zuiver mogelijk het midden te houden.
  
  Klang - skliek - krang! Een metaalachtig gekrijs en ze schoten door de kleiner wordende opening naar buiten. Een of beide hekken hadden zich langs de Peugeot gescheurd als haaientanden die naar een vliegende vis hapten. Dank zij hun snelheid en het feit dat de poorten van buiten naar binnen klapten waren ze erdoorheen gekomen.
  
  De snelweg was nu dichtbij. Nick stond op de remmen, pompend. Hij durfde geen slip te riskeren. Het wegdek was stroef en droog, ideaal om te accelereren, maar probeer er in hemelsnaam niet op te glijden, of er moet een olievlek op liggen. Maar hij zag er geen.
  
  De snelweg maakte een rechte hoek met de oprit van Van Rijn. Ze schoten vlak achter een passerende bus over de weg en gelukkig kwam er van de andere kant niets aan. Rukkend aan zijn stuur kon Nick de wagen net van de greppel aan de overzijde vandaan houden. Grint en kiezel werd weggeschoten, het wiel van de Peugeot draaide wellicht een paar centimeter boven de greppel, maar toen kreeg de wagen weer grip op de weg en Nick gaf gas. Slingerend kreeg hij hem weer in de juiste koers en ze raasden de tweebaansweg af.
  
  Mata bracht haar hoofd weer omhoog. 'Allemachtig ...' Nick keek even achter zich naar de oprit van Van Rijn. Een man was uit de portierswoning gekomen en keek hen vuistschuddend na. Goed. Als hij die hekken niet meer open kreeg zou dat in ieder geval de mogelijke achtervolgers een tijdje tegenhouden.
  
  'Ken je deze weg?' vroeg hij.
  
  'Nee.' Ze tastte in het dashboardkastje naar de kaart.
  
  'Wat is daar eigenlijk gebeurd? Schenken ze zulke slechte whisky?'
  
  Nick grinnikte. Het deed hem goed. Hij had zichzelf en Mata al verwerkt zien worden tot een omelet van steen en ijzer. 'Ik heb niet eens een drankje aangeboden gekregen.'
  
  'Nou, ik heb tenminste nog een slokje van de mijne kunnen nemen. Ik vraag me af wat ze met die Harrie Hasebroek en
  
  De Groot zullen doen. Het zijn eigenaardige mannetjes allemaal.'
  
  'Eigenaardig? Die gifadders?'
  
  'Ik bedoel om die Cullinans te stelen.'
  
  'Dat heeft De Groot op zijn geweten. Harrie is zijn schaduw. Ik stel me zo voor dat Van Rijn ze er simpelweg uitknalt. Welke waarde hebben ze nu nog voor hem? Het zou best eens kunnen zijn dat hij het helemaal niet zo leuk vindt als Ballegooyer ze zal zien. Dat is dat type Britse diplomaat die me aan die gesluierde vrouw voorstelde.'
  
  'Was die daar ook?'
  
  'Net aangekomen. Daarom vond ik het maar beter om eens benen te maken. Veel te veel dingen om tegelijk op te letten. Veel te veel handen ook die zich hebberig naar die Gullinans uitstrekken. Kijk eens in dat zakje of die De Groot ons niet heeft belazerd en snel de diamanten heeft omgewisseld. Ik geloof niet dat hij daar tijd voor heeft gehad, maar het is maar een gedachte.'
  
  Mata opende het zakje en zei: 'Ik weet niet veel af van ruwe stenen; maar deze zijn wel erg groot.'
  
  'Ze hebben recordafmetingen heb ik eruit begrepen.'
  
  Nick wierp een blik op de dingen in Mata's schoot die eruit zagen als stukken reuzenkandij. 'Wel, ik neem aan dat wij ze dus hebben. Stop ze maar weer weg en kijk op de kaart, lief.'
  
  Zou Van Rijn de achtervolging opgeven? Nee, daar was het geen man voor. Ver achter zich zag hij een kever in zijn spiegel, maar die liep niet op hem in. 'Een kruising voor ons,' zei hij. 'Kijk of je die op de kaart kunt vinden. Voorlopig rijden we nog naar het zuiden.'
  
  'Welke kant wil je dan op?'
  
  'Naar het noordoosten.'
  
  Even was Mata stil. 'We kunnen het beste rechtdoor gaan. Slaan we linksaf dan komen we door Wanroy en dan is er alle kans dat we ze weer tegenkomen, als ze ons tenminste volgen. We moeten rechtdoor naar Gemert en dan kunnen we afslaan naar het oosten. Daar kunnen we uit een aantal wegen kiezen.'
  
  'Goed, poes. Ik stop niet om op die kaart te kijken.'
  
  De kruising bracht ze op een betere weg, maar ook was daar meer verkeer, een kleine optocht van kleine, opgepoetste autootjes. Plaatselijke bevolking, dacht Nick. Moeten die mensen nu werkelijk alles poetsen tot het glimt?'
  
  'Let op wat achter ons gebeurt,' zei Nick. 'Deze spiegel is te klein. Kijk of er wagens zijn die inhalen met de bedoeling ons in de gaten te houden.'
  
  Mata ging op haar knieën in haar stoel zitten en keek naar achteren. Na een paar minuten zei ze: 'Iedereen blijft keurig in de rij. Als er een wagen is die ons achtervolgt zou die wel moeten passeren.'
  
  'Verdomd leuk,' mopperde Nick.
  
  Toen ze een stad naderden werd de behuizing dichter. Steeds meer van die aardige witte huisjes verschenen waar eerst glanzende, schoongewassen koeien in prachtig groene weilanden hadden rondgestapt. Zouden ze die beesten echt wassen, vroeg Nick zich af.
  
  'Ga nu links en daarna weer links,' zei Mata. Ze bereikten een kruising. Boven hun hoofden gonsde een helikopter. Hij zocht naar een wegversperring. Zou Van Rijn zulke goede connecties hebben? Ballegooyer wel, maar dan zouden die twee nu samen moeten werken.
  
  Langzaam wrong hij zich door het stadsverkeer, hij maakte zijn twee bochten naar links en ze kwamen weer buiten de stad. Geen enkele wegversperring, geen enkele achtervolging-
  
  'Er is geen enkele wagen bij ons gebleven,' zei Mata. 'Moet ik nog blijven opletten?'
  
  'Nee. Ga gewoon zitten. We rijden snel genoeg om elke potentiële achtervolger in de gaten de hebben. Maar ik begrijp er geen bal van. Hij had ons toch met die Mercedes kunnen nazitten?'
  
  'De helikopter?' vroeg Mata rustig. 'Die vloog weer over ons heen.'
  
  'Waar zou hij die dan zo snel vandaan moeten hebben?'
  
  'Ik heb geen idee. Misschien is het er een van de verkeerspolitie.' Ze stak haar hoofd buiten het raampje. 'Hij is in de verte verdwenen.'
  
  'Laten we van deze weg af gaan. Kun je er een vinden die toch in de juiste richting blijft leiden?'
  
  De kaart ritselde. 'Probeer de tweede naar rechts. Ongeveer zeven kilometer verderop. Die gaat ook door het bos en we kunnen, als we eenmaal de Maas over zijn de snelweg naar Nijmegen pakken.'
  
  De afslag zag er veelbelovend uit. Weer zo'n tweebaansweg. Na een aantal kilometers ging Nick wat langzamer rijden en zei: 'Ik geloof niet dat we gevolgd worden.'
  
  'Er vloog een vliegtuigje over ons heen.'
  
  'Dat weet ik. Je let op de kleine dingen, Mata.'
  
  Ze schoof over haar stoel tegen hem aan. 'Daarom leef ik nog steeds,' zei ze zacht.
  
  Hij sloeg een arm om haar zachte lichaam. Zacht, maar sterk waren haar spieren, haar botten en hersens ontwikkeld om te kunnen overleven, zoals ze dat zei. Hun verhouding was niet alledaags. Hij bewonderde haar voor de vele eigenschappen die zich aan die van hem konden meten - in de eerste plaats wel oplettendheid en snelle reflexen.
  
  Vaak had ze tegen hem in één van hun warme, voortsoezende nachten in Djakarta gezegd: 'Ik hou van je.' En hij had haar precies hetzelfde als antwoord gegeven.
  
  En mensen als zij menen dat soort dingen, hoe lang zoiets ook mag duren, één nacht, een halve week, een maand, wie zal het zeggen. Daarom was ze ook niet in staat geweest zijn dood te veroorzaken op het moment dat ze daartoe in de gelegenheid was om daarmee een fortuin te verdienen. En daarom ook had hij haar niet kunnen vernietigen toen het moment eenmaal daar was. Hij had haar voorgesteld dat ze maar weg moest gaan van het eiland en met een wrange lach die zij beiden begrepen had ze dat aanvaard.
  
  'Je bent nog steeds even mooi als altijd, Mata,' zei hij zacht. 'We zijn niet de mooie mensen, wij zijn de blijvers.' Ze gaf hem een kneepje in zijn knie. 'Wat had je dan willen kiezen als je daartoe in de gelegenheid was geweest?'
  
  'De blijvers. Aangezien we toch maar heel kort kunnen schitteren op deze modderkluit.'
  
  Ze kuste hem in zijn nek, net onder zijn oor. 'Lekker,' zei hij. 'Hé, kijk daar eens.' Hij minderde vaart en remde. Aan de oever van een flinke beek, half schuilgaand onder prachtige bomen was een kleine camping, een rechthoekig geval van de stroom tot aan de weg. Kleine gele paaltjes gaven drie kampeerplekken aan.
  
  In de eerste stond een grote Rover, in de tweede een Volkswagen met een kampeerdekzeil eraan vastgemaakt en in de laatste stond een gedeukte Triumph naast een bungalowtent met een aluminium frame. De bungalowtent was oud en van een gebleekte, lichtgroene kleur.
  
  'Die moeten we hebben,' zei Nick. Hij draaide het kampeerterreintje op en kwam naast de Triumph. Het was een vier vijf jaar oude TR5. Van dichtbij zag hij er eerder versleten dan gedeukt uit. Eert leven van zon, regen, opvliegend zand en gruis hadden hun sporen nagelaten. De banden waren nog goed.
  
  Nick stapte uit en een magere, gebruinde man in een verbleekte, korte khaki broek met franjes in plaats van een zoom kwam van een klein kampvuurtje op ze af. Nick stak een hand uit. 'Hallo. Ik heet Norman Kent. Amerikaan.'
  
  'Buffer Whicker,' zei de ander. 'Australiër.' Zijn handdruk was stevig en hartelijk.
  
  'Dat is mijn nieuwe vrouw, daar in de wagen.' Nick blikte naar de Volkswagen. Een paartje zat onder het dekzeil binnen gehoorsafstand. Hij ging wat zachter praten. 'Kunnen we niet even bij het water gaan staan. Ik heb een voorstel dat u misschien zal interesseren.'
  
  Buffer volgde hem, terwijl hij zei: 'Ik kan u een kopje thee aanbieden, maar als u iets te verkopen hebt heeft u de verkeerde zak voor u.'
  
  Nick haalde zijn portefeuille tevoorschijn, pakte daar vijf briefjes van honderd US dollars uit en vijf biljetten van twintig. Hij hield ze dicht tegen zijn lijf gedrukt zodat niemand anders op het campinkje ze zou kunnen zien. 'Ik verkoop niet. Ik wil huren. Heb je iemand bij je?'
  
  'Mijn vriendin. Ze slaapt in de tent.'
  
  'We zijn net getrouwd. Mijn zogenaamde vrienden zijn nu op zoek naar me. Je kent dat wel. Gewoonlijk kan me dat niet zo veel schelen, maar, zoals jullie dat daarginds zeggen, een paar van die jongens zijn vervelende rotzakken.'
  
  Huiler keek naar het geld en zuchtte. 'Norman, daarvoor kun je niet alleen bij ons blijven, je kunt ook nog met ons mee naar Calais als je dat wilt.'
  
  'Zo ingewikkeld is het niet. Ik zou graag willen dat jij en jouw vriendin naar de dichtstbij gelegen stad gingen en daar een goed hotel of motel namen. Natuurlijk zonder te zeggen dat je je kampeeruitrusting hier hebt achtergelaten. Het enige dat je achter hoeft te laten is de tent, een stuk zeildoek en een paar slaapzakken of dekens. Het geld dat ik je ervoor betaal is veel meer waard dan je hele zootje bij mekaar.' Muffer nam het geld aan. 'Je ziet er wel betrouwbaar uit, makker. We laten die hele rotzooi voor je achter, behalve natuurlijk onze persoonlijke bullen. Het is niet zo veel, wat kookspullen en wat eten.'
  
  'Hoe zit het met je buren?'
  
  Die ken ik wel. Ik zal tegen ze zeggen dat je mijn neef bent uit Amerika die voor één nacht van mijn tent gebruik maakt.'
  
  'Goed. Afgesproken. Kun je me even helpen mijn wagen te verbergen?'
  
  Mijd hem naar deze kant van de tent. We zullen hem dan wel op de een of andere manier camoufleren.'
  
  Minnen een kwartier had Buffer een luifel in elkaar geflanst die de achterkant van de Peugeot voor de weg verborg zonder dat het er al te opvallend uitzag en stelde 'Norman Kent, mijn neef uit Amerika', voor aan de twee andere kamperende paren. Daarna vertrok hij met zijn mooie blonde stuk in de Triumph.
  
  De tent was comfortabel binnen, met een klaptafeltje, een paar stoelen en slaapzakken op luchtbedden. Een slim geconstrueerd kastje, dat kennelijk gemaakt was om in de Triumph te passen, diende als provisiekast. De verschillende gleuven en laatjes waren vol borden en schotels, bestek en een kleine hoeveelheid ingeblikte waar.
  
  Nick bracht zijn bagage van de Peugeot naar binnen, haalde een fles Jim Beam uit zijn koffer, zette die op tafel en zei: 'Schat, ik ga even rondkijken. Maak jij ondertussen wat drankjes voor ons klaar?'
  
  'Goed hoor.' Ze gaf hem een aai, kuste zijn kin en probeerde in zijn oor te bijten. Maar voor ze daar de kans voor had was hij al uit de tent weg gestapt.
  
  'Wat een vrouw,' dacht hij toen hij naar de beek liep. Ze wist precies wat ze allemaal kon doen, op de juiste tijd, de juiste plaats en op de juiste manier. Hij liep een smalle draaibrug over en draaide zich om om naar de kampeerplaats te kijken. De Peugeot was nauwelijks te zien. Een kleine, roodzwarte vlet, aangedreven door een pruttelende buitenboordmotor, kwam langzaam op de brug af. Snel liep Nick terug over de brug en bleef staan kijken om hem voorbij te zien komen. De schipper stapte op de oever en draaide aan een groot wiel dat de brug als een poort opzij deed draaien. Hij stapte weer aan boord en de vlet kroop voorbij als een slak met bloemen op zijn rug. De man wuifde naar hem.
  
  Nick deed een stap dichterbij. 'Hoef je die brug niet te sluiten?'
  
  'Nee - no - no.' De man lachte. Hij sprak Engels met een rond accent, alsof elk woord gewikkeld was in schuimgebak. 'Is klok in deur. Weer dicht om twee minuten. Dan belletje prring prring. Wacht maar.' Hij wees met zijn pijp naar Nick en lachte vriendelijk. 'Elektrisch. Ja. Tulpen en sigaar niet het enige wij hebben. Ho-ho-ho-ho.'
  
  'Jij ook ho-ho-ho-ho,' antwoordde Nick. Maar zijn lach was hartelijk. 'Waarom maak je hem dan niet open op die manier in plaats van aan dat wiel te draaien?'
  
  De schipper keek om zich heen naar het verlaten landschap alsof hij geschrokken was. 'Shhht.' Hij pakte een grote bos bloemen uit een van de vaten, sprong op de wal en bracht zijn hoofd dicht bij dat van Nick. 'Geen toeristen meer komen kijken zoals jij. Hier cadeautje.' Nick keek even in de flonkerend blauwe ogen toen hij de bos bloemen in zijn handen kreeg gedrukt. Toen sprong de man weer terug op zijn kleine bootje.
  
  'Ontzettend bedankt. Mijn vrouw zal ze erg mooi vinden.'
  
  'God zij met u.' De man zwaaide een laatste groet en de achterkant van de vlet pruttelde voorbij Nick. Toen hij terug slenterde naar het kamp zuchtte de brug krakend terug naar zijn oorspronkelijke positie. De eigenaar van de Volkswagen hield hem staande toen hij het smalle pad opstapte. 'Bonjour, meneer Kent. Trek in een glaasje wijn?'
  
  'Graag. Maar kan dat vanavond. Mijn vrouw en ik zijn moe. Het is nogal een vermoeiende dag geweest.'
  
  'U komt maar wanneer u wilt. Ik begrijp er alles van.' De man maaktenen lichte buiging. Hij heette Perrault. Dat 'ik begrijp er alles van' kwam omdat Buffer hem had verteld dat deze 'Amerikaanse neef, Norman Kent' met zijn bruid was. Nick had Buffer liever een andere naam gegeven, maar als hij zijn paspoort of andere papieren voor de dag had moeten brengen, had het tot complicaties kunnen leiden. Hij ging de tent binnen en overhandigde de bloemen aan Mata. Ze glunderde. 'Ze zijn prachtig. Heb je die van dat bootje dat net voorbij kwam?'
  
  'Ja. Mooiste vletje dat ik ooit heb gezien. Maar hoe bedruipen die mensen zich in godsnaam?'
  
  'Heel kalmpjes aan.'
  
  Hij dacht erover na terwijl ze de bloemen in het water zette. Hij keek naar haar kleine, donkere hoofd boven de kleurige bos bloemen. Ze was heel aandachtig bezig alsof dit het moment van haar leven was waarop ze altijd had gewacht. Zoals hij al in Indonesië had gemerkt bezat dit meisje van twee werelden uitzonderlijke diepten. Je kon van haar leren als je er tijd voor had, en de wereld zijn lange tengels van je af wilde houden.
  
  Ze gaf hem zijn borrel en ze zetten zich neer in de kampeerstoelen om uit te zien over de rustige, vredige beek, met erachter de groene stroken weiland onder een violette, bewegende hemel. Nick voelde zich een beetje slaperig worden. Het was rustig op de weg, op een enkele voorbijkomende auto na. Buiten wat gemurmel uit een van de andere tenten en een paar vogels, was er niets te horen. Hij nam een slok van zijn drankje. 'Er was een fles sodawater in de emmer. Is je borrel koud genoeg?'
  
  'Heerlijk.'
  
  'Sigaret?'
  
  'Goed, lekker.' Het kon hem weinig schelen of hij rookte of niet. De laatste tijd deed hij dat wat kalmer aan. Waarom? Hij wist het niet. Maar nu hield hij er in ieder geval van dat ze de filtersigaret voor hem aanstak. Zorgvuldig bracht ze de filter in haar mond, zorgvuldig hield ze er het vlammetje bij en zorgvuldig overhandigde ze de sigaret aan hem, alsof het een eer was hem te dienen. Een man zou op gegeven moment niets anders meer willen. En dan fouten gaan maken. Op de een of andere manier wist hij dat ze niet zou proberen de inhoud van de bruine zak te jatten. Dat zou kunnen komen door het feit dat die dingen voor een ieder zonder de juiste connecties een eindeloze aaneenschakeling van rampen zou veroorzaken. Hij voelde een afkeer in zich bovenkomen, waarbij je alleen maar in leven bleef door helemaal niemand te vertrouwen.
  
  Ze ging staan en hij keek dromerig toe hoe ze haar wikkeljurk van zich afdraaide zodat ze in een goudzwarte beha en slip kwam te staan. Ze hing haar jurk aan een haakje middenin het dak van de tent. Een vrouw om trots op te zijn. Een vrouw waarvan je zou kunnen houden. Je zou een prettig leven krijgen met zo'n vrouw die in staat is zoveel affectie op te brengen.
  
  Een keer was hij tot de conclusie gekomen dat de meest heftige en hartstochtelijke vrouwen de Schotse waren en de meest verstandelijk hartstochtelijke vrouwen de Japanse. Toegegeven - zijn vergelijkingsmateriaal was niet zo uitgebreid als een objectief onderzoek wel zou wensen, maar je moet nu eenmaal roeien met de riemen die je hebt. Op een avond in Washington had hij het onder een aantal borrels tegen Bill Rhodes gezegd. De jongere AXE-man had er een tijdje over zitten nadenken en toen gezegd: 'Die Schotten zijn al sinds eeuwen op bezoek in Japan. Of als zeeman, of als handelaar. De eerste van ons die daar komt, Nick, moet het meest perfecte meisje zien op te zoeken: Japans-Schots Indo-Europees. Misschien moet je wel een advertentie plaatsen.'
  
  Nick grinnikte. Praktische vogel die Rhodes. Het was toeval dat niet hij maar Nick naar Amsterdam was gestuurd om Herb Whitlocks taak over te nemen. Bill hield zich bezig met het werk in New York en met de Bard Galleries.
  
  Mata legde haar kleine, donkere hoofd tegen zijn schouder.
  
  Hij sloeg zijn arm er omheen. 'Heb je al honger?' vroeg ze. 'Een beetje. We zien straks wel wat we kunnen klaarmaken.'
  
  Er zijn wat bonen en een paar blikjes corned beef. Voldoende groente voor een salade, plus olie en azijn. En koekjes voor bij de thee.'
  
  'Klinkt fantastisch.' Knappe meid. Ze had de inhoud van de provisiekast al opgenomen.
  
  'lk hoop dat ze ons niet zullen vinden,' zei ze zacht. 'Die helikopter en dat vliegtuig zitten me een beetje dwars.
  
  'Weet ik. Maar mochten ze wegversperringen hebben opgezet dan worden ze na een uur of twaalf wel moe en denken ze wellicht dat we erdoorheen geglipt zijn. Morgenvroeg vertrekken we, nog voor het licht is. Maar je denkt helder, Mata, zoals altijd.'
  
  'Van Rijn is een geslepen man, denk ik.'
  
  'Ben ik met je eens. Maar toch lijkt het me dat hij meer karakter heeft dan die Van der Laan. Als één van tweeën principes heeft is het Van Rijn wel. Maar tussen haakjes, Mata, ben je wel eens uit geweest met Herbert Whitlock?'
  
  'Natuurlijk. Hij heeft me een keer mee uit eten genomen.' Met moeite kon Nick zijn arm in bedwang houden. Bijna spande die zich uit een reflex.
  
  'Waar heb je hem voor het eerst ontmoet?'
  
  'Hij liep pardoes tegen me op bij Kaufman, daar waar die fotograaf zit. Dat wil zeggen, hij deed alsof hij pardoes tegen me op liep. Op de een of andere manier moet hij dat van plan zijn geweest, want hij was op zoek naar mij, denk ik. Hij wilde iets.'
  
  'Wat?'
  
  'Dat weet ik niet. Het gebeurde ongeveer twee maanden ' terug. We aten in De Boerderij en gingen daarna naar de Blue Note. Het was daar ontzettend gezellig. Bovendien was die Herb een fantastische danser.'
  
  'Ben je ook met hem naar bed geweest?'
  
  'Nee hoor. Alleen maar wat zoenen bij het afscheid nemen. Ik denk dat ik het een volgende keer wel gedaan zou hebben. Maar hij is wel een paar keer met een vriendin van me, Paula, uitgeweest. En toen kreeg hij dat ongeluk. Ik vond het erg naar. Ik weet zeker dat hij me nog een keer zou hebben opgebeld.'
  
  'Stelde hij je nog vragen. Heb je enig idee wat hij aan het doen was - probeerde uit te vinden?'
  
  'Ik dacht dat hij zoiets als jij was. Amerikaans agent of iets dergelijks. We hadden het voornamelijk over fotografie en de modellen wereld.'
  
  'En zaken? Advertenties?'
  
  'Ja. De commerciële tak van de fotografie. Ik was van plan om hem de volgende keer eerlijk te vragen of ik hem kon helpen.'
  
  Peinzend schudde Nick zijn hoofd. Arme Herb. Oppassend en methodisch. Dronk niet. Haalde meisjes en zaken niet door elkaar, zoals veel agenten nog wel eens doen. Hij liet Mata opdraven en neukte Paula. De geboren zwoeger. Was hij eerlijker tegen Mata geweest, dan zou hij misschien nog in leven zijn. Herb ging nooit op een voorgevoel af. Daar was hij te prozaïsch voor. 'Dronk hij veel?'
  
  'Bijna niets. Eén van die dingen aan hem die me bevielen.'
  
  'Denk je dat hij is vermoord?'
  
  'Dat heb ik me zitten afvragen. Misschien dat Paula iets weet. Zal ik met haar gaan praten als we weer terug zijn in Amsterdam?'
  
  'Heel graag. Wat zijn connecties betreft had je gelijk. Hij was Amerikaans agent. Ik zou ontzettend graag willen weten of zijn dood werkelijk een ongeluk was. Ik bedoel - de Nederlandse politie is natuurlijk wel efficiënt, maar -'
  
  Ze kneep hem in zijn hand. 'Ik begrijp je. Misschien kom ik ergens achter. Paula is een erg verstandig meisje.'
  
  'En net zo mooi als jij?'
  
  'Dat moetje maar zelf beoordelen.'
  
  Ze draaide haar gezicht naar hem op en drukte haar lippen zacht op de zijne alsof ze wilde zeggen: maar je zal haar niet kiezen, daar zorg ik wel voor.
  
  Terwijl hij de zachte lippen kuste vroeg Nick zich af waarom Whitlock Mata had uitgezocht. Toeval? Misschien. De zakenwereld van Amsterdam stond bekend als een dorp waarin iedereen elkaar kende. Maar toch was het waarschijnlijker dat ze was uitgepikt door de computer van AXE.
  
  Hij zuchtte. De zaken gingen allemaal nog veel te langzaam. Mata's kussen en strelingen waren zeer wel in staatje even je problemen te laten vergeten. Haar hand gleed naar beneden en maakte in een oogwenk zijn riem los. De riem met alle verborgen trucs en gebruikspoeders van het laboratorium van AXE: cyanidegifstoffen, zelfmoordpoeders en andere gifstoffen met een tiental gebruiksmogelijkheden. Verder nog geld en een buigzame vijl met zaagtanden. Hij voelde zich als een vreemdeling in de Hof van Eden. De gast met de dolk.
  
  Hij bewoog zich. 'Schat laat me even wat van deze troep uittrekken.'
  
  Lui ging ze staan, een glimlach van pret speelde rond haar mondhoeken, en ze stak haar hand uit om het jasje aan te pakken. Ze hing het zorgvuldig op een hangertje, deed hetzelfde met zijn das en overhemd en keek stil toe hoe hij Hugo in zijn open koffer op de slaapzakken verborg.
  
  'Ik heb ontzettend veel zin om te zwemmen,' zei ze.
  
  Snel trok hij zijn broek uit. 'Nog steeds dat Javaanse, hè? Wil je nog steeds vijf keer per dag het water in?'
  
  'Ja. Water is goed en vriendelijk. Het maakt je schoon ...'
  
  Hij keek naar buiten. Het werd donker. Vanaf zijn positie was er niemand te zien. 'Ik kan mijn onderbroek aanhouden.' Onderbroek, dacht hij; zelfs die verraadt me nog in de Hof van Eden, met de dodelijke Pierre in zijn geheime zakje.
  
  'Die stof kan tegen water,' zei ze. 'Als we stroomopwaarts gaan kunnen we misschien naakt zwemmen. Ik zou graag helemaal schoon spoelen.'
  
  Hij vond twee handdoeken, wikkelde de bruine zak, Wilhelmina en zijn portefeuille in één ervan en zei: 'Laten we maar eens lekker nat worden.'
  
  Een keurig, recht pad volgde de stroom. Net voor ze de camping uit het oog verloren keek Nick achterom. Niemand scheen naar hen te kijken. De mensen van de Rover kookten eten op een primus. Hij begreep waarom de camping zo klein was. Zodra ze de struiken achter zich lieten, waren de bomen verder van de oever op regelmatige afstanden van elkaar. In kuituur gebracht terrein reikte bijna tot aan de oever. Het pad leek op een jaagpad, alsof hier generaties terug paarden kleine aken of schouwen hadden voortgetrokken. Misschien was het wel zo geweest. Ze liepen lange tijd. Weiland na weiland. Het was verbazingwekkend voor een land waarvan je dacht dat het zo boordevol mensen zat. Mensen. Hij bracht Wilhelmina omhoog. De pest van deze planeet. De landbouwmachines en landarbeiders waren niet meer op het land.
  
  Onder één van de hoge bomen vond hij een plek, afgeschut als een prieel in het duister. Een smalle geul vol droge bladeren, als een nest. Mata bleef er zo lang naar kijken dat hij haar verwonderd aanzag. 'Geniet je ergens van?' vroeg hij.
  
  'Van deze plek. Heb je gezien hoe keurig de oevers van die beek zijn. Geen afval of takken of bladeren. Maar hier. Hier heb je nog echte bladeren, helemaal droog als een donsbed. Ik denk dat geliefden hier komen. Misschien al wel jaren achter elkaar.'
  
  Hij legde de handdoek bij de stronk van de boom. ' Ik denk dat je wel gelijk hebt. Maar misschien harkt de een of andere boerenjongen wel de bladeren steeds hierheen om een comfortabel plekje voor zijn middagdut te hebben.'
  
  Ze deed haar beha en slipje uit. 'Goed, maar deze plek heeft veel liefde gekend. Op de een of andere manier is hij heilig. Het heeft zijn eigen sfeer. Dat kun je aanvoelen. Niemand kerft in de bomen of laat er afval achter. Is dat niet voldoende bewijs?'
  
  'Waarschijnlijk wel,' zei hij peinzend toen hij zijn onderbroek opzij gooide. Ga je gang, Carter, bewijs maar eens >lilt zij ongelijk heeft.
  
  Mata draaide zich om en liep de stroom in. De oever liep schuin af. Ze dook onder en kwam een paar meter verderop weer boven. 'Kom ook gauw. Het is heerlijk.'
  
  Het was niet zo'n plek die je met een duik mag verstoren, zelfs niet als je zo stom bent om geen rekening te houden met de verspreid liggende keien. Nick Carter, die wel eens vanaf dertig meter naar beneden had gedoken, ging te water als een vallende twijg. Met geluidloze slagen zwom hij naar het meisje toe. Hij voelde dat deze plek rust en eerbied verdiende, eerbied voor al die geliefden die hier hun eerste prille liefde hadden verorberd. Of is dat die goede genius van me, dacht hij toen hij naast Mata kwam.
  
  'Voel je je niet prettig?' fluisterde ze.
  
  Jawel.' Het water was rustgevend, de avondlucht koel. Zelfs het inademen ervan, dicht bij het kalme oppervlak van het water scheen je longen te vullen met iets nieuws, iets fris en iets versterkends. Mata vlijde zich tegen hem aan, gedeeltelijk drijvend, haar hoofd op gelijke hoogte met dat van hem. Haar haar was tamelijk lang en haar natte krullen gleden langs zijn nek met een tedere zachtheid die hem opwond. Weer één van die goede eigenschappen van Mata, dacht hij, geen bezoeken aan de kapsalons. Een beetje frunniken met een handdoek, een kam, een borstel en een fles geurige olie en ze had haar haar weer volledig in model.
  
  Ze keek hem aan, strekte haar armen aan weerskanten van zijn hoofd en kuste hem licht, terwijl ze hun lichamen tegen elkaar wreven met de ritmeloze harmonie van twee boten die naast elkaar op een zachte deining golfden.
  
  Hij bracht haar langzaam omhoog en kuste haar beide borsten, een handeling die zowel hulde als hartstocht uitdrukte. Toen hij haar weer liet zakken werd ze gedeeltelijk gesteund door zijn erectie. Het was een houding die geestelijk zo bevredigend was dat je die eeuwig zou willen bewaren, maar tevens verontrustend omdat je erdoor werd aangespoord verder te zoeken.
  
  Ze zuchtte en haar sterke, kleine armen sloten zich op zijn rug. Hij voelde haar handpalmen open en dicht gaan, de gedachteloze bewegingen van een gezonde baby die de borsten van zijn moeder kneedt onder het drinken.
  
  Toen hij ten slotte een hand naar beneden liet glijden, onderschepte ze die en fluisterde: 'Nee. Geen handen. Alles op z'n Javaans, weet je nog?'
  
  Hij wist het nog, met een mengeling van vrees en verwachting bij het bovenkomen van de herinnering. Het duurde wel iets langer, maar dat was deel van het genot. 'Ja,' mompelde hij toen ze zich omhoog werkte en op hem liet zakken. 'Ja. Ik weet het nog.'
  
  Het genot was het geduld waard. Dat dacht hij wel honderd keer, terwijl hij de oververzadigde warmte van haar tegen zich aanvoelde, geaccentueerd door het iets koelere water tussen hen in. Hij dacht eraan hoe vreedzaam en de moeite waard het leven zo leek en hij voelde medelijden met hen die beweren dat neuken in het water niet leuk is. Die zaten geestelijk hartstikke vast aan hun frustraties en remmingen. Arme stakkerds. Op deze manier is het veel beter. Daarboven ben je van elkaar gescheiden, daar is geen verbindende vloeistof. Moeiteloos sloot Mata haar benen achter zijn rug en hij voelde zich langzaam en samen met haar naar boven drijven. 'Ik weet het. Ik weet het,' fluisterde ze, waarna ze haar lippen tegen de zijne drukte.
  
  Zij wist het.
  
  
  
  Door het water waadden ze terug naar de camping, gehuld in de duisternis. Onder het vriendelijke gesuis van een gaslamp maakte Mata wat eten klaar. Ze vond wat kerrie en smoorde daar het vlees in, ze vond wat chili voor de bonen en tijm en knoflook voor de saus van de salade. Tot op het laatste restje at Nick het op en schaamde zich er allerminst voor dat hij tien koekjes bij de thee naar binnen werkte. Buffer Whicker kon zich nu trouwens te barsten kopen aan koekjes.
  
  Hij hielp haar met de afwas en het opruimen van de rommel. Toen ze in de opengeritste, op elkaar gelegde slaapzakken kropen, speelden ze nog wat met elkaar. In plaats van direct te gaan slapen, deden ze het nog eens dunnetjes over.
  
  Nou, dunnetjes? Plezierseks, gevarieerde seks, wilde seks, heerlijke seks.
  
  Het was al na één uur toen ze ten slotte tegen elkaar aankropen in hun zachte, donsachtige nestje. 'Dank je wel, schat,' fluisterde Mata. 'We kunnen elkaar nog steeds gelukkig maken.'
  
  'Wat dank je wel? Jij dank je wel. Jij bent heerlijk.'
  
  'Ja,' zei ze soezerig. 'Ik hou van de liefde. Alleen maar liefde en vriendelijkheid zijn echt. Dat heeft een goeroe me een keer gezegd. Sommige mensen kunnen er niets aan doen. Die zijn al jong vastgelopen in de leugens van de ouders. Verkeerde behandeling.'
  
  Loom kuste hij haar dichte oogleden. 'Slaap lekker, mejuffrouw Freud-goeroe. Je zal wel gelijk hebben. Maar ik ben nu zo moe ...' Zijn laatste geluid was een lange, tevreden zucht.
  
  Gewoonlijk sliep Nick als een kat. Hij kon op de tijd slapen door zich goed te concentreren, bovendien was hij altijd bij liet minste gerucht klaarwakker, maar vannacht en dat was te verontschuldigen, sliep hij als een roos. Voor hij insliep probeerde hij zijn geest nog ervan te overtuigen hem te wekken zodra zich iets ongeregelds op de weg voordeed, maar zijn geest scheen zich deze nacht kwaad van hem afgekeerd te hebben. Waarschijnlijk omdat die wat minder plezier had beleefd aan die zalige momenten met Mata.
  
  Hen halve kilometer van de camping stopten twee grote Mercedessen. Vijf mannen kwamen met lichte, katachtige stappen op de drie slapende tenten af. De voorste liet zijn lamp vluchtig over de Rover en de Volkswagen spelen. De rest was eenvoudig. Niet meer dan een vluchtige blik op de Peugeot was al voldoende.
  
  Nick merkte ze pas op toen een krachtige lichtbundel op zijn ogen werd gericht. Hij schrok wakker en schoot overeind. Snel sloot hij zijn ogen weer tegen het felle schijnsel. Hij bracht zijn handen voor zijn ogen. Gepakt als een klein kind. Wilhelmina lag onder zijn trui naast de koffer. Misschien zou hij haar met een snelle duik te pakken kunnen krijgen, maar hij dwong zichzelf rustig te blijven. Geduld en gewoon afwachten tot de kaarten geschud werden. Mata speelde het slim. Ze bleef stil liggen. Ze zou wel al wakker zijn en oplettend wachten op de dingen die gingen komen. Het licht werd van hem weggedraaid en op de grond gericht. Hij merkte het door het verdwijnen van de gloed tegen zijn oogleden. 'Bedankt,' zei hij. 'Schijn dat ding in godsnaam niet meer op mijn gezicht.'
  
  'Sorry.' Het was de stem van Jaap- Ballegooyer. 'We zijn hier met meerdere personen, meneer Kent. Werk dus alstublieft mee. Wij willen de Cullinans.'
  
  'Goed. Ik heb ze verborgen.' Nick kwam overeind, zijn ogen nog steeds gesloten. 'Jullie hebben me verblind met dat rotlicht.' Hij waggelde naar voren, terwijl hij deed alsof hij hulpelozer was dan hij zich voelde. In het duister deed hij zijn ogen open.
  
  'Waar zijn ze, meneer Kent?'
  
  'Ik heb toch gezegd, dat ik ze ergens heb verborgen.'
  
  'Zeker. Maar ik ben niet van plan u ze te laten halen. In de tent, in de wagen of ergens buiten. We kunnen u overtuigen als het moet. Maak snel uw keuze.'
  
  Wat voor keuze? Hij kon de andere mannen in het donker voelen. Ballegooyer was aardig in de rug gedekt. Het werd dus tijd om een list toe te passen.
  
  Hij stelde zich voor hoe dat eens knappe, nu starre gezicht hem nauwkeurig in de gaten hield. Ballegooyer was een sterke persoonlijkheid, maar je hoefde er niet zoveel angst voor te hebben als voor zo'n slappeling als Van der Laan. Het is de bange man die je doodt en daarna wenst het niet gedaan te hebben.
  
  'Hoe heeft u ons gevonden?'
  
  'Helikopter. Ik heb er één opgeroepen. Erg simpel. De diamanten alstublieft.'
  
  'Werkt u samen met Van Rijn?'
  
  'Dat niet precies. Nu, meneer Kent, mondje dicht verder ...'
  
  Het was geen bluf. 'U zult ze vinden in die koffer naast de slaapzakken. Aan de linkerkant. Onder het overhemd.'
  
  'Dank u.'
  
  Een van de mannen ging de tent binnen en kwam weer terug. De zak ritselde toen hij hem aan Ballegooyer overhandigde. Hij kon al wat beter zien nu. Hij wachtte nog een minuut. Hij zou die lamp weg kunnen schoppen, maar misschien hadden de anderen ook lampen. Bovendien bevond Mata, als het schieten begon, zich midden in de vuurlijn. Ballegooyer snoof verachtelijk. 'U mag dit als souvenir houden, meneer Kent. Het zijn vervalsingen.'
  
  Nick was blij met de duisternis. Hij wist dat hij bloosde. Vernaggeld als een schooljongen. 'Omgeruild door De Groot...'
  
  'Natuurlijk. Hij had een nepzak bij zich. Wel zo goed als je je met artikelen als de Cullinans bezig houdt.'
  
  'Heeft hij weg kunnen komen?'
  
  'Ja. Hij en Hasebroek lieten de portier de hekken weer openmaken, terwijl Van Rijn en ik de politiehelikopter instructies gaven om u in de gaten te houden.'
  
  'U bent dus Nederlands agent. Wie was die ...'
  
  'Hoe bent u met De Groot in contact gekomen?'
  
  'Dat ben ik niet. Van Rijn heeft voor die ontmoeting zorg gedragen. Hij zou dan de bemiddelaar zijn. Dus op welke manier heeft u er dan mee te maken?'
  
  'Kunt u met De Groot in contact komen?'
  
  'Ik weet niet eens waar hij woont. Maar hij had over mij gehoord - diamantinkoper. Hij zal me wel weten te vinden als hij me nodig heeft.'
  
  'Heeft u hem vroeger gekend?'
  
  'Nee. Ik liep hem toevallig tegen het lijf in het bos achter het huis van Van Rijn. Ik vroeg hem of hij de man was die de Cullinans verkocht. Hij zag er een mogelijkheid in het zonder bemiddelaar te doen, denk ik. Hij liet ze me zien. Ik denk dat ze iets anders waren dan deze vervalsingen. Dat moeten dan de originelen zijn geweest, omdat hij dacht dat ik misschien een diamantman was.'
  
  'Waarom bent u zo snel vertrokken?'
  
  'Toen u werd aangekondigd, dacht ik dat het misschien een kaping zou zijn. Ik kwam langs De Groot en nam dus die handel met me mee. Ik zei hem contact met me op te nemen..
  
  en dat de transactie alsnog zou doorgaan. Volgens mij moest een jongere man met een snellere auto ze bij zich hebben.'
  
  Er was een sardonische klank in Ballegooyers weerwoord.
  
  'U bent het slachtoffer geworden van plotselinge gebeurtenissen.'
  
  'Precies.'
  
  'Wat, als De Groot zegt dat u ze heeft gestolen?'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  'Wat gestolen? Een zak vol troep van een eerste klas juwelendief?'
  
  'Ah - u wist dus dat de Cullinans gestolen goederen waren toen u aanbood ze te kopen' Hij klonk als een politieagent: beken nu maar schuld.
  
  'Voor zover ik weet zijn ze van niemand of van hem of haar die ze toevallig in bezit heeft. Ze kwamen uit een Sovjetmijn en ze zijn toen ingepikt...'
  
  'Oh? Het is dus geen stelen als het van de Russen gebeurt?'
  
  'U zegt het maar. Die mevrouw met die zwarte sluier zei dat ze van haar waren.'
  
  Nick kon weer helemaal goed zien. Deze Ballegooyer was een meester in het maken van schijnbewegingen en pareren. Maar waarheen leidde het en waarom?'
  
  De andere man reikte hem een kaartje aan. 'Als De Groot contact met u opneemt, zou u dan zo vriendelijk willen zijn me te bellen?'
  
  'Werkt u nog steeds voor mevrouw J?'
  
  Ballegooyer aarzelde even. Nick had het gevoel dat hij van plan was iets van de sluier op te lichten, maar ten slotte besloot hij het niet te doen.
  
  'Ja,' zei de man. 'Maar ik hoop dat u zult bellen.'
  
  'Van wat ik het laatste heb gehoord,' zei Nick, 'is zij degene die wellicht de Cullinans als eerste krijgt.'
  
  'Misschien. Maar zoals u ziet zijn de zaken nu een stuk ingewikkelder geworden.' Hij stapte weg door de duisternis, terwijl hij zijn lamp zo nu en dan aandeed om te kunnen zien waar hij liep. Van weerskanten van de tent kwamen mannen achter hem aan. Een volgende donkere gedaante verscheen van achter de Peugeot en een vierde van de kant van de beek. Nick slaakte een zucht van verlichting. Hoeveel zou hij er bij elkaar hebben? Hij moest zijn gelukkige gesternte maar dankbaar zijn dat hij niet direct naar Wilhelmina had gegrepen.
  
  Hij liep terug de tent in naar de slaapzakken en wierp de namaakdiamanten in de koffer. Daar verzekerde hij zich van Wilhelmina's aanwezigheid en van het feit dat het magazijn niet uit de kolf was gehaald. Daarna ging hij liggen en raakte Mata aan. Zonder iets te zeggen sloeg ze haar arm om hem heen.
  
  Hij streelde haar gladde rug. 'Heb je alles gehoord?'
  
  'Ja.'
  
  'Van Rijn en Ballegooyer werken nu samen. Toch hebben ze me beiden de diamanten te koop aangeboden. Wat zijn dat eigenlijk voor mensen? Nederlandse maffia?'
  
  'Nee,' antwoordde ze peinzend in het donker. Haar adem gleed zacht langs zijn kin. 'Het zijn allebei fatsoenlijke burgers.'
  
  Even was het stil, toen schoten ze beiden in de lach. 'Fatsoenlijke zakenlieden, mijn rug op,' zei Nick. 'Van Rijn is het misschien wel, maar Ballegooyer is agent voor 's werelds meest belangrijke zakenvrouw. Ze nemen allen behoorlijke winsten, zo groot mogelijk als er een redelijke kans is dat ze niet gepakt zullen worden.' Hij herinnerde zich Hawk's gezegde: Wie wint?
  
  Hij zocht zijn fotografische geheugen na op de vertrouwelijke dossiers die hij laatstelijk in het hoofdkwartier van AXE had bestudeerd. Die gingen over de internationale betrekkingen. De Sovjet-Unie en Nederland stonden op goede voet met elkaar. Met enige koelheid weliswaar, omdat de Nederlanders samenwerkten met de Chinezen op zeker gebied van het atoomonderzoek waarbinnen de Chinezen een verbazingwekkende vooruitgang boekten. De Cullinans pasten niet zo best in dit patroon, maar toch ...
  
  Soezend dacht hij nog wat na tot het kwart over zes op zijn horloge was. Toen was hij helemaal klaar wakker en dacht -na over De Groot en Hasebroek. Mannen die van kant en
  
  klare plannen hielden. Wat zouden ze nu gaan doen? Ze wilden contant geld voor de Cullinans en ze hadden nog steeds contact met Van der Laan. Ze zaten dus in een dwangpositie. Hij kuste Mata wakker. 'Tijd om aan het werk te gaan.'
  
  
  
  Ze reden naar het oosten, de aankomende dageraad tegemoet. Het wolkendek was dik, maar de temperatuur was gematigd en aangenaam. Toen ze langs een keurig stadje kwamen en een spoorweg kruisten, riep Nick: 'Die stad heet America.'
  
  'Je zult nog heel wat meer Amerikaanse invloeden hier zien. Motels, supermarkten. Dat heeft hier het hele landschap verpest. In het bijzonder langs de hoofdwegen en bij de steden.'
  
  Ze ontbeten in de koffieshop van een motel dat in Ohio had kunnen staan. Terwijl hij de kaart bestudeerde vond hij de snelweg naar het noorden die naar Nijmegen en Arnhem leidde. Toen ze de parkeerplaats verlieten, controleerde Nick snel de wagen. Hij vond het onder de achterkant, een smalle, tien centimeter lange doos van plastic. Met buigzame draadklemmen en een frequentieknop die hij vooral niet aanraakte. Hij toonde het aan Mata. 'Eén van die jongens van Ballegooyer heeft geknutseld in het donker. Deze kleine zender vertelt ze waar we ons bevinden.'
  
  Mata keek naar de kleine groene doos. 'Hij is erg klein.'
  
  'Je kunt die dingen zo groot als een pinda maken. Deze is waarschijnlijk goedkoper of heeft een langere levensduur door grotere batterijen en tevens een groter bereik ...'
  
  Over de snelweg reed hij naar het zuiden in plaats van naar het noorden tot ze een Shell-benzinestation bereikten waar een aantal wagens bij de pompen stond te wachten. Nick voegde zich in de rij wachtenden en zei: 'Neem even over en rij hem tot aan de pomp.'
  
  Hij liep naar voren tot hij een auto met een Belgische nummerplaat zag. Hij struikelde en liet zijn pen onder de achterkant van de auto vallen, stapte naar voren en zei vriendelijk in het Frans tegen de chauffeur: 'Ik heb mijn pen onder uw auto laten vallen. Zou u alstublieft even niet willen wegrijden?'
  
  De gezette man achter het stuur lachte vriendelijk en knikte. Nick vond zijn pen terug en bevestigde de pieper onder de Belgische auto. Zijn pen ophoudend bedankte hij de man en ze wisselden een paar vriendelijke knikjes uit. Na de tank van de Peugeot volgegooid te hebben, keerden ze terug naar het noorden.
  
  'Heb je hem onder die andere wagen geplakt?' vroeg Mata. 'Ja. Als je hem weggooit weten ze meteen dat er iets loos is. Maar misschien volgen ze nu die andere wagen een tijdje. Het blijft een gok. Ze kunnen ons nu best in het oog houden vanuit elke andere auto op de weg.'
  
  Hij bleef op een wagen letten die lang achter hen hing, maakte bij Zutphen een u-bocht, reed een landweg heen en weer naar het Twente-kanaal en er was geen auto die achter hen aan kwam. Hij haalde zijn schouders op. 'We schijnen ze kwijt te zijn, maar het maakt weinig uit. Van Rijn weet dat ik zaken doe met Van der Laan. Maar misschien hebben we ze enigszins in de war gebracht.'
  
  Ze genoten een uitstekende lunch in Hengelo en bereikten Geesteren even na tweeën. Ze vonden de weg naar Van der Laans buiten. Het was een dicht bebost terrein - waarschijnlijk niet ver van de Duitse grens - met een voorterrein waar ze voor ongeveer vijfhonderd meter over een landweg onder gesnoeide bomen en tussen een stevige omheining reden. Het was een bleke versie van Van Rijns weelderige verblijf. Van beide was de prijs moeilijk te schatten, maar het kon alleen maar toebehoren aan schatrijke lieden. Op het ene landgoed stonden eeuwenoude bomen, was het huis gigantisch en was veel water te vinden, want dat was waar de oude aristocratie naar zocht. Het andere - dat van Van der Laan - had veel land, maar het hield niet over, er waren minder bouwsels en nauwelijks een beek te bekennen. Langzaam reed Nick de Peugeot de kronkelige oprijlaan op en zette hem neer op een parkeerplaats met grint; tussen een stuk of twintig andere wagens. De Daf zag hij nergens en evenmin de grote limousines waar Van Rijn én Ball-gooyer de voorkeur aan gaven. Maar er was nog een oprijlaan aan de achterzijde, waar ook wagens konden staan. Achter het parkeerterrein ergens naar beneden toe was een modern gevormd zwembad, twee tennisvelden en drie bowlingbanen. Beide tennisbanen waren in gebruik, maar er zaten maar een stuk of zes mensen rond het zwembad. Het was nog steeds bewolkt.
  
  Nick deed de Peugeot op slot. 'Kom op Mata. Laten we eens wat rondkijken voor het feest begint.'
  
  Ze liepen voorbij het terras en de sportvelden en gingen om het huis heen. Een grintpad liep naar beneden naar de garages, stallen en houten bijgebouwen. Nick liep voorop. In een veldje, rechts van de schuren zweefden twee reusachtige ballonnen, bewaakt door een man die er iets aan het inpompen was. Nick vroeg zich af of het helium of waterstof was. Zijn snelle ogen zagen elk detail. Er waren woningen of personeelsverblijven boven een garage met zes parkeerplaatsen. Ervoor stonden drie kleine auto's keurig naast elkaar geparkeerd en de oprit aan deze kant van het huis liep over een verhoging tussen weilanden om in het bos erachter te verdwijnen.
  
  Nick ging Mata voor naar de garage toen achter hen de stem van Van der Laan klonk. 'Hallo, meneer Kent.'
  
  Nick draaide zich om en zwaaide glimlachend. 'Hallo.'
  
  Van der Laan kwam aangehold, enigszins buiten adem. Hij was haastig ingelicht. Hij droeg een wit sporthemd en een bruine broek, waarin hij er nog steeds als zakenman bleef uitzien die zich moeite getroostte voor een onberispelijk uiterlijk. Zijn schoenen blonken.
  
  Het nieuws van Nicks komst had Van der Laan duidelijk van streek gebracht. Hij had moeite zijn verrassing te overwinnen en de situatie onder controle te krijgen. 'Kijk eens aan, kijk eens aan. Ik wist niet zeker of je zou komen ...'
  
  'Heerlijk plekje heb je hier,' zei Nick. Hij stelde Mata aan hem voor. Van der Laan was hartelijk. 'Waarom dacht je dat ik niet zou komen?' Nick keek naar de ballonnen. Eén was overdekt met vreemde patronen, krullen en lijnen in fantastische kleuren, allerlei seksuele symbolen in een golvende uitbarsting van vrolijkheid.
  
  'Ik ... ik hoorde . .
  
  'Is De Groot al hier aangekomen?'
  
  'Ja. Ik merk dat we openhartig worden. Het is een vreemde situatie. Jullie waren allebei van plan mij erbuiten te laten, maar door omstandigheden werden jullie toch weer mijn kant opgedreven. Dat is het lot.'
  
  'Is De Groot kwaad op mij? Ik heb hem zijn pakje afgenomen.'
  
  De flikkering in Van der Laans ogen zei Nick dat De Groot hem had verteld dat hij 'Norman Kent' voor de gek had gehouden - en dat De Groot wel degelijk kwaad was. Van der Laan spreidde zijn armen.
  
  'Ach, niet echt. De Groot is ten slotte een zakenman. Hij wil alleen maar zeker zijn dat hij zijn geld krijgt en van die Cullinans af is, Zullen we naar hem toe gaan?'
  
  'Goed. Maar pas morgenochtend kan ik zaken doen. Dat wil zeggen - als hij contanten wil. Ik krijg een aanzienlijk bedrag via een boodschapper.'
  
  'Een boodschapper?'
  
  'Een vriend natuurlijk.'
  
  Van der Laan dacht na. Hij probeerde zwakke plekken te vinden. Waar was die boodschapper toen Kent bij Van Rijn was? En volgens hem had Norman Kent geen vrienden in Nederland - tenminste geen vertrouwenspersonen, die grote sommen geld voor hem konden gaan halen. 'Zou je die kunnen bellen om te vragen of hij eerder kan komen?'
  
  'Nee. Dat is niet mogelijk. Met jullie slag mensen ben ik heel voorzichtig ...'
  
  'Voor sommige mensen moet je inderdaad .oppassen,' zei Van der Laan stijfjes. 'Ik ben er niet zo gelukkig mee dat je de zaak eerst met Van Rijn hebt besproken. En nu zie je wat er dan gebeurt. Omdat ze zeggen dat die Cullinans gestolen zijn, steekt iedereen zijn grijpgrage vingers ernaar uit. En die Ballegooyer? Weet jij voor wie die werkt?'
  
  'Nee. Gewoon een potentieel Cullinan-verkoper, denk ik,' antwoordde Nick onschuldig.
  
  Voorgegaan door hun gastheer bereikten ze een bocht in het terras waar het uitzicht gaf op het zwembad. Nick merkte dat Van der Laan ze zo snel hij kon van de garages en bijgebouwen wegbracht. 'We moeten dus maar lekker blijven wachten. En De Groot zal wel moeten blijven, want hij vertrekt natuurlijk niet zonder zijn geld.'
  
  'Vind je het gek?'
  
  'Nou, nee.'
  
  Nick had graag willen weten welke plannen en ideeën in dat keurig gekapte hoofd rondwaarden. Bijna tastbaar voelde hij Van der Laan het idee overwegen zich op harde manier van De Groot en Hasebroek te ontdoen. Kleine mannen met grote ambities zijn gevaarlijk. Dat is het soort dat groot geschopt is met de overtuiging dat hebzucht niet slecht kan zijn. Van der Laan drukte op een knopje dat aan de balustrade was bevestigd en een Javaan in een wit jasje kwam naar hun toe. 'Laten we jullie bagage uit de auto gaan halen,' zei hun gastheer. 'Frits hier wijst jullie je kamers.'
  
  Bij de Peugeot zei Nick: 'lk heb het pakje van De Groot bij me. Zal ik het hem nu teruggeven?'
  
  'Laten we maar wachten tot na het eten. Dan hebben we tijd genoeg.'
  
  Van der Laan verliet hen aan de voet van een grote trap in de hal van het hoofdgebouw, na ze eerst stevig op het hart gedrukt te hebben te genieten van zwemmen, tennis, paardrijden en verdere geneugten. Hij klonk als een te druk bezet eigenaar van een te kleine badplaats. Frits leidde hen naar de twee aangrenzende kamers. Fluisterend zei Nick tegen Mata, terwijl Frits de bagage neerzette: 'Vraag hem twee whisky-soda's naar boven te brengen.'
  
  Toen Frits weg was ging Nick naar Mata op haar kamer. Het was een bescheiden vertrek, met zijn kamer verbonden door de gemeenschappelijke badkamer. 'Wat dacht u ervan om het bad met me te delen, mevrouw?'
  
  Ze gleed in zijn armen. 'Met jou wil ik alles delen.'
  
  'Frits is een Indonesiër, niet?'
  
  'Dat is zo. Ik wil graag even met hem praten ...'
  
  'Ga je gang. Ik ga nu weg. Probeer hem te vriend te krijgen.'
  
  'Dat zal wel lukken, lijkt me.'
  
  'Lijkt mij ook.' Maar doe het rustig aan. Zeg tegen hem dat je net in dit land bent aangekomen en dat het moeilijk voor je is om mee te komen. Gebruik alles wat je aan aantrekkingskrachten bezit, lekker dier van me. Daar is geen man tegen bestand. Waarschijnlijk is hij eenzaam. Omdat we toch in gescheiden kamers zitten, hoeven zijn dromen op geen enkele manier verstoord te worden. Maak hem maar eens lekker wild.'
  
  'Goed, schat, zoals je zegt.' Ze tilde haar gezicht naar hem op en kreeg een kus op haar lieve neusje.
  
  Tijdens het uitpakken neuriede Nick een deun uit de Finlandia. Hij had maar één draadje nodig en dit zou het kunnen zijn. Toch, één van de mooiste uitvindingen van de mens was wel seks, heerlijke seks. Seks met Hollandse schonen. Daarmee kreeg je bijna alles gedaan. Hij hing zijn kleren op, stalde zijn toiletspullen uit en zette zijn schrijfmachine op een kleine tafel bij het raam. Zelfs deze heel mooie uitrusting was nog niets vergeleken bij een prachtige, slimme vrouw. Er werd geklopt. Toen hij opendeed keek hij tegen De Groot aan. De kleine man was even stram en formeel als altijd. Er kon nog geen lachje af.
  
  'Hallo,' zei Nick hartelijk. 'We hebben het gehaald. Ze kregen ons niet te pakken. Heeft het u nog moeite gekost door die hekken naar buiten te komen? Zelf ben ik wat verf kwijtgeraakt.'
  
  De Groot staarde hem koud en berekenend aan. 'Ze renden terug naar het huis toen Harrie en ik vertrokken. Het kostte ons weinig moeite die portier de boel weer te laten openen.'
  
  'Wij hadden wat moeilijkheden. Helikopters boven ons en zo.' Nick overhandigde hem het bruine zakje. De Groot keek er maar kort naar. 'Ze zijn in orde. Ik heb er nog niet eens naar gekeken. Ik heb er geen tijd voor gehad.'
  
  De Groot leek verbouwereerd. 'En toch bent u - hierheen gekomen?'
  
  'We zouden elkaar toch hier ontmoeten, nietwaar? Waar moest ik anders heen?'
  
  'Ik - ik begrijp het.'
  
  Nick grinnikte bemoedigend. 'U vraagt zich natuurlijk af waarom ik niet direct naar Amsterdam ben gegaan, niet? Om daar op uw telefoontje te wachten. Maar waar hebben we anders een tussenpersoon voor nodig? U niet - maar ik wel. Misschien kan ik lange tijd zaken doen met Van der Laan. Ik ken dit land niet. Het is een probleem de diamanten de grens over te krijgen naar de plaats waar ik ze wil hebben. Nee, ik ben niet iemand die alles alleen doet, zoals u. Ik ben zakenman en kan me niet veroorloven alle schepen achter me te verbranden. Dus u moet uw kant van de zaak maar even laten rusten, hoewel ik wel begrijp dat u een betere transactie met Van der Laan kunt maken. Hij hoeft niet veel werk voor zijn geld te verrichten. U zou ook kunnen laten doorschemeren dat u rechtstreeks zaken met me kunt doen, maar - onder ons gezegd - zou ik het niet doen als ik u was. Hij zei dat we na het eten over zaken konden praten.'
  
  De Groot kon geen kant meer op. Hij was meer in de war dan overtuigd. 'Het geld. Van der Laan zei dat u een boodschapper hebt. Is hij al naar Van Rijn gegaan?'
  
  'Natuurlijk niet. We hebben een schema. Ik heb hem tegengehouden. Morgenochtend vroeg bel ik hem op. Dan komt hij, of hij blijft weg als we niet tot overeenstemming komen.'
  
  'Ik begrijp het.' De Groot begreep het duidelijk niet, maar hij zou blijven wachten, met zijn ogen wijd open. 'Dan is er nog iets ...'
  
  'Ja?'
  
  'Uw revolver. Ik heb Van der Laan natuurlijk verteld wat er is gebeurd toen we elkaar ontmoetten. Wij - hij vindt dat u die bij hem moet laten tot u weer vertrekt. Natuurlijk ken ik wel die Amerikaanse gedachte van ze-blijven-mooi-met-hun-poten-van-mijn-revolver-af, maar in dit geval zou het een gebaar van vertrouwen kunnen zijn.'
  
  Nick fronste. Zoals De Groot er nu aan toe was, kon hij het beter voorzichtig spelen. 'Ik doe dat niet graag. Van Rijn en de anderen zouden ons hier kunnen vinden.'
  
  'Van der Laan heeft voldoende bekwame mensen in dienst.
  
  Die komen niet binnen. Hij laat alle wegen in het oog houden.'
  
  'Oh.' Nick haalde zijn schouders op en glimlachte. Toen haalde hij Wilhelmina op die hij had verborgen in een van zijn colberts aan een klerenhanger. Hij drukte het magazijn eruit, trok de grendel naar achteren en liet de kogel uit de kamer springen en ving die in de lucht op. 'Ik geloof wel dat we Van der Laans gezichtspunt kunnen begrijpen. Baas in eigen huis. Alstublieft.'
  
  De Groot vertrok met het pistool weggestoken tussen zijn riem. Nick trok een grimas. Zodra ze de kans kregen zouden ze zijn bagage doorzoeken. Welnu, de mazzel. Hij verwijderde de bandjes van Hugo's lange schede en de stiletto werd een ongewoon smalle briefopener in zijn schrijfetui. Hij bracht wat tijd zoet met het zoeken naar een verborgen microfoon, maar kon er geen vinden. Wat nog niets betekende, want in je eigen huis heb je alle kans en gelegenheid om zoiets in de muur te verbergen. Mata kwam binnen via de verbindende badkamer. Ze lachte.
  
  'We konden goed met elkaar opschieten. Hij is vreselijk eenzaam. Hij is nu al drie jaar bij Van der Laan en verdient goed, maar ...'
  
  Nick legde een vinger op zijn lippen en nam haar mee naar de badkamer waar hij de douche aanzette. Dichtbij het gespetter van het water zei hij: 'Die kamers kunnen afgeluisterd worden. In het vervolg bespreken we al onze belangrijke zaken hier.' Ze knikte en Nick vervolgde: 'Wees er maar van overtuigd dat je hem nog vaak tegen het lijf zal lopen, lekker dier. Als je de kans hebt, moet je hem zeggen dat je bang bent voor Van der Laan en in het bijzonder voor die grote man zonder nek die voor hem werkt. Hij lijkt op een soort aap. Vraag Frits of die man in staat is kleine meisjes pijn te doen en kijk wat hij zegt. Probeer zo mogelijk ook nog achter zijn naam te komen.'
  
  'Goed, schat. Klinkt eenvoudig.'
  
  'Voor jou, lief, kan het nauwelijks moeilijk zijn.'
  
  Hij draaide de kraan dicht en ze gingen Mata's kamer binnen, waar ze een whisky-soda dronken en luisterden naar zachte jazzmuziek die uit een ingebouwde luidspreker kwam. Nick bestudeerde hem zorgvuldig. Dat zou een uitstekende plek voor een afluistermicrofoon kunnen zijn, dacht hij.
  
  
  
  Hoewel de wolken niet geheel verdwenen, zwommen ze wat in het zwembad, speelden tennis waarbij Nick Mata bijna nog liet winnen en werden ze een keer rondgeleid over het landgoed onder leiding van Van der Laan. De Groot kwam niet meer opdagen, maar 's middags zag hij Helmie met een stuk of tien andere gasten bij het zwembad. De jetset dacht Nick, het verschil tussen Van der Laan en Van Rijn. Dit was de eeuwig op kicks jagende generatie - Van Rijn hield de bezittende klasse bezig.
  
  De ballonnen waren Van der Laans trots. Het gas was er gedeeltelijk uitgelaten en ze lagen gemeerd aan zware manillatrossen. 'Dit zijn nieuwe,' legde hij trots uit. 'We zijn ze net op lekken aan het inspecteren. Ze zijn erg goed. Morgenochtend gaan we wat ballonvaren. Zin om het te proberen, meneer Kent? Ik bedoel - Norman.'
  
  'Ja hoor,' antwoordde Nick. 'Hoe zit het hier met hoogspanningskabels?'
  
  'Ach, je denkt al vooruit. Erg verstandig. Dat is één van onze grootste gevaren. Er loopt er één naar het oosten, maar we zullen er weinig last van hebben. We maken alleen maar korte vluchten, laten dan het gas ontsnappen en worden door de vrachtwagen opgehaald.
  
  Nick gaf zelf de voorkeur aan een zweefvliegtuig, maar hij hield die gedachte voor zich. Twee grote, kleurige ballen? Interessant statussymbool. Of zat er meer achter? Wat zou de psychiater ervan zeggen? Toch eens aan Mata vragen ... Van der Laan bood hen niet aan de garages te gaan zien, hoewel ze een korte blik mochten werpen op een weitje waar drie kastanjebruine paarden stonden in de schaduw van wat bomen in een kleine omheinde ruimte. Nog meer van die statussymbolen? Mata zou het nog druk krijgen. Langzaam liepen ze terug naar het huis.
  
  Ze werden geacht gekleed aan tafel te verschijnen, hoewel niet in avondkleding. Mata kreeg de hint van Frits. Ze zei Nick dat zij en Frits uitstekend met elkaar overweg konden. De situatie was nu bijna zo ver dat ze vragen zou kunnen stellen.
  
  Nick nam Helmie even apart toen ze met hun aperitief bezig waren. Mata was het middelpunt van de belangstelling aan de andere kant van de overdekte patio. 'Amuseer je je een beetje, uitzonderlijk mooie vrouw van me?'
  
  'Ja, hoor.' Het klonk niet erg alsof het zo was. Er hing een sfeer van ongemak om haar heen, net als bij Van der Laan. Hij merkte dat ze weer een beetje last van haar zenuwen kreeg. Waarom? 'Ik zie dat jij je wel uitstekend vermaakt. Ze ziet er aardig uit.'
  
  'Een oude kennis van me en ik liep haar toevallig tegen het lijf.'
  
  'Nou, zo oud is ze ook weer niet. Bovendien is dat wel een lijf om toevallig tegenaan te lopen.'
  
  Nick keek ook naar Mata die vrolijk lachte in een groepje uitbundige mensen. Ze droeg een gebroken-witte avondjurk, die aarzelend aan één schouder kleefde als een sari, vastgemaakt met een gouden speldje. Met haar zwarte haar en bruine huid was het effect verbluffend. Helmie in stijlvol blauw was sjiek als een model, maar toch - hoe meet je de werkelijke diepte van een vrouw?'
  
  'Ze is een soort zakenrelatie van me,' zei hij. 'Ik vertel het je later allemaal wel. Welke kamer heb jij?'
  
  Helmie liet haar ogen spottend lachend op hem rusten, besloot toen dat zijn ernstige lachje oprecht was en leek verheugd. 'De noordelijke vleugel. Tweede deur aan de rechterkant.'
  
  De rijsttafel was voortreffelijk. Er zaten achtentwintig gasten aan, verdeeld over twee tafels. De Groot en Hasebroek wisselden korte, formele groeten met Mata en Nick. De wijn, het bier en de cognac werden in stromen aangedragen. Het was al laat toen de luidruchtige groep mensen zich naar de patio begaf, dansend en vrijend of zich rond een craptafel in de bibliotheek schaarde. 'Les craps' werd bemand door een hoffelijke, potige man die croupier in Las Vegas had kunnen zijn. Hij was goed. Zó goed, dat het Nick veertig minuten kostte voor hij in de gaten had dat hij aan de stenen zat te veugelen bij een triomfantelijke, halfdronken jongeman die een stapel bankbiljetten had vergokt en het had laten oplopen tot 20.000 gulden. De knaap wachtte op een zes - maar het werd een vijf. Nick schudde zijn hoofd. Hij zou mensen als Van der Laan nooit begrijpen.
  
  Hij vertrok en trof Mata op een verlaten stuk van de veranda. Een wit jasje schoot weg toen hij naderbij kwam.
  
  'Dat was Frits,' fluisterde Mata. 'We zijn nu heel dikke vrienden. En tevens medestrijders. De grote man heet Paul Meier. Hij houdt zich schuil in één van de appartementen aan de achterkant, met twee anderen die Frits Beppo en Mark noemt. Ze zijn zeker in staat een meisje pijn te doen en Frits heeft beloofd me te zullen beschermen en zal eventueel zorgen dat ik weg kom als ik hem moet smeren. Schat, hij is erg lief. Doe hem geen pijn. Hij heeft gehoord dat Paul - of Eddy zoals ze hem ook wel eens noemen - heeft geprobeerd Helmie iets te doen.'
  
  Peinzend knikte Nick. 'Hij heeft geprobeerd haar te vermoorden. Ik denk dat Phil zijn handen er vanaf heeft getrokken en dat ze het toen daarbij hebben gelaten. Misschien ging Paul te ver op eigen houtje. Maar in ieder geval, hij miste. Ook heeft hij geprobeerd mij onder druk te zetten, maar dat werkte niet.'
  
  'Er is iets aan de hand. Ik heb Van der Laan een aantal keren zijn kantoor in en uit zien lopen. Dan weer zijn De Groot en Hasebroek in huis, dan weer buiten. Ze gedragen zich niet als mensen die op hun gemak hun avond uitzitten.'
  
  'Bedankt. Blijf opletten, maar zorg ervoor dat ze je niet in de gaten krijgen. Ga slapen als je er zin in hebt, maar zoek niet naar mij.'
  
  Mata kuste hem teder. 'Als het maar zaken blijven en niet die blonde.'
  
  'Schat, die blonde is zaken. Jij weet net zo goed als ik dat jij de enige bent waarvoor ik thuis kom, al is het in een tent.' Hij nam Helmie over van een grijze man, die eruit zag alsof hij behoorlijk bezopen was.
  
  'Het waren Paul Meier, Beppo en Mark die hebben geprobeerd je neer te schieten. Het zijn dezelfden die hebben geprobeerd mij in mijn hotel uit te horen. Waarschijnlijk was Van der Laan eerst de mening toegedaan dat wij samenwerkten, maar later is hij van gedachten veranderd.'
  
  Ze werd zo stijf als een etalagepop in zijn armen. 'Oh.'
  
  'Je wist het al, nietwaar. Zullen we een eindje gaan wandelen in de tuin?'
  
  'Ja. Ik bedoel - ja.'
  
  'Ja dat je het al wist en ja dat je wilt wandelen?'
  
  Ze struikelde op de trap toen hij haar van de veranda leidde naar een pad dat vaag werd verlicht door kleine, gekleurde lampjes. 'Misschien loopje nog steeds gevaar,' zei hij, maar zelf geloofde hij er niet in. 'Waarom ben je dan hierheen gekomen waar ze een goede kans hebben je te pakken te nemen als ze dat willen?'
  
  Ze ging zitten op een stretcher in een prieel en begon zachtjes te snikken. Hij drukte haar tegen zich aan en probeerde haar wat te kalmeren. 'Hoe moest ik in godsnaam weten wat ik moest doen?' zei ze schokkend. 'Mijn hele wereld is aan flarden. Ik had nooit gedacht dat Phil...'
  
  'Je wilde er gewoon niet aan denken. Had je dat gedaan, dan had je je gerealiseerd dat wat je ontdekt hebt hem had kunnen ruïneren. Hem voorgoed naar god helpen. Dus als ze ook maar het vermoeden hadden dat jij iets had ontdekt, wandelde je precies het hol van de leeuw in.'
  
  'Ik wist niet zeker of zij het wisten. Ik was maar een paar minuten alleen in het kantoor van Kelly en heb de prenten weer precies zo teruggelegd. Maar hij keek me zo raar aan toen hij binnenkwam, dat ik een hele tijd heb gedacht van, hij weet het wel - hij weet het niet - hij weet het wel.'
  
  Haar ogen waren vochtig.
  
  'Uit wat er is gebeurd, kunnen we wel opmaken dat hij het inderdaad wist, of in ieder geval dacht dat jij iets had gezien. Vertel me nu eens precies wat je zag.'
  
  'Er lag een vergroting van vijfentwintig bij dertig op zijn tekentafel. Erop was een ingewikkelde tekening met wiskundige formules en veel aantekeningen. Het enige dat ik me nog kan herinneren zijn de woorden Us Mark-Martin 108g. Hawkeye. Egglayer RE.'
  
  'Je hebt een goed geheugen. En die prent was een uitvergroting van een deel van de drukproeven en detailkaarten die je bij je droeg?'
  
  'Ja. Uit het fotoraster zelf kun je niets opmaken, zelfs niet als je weet waar je moet zoeken. Pas als je een grote uitvergroting ervan maakt. Toen wist ik dat ik koerierster was in het een of andere spionageapparaat.' Hij gaf haar zijn zakdoek en zij veegde langs haar ogen. 'Ik dacht nog dat Phil er niets mee te maken had.'
  
  'Dat weet je dan nu. Kelly moet hem hebben opgebeld over wat hij van jou dacht te weten, op het moment dat je vertrok.'
  
  'Norman Kent - wie ben je eigenlijk?'
  
  'Dat doet er nu niet toe, schat.'
  
  'Wat betekent dat puntraster?'
  
  Zorgvuldig koos hij zijn woorden. 'Als je alle technische tijdschriften over het heelal en over raketten en elk woord in de New York Times zou lezen, zou je het zelf kunnen uitpuzzelen.'
  
  'Maar dat is nou eenmaal niet zo. Wie doet zoiets?'
  
  'Ik doe mijn best, hoewel ik nu al weer weken achter lig. Egglayer RE is onze nieuwe satelliet met meerdere atoomkoppen met de bijnaam Robot Eagle. Ik denk dat de informatie die je bij je had toen je naar Holland kwam, Moskou of Peking of een andere goed betalende klant aan de telemetrische details kan helpen.
  
  'Is dat hoe hij in elkaar zit?'
  
  'Erger nog. Hoe zijn bediening is en op welke manier hij naar zijn doel wordt geleid; de radiofrequenties die hem sturen en hem de opdracht geven zijn tros nucleaire bommen te laten vallen. En dat is helemaal niet zo leuk omdat je er dan alle kans op hebt je eigen bommen op je dak te krijgen. Probeer daar maar eens een internationale klacht van te maken.'
  
  Ze begon weer te huilen. 'Oh, mijn god. Ik wist het niet.'
  
  Hij legde zijn arm om haar heen. 'Zo kunnen we wel doorgaan.' zei hij. Hij probeerde zo aardig mogelijk te blijven, maar haar tegelijkertijd kwaad te krijgen. Er zat een harde kern in Helmie die hij moest zien te bereiken. 'Er is een uiterst efficiënt informatiekanaal geweest dat gegevens als deze uit de Verenigde Staten smokkelde. Op zijn minst voor een aantal jaren. Militaire informaties, industriële geheimen - en waren die eenmaal gestolen dan kwamen ze overal ter wereld weer voor de dag, alsof ze gewoon op de post waren gedaan. Ik geloof dat jij op dat kanaal bent gestuit.'
  
  Ze maakte weer gebruik van de zakdoek. Toen ze naar hem opkeek stond haar knappe gezicht vastberaden en kwaad.
  
  'Ze mogen doodvallen. Ik geloof niet dat je dit allemaal uit de New York Times hebt. Kan ik je ergens mee van dienst zijn?'
  
  'Misschien. Voorlopig lijkt het me het beste dat je gewoon doorgaat met waarmee je bezig was. Je hebt een paar dagen met die spanning geleefd, dus dat zal je wel lukken. Ik vind wel een manier om onze verdenkingen bij de Amerikaanse regering te krijgen. Die zeggen je dan wel of je je baantje bij Manson's moet houden of moet weggaan.'
  
  Haar heldere, blauwe ogen ontmoetten de zijne. Hij voelde zich trots te zien dat ze zichzelf weer onder controle had. 'Je zegt me niet alles,' zei ze. 'Maar ik geloof wel dat je me meer zal vertellen als je het kunt.'
  
  Hij kuste haar. Het was geen lange omhelzing, maar het gebeurde met warmte. Op een Amerikaans-Hollands meisje dat in de knel zit kun je rekenen. Hij mompelde: 'Als je teruggaat naar je kamer, zet dan een stoel onder de kruk van je deur. Alleen maar voor het geval dat. Ga zo snel je kunt terug naar Amsterdam, zonder Phil kwaad te maken. Ik neem dan zo spoedig mogelijk contact met je op.'
  
  Hij verliet haar op de patio en ging terug naar zijn kamer waar hij zijn witte jasje ruilde voor een donkere overjas. Hij haalde zijn schrijfmachine uit elkaar, zette het trekkermechanisme in elkaar en vormde zo het vijfschots niet automatische pistool. Omvangrijk, maar betrouwbaar, accuraat en met een krachtig schot uit de dertig centimeter lange loop. Hij bevestigde Hugo aan zijn onderarm.
  
  De volgende vijf uren waren vermoeiend, maar ze leverden veel informatie op. Hij glipte een zijdeur uit en zag dat het feestje aan het aflopen was. De gasten verdwenen naar binnen en met heimelijk plezier zag hij de lichten boven één voor één in interessante combinaties uit gaan. De knaap die behoorlijk in de bus had geblazen, waggelde een verkeerde kant op en viel stomlazerus in het zwembad. Zijn vrienden visten hem er weer uit en droegen hem weg.
  
  Als een donkere schim bewoog Nick zich door de weelderige tuin. Hij liep om de stallen, garage en bijgebouwen heen. Hij volgde twee mannen tot aan een wachtpost bij de oprijlaan en de mannen die werden afgelost terug naar een dienstwoning. Hij volgde een andere man voor ten minste een kilometer over een modderige weg tot waar deze een landweg kruiste. Wellicht de achteringang. De man maakte gebruik van een kleine zaklantaarn om zijn post te vinden: een stoel naast een gereedschapsschuur. Philip wilde 's nachts zekerheid.
  
  Terug bij het huis zag hij Paul Meier, Beppo en drie anderen zitten kaarten in het kantoortje van de garage. Na middernacht kwam Van der Laan hen een keer opzoeken. Om drie uur 's nachts vertrok een zwarte Cadillac over de oprijlaan aan de achterzijde van de woning en kwam snel daarna weer terug. Nick hoorde het onverstaanbare gemurmel van een boordradio. Toen de Cadillac terugkeerde stopte hij bij een van de grote bijgebouwen en Nick zag dat drie schimmige gestalten naar binnen werden geloodst. Hij lag voorover tussen de heesters, gedeeltelijk niets ziend omdat de lichten van de grote auto in zijn richting wezen.
  
  De auto werd weer weggezet en twee mannen vertrokken via de oprit aan de achterkant. Nick sloop om het gebouw heen, forceerde aan de achterzijde een deur, trok zich terug en ging weer liggen om te zien of hij een alarm in werking had gesteld. De nacht was weer rustig, toen, eerder voelend dan ziend, kwam een schimmige gedaante langs het gebouw geslopen, het onderzoekend zoals hij het even eerder had gedaan, maar dan met meer gevoel voor richting, alsof hij wist waar hij heen moest. De donkere gedaante vond de geforceerde deur en wachtte. Nick kwam overeind uit het bloembed waarin hij had gelegen en ging achter de gedaante staan, zijn zware revolver als een knuppel ophoudend. 'Hallo, Frits.'
  
  De Indonesiër schrok niet op. Langzaam draaide hij zich om. 'Ja, meneer Kent.'
  
  'Op zoek naar De Groot?' vroeg Nick zacht.
  
  Lange stilte. Toen zei Frits zacht: 'Hij is niet op zijn kamer.'
  
  'Aardig van je om je zo om de gasten te bekommeren.' Frits gaf geen antwoord. 'Met zoveel mensen in de buurt is het niet zo makkelijk hem weg te lokken. Zou je hem doden als je het moest?'
  
  'Wie bent u?'
  
  'Een man met een veel eenvoudiger probleem dan jij. Jij wilt De Groot en de Cullinans, nietwaar?'
  
  Nick kon voelen dat Frits zijn schouders ophaalde. 'Ja.'
  
  'Hier binnen hebben ze drie gevangenen. Denk je dat één van hen een collega van je zou kunnen zijn?'
  
  'Dat denk ik niet. Ik dacht dat ik even moest gaan kijken.'
  
  'Geloof je me als ik je vertel dat die Cullinans me geen donder kunnen schelen?'
  
  'Mogelijk. Ik heb uw bagage doorzocht.'
  
  'Ben je gewapend?'
  
  'Ja.'
  
  'Ik ook. Zullen we dan nu maar eens naar binnen gaan en een kijkje nemen?'
  
  Het gebouw was een sportzaal. Ze kwamen binnen via een douchelokaal, zagen sauna's en badmintonvelden. Toen kwamen ze bij een flauw verlichte kamer.
  
  'Laten we de ingang aan de voorzijde eens bekijken,' fluisterde Nick.
  
  Een zwaarlijvige man zat te soezen in de hal aan de voorkant. 'Iemand van Van der Laan,' mompelde Frits.
  
  Ze rekenden stil en efficiënt met hem af. Nick vond ergens touwen en Frits bond hem snel. Zijn mond snoerden ze dicht met zijn eigen zakdoek en Nick ontfermde zich over zijn Beretta.
  
  In de grote sportzaal troffen ze Ballegooyer, Van Rijn en Nicks oude bekende, de rechercheur, met handboeien vastgeketend aan een stalen ring in de muur. Ze zagen er alle drie schaapachtig en verslagen uit. De ogen van de rechercheur waren rood en gezwollen.
  
  'Frits,' zei Nick, 'ga eens kijken of die dikke luis bij de deur de sleutels van die handboeien heeft.' Hij keek naar de rechercheur. 'Waarmee hebben ze u te pakken genomen?'
  
  'Gas. Het verblindde me een tijdje.'
  
  Frits kwam weer terug. 'Geen sleutels.'- Hij inspecteerde de stalen ring. 'We zullen gereedschap nodig hebben.'
  
  'We kunnen beter eerst wat klaarheid in de zaak brengen,' zei Nick. 'Meneer Van Rijn, wilt u me nog steeds de Cullinans verkopen?'
  
  'Ik wou dat ik er nooit van gehoord had. Maar het ging me niet alleen om de winst.'
  
  'Nee, dat is altijd slechts een bijkomstigheid, nietwaar? U was van plan De Groot te pakken te nemen?'
  
  'Volgens mij heeft hij mijn broer vermoord.'
  
  'Dat spijt me voor u.' Nick keek naar Ballegooyer. 'En mevrouw J., is zij nog steeds geïnteresseerd in een transactie?'
  
  Ballegooyer was de eerste die zijn kalmte herwon. Hij keek koud. 'We willen De Groot en de diamanten gaan weer terug naar de eigenaars.'
  
  'Ach, een diplomatieke zaak,' zuchtte Nick. 'Is dat om hun ergernis te verzachten dat jullie de Chinezen helpen met het ultra-centrifugeprobleem?'
  
  'We hebben iets nodig, want we staan op minstens drie punten op scherp.'
  
  'U bent goed geïnformeerd voor een diamantinkoper, meneer Kent,' zei de rechercheur. 'Meneer Ballegooyer en ik werken nu samen. Kent u die man bij u?'
  
  'Frits? Natuurlijk. Hij is van de tegenpartij. Hij is hier geposteerd om Van der Laans koeriersverrichtingen in de gaten te houden. Als u een vriend wilt hebben moet u hem de Cullinans terug laten brengen.' Hij gaf de Beretta aan Ballegooyer, terwijl hij tegen de rechercheur zei: 'Sorry, maar ik denk dat hij hem beter kan gebruiken totdat uw ogen weer een beetje normaal zijn. Frits, zou je wat gereedschap willen zoeken?'
  
  'Zeker.'
  
  'Maak ze dan los en kom dan bij me in het kantoor van Van der Laan. De Cullinans en misschien iets dat ik wil hebben bevinden zich waarschijnlijk in zijn safe. Dus hij en De Groot kunnen er moeilijk ver vandaan zijn.'
  
  Via de voorkant ging Nick weer naar buiten en hij stak hollend het open terrein over. Toen hij de platte tegels van de patio bereikte ging iemand staan in de duisternis achter de gloed van de veranda.
  
  'Stop!'
  
  'Het is Norman Kent,' zei Nick.
  
  Paul Meier kwam uit de duisternis naar voren. Hij hield één hand achter zijn rug. 'Een vreemde tijd om buiten te zijn. Waar bent u geweest?'
  
  'Hoezo? Heb jij trouwens iets te verbergen?'
  
  'Ik geloof dat we beter even naar meneer Van der Laan kunnen gaan.'
  
  Hij bracht zijn hand van achter zijn rug te voorschijn. Er was een voorwerp in. 'Niet doen!' brulde Nick.
  
  Maar meneer Meier deed het natuurlijk wel. Nick richtte zijn wapen, vuurde en dook snel opzij in een onderdeel van een seconde. Een handeling die alleen maar mogelijk werd gemaakt door zijn jarenlange training. Hij rolde om en kwam weer overeind op zijn voeten en rende een paar meter weg, zijn ogen stijf dichtgeknepen.
  
  Na de knal van het pistool was een sissend geluid te horen, dat het afschuwelijke gekreun van Paul Meier min of meer overstemde. Een mist verspreidde zich als een witte geest -hetzelfde gas dat de rechercheur te pakken had gekregen. Nick rende het terras over en sprong op de patio.
  
  Iemand haalde de hoofdschakelaar over en de gekleurde verlichting en schijnwerpers flitsten aan. Nick rende de grote hal binnen en dook weg achter een bank toen een pistool knalde vanuit een deuropening aan de andere kant. Hij ving een glimp op van Beppo, wellicht gewekt en instinctief schietend op die gedaante die plotseling uit de nacht opdook met een vuurwapen in zijn hand.
  
  Nick knielde op de grond. Onzeker riep Beppo: 'Wie is dat? Kom tevoorschijn.'
  
  Deuren sloegen, mensen schreeuwden, voeten denderden over de gangen. Nick voelde er weinig voor een schiettent van het huis te maken. Hij haalde een ongewoon dikke blauwe ballpoint tevoorschijn. Fragmentatiegranaat. Nee één van de gasten zou binnen kunnen komen en het slachtoffer worden. Hij zocht een andere, een oranjekleurige -luchtdruk en rook, trok de ontsteker los en wierp hem naar Beppo.
  
  'Kom tevoorschijn,' schreeuwde Beppo. Er klonk een schuifelend geluid. De oranje huls kletterde tegen de muur en kwam achter Nick terecht.
  
  Die Beppo had lef. Hij had de moed gehad het ding terug te gooien. Bwoeammm!
  
  Nick had nauwelijks tijd om zijn mond te openen om de luchtdruk op te vangen. Gelukkig dat hij geen fragmentatie granaat had gebruikt. Hij waggelde overeind en kwam in een dikke grijze rook terecht. Hij liep het vertrek door en kwam uit de kunstmatige wolk tevoorschijn met zijn revolver voor zich uit.
  
  Beppo lag op de grond in scherven van aardewerk. Mata stond over hem heen gebogen met de onderkant van een Oosterse vaas in haar handen. Haar prachtig zwarte ogen richtten zich op Nick en blonken van opluchting.
  
  'In de roos,' zei Nick complimenterend. 'Slim werk. Maar ga nu de Peugeot warmdraaien en wacht op me.'
  
  Ze holde naar buiten. Een meisje als Mata was bruikbaar, maar deze knapen speelden geen spelletje. Wat ze moest doen was niet alleen om de wagen gereed te houden, maar ook om haar hier veilig uit weg te krijgen.
  
  Nick stormde het kantoor van Van der Laan binnen. De Groot en zijn gastheer stonden bij de geopende safe. Ze wantrouwden elkaar te zeer om een goede wacht uit te zetten. Van der Laan was bezig papieren in een grote aktetas te proppen. De Groot zag Nick het eerst. Eén van zijn handen schoot te voorschijn en bevatte een klein automatisch wapen. Het joeg een goed gericht schot door de deuropening waar even te voren Nick nog had gestaan. Nick rende de kleine privé badkamer van Van der Laan binnen, terwijl het kleine wapen een serie schoten uitbraakte. Het was maar goed dat De Groot te weinig oefende om instinctief te kunnen mikken.
  
  Nick gluurde op kniehoogte om de deur heen. Schplatt! Net boven zijn hoofd. Hij dook achteruit. Hoeveel schoten had dat verdomde pistool? Hij had er al zes geteld.
  
  Snel keek hij om zich heen, greep een handdoek en propte die tot een bal in elkaar en duwde hem daarna om de deur heen, op hoofdhoogte. Wam! De handdoek rukte aan zijn hand. Als hij maar even de tijd had om te richten, was De Groot niet eens zo'n slecht schutter. Weer duwde hij de handdoek naar buiten. Stilte. Toen wat gerommel in de kamer. Boven sloeg een deur dicht. Iemand schreeuwde. Weer rennende voeten over de gangen. Hij kon niet horen of De Groot het magazijn eruit haalde om er een nieuwe in te schuiven. Nick zuchtte. Nu komt het waarvoor ik word betaald. Hij sprong de kamer binnen en draaide zich naar het bureau en safe, het schrijfmachine-pistool voor zich uit. Een raam dat uitzag op de patio sloeg dicht. De gordijnen bewogen zich heel even.
  
  Nick sprong op de stoel bij het raam en ramde het venster open met zijn schouder. In het dunne, grijze licht van de ochtend verdween De Groot over de veranda naar de achterzijde van het huis. Nick rende achter hem aan en bereikte de hoek waar hij een merkwaardig tafereel zag.
  
  Van der Laan en De Groot waren uit elkaar gegaan. Van der Laan had de aktetas bij zich en rende naar rechts en De Groot met het bekende zakje in zijn hand richtte zich op de garage. Uit de sporthal kwamen Van Rijn, Ballegooyer en de rechercheur tevoorschijn. De rechercheur had de Beretta die Nick aan Ballegooyer had gegeven. Hij schreeuwde naar De Groot: 'Staan blijven!' en vuurde bijna ogenblikkelijk daarna. De Groot wankelde maar viel niet. Ballegooyer hield zijn hand op de arm van de rechercheur en zei: 'Alstublieft.'
  
  'Hier.' Hij gaf het wapen aan Ballegooyer.
  
  Ballegooyer richtte snel, maar zorgvuldig en beroerde de trekker. De Groot sloeg dubbel bij de hoek van de garage. Voor hem was het spel afgelopen. Uit de garage kwam de Daf met gierende banden. Achter hét stuur zat Harrie Hasebroek. Ballegooyer bracht het pistool weer omhoog, richtte nauwkeurig, maar besloot het ten slotte toch niet te doen. 'Die krijgen we wel te pakken,' mompelde hij.
  
  Nick had het allemaal gezien, terwijl hij de trap afrende' achter Van der Laan aan. Zij hadden hem niet gezien en hadden evenmin Philip van der Laan langs de schuur zien wegschieten.
  
  Waar ging die Van der Laan heen? Door de drie uit de sporthal kon hij niet naar de auto's komen, maar misschien had hij nog ergens achter de schuur een wagen verborgen, staan. Al rennend vroeg Nick zich af of hij een van de granaten zou moeten gebruiken. Met het pistool in zijn hand als een estafetteloper zijn stokje, rende Nick de hoek van de schuur om. Daar zag hij Van der Laan in één van de twee ballonnen zitten, terwijl hij bezig was de ballast als een waterval overboord te kieperen en snel hoogte won. De grote, roze ballon was nu al op een hoogte van twintig meter. Nick richtte het pistool, Van der Laan stond met de rug naar hem toe, maar liet toen het wapen weer zakken. Hij had voldoende mensen om zeep geholpen, maar nooit had hij geslacht. Een fikse bries bracht snel de ballon buiten het bereik van zijn pistool. Er was nog geen zon en de ballon leek een gevlekte, vaagroze parel tegen de grijze lucht van de dageraad.
  
  Nick rende naar de andere, fel gekleurde ballon. Hij zat vast aan vier bevestigingspunten met een ontkoppeling waarmee hij niet bekend was. Hij sprong in het kleine, plastic mandje en houwde de meerlijnen door met het scherp van Hugo. Langzaam dreef hij naar boven, achter Van der Laan aan. Maar hij ging te langzaam. Wat was er aan de hand? Ballast?
  
  Aan de rand van het mandje hingen zakjes zand. Hugo sneed de riemen door, de mand slingerde, maar hij won snel hoogte en kwam binnen een paar ogenblikken op gelijke hoogte met Van der Laan. De afstand evenwel tussen hen beiden was minstens honderd meter. Nick sneed zijn laatste zak zand los.
  
  Plotseling was het erg stil en vredig, op het vriendelijke gonzen van wind door het touwwerk na. De geluiden die van beneden kwamen waren nietige piepjes geworden. Nick bracht zijn arm omhoog en gaf Van der Laan het teken naar de grond te gaan.
  
  Van der Laan antwoordde met het overboord kieperen van een aktetas - Nick was ervan overtuigd dat die leeg was - en nog wat andere dingen.
  
  De andere ballon kwam langzaam iets hoger te liggen dan die van hem. Toch won de ronde bol van Nick op de ander. Waarom? Nick vermoedde dat het kwam omdat zijn ballon een meter meer diameter had, zodat de wind er meer vat op kreeg. Van der Laan had zijn nieuwste ballon uitgekozen, maar die was kleiner, of had minder lucht. Nick gooide zijn schoenen, pistool, zijn overhemd overboord. Van der Laan antwoordde met een stortvloed van kledingstukken. Nick zweefde nu bijna onder de andere man. Ze keken elkaar aan met een blik als: er valt weinig meer weg te gooien dan onszelf.
  
  'Ga naar beneden,' riep Nick.
  
  'Krijg de ziekte,' schreeuwde Van der Laan.
  
  Woedend keek Nick voor zich uit. Wat een toestand. Het lijkt erop dat de wind me snel voorbij hem zal voeren, waarna hij gewoon kan landen en verdwijnen. Voordat ik de kans heb gekregen ook te dalen, is hij al lang verdwenen. Nick onderzocht zijn mand, die zat bevestigd aan acht lijnen, die opliepen naar boven om samen te komen in het web dat de ballon samenhield. Nick sneed vier van de koorden door en knoopte ze samen. Hij hoopte dat die lijnen ruimschoots alle veiligheidstests hadden doorstaan, want hij was een tamelijk zwaar iemand. Daarna klauterde hij in de vier touwen, hing als een spin in het eerste web van vier draden en sneed de hoektouwen die de mand nog ophielden door. De mand zeilde weg naar de aarde en Nick besloot verder maar niet naar beneden te blijven kijken.
  
  Zijn ballon steeg. Er klonk een schreeuw boven hem toen hij het sponzige contact voelde van zijn ballon tegen die waarin Van der Laan zat. Hij kwam zo dicht langs Van der Laan, dat hij hem met een vishengel had kunnen aanraken. Met wijd opengesperde, verwilderde ogen keek Van der Laan naar hem. 'Je mand.'
  
  'Weg. Op deze manier is het lolliger.'
  
  Nick verdween verder naar boven, terwijl zijn ballon die van de ander dooreen schudde en zijn tegenstander zich met beide handen vasthield in zijn wankele verblijfplaats. Toen hij langs de zijkant van de zachte bal gleed, plantte hij Hugo in het doek en sneed het open als een visser de vette buik van een zalm. Het opengereten ding begon gas uit de walmen, het schudde even en verdween toen snel naar beneden. Niet ver boven zijn hoofd vond Nick het ventiel. Heel voorzichtig maakte hij er gebruik van en zijn ballon begon te dalen.
  
  Hij zag onder zich dat het doek van de opengereten ballon zich in het web van touwen samen hoopte en op die manier een soort van parachute vormde. Hij herinnerde zich gelezen te hebben dat dit vaker voorkwam. Het had het leven gered van honderden ballonvaarders. Hij liet nog meer gas ontsnappen. Toen hij ten slotte neer smakte op een open veld zag hij de Peugeot met Mata achter het stuur over een karrenspoor aan komen hobbelen.
  
  Zwaaiend rende hij op de wagen af. 'Uitstekende timing. Heb je gezien waar die ballon op de grond kwam?'
  
  'Ja. Kom mee.'
  
  Terwijl ze hobbelend het pad terugreden zei ze: 'Je hebt een klein meisje wel even bang gemaakt. Ik kon niet zien welke ballon naar beneden kwam.'
  
  'Zag je hem neerkomen?'
  
  'Niet helemaal. Maar jij?'
  
  'Nee. De bomen onttrokken hem aan het gezicht toen hij neerkwam.'
  
  Van der Laan lag verward in een hoop doek en touwen.
  
  Van Rijn, Ballegooyer, Frits en de rechercheur waren bezig hem enigszins te ontwarren, maar hielden er toen mee op. 'Hij is gewond,' zei de rechercheur. Op z'n minst heeft hij een gebroken been. Laten we maar wachten tot de ambulance er is.' Hij keek naar Nick. 'Jij speelt om de knikkers.'
  
  'Het spijt me,' zei Nick eerlijk. 'Ik moest het doen. Ik had hem ook neer kunnen schieten. Heeft u de Cullinans bij De Groot gevonden?'
  
  'Ja.' Hij overhandigde Nick een kartonnen dossier dat was samengebonden met twee linten, dat hij uit de trieste restanten van de zo fleurige ballon had gevist. 'Is dit het, waar u naar zocht?'
  
  Het bevatte vellen papier met details van gravures, fotokopieën en een filmrolletje. Nick bestudeerde het onregelmatige patroon van stippen op een van de vergrotingen.
  
  'Dit is wat ik wilde hebben. Het begint erop te lijken dat hij kopieën maakte van alles wat er door zijn handen kwam. Weet u wat dit zijn?'
  
  'Ik geloof wel dat ik het weet. We houden hem al maanden in de gaten. Hij leverde af aan een stuk of tien uiterst dure spionnen. We wisten niet wat, en vanwaar hij het kreeg. Nu weten we het.'
  
  'Beter laat dan nooit,' gaf Nick als antwoord. 'Nu kunnen we tenminste nagaan wat we allemaal kwijt zijn geraakt en dan alles veranderen waar het nodig is. Het is goed om te weten wat zij weten.'
  
  Frits kwam bij hen staan. Nicks gezicht werd ondoorgrondelijk. Frits zag het. Hij hield de bruine zak met de buit van De Groot omhoog en zei: 'We hebben allemaal wat we wilden hebben, nietwaar?'
  
  'Als je het zo wilt zien,' zei Nick. 'Maar misschien heeft meneer Ballegooyer andere ideeën over jouw einde ...'
  
  'Nee,' zei Ballegooyer. 'We geloven in internationale samenwerking wat misdaad aangaat.' Nick vroeg zich af wat mevrouw J. ervan zou zeggen.
  
  Frits keek medelijdend neer op de half bewusteloze Van der Laan. 'Hij was te hebberig. Hij had De Groot wat steviger aan de teugel moeten houden.'
  
  Nick knikte. 'Jullie spionagekanaal is opgerold. Zijn er nog meer diamanten waar de Cullinans werden gevonden?'
  
  'Er komen wel weer andere spionagekanalen. Die zijn er altijd geweest. Wat de diamanten betreft - sorry, maar dat is geheime informatie.'
  
  Nick grinnikte. Een gevatte tegenstander moest je altijd bewonderen. 'Maar niet meer met microrasters. Handel in die richting zal een stuk nauwkeuriger worden bekeken.' Frits liet zijn stem dalen tot een fluistering. 'Er is daar een laatste stuk informatie bij dat nog steeds niet is afgeleverd. Ik kan u een klein fortuin betalen. Ze zullen het niet missen.'
  
  'Bedoel je de plannen voor de Mark-Martin 108G?'
  
  'Ja.'
  
  'Het spijt me, Frits. Ik ben verdomd blij dat jij ze niet in handen hebt gekregen. Dat maakt mijn werk de moeite waard - als je weet dat je niet alleen maar oud nieuws hebt verzameld.'
  
  Frits haalde zijn schouders op en grijnsde. Samen liepen ze naar de wagens.
  
  De dinsdag daarop zette Nick Helmie op het vliegtuig naar New York. Het was een warm afscheid met beloftes voor de toekomst. Hij keerde terug naar het appartement van Mata voor een diner en dacht: 'Carter, je bent wispelturig, maar aardig.'
  
  Ze had hem gevraagd of hij wist wie die mannen waren die hen op de weg hadden geprobeerd te overvallen. 'Dieven,' verzekerde hij haar, wetend dat Van Rijn nooit meer eenzelfde manier van handelen zou gebruiken.
  
  Paula, de vriendin van Mata was een engelachtige feeks met een snelle, onschuldige lach en laat-maar-waaien ogen. Een lekkere speelpoes met zoveel heerlijke rondingen dat het leek alsof ze opgevuld was. Maar dat was niet zo. Na drie drankjes stonden ze allemaal op gelijke voet met elkaar.
  
  'Ja, we hielden allemaal van Herbie,' zei Paula. 'Hij werd lid van de club van de Rode Fazant. Je weet wel - gein, babbelen, wat muziek, dansen en vrijen. Hij was niet zo gewend aan drank en drugs, maar hij probeerde het toch.
  
  Hij wilde één van ons zijn, dat weet ik. Hij was zo stoned als een aap toen hij zei: "Ik ga lekker naar huis om wat bij te komen." Daarna hebben we hem niet meer terug gezien.' Nick fronste. 'Hoe weet je wat er is gebeurd?'
  
  'Ach, het gebeurt wel vaker, hoewel het veelal ook als excuus van de politie wordt gebruikt,' zei Paula treurig terwijl ze haar mooie hoofdje schudde. 'Ze zeggen dan dat hij zo high was geworden dat hij dacht dat hij kon vliegen en over de gracht wilde zeilen. Maar je weet het nooit.'
  
  'Dus iemand kan hem erin hebben geduwd?'
  
  'Gut, we hebben niemand anders naar buiten zien gaan. We weten het natuurlijk niet. Maar het was al zo laat...'
  
  Nick knikte ernstig en zei, terwijl hij naar de telefoon greep: 'Je zult eens een keer met een vriend van me moeten praten. Ik heb zo het idee dat die het wel erg leuk zal vinden je te ontmoeten als hij de tijd heeft.'
  
  Haar heldere ogen schitterden. 'Als hij net zo is als jij Norman, denk ik wel dat ik het ook erg leuk zal vinden.'
  
  Nick grinnikte en belde toen op naar Hawk.
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  
  Iedereen had het druk met de verdwenen, maar nu in Amsterdam verborgen Yenisei Cullinan diamanten. Waarde: circa zes miljoen. Er werd heel geheimzinnig over gedaan door mensen met weinig geheimzinnige namen: Pieter-Jan van Rijn, Philip van der Laan, Harrie de Groot. En Helmie de Boer. Vooral over haar was Nick goed ingelicht. Zonder dat ze het zelf wist was ze koerierster in een omvangrijk spionage-apparaat. En zonder dat ze het zelf wist, moest ze Nick Carter op het juiste spoor brengen. Want misschien waren allen die om de Yenisei Cullinan diamanten dansten marionetten van die ene man, de opdrachtgever van Helmie de Boer. En om die te vinden, was het voorlopig Nicks grootste zorg Helmie zo lang mogelijk in leven te houden ...
  
  
  
  
  
  OVERZICHT VAN VERSCHENEN NICK CARTER-POCKETS:
  
  
  
  
  
  NC 1 Vlucht, spion! ...
  
  NC 2 Schaakmat in Rio
  
  NC 3 .Spion in de val
  
  NC 4 Spion in Saigon
  
  NC 5 Fraulein spionne
  
  NC 6 De 13e spion
  
  NC 7 De seksbom-spionne
  
  NC 8 De adellijke spionne
  
  NC 9 Een kogel voor de dictator
  
  NC 10 Spionne in travestie
  
  NC 11 De vlammende draak
  
  NC 12 Het Pendragon-dossier
  
  NC 13 Duel in Israël
  
  NC 14 De gehersenspoelde dubbelganger
  
  NC 15 De gecamoufleerde agent
  
  NC 16 Een web vol spionnen
  
  NC 17 Kidnap in Indonesië
  
  NC 18 Meesterspion in Vietnam
  
  NC 19 De menselijke tijdbom
  
  NC 20 Neo-nazi's in Berlijn
  
  NC 21 Operatie Che Guevara
  
  NC 22 Chinees komplot
  
  NC 23 Cockpit voor de duivel
  
  NC 24 De goudblonde slang
  
  NC 25 De verschrikkelijken
  
  NC 26 Het gevareneiland
  
  NC 27 Het zaad der onderwerping
  
  NC 28 De fatale drug
  
  NC 29 De robijn des oordeels
  
  NC 30 Moskou
  
  NC 31 De gehersenspoelde doders
  
  NC 32 Het dodelijke virus
  
  NC 33 Killers in de nacht
  
  NC 34 De rode wacht
  
  NC 35 Opdracht in Venetië
  
  NC 36 De Germaanse ridders
  
  NC 37 Valkuil op de zeebodem
  
  NC 38 De levende doden
  
  NC 39 De Griekse zevenklapper
  
  NC 40 Het teken van de Mafia
  
  NC 41 De Arabische plaag
  
  NC 42 De Egyptische Mafia
  
  NC 43 Cambodja
  
  NC 44 De kille dood
  
  NC 45 Het mes op de keel
  
  NC 46 Operatie Laatste Oordeel
  
  NC 47 Moordbrigade
  
  NC 48 Bloednacht
  
  NC 49 De slachter van Belgrado
  
  NC 50 De biologische H-bom
  
  NC 51 Tijdklok des doods
  
  NC 52 De dood in Milaan
  
  NC 53 Bloedwraak in het Vaticaan
  
  NC 54 Het Inca-dodeneskader
  
  NC 55 De Cobra-moorden
  
  NC 56 Het Peking-dossier
  
  NC 57 Engeland is in gevaar
  
  NC 58 De Spaanse furie
  
  NC 59 Het teken van de Cobra
  
  NC 60 De wraak van de Azteken
  
  NC 61 Opdracht in Amsterdam
  
  NC 62 Codenaam: Weerwolf
  
  NC 63 De Beulen
  
  NC 64 De ijskoude terreur
  
  NC 65 Eén Koreaanse tijger
  
  NC 66 De vunzige vijf
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список
Сайт - "Художники" .. || .. Доска об'явлений "Книги"