Шкондини-Дуюновский Аристах Владиленович : другие произведения.

Het teken van de Cobra: Sign of the Cobra

"Самиздат": [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:


 Ваша оценка:

  NC 59
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  Het teken van de Cobra
  
  
  
  
  
  Oorspronkelijke titel: Sign of the Cobra
  
  No 1974 By Universal-Award House. Inc.
  
  Nederlands van: Rinus Suydersee
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  ISBN 90 283 0466 5
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  No 1975 BY Uitgeverij Romanpers BV - Amsterdam
  
  Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Ze nestelde zich tegen me aan als een zachte, breekbare vlinder en zag er uiterst tevreden uit. Ik heb maar zelden een vrouw als Reeva meegemaakt. De schaduwen gleden over haar goudbruine huid en ravenzwarte haar en even had ik het gevoel dat zij een meisje uit een droom was. De kamer was donker en ik trok de blinden naar beneden. Godzijdank had het hotel airconditioning tegen de zwoele, verliefde nachten van New Delhi.
  
  'Je hebt me nooit gezegd waarom,' fluisterde ze. Haar warme lippen beroerden de holte tussen mijn nek en schouder, terwijl ze haar borsten tegen mijn arm aandrukte.
  
  Ik draaide haar gezicht naar me toe én bestudeerde de dunne lijn van haar strak samen geknepen lippen. Haar ogen stonden donker. Ze zag er verwend uit, een vrouw - eigenlijk nog een kind - die alles kreeg waar ze haar zinnen op had gezet.
  
  'Wat waarom, Reeva?' vroeg ik, terwijl ik mijn vingers doelloos over haar buik liet rondzwerven.
  
  'Waarom je hierheen bent gekomen, Nick.' Ze rolde zich van me weg en drukte haar hoofd diep in de kussens. Haar haar lag op het witte linnen als een weelderige, zwarte stralenkrans die haar fijn besneden gezicht omlijstte. Een gezicht dat scheen te zinderen van een innerlijke verwarring en een merkwaardig soort wantrouwen. 'Dat heb ik je toch gezegd,' zei ik, terwijl ik mijn best deed zo geduldig en overtuigend mogelijk te klinken. 'Mijn firma heeft me hierheen gestuurd om een transactie af te sluiten. Stoffen, zijde, brokaat, noem maar op. Alles is hier toch veel goedkoper.'
  
  Natuurlijk loog ik. Ik was beslist niet van plan om Reeva te vertellen wie ik in werkelijkheid was. Wat voor verschil zou dat trouwens hebben uitgemaakt? Het had geen enkele zin haar iets te vertellen, om mijn dekmantel op te geven en haar te zeggen dat ik Nick Carter was, agent van AXE en nu met een bepaalde opdracht in New Delhi.
  
  Eerder die avond was ik aangekomen met een gewone lijnvlucht van de Air India. De laatste die ik wel dacht te ontmoeten, was iemand als Reeva: zo ongeveer de meest begeerlijke bed engel die iemand zich maar kan voorstellen. Toen ik terugkwam van een verfrissende duik in het zwembad van het hotel, zat ze aan de bar. Ze droeg een blauwe, met zilver afgezette sari om haar perfecte figuur. De vonk sloeg gelijk over. Het ene woord leidde tot het andere en voor ik het goed en wel wist nam ik haar mee uit eten.
  
  We gingen naar een Frans restaurant in de buurt, ergens op Chanakyapuri, een roodwitte oase middenin een snikhete stad. Het gaf me de kans een beetje tot mezelf te komen en uit te vinden hoe ik haar zo ver kon krijgen dat ze de nacht met mij zou doorbrengen.
  
  Zoals het zich allemaal ontwikkelde, had ik me weinig zorgen hoeven maken.
  
  Haar ogen, even donker en sensueel als haar haar, zeiden me alles. Natuurlijk, er waren wat vragen, de gewone flirtspelletjes, het kat-en-muis gedoe dat nu eenmaal bij elke verleiding thuishoort. Maar dat was allemaal voorspel voor een nacht vol hartstocht en erotiek.
  
  
  
  Het hoeft geen betoog dat New Delhi meer was - zeker voor AXE - dan alleen maar Reeva Singh. Ik was eropuit gestuurd door Hawk. En hoewel ik me had laten ontvallen dat het een dwaze onderneming was, had hij zijn poot strak gehouden en was er met hem geen land te bezeilen geweest. 'Maar we hebben zelfs geen fractie van een bewijs dat die man ook maar bestaat,' zei ik.
  
  'Des te meer reden om je er toch naartoe te sturen, Nick,' zei Hawk met een droge, cynische lach. 'Rellen zijn toch wel voldoende reden? Calcutta is zo'n beetje in een staat van anarchie beland. Wie voorziet die relschoppers van wapens? Munitie ligt nu eenmaal niet voor het oprapen, als je dat wilt weten.'
  
  'Dat is dan een binnenlands veiligheidsprobleem voor de Indiase regering,' wierp ik tegen.
  
  'Helemaal waar. Dat ben ik volledig met je eens. Maar als het feitelijk alleen maar een kwestie van oproer en wapensmokkel zou zijn, dan was er in het geheel geen opdracht, Nick.'
  
  'Wat is het dan?'
  
  'Lees dit eens door.' Hij overhandigde me een dichtgevouwen vel gewatermerkt papier. 'Dit zal je misschien wat meer informatie geven over onze geheimzinnige man, mr. Shiva - en tevens misschien die paar aanwijzingen dat die man werkelijk bestaat.' De stinkende rook van zijn sigaar deed me terugdeinzen. Ik nam het als 'topgeheim' geclassificeerde document van hem over en ging in een stoel tegenover hem zitten. Toen ik uitgelezen was, begon ik een beetje te begrijpen waar Hawk op aanstuurde.
  
  'Dat is toch wel iets dat je smerig kunt noemen, niet?' grinnikte hij.
  
  'Goor lijkt er meer op.'
  
  'Nou, dat is het dan, Nick. Onze man staat op het punt om tien miljoen dollar aan onversneden heroïne Amerika binnen te smokkelen. Maar dat is dan nog het minste, zoals je ziet. Was het alleen maar een zaak van drugsmokkel, dan had ik iemand anders gestuurd. Maar zodra we te maken krijgen met internationale betrekkingen -en de wereldvrede - dan kan ik er niet meer onderuit jou met die opdracht te belasten. '
  
  Ik knikte en zei niets meer.
  
  Het papier dat ik zojuist had doorgelezen was afkomstig van de Ovale Kamer, de hoogste informatie-instantie van de president. Hoger kon niet. Het had te maken met iets dat ik in de kranten had gelezen, een gebeurtenis waarvan ik nooit had gedacht dat het met AXE, of mijn eigen soort werk, te maken zou krijgen.
  
  Iemand had het hoofd van de Sovjet-ambassade in Washington gebeld en zich uitgegeven voor de president van de Verenigde Staten. De stem-imitatie was vlekkeloos. Het had een flauwe grap kunnen zijn, ware het niet dat de woorden allesbehalve onschuldig hadden geklonken. De 'president' had een aantal zeer gevaarlijke dreigementen laten horen; dreigementen die de Russische ambassadeur in allerijl terug had doen reizen naar Moskou. Ten slotte werd de grap opgehelderd en een stroom van verontschuldigingen kwam uit het Witte Huis gespoeld. Daar had het dan bij moeten blijven, maar dat was niet zo. De partijvoorzitter van het centrale comité van de communistische partij, de politieke leider van de Sovjet-Unie, had gebruikgemaakt van de 'hot-lijn om een gesprek te hebben met de president. Maar het was de partijvoorzitter niet geweest en in feite wisten noch Washington, noch Moskou wie dan wel die Russische stem had geïmiteerd. De toon van het gesprek was verre van vriendelijk geweest en had ervoor gezorgd dat de president de nationale veiligheidsraad voor een spoedzitting bijeenriep.
  
  Weer, net op tijd, werd de grap opgehelderd. Sinds dat moment, nog geen twee weken geleden, had zich een ware golf van soortgelijke incidenten voorgedaan. Deze betrof strijdlustige woordenwisselingen tussen China en Japan, India en Pakistan en Israël en Egypte. In elk van de gevallen werd de stem van een diplomaat perfect geïmiteerd en het resultaat van deze misleiding was een reeks van bedreigingen en navenante weerwoorden.
  
  De wereld stond nu aan de rand van een oorlog. Volgens het document van het Witte Huis deed iemand verdomd hevig zijn best ons allemaal over die rand heen te duwen. 'En u denkt dat die geheimzinnige figuur Shiva, het brein achter een organisatie die zich Cobra noemt, verantwoordelijk is voor wat er gebeurt?' vroeg ik ten slotte als antwoord op Hawk's nieuwsgierige en bezorgde blik.
  
  'Misschien, Nick. Als die Shiva een "hij" is en geen "het". We weten in ieder geval zeker dat Cobra bestaat en we zijn er bijna van overtuigd dat die ook verantwoordelijk is voor de wapen- en narcoticasmokkel. Maar dat is kinderwerk in vergelijking hiermee.' Nerveus tikte hij met zijn vingers op het document dat ik zojuist had doorgelezen. 'Is die Shiva een bestaande persoon, of is het de schuilnaam voor een bizar soort internationaal syndicaat waar Cobra zijn orders van krijgt? En dat moet jij nu zien uit te vinden - en hoe eerder hoe liever, mag ik wel zeggen.'
  
  'Dus u denkt dat Shiva, als het een persoon is, verantwoordelijk is voor al die stem-imitaties - is dat zo?'
  
  Hawk knikte vermoeid.
  
  'Maar u weet niet eens of Shiva bestaat.'
  
  'Precies.'
  
  'Dus nu wordt er van mij verwacht dat ik een man vind die nog nooit door iemand is gezien. Iemand die al of niet in staat is elke stem die hij wil te imiteren. Maar hoe, godsallejezus, weet ik waar ik moet beginnen?'
  
  'Daar ben jij nu eenmaal Killmaster N3 voor, meneer Carter.'
  
  Dat was niet het antwoord waarop ik had gehoopt. Maar ik zei al eerder: er zijn van die momenten waarop er met een man als Hawk geen land te bezeilen is. Ik werd dus de woestijn ingestuurd om iets of iemand op te sporen die de naam Shiva'als alias gebruikte.
  
  Toen ik me begon te oriënteren, bemerkte ik dat het tevens een nogal griezelig soort van alias was. Shiva bleek een Hindoestaanse godheid te zijn die ook bekendstond onder de naam 'De Vernietiger'. Oorlog, honger en dood vielen allemaal onder zijn zeer persoonlijk beheer en macht. Daar kwam nog bij dat de boeken die ik erop nasloeg waren verfraaid met illustraties en foto's van standbeelden, muurschilderingen en wat dies meer zij, die allemaal een met slangen versierde Shiva lieten zien. Geen gewone slangen, maar cobra's. Dodelijke, Indiase gifslangen.
  
  Dus nu werd er van mij verwacht een spoor te volgen dat al even uitzichtloos en onmogelijk leek als het tellen van alle zandkorrels aan de oever van de Ganges.
  
  Maar was Shiva dan - misschien de schepping van de een of andere lugubere geest, Ree va Singh was dat zeer zeker niet. Die was echt. En zacht. En boordevol van dat soort bruisende leven dat Killmaster N3 op zijn tijd wel kan gebruiken.
  
  
  
  Ik gleed naar haar toe en smoorde haar volgende vraag door mijn lippen tegen haar warme, zachte mond te drukken. Haar huid was overdekt met een dun, parelend laagje zweet. Ik drukte mijn lichaam tegen haar stevige, jonge borsten en voelde mijn opwinding met de seconde stijgen.
  
  'Nee, zeg niets,' fluisterde ik, toen ze net van plan was de zoveelste eindeloze stroom vragen op me los te laten. Vragen die me nu begonnen te vervelen. 'Ik ben alleen maar Nick en jij bent Reeva. Dat is alles dat we van elkaar hoeven te weten ... nu, tenminste.' Mijn handen gleden langs haar lichaam omlaag en zij hijgde toen mijn vingers tussen haar lange dijen verdwenen.
  
  Ik schopte de dunne, bedrukte sprei van het bed en kroop bovenop haar. Haar ogen waren wijd open gesperd - het leek alsof die dwars door me heenkeken, naar een punt aan het andere einde van de kamer. Toen wist ik dat ik in de rotzooi zat.
  
  Ik hoorde een zacht geluid dat door geen van ons beiden was veroorzaakt. Ik realiseerde me toen dat het een metaalachtig schrapen was dat als een raspende fluistering van de andere kant van de deur kwam. Iemand was aan het slot aan het knoeien. Mijn geladen Smith & Wesson zat in de bovenste la van het kastje naast het bed en was voorlopig onbereikbaar. Het zachte, knarsende geluid hield op en werd gevolgd door een zachte klik. En ik wist dat ik nooit op tijd bij mijn revolver zou zijn.
  
  Op dat moment dat de deur openvloog, liet ik me opzij vallen. Gehuld in het licht dat vanaf de gang naar binnen stroomde, stonden twee baardige gestaltes in witte, geborduurde hemden of koerta's, en wijde broeken die een beetje weg hebben van onze pyjama's en die de meeste Indiase mannen schijnen te dragen. Maar belangrijker dan hun kledij was de stompe revolver die een van de getulbande figuren in een uiterst vaste hand hield.
  
  Hij was op mij gericht en het zag er niet naar uit dat ik er iets aan zou kunnen veranderen. De deur ging weer
  
  zacht achter hen dicht en de ongewapende man knipte het schelle plafondlicht aan.
  
  Ik knipperde met mijn ogen en keek naar mijn twee overvallers, op zoek naar hun mogelijk zwakke plekken. Het waren zwaargebouwde mannen, met veel haar en veel baard op weinig vrolijke gezichten. Uit hun woeste baarden en hun nauwkeurig omwikkelde tulbanden kon ik opmaken dat beiden Sikhs waren.
  
  'Goeienavond, sahib,' zei de; man met de revolver. Een groet die vergezeld ging van een obsceen gehinnik toen hij zich realiseerde dat Reeva en ik naakt waren en heel erg kwetsbaar.
  
  Het leek me voorlopig het beste om me vast te houden aan mijn dekmantel van zakenman-toerist. Ik zette een beledigde toon op en schreeuwde: 'Wat is dit godverdomme allemaal voor een flauwekul.' Ik wilde naar de huistelefoon grijpen, maar die reactie was voorzien en de ongewapende Sikh griste de oude, zwarte telefoon buiten mijn bereik.
  
  'Erg dom van u, sahib,' zei hij met een brede grijns. 'Niemand heeft gezegd dat u zich mocht bewegen. De mem-sahib trouwens ook niet.' Hij wees naar Reeva die de lakens optrok en eronder wegkroop.
  
  'Kijk de laden na, Mohan,' zei de gewapende overvaller tegen zijn makker.
  
  'Als dit een overval is, vinden jullie niets dat de moeite van het stelen waard is,' gaf ik ze te kennen. 'Ik heb alleen maar reischeques. Geen roepies en geen Amerikaanse dollars.'
  
  Ze geloofden me helemaal niet; bij lange na niet.
  
  Maar terwijl ik sprak, was ik bezig me volledig te concentreren op een gewelddadig treffen. De laatste keer dat ik vrij had tussen twee opdrachten had Hawk erop gestaan dat ik mijn gebruikelijke periode van herstel zou laten schieten. In plaats van vakantie had ik een intensieve trainingsperiode gehad, waarin ik mijn bekwaamheid in de minder gebruikelijke zelfverdediging sporten perfectioneerde. Bij alle technieken die ik aanleerde, was ook een vorm van zelfhypnose en autosuggestie die me werd onderwezen door een zevende graad zwarte dan in tae kwon do, de Koreaanse vorm van kung fu. Ook had hij mij zijn kunnen in tae kwon do bijgebracht. Deze vorm van karate richt zich op de kracht van het moment die wordt verkregen door het gebruik van het hele lichaam; de heupen en de voeten in het bijzonder. Dus op het moment dat een van de mannen mijn spullen begon te doorzoeken en op het punt stond mijn arsenaal aan dodelijke lieverdjes te ontdekken, maakte ik me klaar voor mijn eerste tegen actie. Ik zou als een losgelaten springveer van het bed schieten en mijn lichaam door de ruimte werpen.
  
  Ik duwde Reeva omlaag en sprong van het bed om als een kat op mijn tenen neer te komen. Een kogel floot onheilspellend dicht langs mijn hoofd op het moment dat ik neerkwam. Mohan's medeplichtige maakte gebruik van een uitstekende geluiddemper: vijftien centimeter dodelijk koud staal.
  
  'Nick ... nee!' Gillend smeekte Reeva me niet te gaan vechten of te proberen de beide mannen tegelijk te weerstaan.
  
  Maar ik was niet van plan nog tijd te verliezen.
  
  Mohan en zijn maat vielen het meisje niet lastig, maar kwamen beiden op mij af terwijl ze hun lippen in een kwaadaardige grijns van sadistisch genoegen hadden getrokken. Hun gebit en tandvlees zag vuurrood van het kauwen op sirih en in het felle licht van het plafond leek het alsof hun monden nog bloederig waren van het eten van rauw vlees.
  
  'U onderschat ons, sahib,' zei de man met het pistool. 'We zouden het meisje nu kunnen doden, maar het geeft ons een veel groter plezier eerst met u af te rekenen.'
  
  Ik was niet van plan zijn soort plezier af te wachten. Met een scherpe kreet, een ki-ap, die beide mannen achteruit deed deinzen, kwam ik rechtop en haalde uit. De tol rio tsja-ki is een trap die vanuit een achterover leunend evenwicht wordt toegebracht en ik zette er al mijn kracht en concentratie achter die ik kon opbrengen. Mijn rechtervoet draaide naar buiten en schoot uit naar zijn kwetsbare doel.
  
  Een misselijkmakend gerochel vergezelde de verbaasde kreun van de revolverheld. De hiel van mijn blote voet had hem recht in zijn maag geraakt, op zijn plexus Solaris. De lucht die uit zijn longen werd geslagen deed hem naar adem happend op de grond zakken. Het pistool hing los aan een vinger.
  
  Toen hij probeerde het weer omhoog te brengen om nog een schot af te vuren, dook ik over hem heen om Mohan te grazen te nemen voor die de kans had mij te pakken. 'Wees maar niet bang, jochie,' fluisterde ik. Hij haalde woest uit en probeerde mijn benen te pakken te krijgen om me achterover te gooien. Maar ik was hem te snel af. Alle energie die ik in mijn opleiding in tae kwon do en kung fu had gestopt, begon nu zijn vruchten af te werpen.
  
  Ik hief mijn hand op voor een vlijmscherpe en dodelijke sohn-nal tsji-ki. Het was de meshand die ik tot in de perfectie beheerste. Ik zag mijn hand door de lucht gaan naar een punt op het hoofd van Mohan. Toen mijn gespannen vingers neerkwamen op zijn neusrug, had ik geen medisch attest nodig om te weten dat die man dood was.
  
  Ik had hem een botsplinter dwars door zijn hersenen geslagen, en hem zodoende ogenblikkelijk gedood. Een stroom bloed gulpte uit zijn rode mond. De ogen die hij op mij gericht hield, werden dof en levenloos als een paar gitzwarte knikkers. Een hol gereutel begeleidde zijn trage weg naar de grond. Hij was zo slap als een ledepop en zijn neus was verpulverd tot het vruchtvlees van een rijpe meloen.
  
  Mohan was niet langer een doder, maar een dode.
  
  Maar in de tijd die ik nodig had om hem uit te schakelen, was zijn partner al een beetje op adem gekomen en ten tweeden male van plan me naar de andere wereld te helpen. Daar had hij nu net geen kans meer voor. Ik hoorde hem met piepende adem op me af strompelen. Hij was vlak achter me en ik hoefde geen twee keer na te denken.
  
  Ogenblikkelijk was ik klaar. Hana, dool set - één, twee, drie - telde ik. Toen haalde ik mijn elleboog uit voor een vernietigende pal-kup tsji-ki.
  
  Ik raakte mijn belager direct onder de kin. Hij gilde het uit en toen ik me omdraaide zag ik de ziekmakende stompjes in zijn mond waar eerder zo'n keurige rij tanden was geweest. Bloed droop over zijn kin en druppelde op zijn smetteloos witte koerta. De onderste helft van zijn gezicht zag eruit alsof die letterlijk in duizend scherven was geslagen. Een blauwzwarte vlek begon zich snel over zijn gezicht uit te breiden, van zijn oog tot aan zijn verbrijzelde kaak. Hij probeerde te spreken en een onverstaanbaar geluid kwam uit zijn openhangende mond. Maar voor ik hem volledig kon uitschakelen, slaagde hij erin de trekker van zijn revolver nogmaals over te halen. Ik liet me plat op de vloer vallen. Een kogel van een zwaar kaliber floot op een paar millimeter over me heen en begroef zich in de tegenoverliggende muur.
  
  Hij maakte gebruik van zachte dumdum kogels. Kogels die in staat zijn een mens uit elkaar te scheuren als een pas geslachte, panklare kip. De schutter kroop overeind en koerste naar de deur.
  
  Vóór de Sikh een volgende bewerkte kogel mijn richting op kon sturen, rende ik zigzaggend op hem en de deur af. Maar hij was al verdwenen voor ik kans had kunnen zien de revolver uit zijn hand te wringen. Ik rende de gang op. Daar zag ik een dun spoortje bloed lopen van mijn kamer naar de metalen trap aan het andere einde van de kale gang en ik hoorde het geluid van zijn voeten terwijl hij die afrende.
  
  Ik ging terug de kamer in en raapte mijn broek op waar ik hem die avond naast het bed had laten vallen. Reeva staarde me met wilde, paniekerige ogen aan. 'Begrijp me niet verkeerd,' zei ik haar, 'maar stoffen kopen is een aardig concurrerende bezigheid.' Ze lachte niet toen ik haar alleen achterliet met de bloederige gedaante die eens als man door de wereld had gelopen.
  
  Weer rende ik de kamer uit. Ik moest zien die ander te pakken te krijgen. Want nu Mohan dood was, was er geen enkele andere mogelijkheid om uit te vinden wie zij in werkelijkheid waren. Ik kon me niet voorstellen dat het gewone je-geld-of-je-leven diefjes waren. Ze hadden een soort van professionalisme tentoongespreid - zonder succes dan wel - dat ver boven het alledaagse kruimelwerk uitstak.
  
  Het was duidelijk dat ze niet hadden gehandeld vanuit de bedoeling mijn portefeuille te bemachtigen. Ergens in mijn hoofd klonk een ratelende bel. Er klopte iets niet. Ergens was een groot vraagteken en ik dacht aan wat Hawk me had gezegd. Maar op welke manier was iemand achter mijn dekmantel gekomen? Ik was India binnengereisd op een gewoon toeristenvisum. Als ik niet heel snel iie helper van Mohan te pakken kreeg, zou ik met allejezus veel onbeantwoorde vragen blijven zitten.
  
  De lobby van het hotel was zo goed als verlaten. De nachtportier zat te slapen achter de balie. Ik ving een glimp van een beweging op achter de gordijnen die de glazen deuren naar de patio en de tuin aan het oog onttrokken. Op mijn blote voeten rende ik erheen, rukte ze opzij en draafde de in duisternis gehulde tuin in. Het gras was vochtig en koud aan mijn voeten. Een halve, oranje maansikkel ging schuil achter voorbijtrekkende wolken. Verderop glommen de wolken in het bassin waar ik had gezwommen net voor ik Reeva tegenkwam en haar mee uit eten nam. Het gerinkel van de glazen, de zoete melodie van de sitars en de schellere geluiden van ze straatventers die kwamen overgewaaid van de gepunte schutting aan het einde van de tuin, waren verdwenen.
  
  Daarvoor in de plaats was het geluid van mijn eigen ademhaling gekomen en het bonzen van het bloed in mijn oren. Ik bukte me en begon verder te rennen, elke zintuig van me gespannen op de geringste beweging of het minste gerucht dat me in staat zou stellen mijn prooi te lokaliseren, voordat hij mij zou weten te plaatsen.
  
  Door mijn haast hem achterna te gaan, had ik geen kans gezien mijn revolver bij me te steken. Ik moest het dus hebben van mijn verstand en van mijn blote handen. Hoewel die me tot dusver nog niet in de steek hadden gelaten, was een stompe revolver met een geluiddemper wel een heel lastige tegenstander voor zelfs de grootste specialist in de dodelijke vechtsporten.
  
  Uit bewondering had mijn instructeur mij Tsjoe-mok genoemd: Koreaans voor 'de vuist'. Maar ik kreeg de kans niet mijn opleiding nu aan de praktijk te toetsen. Behalve het vriendelijke ruisen van een vijgenboom, waarvan de knoestige stam een deel van de witgekalkte schutting afschermde, was er niets te horen.
  
  Ik was bezig naar het bloedspoor van de Indiër te zoeken toen ik plotseling de glans van metaal op ving. Die glinstering op staal werd direct gevolgd door het lage, ploffende geluid van een gedempt schot. Nu was het mijn beurt om het uit te schreeuwen van de pijn. Ik sloeg een hand tegen mijn mond toen de zware dumdum kogel langs mijn bovenarm schampte. Gelukkig was het slechts een vleeswond, maar de pijn knaagde verschrikkelijk. Ik beet mijn tanden op elkaar om het niet uit te vloeken van woede, en wachtte, terwijl ik me kwetsbaarder dan ooit voelde. Maar de schutter was niet van plan verder nog enig risico te lopen met de vergeldingsactie die ik mogelijkerwijs voor hem gereed had.
  
  Hij oriënteerde zich op de dichtbijgelegen schutting. Ik dook achter hem aan, niet van plan hem zo maar te laten ontsnappen. Kennelijk was hij behoorlijk hersteld van de afstraffing die ik hem had gegeven, want hij sprong met een verrassende lenigheid over de scherp gepunte, witte planken van de schutting. Hij bewoog zich meer als een kat dan als een mens. Maar ondanks mijn pijnlijke wond, was ik minstens zo elastisch en ik kwam aan de andere kant met mijn blote voeten neer op scherpe kiezelstenen. Weer hoorde ik een geluid, maar het was niet' de gesmoorde plof van een revolver. De Indiër met de witte tulband was erin geslaagd een motorfiets te bereiken die aan het einde van het kiezelpad tegen de schutting stond geparkeerd. De motor sloeg aan en hij schoot weg zonder verder nog aandacht aan mij te schenken. Ik had kunnen proberen een taxi aan te houden of een pedicab, maar ik wist dat ik hem heel snel uit het oog zou verliezen in de kronkelige steegjes van een van de bazaars van New Delhi. Dus in plaats van hem achterna te gaan op een vruchteloze jacht, keerde ik terug naar de schutting en trok me op aan twee scherp gepunte planken. Het neerkomen aan de andere kant was plezieriger dan op de heenweg. Het gras was een opluchting in vergelijking tot de scherpe kiezelstenen. Ik liep naar het zwembad en waste mijn bebloede arm schoon. Daarna liep ik over het uitgestrekte grasveld terug naar de lobby met zijn slapende portier.
  
  Maar de portier was wakker geworden uit zijn sluimer die er ongetwijfeld aan had meegewerkt dat de twee mannen toegang tot mijn hotelkamer hadden kunnen krijgen. Ik was niet van plan hem op zijn lazer te geven, zeker niet nu ik eerst nog dat lijk op mijn kamer moest wegmoffelen. 'Kunt u niet slapen, sahib?' informeerde hij belangstellend, terwijl hij zich geeuwend traag overeind hees. Hij leunde over de balie heen en wierp me een troebele en afkeurende blik toe. Het enige dat ik droeg was een broek, verder niets.
  
  'Zal ik u een slaappil laten brengen, ja?'
  
  'Nee, laat maar,' zei ik met een sombere grijns.
  
  Als hij de bloedende vleeswond van de kogel die de Sikh op me had afgevuurd mocht hebben gezien, dan liet hij er niets van merken. Ik stak mijn handen in m'n zakken en liep op de lift aan, zonder verder nog door iemand opgemerkt te worden. En hoe minder aandacht ik trok, hoe beter het was. En hoe eerder AXE's Killmaster N3 in staat zou zijn de man te vinden die zich Shiva noemde.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Reeva Singh was er niet meer om me te helpen met het opruimen van de rotzooi.
  
  De deur van mijn hotelkamer stond op een kier. Aan de andere kant was niemand die het werk wilde opnemen waar Mohan en zijn makker het hadden laten afweten. De kamer was verlaten op het verstijvende lichaam van de man na die ik met een goed gerichte karateslag had geveld. Zijn armen en benen lagen in vreemde hoeken op het tapijt en om hem heen was een grote, bruine plas bloed.
  
  De verfrommelde lakens op het bed waren de overtuigende bewijsstukken van mijn lange avond met Reeva. Waarschijnlijk had ze het wel voor gezien gehouden en was ze de kamer uitgeglipt voor ik de kans had haar tegen te houden. Ik was niet zo idioot om te denken dat ze dat lekkere, warme bekkie van haar dicht zou houden. Ik besloot dus de volgende ochtend direct in een ander hotel mijn intrek te nemen. Ik had geen trek in de plaatselijke, rondneuzende politie die me dan allerlei vragen zouden stellen die ik slechts met leugens kon beantwoorden wilde ik niet dat mijn dekmantel opgeblazen zou worden.
  
  Maar buiten Reeva Singh die al of niet haar lekkere smoeltje zou houden, had ik nog altijd Mohan om me druk over te maken. Het was niet zo eenvoudig hem uit mijn kamer te slepen. Zeker niet omdat ik koste wat het koste elk geluid wilde vermijden. Gelukkig waren de andere gasten van mijn verdieping gezonde slapers. Er ging geen deur open terwijl ik bezig was het lichaam van de dode man door de kale gang te slepen en er waren geen geschokte, slaperige gezichten die mij angstig aankeken vanwege mijn bloeddoorlopen ogen, mijn gewonde arm en mijn wel zo bloederige bagage.
  
  Ik zette hem naast de lift tegen de muur en vond in mijn achterzak wat ik nodig had. Het lemmet van mijn stalen pennenmes bleek een hoogst doeltreffend stuk gereedschap. Ik was in staat de deur van de lift open te wrikken en de lift zelf een verdieping hoger te sturen. Voor me had ik nu een grimmige liftschacht die zo'n kleine honderd meter naar beneden viel tot op de bodem van de kelders onder me.
  
  Dit zou Mohan's laatste rustplaats zijn.
  
  Zijn hoofd en schouders hingen al in de ruimte en ik stond net op het punt om de rest van zijn lichaam met mijn voet verder te duwen, toen ik verrast stilhield. De lange, dunne mouw van de koerta van de Sikh was tijdens mijn actie naar boven geschoven en onthulde iets waarnaar ik al die tijd op zoek was geweest.
  
  Het was een tatoeage aan de binnenkant van 's mans bovenarm. Toen ik zag wat die tekening voorstelde, wist ik dat mijn eerdere bedenkingen inderdaad juist waren geweest. De man droeg een tatoeage van een opgerolde koningscobra, die de kop in een aanvalshouding langs zijn arm oprichtte. Mohan's koude huid werd versierd door de uitstaande, wigvormige kraag en de flitsende tong van één van India's meest gevaarlijke slangen. Cobra bestond dus wel degelijk. Ze hadden er Mohan en zijn makker op uitgestuurd om er zeker van te zijn dat Nick Carter niet dicht genoeg in de buurt zou kunnen komen om de organisatie om zeep te helpen. Maar hun opzet was mislukt. Eén van hun agenten was dood en de ander had met onder meer een versplinterde kaak geen enkele kans gehad om ook maar een fractie van een bewijs te vinden dat ik inderdaad killmaster N3 van AXE was.
  
  Eén-nul voor mij, dacht ik toen ik de mouw weer naar beneden rolde en hem met mijn voet over de rand schoof. Het stijf geworden lijk van Mohan viel ruggelings naar beneden en raakte de ruwe, zwarte muren van de liftschacht. Ik hoorde hem ten slotte neerkomen, een doffe, ver verwijderde plof beneden mij. Als Shiva dacht dat het een makkie zou zijn, dan was ik klaar.
  
  De moeilijkheid was dat ik nog steeds niet wist of de geheimzinnige figuur - het veronderstelde brein achter Cobra, de vermeende meester geest achter de recente golf van terreur over de hele wereld - werkelijk bestond.
  
  
  
  Het verkeer reed in langzame, duizeligmakende cirkels om Nehroe Park heen. Boven de wirwar van auto's, pedicabs, scooters en fietsen, keken de kale, witte pilaren van het Connaught Circus als bewakers over de voetgangersmenigte uit. Mannen in keurig gesteven, witte broeken en vrolijk gekleurde koerta's, nauwelijks verschillend van de dracht waarin Mohan en zijn broeder-in-het-kwaad hadden rondgelopen, snelden ernstig en vastberaden voorbij. Donkerharige vrouwen in sari's, anderen in zijden tunieken en bescheiden choeridars -broeken die strak om de enkels en de taille sluiten -voltooiden de algehele sfeer van verwarring, haast en verwachting.
  
  Maar meer dan het gezicht en de geluiden van de stad, meer dan alle kleuren die van New Delhi zo'n unieke plek maken, hield iets anders mijn geest bezig. Slechts één ding. Shiva.
  
  'Naar wat je me hebt verteld is jouw dienst toch ook op de hoogte van Shiva, nietwaar?' vroeg ik de man die tegenover me zat aan het tafeltje. We dronken mintthee op een caféterras naast het park.
  
  's Ochtends had ik de Indiase Binnenlandse Veiligheidsdienst gebeld. Mijn contactman daar was een agent van de geheime dienst, die zeer hoog stond aangeschreven. Ashok Anand was ongeveer van mijn leeftijd, maar mager en pezig. Hij had een schraal en hongerig voorkomen. Om zijn lippen was een uitdrukking die liet merken dat hij een man was die alle kneepjes van het vak op zijn duim kende, hoe smerig die ook mochten zijn.
  
  'Van Cobra gehoord?' herhaalde hij met een verstoorde frons. Hij nam het kopje op en dronk lang en aandachtig voor hij verder ging. 'Dat hebben we zeker, meneer Carter. We hebben van Cobra gehoord. In Kashmir, in Calcutta, Madras en in Bombay, in het hele land hebben we ervan gehoord. Altijd als er ongeregeldheden of opstootjes waren, was Cobra er ook bij.'
  
  'En Shiva?' vroeg ik.
  
  'Ziet u dit?' zei hij, terwijl hij op het bovenblad wees van de gladde, gepolijste houten tafel. 'Toch weinig te zien, nietwaar? Geen afbeelding.'
  
  Ik knikte.
  
  'Goed, dan kunt u ook begrijpen hoe het met die Shiva is. Hij heeft geen gezicht en geen identiteit, meneer Carter.' Hij leunde op het tafeltje naar me over en keek me strak aan met zijn samengeknepen, glinsterende ogen. 'Het is niets anders dan een naam. De naam van een wraakzuchtige god. Ook voor de mensen van de IBVD.'
  
  Ik was dus weer terug op mijn uitgangspunt, op precies dezelfde plaats als vanwaar ik was begonnen, alleen zat ik nu in een ander hotel. Hawk had me toestemming gegeven in contact te treden met de Indiase geheime dienst zo het nodig was, maar hij had wel benadrukt dat ik niet in de positie was om op onbeperkte steun van die dienst te kunnen rekenen.
  
  Het gerucht ging dat de kantoren van de geheime dienst barstensvol lekken zaten En niet zo maar van die lekjes, maar werkelijke grote ook nog. Hoewel Hawk zich had weten te verzekeren van alle medewerking van zijn Indische antipode, was ik niet van plan om welk onnodig risico dan ook te lopen dat het eventuele succes van mijn opdracht in de waagschaal zou stellen.
  
  'Mag ik u vragen waarom uw regering zo graag in contact wil komen met die Shiva van ons?' vervolgde Anand op dezelfde voorzichtige en zachte toon die hij al tijdens het hele gesprek bezigde.
  
  'Heroïne,' antwoordde ik. 'Een scheepslading van tien miljoen dollar voor de Verenigde Staten.' Ik vroeg me af, of ik niet te veel zou wagen door hem mijn werkelijke redenen te vertellen, dat ik probeerde erachter te komen wie schuilging achter de stem-imitaties die zoveel onrust hadden veroorzaakt in de internationale betrekkingen en de wereldvrede.
  
  'Oh ja, schandelijke zaak die verdovende middelen,'
  
  lachte hij cryptisch. Hij stond op van zijn stoel. 'Als je me even wilt excuseren,' zei hij. 'Ik ben verplicht mijn dienst te bellen. Misschien dat mijn chef me aan een paar nieuwe informaties ten aanzien van die Cobra kan helpen.'
  
  'Natuurlijk,' zei ik. Hij schoof zijn stoel naar achteren en liep het terras af.
  
  Ik volgde hem met mijn ogen tot hij was verdwenen in de tent met verfrissingen. Daarna bracht ik mijn blik terug naar de drab in mijn kopje. Even voelde ik een soort van spijt bovenkomen dat ik nooit de moeite had genomen theebladeren te bestuderen. Misschien zou ik dan in staat zijn geweest het welslagen of mislukken van mijn onderneming te voorspellen.
  
  Terwijl ik me achterover liet hangen in mijn stoel, liet ik mijn ogen over het drukke terras gaan en over het intensieve verkeer dat zich voorthaastte over Connaught Circus. Er waren nog zo veel onbekende zaken, nog zo weinig aanknopingspunten dat het me nog verdomd veel zweetdruppels zou kosten voor ik een paar stappen verder was.
  
  'Nog thee meneer?'
  
  Ik schrok op toen de kelner zich over mijn tafeltje boog. Hij liet zijn ogen in de mijne rusten en ik knikte automatisch. 'Maak er twee van,' zei ik en wees naar de lege kop van Anand.
  
  'Twee mintthee,' herhaalde hij. 'Mag ik u wat pakoras aanbevelen, meneer? Of zouden de heren onze Indiase specialiteit eens willen proberen, een opgerolde pannenkoek met vlees die we samosa noemen. Ze zijn verrukkelijk, sahib.'
  
  Weer knikte ik, hoewel ik toch een beetje kwaad werd door zijn opdringerige manier van verkopen. Hij pakte de twee lege kopjes van de tafel op en draaide zich om. Terwijl hij zich omdraaide zag ik zijn blote arm. Hij was alweer weg voor ik de tijd had gehad om het goed te kunnen zien, maar ik was ervan overtuigd dat ik op zijn onderarm een deel van een tatoeage had gezien.
  
  Een opgerolde cobra is niet iets dat je gemakkelijk vergeet. Ik vond het niet leuk, helemaal niet.
  
  Abrupt schoof ik mijn stoel naar achteren over de plavuizen van het terras.
  
  Waar was die Anand verdomme toch? dacht ik bij mezelf terwijl ik me door de vele tafeltjes heen haastte. In mijn oren klonk het gerinkel van borden als een schel, kletterend koor tegen een achtergrond van razende auto's en de verdere verkeersgeluiden rond het café en Nehroe Park. Ik was nu tenminste niet zo kwetsbaar als gisteravond toen ik met die twee Sikh's te maken kreeg die mijn hotelkamer waren binnengevallen.
  
  Wilhelmina zat gerieflijk in haar schouderholster. Ze had me door meer ogen van naalden geschoten dan ik me kon herinneren. En mocht die revolver nog niet voldoende zijn dan had ik in ieder geval mijn stiletto nog in zijn smalle, leren schede die ik om mijn onderarm, onder de mouw van mijn hemd, had vastgegespt.
  
  'Kan ik u helpen, sahib?' vroeg een van de in het wit geklede bedienden.
  
  'Waar is de telefoon?' vroeg ik.
  
  Hij wees naar een draaideur die toegang gaf tot het gebouwtje. Pas toen realiseerde ik me dat Anand wel erg veel tijd nodig had om zijn telefoontje te plegen. Dat met die tatoeage die ik had gezien op de onderarm van de ober, deed me me weinig op mijn gemak voelen.
  
  Ik vond de telefoons op de door de bediende aangeduide plaats. Oude, zwarte toestellen links tegen de muur van een nauwe gang. Ze waren onbezet. Snel keek ik om me heen. Misschien was ik zonder werkelijke reden zo verontrust.
  
  Nou, er was maar een manier om dat uit te vissen.
  
  Ik liet mijn hand in mijn lichte zomerjasje glijden en voelde de geruststellende kolf van mijn revolver. Ik liep de verlaten gang af. Bij de deur die ik aan het einde had opgemerkt wachtte ik even, en liet mijn hand op de deurklink rusten, terwijl ik op hetzelfde moment mijn been naar voren trapte.
  
  Krakend sloeg de deur naar binnen open. Het- gaf toegang tot een zwart met wit betegelde toiletruimte. Zo op het oog was er niemand. Ik stapte naar binnen en liet de deur achter me dichtzwaaien. 'Ashok,' fluisterde ik. De
  
  deuren van de drie westers ogende wc-hokjes waren gesloten.
  
  Ik wachtte even en riep nogmaals. Mijn Indische contactman gaf geen antwoord. Stilte. In die stilte hield ik al mijn zintuigen tot het uiterste gespannen voor het geval dat ik in een val was getrapt. Ik haalde Wilhelmina uit haar holster te voorschijn en liet mijn vinger heel licht tegen de trekker rusten. De meeste moderne Lugers hebben een lange trekkerafstand, maar Wilhelmina was door de mensen van het laboratorium in AXE's hoofdkwartieren in Washington speciaal voor mij aangepast. De haan zou ogenblikkelijk naar voren komen, zodra ik de trekker maar even aantrok.
  
  Ik liep op een van de hokjes af aan mijn linkerkant en legde een hand op de deurknop. Ik rukte het deurtje open en liet hem ogenblikkelijk weer dichtvallen. Het eerste hokje was leeg, evenals het tweede. Maar in het derde hokje trof ik het in elkaar gezakte, levenloze lichaam van Ashok Anand aan dat was neergezet op de bril van de closetpot.
  
  Met één hand tilde ik zijn gezicht op. 'Schoften,' vloekte ik binnensmonds. Anands niets ziende ogen staarden terug. Ik drukte zijn oogleden dicht, terwijl ik probeerde de verbaasde uitdrukking van de dood niet te zien.
  
  Om zijn hals was een dunne, purperen lijn. Wurgdraad, dacht ik, toen ik de wond nader onderzocht. Om die iets beter te kunnen bekijken, maakte ik Ashok's hemd aan de hals los en zag toen de twee gaatjes die op ongeveer twee centimeter van elkaar af in zijn hals waren geprikt. Maar waarom? vroeg ik me af. Hij was duidelijk door wurging om het leven gekomen. Toch waren die dingen in zijn hals de afdrukken die de giftanden van een slang hadden gemaakt.
  
  Op een gegeven moment, tussen twee opdrachten door, had ik wat over herpetologie gelezen, de studie van reptielen en slangen in het bijzonder. Van wat ervan was blijven hangen, wist ik dat de gevolgen van de beet van een gifslang meestal pas na zo'n vijftien tot dertig minuten te merken zijn.
  
  Ashok Anand was gebeten door een slang, maar hij was er niet aan gestorven. Of die merktekens waren bedoeld als een soort waarschuwing, of ze gebruikten het als een soort handelsmerk. Ik was er niet zeker van welke van ie twee mogelijkheden het was, maar ik was beslist niet van plan het hier te gaan uitzoeken.
  
  Ik bracht de Luger weer omhoog en gleed het hokje uit. Het washok was verlaten. Zou ik dezelfde weg teruggaan als ik was gekomen, dan twijfelde ik er geen seconde aan dat ik minstens oog in oog zou komen te staan met de ober. Want ik wist wel zeker dat hij niet de enige in het café was die voor Cobra werkte.
  
  Nee, er moest een betere weg zijn. Boven de porseleinen wasbak was een raam met een hor dat uitzicht gaf op de stoffige uitgestrektheid van Nehroe Park. Ik liet Wilhelmina weer in haar holster glijden en hees me op de rand van de wastafel en tuurde naar buiten. Het raam lag aan de achterkant van het café, uit het gezicht van het drukke terras waar de kelners, al of niet met tatoeage, langs hun tafels snelden.
  
  Met mijn stiletto wrikte ik de onderkant van de hor los. Daarna liet ik die weer in zijn schede glijden en lichtte het scherm op toen ik de roestige, metalen klemmen die het op zijn plaats hielden, had losgedraaid.
  
  'Er zijn heel wat prettiger manieren om naar buiten te gaan, sahib.'
  
  Te laat om Wilhelmina nog te pakker. Ik draaide mijn hoofd om en keek tegen het zwartige, grinnikende gezicht van de ober op, èn de revolver die hij in zijn hand hield. Hij had een kleine, lichte Beretta .22 op een punt tussen mijn ogen gericht. Het was een wapen van een klein kaliber, maar ik wist voldoende van Beretta's om te weten hoe krachtig ze zijn op zo'n korte afstand.
  
  'Ik was net bezig een luchtje te scheppen,' antwoordde ik.
  
  Hij lachte niet toen hij me gebaarde mijn handen boven mijn hoofd te steken en van de wastafel te springen. Met die revolver die nog steeds op me was gericht bleef me weinig anders over dan zijn raad op te volgen. Ik belandde op mijn voeten en keek hem aan. Het was niet moeilijk om te zien dat hij erg gespannen was. De uitdrukking van zijn gezicht gaf te kennen dat hij niet iemand was die erg veel ervaring bezat in dit soort zaken.
  
  'Ik dacht dat de Indiërs gastvrije mensen waren,' zei ik. 'Ik denk dat mijn vriend daar zo,' en ik wees met mijn hoofd naar het hokje waar ik Anands lijk gevonden had, 'een wel hoogst vervelend ongeluk heeft gehad.'
  
  'Dat zult u ook meemaken, sahib,' grinnikte de ober. Met de Beretta nog steeds op me gericht deed hij een stap naar voren. 'Zo dadelijk horen we een verschrikkelijk lawaai, dat hard genoeg is om het geluid van mijn revolver te maskeren als die afgaat.'
  
  Hij was dus niet de enige in het café die op de een of andere manier met Cobra was verbonden. Hoe ze me hadden weten te vinden en hoe ze het te weten waren gekomen over Anand, waren weer eens twee onbeantwoorde vragen die ik kon toevoegen aan de lange reeks die ik al had.
  
  'Gut, toch,' zei ik terwijl ik probeerde te lachen. 'Dat moet je dan ook maar eens aan die politieagent achter je vertellen.'
  
  Ik had hem inderdaad juist getaxeerd.
  
  De ober had in het geheel geen ervaring. Hij was nieuw, in dit werk en was helemaal niet bij machte een van de oudste trucjes uit het boekje op de juiste wijze te verwerken. Ik had de woorden nog niet gezegd of hij draaide zich met een ruk om naar de niet bestaande indringer. In die ene fractie van een seconde kwam ik in actie.
  
  Ik rende naar voren, sprong omhoog en kwam met een naar voren zwiepend been weer neer. Ik raakte de nek van de ober. Hij schreeuwde het uit van de pijn toen de zool van mijn schoen net een centimeter boven zijn sleutelbeen neerkwam. Ik kwam weer op mijn voeten neer en haalde mijn linkerarm uit voor een klap op zijn milt. De Beretta vloog uit zijn handen toen hij naar zijn pijnlijk gekwetste zij klauwde en bijna stikte in het speeksel dat uit zijn mondhoeken droop.
  
  Toen hij voorover viel bracht ik mijn knie omhoog en plaatste die venijnig tegen zijn pijnlijk vertrokken gezicht. Ik hoorde zijn voortanden breken. De man zeeg ineen op de tegelvloer. Buiten het café klonk de knallende uitlaat van een auto, gevolgd door het breken van een stapel borden. Dit was dan kennelijk de geplande afleidingsmanoeuvre die bedoeld was om het geluid van het schot te dempen dat de ober op me wilde afvuren. Voorzichtig raapte ik het wapen op en liet de Beretta in de achterzak van mijn katoenen broek glijden, die ruim genoeg om me heen hing om de revolver te verbergen.
  
  Ik greep de ober bij zijn dichte zwarte haar en rukte zijn hoofd naar achteren. Hij leek op een marionet waarvan ik zojuist alle draden had doorgesneden. 'Je ziet er niet al te best uit, makker,' zei ik.
  
  Hij sputterde iets dat ik niet begreep. Toen spoog hij zijn stukgeslagen tanden samen met wat speeksel en bloed over zijn kin en de keurig gestreken voorkant van zijn uniform. 'Waar is hij,' snauwde ik. 'Ik wil weten waar ik je baas, Shiva, kan vinden.'
  
  'Er is ... helemaal geen Shiva,' fluisterde hij, waarna hij zijn hoofd slap naar voren liet hangen. Hij sloot zijn ogen en werd overvallen door een verschrikkelijke hoestbui waardoor nog meer bloed en speeksel langs zijn kin droop.
  
  'Denk nog eens wat beter na,' zei ik terwijl ik mijn hand omhoog bracht. Mijn vingers waren gespreid in een dodelijke en verblindende stoot. Ik gebruikte de sadistische en vernietigende pyon-sohn-koot ji-ru-ki om zijn tong wat losser te maken. Maar in plaats van dat te doen, deed het hem in de eerste plaats zijn pijnlijke ogen openen.
  
  Hij kreunde. Die schoft had zich ook geen twee keer bedacht om Anand te vermoorden en nu was ik niet in de stemming om welke soort van vriendelijke genade dan ook te laten gelden. Ik liet de randen van mijn nagels langs zijn onderste oogleden glijden en de oogballen naar boven drukken alsof ik bezig was oesters uit hun schelpen te wurmen.
  
  De ober antwoordde met een krampachtige huivering en gooide zichzelf achterover. Zijn hoofd sloeg hard tegen de grond. Direct daarna zat ik bovenop hem en waren mijn vingers weer op zijn ogen gericht. Ik had die kunnen uitrukken en hem voor zijn leven kunnen verminken, maar ik wilde antwoord hebben en geen wraak nemen voor de dood van de Indische agent.
  
  'Zeg me waar ik Shiva kan vinden,' zei ik.
  
  Het was geen leuk gezicht om naar te kijken. Het stond verwrongen van pijn en angst. De hele voorkant van zijn nek en hemd was een grote smeerboel geworden. Ik kon het spannen van zijn oogspieren voelen, terwijl ik mijn vingers dieper in de kassen drukte. Het wit van zijn ogen werd glazig en zijn borst kwam onregelmatig op en neer.
  
  'In ... in ag ...,' kreunde hij.
  
  'Waar,' schreeuwde ik. 'Waar kan ik hem vinden?'
  
  Maar de snelle, opeenvolgende slagen die ik hem had toegebracht, samen met de tweevingerige speer die ik nog steeds in zijn ogen drukte, waren hem te machtig geworden. Hij zakte voorover en ontsnapte aan zijn lichamelijke foltering door in een pijnloze vergetelheid te vluchten op het moment dat hij zijn bewustzijn verloor. Ik trok mijn vingers los en zijn oogleden vielen dicht. Hem woest door elkaar rammelend probeerde ik hem weer bij zijn positieven te brengen, maar de man was volledig buiten bewustzijn, een smerige, met bloed bevlekte schaduw van de eerder ontmoete arrogantie. Ik had de bedoeling hem naar een van de wc-hokjes te slepen en zijn gezicht nat te maken om hem zo weer bij bewustzijn te krijgen, toen ik het weerkaatsende geluid van voetstappen over de gang naderbij hoorde komen. Iemand was op weg naar het toilet.
  
  'Nirad,' klonk een vragende stem.
  
  Het behoeft weinig betoog dat Nirad niet meer in staat was om antwoord te geven.
  
  Ik was niet van plan me nog te laten grijpen. Ik liep naar de wastafel, hees mezelf op en ging op de porseleinen rand staan. De hor die ik even ervoor had bewerkt, kwam nu los. Ik tilde het op en duwde het raam met een hand naar buiten. Aan de andere kant van de wc-deur bleef een angstige mannenstem om Nirad roepen. Gelukkig was het raam groot genoeg om me door te laten. Ik wurmde me erdoor, terwijl ik het raam met een hand omhoog hield. Toen sprong ik neer op de plavuizen van het terras zo n anderhalve nieter onder het raam en draaide me om om het herentoilet in te turen.
  
  De deur werd met geweld opengemaakt. Ik prentte het gezicht dat verbaasd neerzag op het gebroken lichaam van Nirad in mijn hersens. Het was het gezicht van een vreemde, iemand die ik nog nooit eerder had gezien. Maar ik wist dat ik de jonge Indiër die nu vol ongeloof op Nirads bloedige gedaante neer staarde zou weerzien. En wel heel snel.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  En op die manier is het zelfs voor een westerling eenvoudig om de essentie te zien die er achter de dualiteit Shiva-cobra schuilt. Stammend van een voor-Vedische vruchtbaarheidsgod moet dit oude en meest vooraanstaande lid van de Indiase drie-eenheid zonder meer uiteindelijk worden geassocieerd met alle soorten van fallische symboliek. En wat is er fallischer dan de opgeheven gedaante en de gespreide, bollende kraag van een waakzame cobra? Dientengevolge mag het niet langer verrassend heten dat Shiva meestentijds wordt voorgesteld in een slangenhuid en verder is voorzien van oorringen, een offerstreng en een gordel van levende slangen ...
  
  
  
  Ik sloeg het boek dicht en keek door het raam van de boekwinkel naar buiten. Ik liet mijn ogen over de brede stenen trap gaan die naar het caféterras leidde aan de zoom van Nehroe Park. Niemand had mijn haastige vertrek via het raam achterin het café opgemerkt.
  
  Ik had niet verwacht dat die makker van Nirad direct moord en brand zou schreeuwen. Hij stelde me dan ook niet teleur. Evenmin was er een ambulance of politiewagen verschenen om Ashok Anands lichaam op te halen. Toeristen en plaatselijke zakenlieden liepen af en aan. Het café zette zijn bedrijf zonder een enkele stoornis voort. Vanuit mijn geschikte uitkijkpositie in de boekwinkel op Connaught Circus had ik zelfs Nirad's medeplichtige kunnen zien, een jonge Indiër in het gesteven, witte uniform van een ober.
  
  Nirad vertoonde zich nog niet. Waarschijnlijk had zijn vriend hem naar het een of andere privé-vertrek gebracht, ergens in het restaurant om hem wat te laten bijkomen van zijn pak slaag. Ongetwijfeld was de eigenaar van het café op de hoogte van die dubbele werkzaamheden van zijn employés, wat dan verklaarde waarom de zaken gewoon doorgang vonden.
  
  Maar wat er ook aan de hand mocht zijn, ik was niet van plan mijn wachtpost te verlaten voor een van beide obers zijn werk verliet. Nirad was 'out' gegaan voor hij mij iets had kunnen zeggen. Ik realiseerde me nu dan ook dat mij, zonder enige andere aanwijzing, weinig meer te doen stond dan een van die huurlingen van Cobra te achtervolgen. Ik was niet zo stom om te denken dat zij me direct naar die geheimzinnige Shiva zouden brengen, maar ik was er wel zeker van dat hij, zodra ik maar iets van een spoor had, op goed moment moest opdagen.
  
  Om die redenen bleef ik hier wat rondneuzen in de boeken. Ik ging zelfs zo ver dat ik de uitgave over de Indiase slangelegenden die ik had staan lezen, kocht. Toen ik ten slotte de kleine boekwinkel uitging, zorgde ik ervoor dat :k in de schaduwen bleef om me zo onopvallend mogelijk e houden. Er waren voldoende toeristen waardoor ik niet al te veel in de kijker liep. Het laatste dat ik wel wilde was dat ik de nieuwsgierigheid van wie dan ook uit het café op me zou vestigen.
  
  Eén van die dingen die ik in al die jaren van werken voor AXE wel heb geleerd was dat geduld wellicht de meest beloonde deugd is. Dat was dan weer zo het geval : oen de schemering zich al begon in te zetten en de lucht verduisterde. Op dat moment zag ik mijn beide mannen uit het café komen. Ze liepen langzaam, treetje voor :reetje langs de brede, stenen trap naar beneden.
  
  De jongeman die Nirads toegetakelde en bloederige gedaante had gevonden, leidde hem naar de rand van het Trottoir. De ogen van Nirad gingen schuil achter verband en kompressen. Zijn metgezel leidde hem als een blindengeleidehond zijn baas. Wat mij betrof betekende die tijdelijke blindheid van Nirad weinig meer dan dat er weer een agent van Cobra minder was om me druk over te maken.
  
  Terwijl ik voortliep hield ik mijn ogen op beide mannen gevestigd. Ik was niet van plan ze tussen mijn vinger door te laten glippen. Zeker niet nu ik zo'n beetje de hele middag mijn kans had staan afwachten. Connaught Circus was nu vol van al die mensen die van hun werk op weg waren naar huis. Op het moment dat de twee obers een vreemde, onverwachte beweging maakten, wilde ik het drukke plein oversteken, maar ik voelde me heel even opgelucht toen ik zag dat die vriend van Nirad een pedicab aanriep en zijn verfomfaaide metgezel achterin het kleine vehikel neerzette. Hij maakte een gebaar met zijn hand en met een scherp, hoestend geluid verdween de pedicab in het voortrazende verkeer.
  
  Toen hij alleen achterbleef liet de jongeman zijn rondspeurende blik van de ene naar de andere kant gaan. Hij voelde zich duidelijk weinig op zijn gemak en scheen nog niet te weten wat hij zou gaan doen. Maar als hij het dan niet wist, ik wist het voor mezelf wel.
  
  Ik slenterde naar een van de pilaren die om Connaught Circus heen stonden en bleef erachter staan wachten op zijn volgende stap. Weer ging een moment van besluiteloosheid voorbij, toen stapte hij van de stoep en bracht twee vingers naar zijn mond om een schril gefluit te laten horen dat een pedicab tot staan bracht.
  
  De ober droeg nog steeds de gesteven witte broek van zijn uniform, hoewel hij zijn witte, katoenen jasje had uitgetrokken. In plaats daarvan droeg hij een donker, vormeloos overhemd, dat aan zijn hals wijd open stond. Om zijn hals ving ik een glinstering van metaal op, dat het afnemende licht als een spiegel weerkaatste. Toen was hij verdwenen. De chauffeur van de pedicab had zich, plankgas, al ingevoegd in de brede stroom toeterend verkeer dat zich om het Nehroe Park heen bewoog. Ik verspilde geen seconde meer.
  
  Direct was ik aan de rand van het trottoir om een volgende pedicab aan te roepen voor de ober uit het gezicht zou zijn verdwenen. Zodra ik was ingestapt in het enge en gedeukte voertuigje drukte ik een stapel roepie-biljetten in de hand van de chauffeur om te voorkomen dat die eerst een tijdje over zijn prijs zou gaan zeiken.
  
  'Zorg er alleen maar voor dat je achter mijn vriend verderop blijft,' zei ik tegen hem. Zijn aandacht gleed van de dikke stapel bankbiljetten naar de pedicab die nog geen minuut eerder door de ober was genomen. Hij voegde zich in in de eerste rijstrook en ik leunde half van mijn zitting naar buiten om mijn ogen op de pedicab voor me te houden, met de hoop dat die me een stapje dichterbij de ongrijpbare en mysterieuze Shiva zou brengen.
  
  Voorlopig loopt het allemaal nog, dacht ik. Ik was er zeker van dat de ober me niet buiten het café had zien staan wachten of een volgende pedicab had zien nemen om hem te achtervolgen. Ik bleef de chauffeur tot grotere snelheid aanvuren tot er ten slotte nog maar drie voertuigen tussen ons in waren.
  
  'Waar gaat mijn vriend naar toe?'
  
  Van Connaught Place kwamen we op de buitenste rijstrook van Connaught Circus en van daar op een van de aanvoerwegen. We lieten het zakencentrum van New Delhi achter ons.
  
  'De oude binnenstad,' antwoordde de chauffeur. Hij blikte achterom en stak zijn bewondering voor mijn smakeloze kleren niet onder stoelen of banken. 'Heeft hij uw geld gestolen, sahib? Als dat zo is, roep ik de politie voor u.'
  
  'Nee, dat is het niet,' verzekerde ik hem. Ik leunde voorover en fluisterde hem iets in zijn oor.
  
  Hij bloosde onder zijn koperkleurige huid. 'Ah, ik begrijp het sahib. Hoe noemt u dat ook al weer? Een rendez-vous, ja?'
  
  Precies,' grinnikte ik. Ik had hem verteld dat we die man voor ons achterna gingen voor een romantisch onderonsje.
  
  U moet wel oppassen, sahib,' zei hij waarschuwend. Delhi vrouwen erg link.' En hij liet zijn duim en wijsvinger een paar keer langs elkaar heen gaan.
  
  'Ja, verkeer ook link,' antwoordde ik hem. 'Je moet je voorlopig maar op onze vriend voor ons concentreren, sahib.'
  
  Het was al bijna donker geworden en het verkeer was aanmerkelijk rustiger dan toen we vertrokken. De chauffeur veranderde van onderwerp en richtte mijn aandacht op de vele openbare monumenten die nu in het gezicht waren gekomen.
  
  Aan het einde van de brede, stoffige rijweg waarover we gingen wees hij naar de fluitvormige minaretten van de Jama Masjid, een immense moskee, een soort van fort, opgetrokken uit rode zandsteen.
  
  Direct tegenover de moskee en de bazaar die ervoor lag zag ik een ander monument van rood zandsteen. Het was de indrukwekkende nalatenschap van de Mongoolse keizers, het Rode Fort. Ik dacht dat de ober in de bazaar zou verdwijnen, maar hij begon zich nu kennelijk bewust te worden dat hij werd gevolgd. In plaats van uit te stappen bij de moskee en de open markt liet hij stilhouden voor de open poorten van het fort.
  
  'Laatste halte,' zei ik tegen mijn chauffeur.
  
  Hij stopte op het moment dat de ober verdween in de torenhoge, zandstenen poort. Hem het allerbeste toewensend, liet ik me van de zitting glijden en snelde de man achterna. Ik was er blij om dat het donker was, omdat het me wat meer dekking bezorgde. Naast de poort stonden souvenirstalletjes, prentenwinkels die waren gespecialiseerd in erotische Mongoolse miniatuurtjes en de gebruikelijke kraampjes met etenswaren.
  
  Maar ik was geen toerist en ik had er geen tijd voor om langs de uitgestalde waren te kuieren die aan weerskanten van de poorten werden uitgevent. Ik hield mijn ogen gericht op de witte broek en het donker gekleurde hemd van de ober, terwijl ik ervoor zorgde een redelijke afstand te bewaren. In ieder geval had hij me nog nooit eerder gezien, dacht ik. Tenzij natuurlijk binnen Cobra een foto van me had gecirculeerd. In dat geval was Nick Carter heel wat minder anoniem dan hij wilde toegeven. Voor me, aan het einde van de doorgang hield de ober stil bij een smal, houten hokje. Mijn ogen vielen op een bord en ik las dat de Son et Lumière-show binnen een paar ogenblikken zou beginnen. Toen ik besefte dat de ober een kaartje had gekocht voor de lichtbeelden show, hoefde ik me geen twee keer te bedenken om hetzelfde te doen.
  
  Het was een les in geschiedenis. Een 'trip' zonder de geestverruimende psychedelica. Een effen, wit grintpad leidde van het kaartenhokje naar het binnenplein van het fort. Hier, in de tuin die was omgeven door de marmeren gebouwen die waren neergezet door de vroegere keizers, had men rijen klapstoelen neergezet voor de toeschouwers.
  
  Een schijnwerper liet zijn geelwitte straal over de pilaren glijden die voor het grootste van de marmeren bouwwerken stonden en ik hoorde via de luidsprekers een op band gezet verhaal. Het verhaal handelde over de befaamde Pauwen Troon die door de plunderende Perzische horden, die in de achttiende eeuw India waren binnengevallen, was gestolen. Toen ging het licht uit. Het leek alsof ik van ver weg de donderende hoefslag van rijen paarden hoorden naderen. Onwillekeurig draaide ik mijn hoofd om, alsof ik verwachtte middenin een op hol geslagen kudde terechtgekomen te zijn.
  
  Maar dat was niet zo. Wat ik wel merkte was, dat ik in de baan van een kleine, vlijmscherpe stiletto stond. Snel kwam het wapen voor een venijnige haal naar beneden en sneed dwars door de mouw van mijn blazer. Zonder me ook maar te bedenken schoot ik naar achteren en bracht mijn handen in een sohn-nal mak-ki omhoog, een meshand blok. Maar de ober aarzelde niet lang met zijn tweede steek. Zijn witte tanden schitterden in een cynische grijns en het lemmet van het mes hing bewegingloos in de lucht. Toen werd hij in het gezicht getroffen door het verblindende licht van de schijnwerper. Hij wierp zich opzij en begon door het nauwe gangpad tussen de rijen klapstoelen weg te rennen.
  
  De toeschouwers waarvan de meesten westerlingen waren, schenen te denken dat de wegvluchtende Indiër deel van de voorstelling uitmaakte. Iemand begon te applaudisseren, terwijl het geluid van de donderende hoefslag door de lucht weergalmde. Uit de luidsprekers kwam een trompetstoot en een woeste, barbaarse oorlogskreet. Toen ging ik mijn aanvaller achterna.
  
  Ik wist op geen stukken na hoe hij had kunnen weten wie ik was of dat ik hem was gevolgd. Maar nog steeds hoorde ik het fluitende geluid van het mes door de lucht en voelde ik het door de mouw van mijn jasje snijden, daarbij mijn huid op een haar na missend.
  
  Onder het rennen liet ik mijn hand in m'n jasje glijden voor mijn revolver. Niemand van het publiek scheen onze bezigheid ongewoon te vinden en toen de schijnwerpers langs de versierde marmeren gebouwen gleed, liet een witte flits me de positie van de ober weten.
  
  'Het Koninklijke badhuis ...' klonk er uit de luidsprekers. Ik dook achter een van de pilaren weg voor de schijnwerpers mij hadden kunnen bereiken. Met samengeknepen ogen probeerde ik in de schaduwen te turen. Een vochtige grondlucht van muskus en ouderdom kwam me vanuit het open paleis tegemoet. Daar hield hij zich schuil en wachtte hij tot ik in de val zou trappen die hij verdomd zeker voor me had uitgezet.
  
  Ik had terug kunnen keren naar mijn hotel om daar mijn volgende stap te overwegen. Maar ik gaf de voorkeur aan iets anders, omdat ik nu voelde dat ik dichter in de buurt van Cobra begon te raken en dichter bij de schandalige praktijken van Shiva, de man die gevonden moest worden. En hoe eerder, hoe beter.
  
  Een flauwe, holle plof volgde op de wegrennende voetstappen van de ober. Ik had hem horen wegrennen naar het achtereinde van het paleis, steeds verder uit de buurt van de toeristen die buiten in de tuin werden onderhouden. Ik voelde me hierdoor erg opgelucht. Er zouden geen onschuldige omstanders geconfronteerd worden met de gewelddadige ontmoeting die nu op het punt stond te gebeuren.
  
  Bukkend rende ik van de ene pilaar naar de andere en hield mijn oren tot het uiterste gespitst. Het was moeilijk hem nog te horen door het geluid dat op de achtergrond van de luidsprekers klonk. Allerlei geluidseffecten en gesproken beschrijvingen maakten me in de war. Een laag, kreunend gerommel verdronk in een weergalmend tromgeroffel dat veelvoudig werd versterkt door de krachtige geluidsinstallatie die in de tuin was opgesteld.
  
  Zou de man niet zijn keurige witte broek hebben gehad, dan zou hij zeker zijn weggevallen in de schaduwen van het paleis.
  
  Maar toen de lichten weer achter me vandaan kwamen kreeg ik hem opnieuw in het oog. Hij was gestruikeld over een paar marmeren treden van een trap die het ene paleis met het volgende verbond en lag wijdbeens op de grond.
  
  Mijn vinger was al aan de trekker van Wilhelmina voor ik goed en wel had gericht. Ze schiet zo zuiver dat er nauwelijks enige correctie nodig is. De haan kwam naar voren op het moment dat ik de trekker beroerde.
  
  Het pistoolschot sneed door het tromgeroffel heen dat van de luidsprekers kwam en dat het geluid van de revolver maskeerde.
  
  Ik zag de kogel afschampen op een marmeren pilaar en een wit wolkje stof dwarrelde op. Het geluid van het schot was ondergegaan in het geluid van de daverende hoefslag van de paarden. Ik had mijn doel gemist. En weer haastte ik me verder. De ober was weer overeind gekrabbeld en was nu nergens meer te bekennen.
  
  Ik nam de trap waarover hij was gestruikeld met grote sprongen en kwam op een nauw met gras begroeid pad dat aan weerskanten werd geflankeerd door de paleizen. Achter me hoorde ik het fluitende geluid van een snelle ademhaling. Met geen mogelijkheid kon ik Wilhelmina nu gebruiken, maar in plaats daarvan bracht ik met heel mijn kracht mijn beide ellebogen naar achteren en draaide me om.
  
  Ik had de ober een prachtige ribstoot toegebracht. Maar hoewel hij buiten adem moest zijn wist hij me toch weer te ontwijken en buiten schot van mijn Luger te blijven. Het was niet mijn bedoeling hem te doden. Dood zou hij nutteloos voor me zijn en zou het spoor dat naar Shiva leidde hier op de binnenplaats van het Rode Fort eindigen. Levend zou ik de ober er misschien toe kunnen brengen mij die paar waardevolle inlichtingen te geven. Plotseling hoorde ik achter me in het donker een omfloerste, nauwelijks verstaanbare stem die zei: 'Heel goed, Ranjit.'
  
  Ik liet mijn rechterbeen naar achteren schieten en raakte de knieschijf van iemand. Mijn tweede aanvaller liet een kreet van pijn horen en sprong achteruit. Ik dook opzij, haalde eens diep adem en richtte Wilhelmina eerst op de ene, dan op de andere belager.
  
  Ze waren nu dus met hun tweeën en ik was alleen. Ranjit was de ober, de man die ik had gevolgd. Maar de andere was al evenmin een onbekende voor me. 'We zien elkaar dus weer eens terug, sahib,' zei hij in een ruwe en zwakke poging om leuk te zijn. De woorden kwamen erg moeilijk naar buiten. De hele onderkant van zijn gezicht leek met draad aan elkaar geregen te zijn en was verder omzwachteld door dik, wit verband.
  
  'Precies zoals jij dat zegt,' gaf ik hem ten antwoord. 'Je mag alleen niet met je mond vol praten. Of is je dat nooit geleerd.' Ik herkende hem als de medeplichtige van Mohan, de baardige Sikh waarvan ik de avond eerder de onderkaak had versplinterd.
  
  Ranjit maakte van de gelegenheid gebruik om weg te duiken achter een zuil en ontsnapte daarmee voorlopig aan de dodelijke kogelbaan van de Luger. 'U kunt beter ophouden, sahib,' vervolgde de Sikh. 'Als u ons doodt komt u helemaal niets meer te weten.'
  
  'En als ik dat niet doe ...,' begon ik. Op dat moment vloog een dun, metalen ding door mijn blikveld. Ik draaide me om mijn as om en haalde de trekker naar achteren. De zware kogel floot door de lucht en ricocheerde tegen een kroonlijst bovenaan de muur van een der gebouwen.' Direct daarop werd de revolver letterlijk uit mijn handen gerukt, toen de loop door een dunne strik van fijn metaaldraad werd gegrepen.
  
  Ranjit kwam uit zijn schuilplaats gestapt en pakte de revolver op. Toen begreep ik wat me eerder was opgevallen. Het ding dat hij rond zijn hals had gedragen en dat ik even had kunnen zien, was een dunne wurgdraad, ongetwijfeld hetzelfde snoer dat een voortijdig einde had gemaakt aan het zo prille leven van Ashok Anand. 'Je bent toch niet zo slim als je denkt, sahib,' merkte zijn metgezel lachend op.
  
  Weer probeerde ik weg te komen, maar Ranjit verspilde geen tijd. Hij richtte de Luger precies op mijn middenrif, als voldoende waarschuwing om me direct maar zo stil mogelijk te houden. Ranjit was te veraf om te proberen hem de revolver te ontfutselen. Zou ik ook maar een frontale schop proberen dan was ik ervan overtuigd dat de donkerharige, jonge man niet zou aarzelen de trekker over te halen.
  
  'Je kunt beter je handen boven je hoofd steken, sahib,' zei hij. Op hetzelfde moment deed hij een stap naar voren, een duivelse lach plooide zich om zijn lippen bij het zien van mijn hulpeloosheid. Ik stak mijn handen in de lucht en keek de Sikh vermoeid aan. Ranjit gaf hem het eind wurgsnoer aan en de getulbande Indiër nam in elke hand een los eind. Het snoer maakte een zoemend geluid toen hij het strak trok, de uiteinden rond zijn vuisten draaiend.
  
  'Mohan is dood,' zei hij tegen mij. Zijn woorden waren nauwelijks verstaanbaar boven de geluidseffecten uit die nog steeds uit de luidsprekers kwamen. De lichtbeeldenshow was nog niet ten einde, evenmin als het leven van Killmaster N3 dacht ik.
  
  'Maar Gurnek leeft nog, sahib.' Hij kwam op me af, terwijl Ranjit eveneens dichterbij kwam. Ik zag de stompe loop van mijn oude, vertrouwde Wilhelmina en besefte ineens dat het niet langer een goede, oude vriendin van me was. Ook stond ik in het aangezicht van het fel glinsterende stuk koperdraad dat Gurnek in zijn handen vastgeklemd hield.
  
  'Je verdient erger, sahib. Veel erger,' zei de ober.
  
  Hij raakte de reusachtige gevoelige trekker aan. Maar een half onsje druk en Hawk kon maar beter een wervingscampagne beginnen voor zijn Killmaster N4. Maar voor de jonge Indiër zijn dreigement ten uitvoer kon brengen was Gurnek vlak achter me. Maar deze keer ging mijn schop achteruit het luchtledige in en miste die zijn knieschijf. Het wurgsnoer werd strak om mijn nek geslagen en stevig aangehaald. Opnieuw werd me bevolen mijn handen omhoog te steken. Ik keek recht in de loop van de Luger, maar Ranjit liet de trekker met rust. Hij pakte het wapen bij de loop vast en liet de kolf op mijn voorhoofd neerkomen. Op datzelfde moment greep ik naar het aangetrokken snoer dat mijn luchtpijp afknelde. Het snoer sneed in mijn vel en ik voelde dat ik mijn laatste beetje lucht verbruikte. Ik snakte naar adem. Ranjit bracht grinnikend zijn knie omhoog en ramde die in mijn lies. Kreunend van pijn sloeg ik dubbel en weer kwam zijn knie omhoog. Wankelend viel ik achteruit. 'Je bent een dwaas, sahib Carter... Cobra weet dat... Cobra weet alles, meneer Carter.'
  
  Zijn stem leek uit een donkere tunnel te komen. Ik worstelde wild om los te komen, om me te ontdoen van het stuk draad waarmee Gurnek me wurgde, maar ik kon er geen vat op krijgen. Het was te dun en weigerde los te komen.
  
  Ik hoorde mezelf kreunen toen .ik snakkend naar adem voorover viel. Toen kwam de kolf van de revolver op mijn hoofd neer en ginds in de verte babbelde de verteller van de lichtbeeldenshow luchtigjes verder: '... en als het paradijs dan bestaat op aarde, is het hier. Hier... hier ...' Ik geloofde er geen donder van. Op dat moment vroeg ik me af of ik ooit nog de kans zou krijgen hem te kunnen geloven.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Eerst was het makkelijk.
  
  Alles ging vlot en gemakkelijk. Een fluwelen dromerigheid, donker en gerieflijk. Een beschermend duister dat me in mezelf deed glimlachen. Maar toen begon het snijden in mijn vlees, als door duizenden glassplinters. Ik moest zien dat ik wegkwam, want anders zouden ze me aan stukken snijden of levend villen. Dus ik naar boven alsof ik oprees van de bodem van de oceaan en hoe verder ik naar boven kwam, hoe pijnlijker het werd en hoe duizeliger ik me voelde.
  
  'Nee ... ik ... doe het niet,' hoorde ik mezelf zeggen. Weer zei ik het en klauwde in het rond, terwijl ik probeerde de gewichten van mijn oogleden te tillen. Trillend gingen mijn ogen open en een vaag, okeren ding bewoog zich voor me heen en weer, in en uit mijn gezichtsveld.
  
  Weer knipperde ik met mijn ogen en hees mezelf overeind, tot mijn hoofd iets hards en onbuigzaams raakte. Toen hield dat bewegende ding op te bestaan en viel ik weer terug, te duizelig en te misselijk om nog een beweging te maken.
  
  Ik weet niet hoeveel tijd daarna is verstreken. Ik voelde dromen mijn bewustzijn binnendringen en elke keer probeerde ik die van me af te werpen en mijn ogen weer te openen. Iets brandde en schuurde tegen mijn huid. Ten slotte deed ik alles weer van voren af aan en duwde ik mezelf omhoog terwijl ik door alle sferen van warmte, pijn en misselijkheid heenging.
  
  Toen kreeg het oker eindelijk betekenis voor me. Het was een muur, een aarden muur die zich tegenover me bevond. Mijn beeld trilde, verdubbelde zich, verdrievoudigde zelfs en werd langzaam weer normaal. Mijn hoofd voelde aan als een ingetikt ei. Mijn hele lijf voelde alsof ik een maand lang door de mangel was geweest. In vergelijking hiermee is een kater het toppunt van gezelligheid en lange tijd liet ik mijn hoofd alleen maar rusten tegen de muur achter mij en luisterde ik naar het mooiste geluid van de wereld, het geluid van mijn op en neergaande borst, het geluid van mijn ademhaling. Het schuren en snijden dat ik had gevoeld gedurende die lange beproeving tussen mijn bewusteloosheid en ontwaken was het stro op de brits waarop ik plat op mijn rug lag uitgestrekt.
  
  Toen ik me eindelijk realiseerde nog heel te zijn, liet ik mijn benen voorzichtig naar beneden hangen van de bank en ging onvast staan.
  
  Met een hand steunde ik me tegen de aarden muur. Ik voelde me verdoofd, meer dan alleen maar duizelig, en ziek in mijn maag. De slagen die op mijn hoofd waren neer geregend plus dat stuk koperdraad dat strak om mijn nek was aangetrokken geweest hadden er heel goed voor gezorgd om me buiten gevecht te stellen. Eerst moest ik me nu proberen te oriënteren.
  
  Ik ging mijn cel rond, eerst met korte voorzichtige pasjes, tot het knikken van mijn knieën ophield. Het was een vierkante ruimte - een soort kooi, leek het wel - met aarden muren, een aarden vloer en een aarden plafond. Het bezat geen ramen en leek al evenmin een deur te hebben.
  
  Later, als er een later zou zijn, zou ik wellicht de haardunne naden in de muur vinden waar de deur dan was, want iemand - Gurnek en Ranjit en zonder twijfel nog wat anderen - hadden me hier binnen gebracht. En iemand zou me er weer moeten uithalen op dezelfde manier als ik binnen was gekomen.
  
  Aan een kant van de cel, links van het bed, waren twee metalen traliehekken in de muur aangebracht. Beide waren op buikhoogte en zaten afgesloten met een fijn stalen netwerk. Ik was beslist niet van plan hier wat rond te lummelen en af te wachten tot ik werd voorgesteld aan hen die mij gevangen hielden, dus ik liep op het traliewerk af, terwijl ik probeerde een beetje bij te komen van die wilde pistoolslagen die Ranjit me met zo veel plezier had toegebracht.
  
  Voor ik het netwerk aanraakte, nog voor ik onderzocht of de tralies konden worden verwijderd, trok ik een van mijn schoenen uit. Mijn bewakers hadden mij mijn hemd en broek gelaten, maar de stiletto was verdwenen, evenals de Beretta en natuurlijk mijn Luger. Mijn jasje was al evenmin te vinden, maar de cel was niet erg koud. Nog niet ten minste. Ik nam de schoen op en gooide hem tegen een van de roosters aan. Geen geknetter, geen vonken. De schermen waren dus niet onder stroom gezet. Ik trok mijn schoen weer aan en wilde een van de vier schroeven betasten die in de hekken verzonken waren en die het geheel in de muur bevestigd leken te houden. Maar juist op het moment dat ik met mijn vingers het scherm wilde aanraken werd de stilte door het geluid van een stem doorbroken, een stem die me in een plotselinge schrik achteruit deed stappen.
  
  'Goedemorgen, meneer Carter. Het is morgen nu, weet je. Ik hoop dat je prettig hebt gedroomd, sahib.'
  
  De stem kwam uit een van de roosters. Ongetwijfeld was ergens achter het metalen scherm een luidspreker verborgen, maar dat was minder belangrijk dan het verbijsterende feit dat de stem die net had geklonken, me bekend voorkwam. Schrikbarend bekend.
  
  'Hallo, Carter hier, N3. Inderdaad, Hawk heeft je alles over mij verteld. Het betreft één van uw mensen, Anand heet hij, geloof ik. Ja, kijk, hij is zijn afspraak nooit nagekomen. Nee, u hoeft zich niet te verontschuldigen. Ziet u, we hebben net het bericht gekregen dat die man die we zoeken nooit te vinden zal zijn. Oh nee, helemaal niet. Hij bestaat gewoon niet. Heel simpel. Nee, ik ga morgen in de loop van de dag weer terug naar Washington. Cobra? Ik ben bang dat onze regering zich niet kan mengen in zaken die de binnenlandse veiligheid van India betreffen. Dat zal u wel begrijpen. Ja, en dank u vriendelijk voor uw belangstelling. Zeg meneer Anand, dat het me spijt dat we niet in de gelegenheid zijn geweest elkaar te ontmoeten.'
  
  Er viel een stilte. Een lange, afschuwelijke stilte. Ik liep weg van het rooster en keerde terug naar de met stro bedekte brits. Ik kon niet ontkennen dat ik me verslagen voelde. Het was om ziek van te worden. Shiva bestond dus echt. Een zelfzuchtige gek of niet, hij was koelbloedig en meedogenloos, geslepen en vijandig, meer dein iemand anders die ik in het verleden heb moeten bevechten.
  
  Het korte gesprek dat ik zojuist hoorde, was een fictief telefoongesprek dat ongetwijfeld had plaatsgevonden. Ik had naar mijn eigen stem geluisterd, mijn eigen stem, met mijn woordgebruik en mijn soort van stembuigingen.
  
  Shiva had mij in zijn macht en hij had er weinig gras over laten groeien om de Indiase geheime dienst van zijn lijf te houden. Zelfs al kwam Anand niet opdagen op zijn kantoor, dan zouden ze nooit eraan denken een verband tussen ons beiden te zoeken. Waarom zouden ze ook? Had 'Nick Carter' ze niet gebeld met de mededeling dat Shiva maar een grap was? Had 'Nick Carter' hen niet duidelijk gemaakt dat zelfs als Cobra bestond, deze organisatie die de Indiase regering tot wanhoop bracht niets had uit te staan met die geheimzinnige figuur waarvan iedereen had gedacht dat die bestond onder de naam Shiva?
  
  Inderdaad. Kennelijk had 'Nick Carter' al deze dingen gezegd en kennelijk vloog hij al weer naar huis, naar zijn hoofdkwartier van AXE in Washington. 'Ik ben diep onder de indruk, Shiva,' zei ik. 'Maar hoe ben je aan het origineel van mijn stem gekomen?'
  
  'Jouw hotelkamer had microfoons, meneer Carter,' antwoordde mijn eigen stem. Hij was elektronisch met een dergelijke graad van perfectie weergegeven, dat ik onwillekeurig rilde, terwijl ik naar mezelf luisterde.
  
  'Dan mag j e van mij mijn complimenten overbrengen aan je elektronische experts,' zei ik. 'Ik heb die kamer vier keer aan een grondig onderzoek onderworpen en geen enkele microfoon kunnen vinden - zelfs niet op de meest onwaarschijnlijke plaatsen.' Ik verhief mijn stem alsof ik eraan twijfelde dat hij mij kon verstaan. Ik zag geen verborgen microfoons, maar als het hem was gelukt mijn kamer af te luisteren, dan zou het voor hem maar een kleine moeite zijn een microfoon in mijn cel te verbergen.
  
  'Dat is één van de nieuwste uitvindingen van Haxhi. Een uiterst betrouwbare, zeer sterke microfoon die maar twee keer het formaat van een doodgewone speld heeft,' legde de kopie van mijn stem me uit.
  
  'Dat is dus het zoeken van de bekende naald in de hooiberg,' zei ik somber.
  
  Het was zelfs mijn eigen lach die in de lucht klonk. 'Heel treffend, meneer Carter. Ik ben blij dat je je zure gevoel van humor nog niet hebt verloren. Maar Haxhi, voor het geval je nog niet over hem hebt gehoord, is het enige goede dat Albanië de afgelopen twintig jaar heeft uitgevoerd. Nu werkt hij voor mij. Voor Cobra ... voor Shiva.' De stem begon verlekkerd te klinken.
  
  'Wat doet hij dan?'
  
  'Dat weet je toch wel, meneer Carter. Per slot van rekening heeft AXE je niet helemaal naar India gestuurd om alleen maar een bende wapensmokkelaars of een paar heroïnehandelaren op te rollen. Je zat achter Haxhi's mooiste uitvinding van deze tijd aan, zijn meest briljante ontdekking. De Box.'
  
  'De Box?' herhaalde ik.
  
  'Een wat armetierige benaming voor zijn stemmenimitator. Het is een uitvinding die het bestaat elke stem te reproduceren. Hij is ook tamelijk klein, meneer Carter, zelfs voor jullie hoog ontwikkelde normen op het gebied van het verkleinen. Het is niet veel groter dan een pakje sigaretten. Maar, en dat hoef ik je niet te vertellen, aanmerkelijk veel gevaarlijker.'
  
  'Wat ben je dan eigenlijk van plan met die Box van jou?' vroeg ik. Ik liet mijn ogen langs het metalen rooster glijden, alsof het me kon zien en elke beweging van me noteerde.
  
  'Je denkt dat ik krankzinnig ben, nietwaar?'
  
  'Ach, krankzinnig nou niet precies, Shiva. Daar ben je wellicht iets te slim voor en krankzinnigen kunnen meestal de bomen niet meer van het bos onderscheiden.'
  
  'Dank je, meneer Carter. Ik stel dat onhandige compliment van je ten zeerste op prijs. Nee, ik ben niet krankzinnig. Ten minste niet volgens mijn eigen normen. Wat die Box aangaat, de vinding van Haxhi, uw dienst heeft al kunnen merken hoe efficiënt die is. Die voorvallen waren eigenlijk niets anders dan terreinverkenningen, toevallige proeven. Erg experimenteel eigenlijk.'
  
  'Maar binnenkort, als Haxhi een paar kleine verbeteringen heeft aangebracht in zijn apparaat, zal een serie gebeurtenissen plaatshebben die niets onschuldigs meer hebben zoals mijn voorgaande testen en proeven. Zie je, meneer Carter, India is een soort van wig, een neutrale macht tussen China en het westen. Met de hulp van mijn vrienden in Peking echter zal die wig heel snel verkruimelen. De droom van mijn voorouders zal dan werkelijkheid worden als China en het subcontinent de handen ineen zullen slaan en een Unie zullen vormen die langer standhoudt dan welke andere alliantie pok in de wereldgeschiedenis.'
  
  'Wat voor Unie?' vroeg ik. Alles wat hij zei prentte ik in mijn geheugen, terwijl ik op hetzelfde moment nauwkeurig de omtrekken van mijn cel bestudeerde. Langzaam kwam ik rechtop. Ik wilde geen onnodig geluid maken. Ik wilde niet dat Shiva me hoorde rondlopen door het vierkante vertrek als ik met mijn vingers op zoek was naar de haarfijne naden, waarvan ik zeker was dat ze bestonden. Ergens, verborgen voor mijn rondspeurende blik, moest een onzichtbare deur bestaan.
  
  Maar als het aan mij lag zou die niet onzichtbaar blijven.
  
  'Een Chinees-Indische Unie, meneer Carter. Een alternatief voor zowel de vrije wereld als het Sovjetblok. Nee, ik ben geen tiran. Het interesseert me niet om de wereld verslagen aan mijn voeten te zien. Ik heb geld, meer dan ik kan uitgeven. Ik heb zelfs een zekere mate van macht, ook binnen mijn eigen regering. Maar als China en India één worden zal mijn volk niet langer die hongerige horde zijn waar de westerse journalisten ons zo graag voor houden. We zullen even machtig worden als Bharat van het oude India. Dan zal mijn volk terugkeren tot de oude goden, de Nagas - de slanggoden - van mijn voorvaderen.'
  
  'Dit is eeuw nummer twintig, Shiva. Je kunt niet zo maar een paar miljoen mensen bekeren. Ze zijn er eerder in geïnteresseerd hoe ze hun hongerige magen kunnen volproppen dan in het aanbidden van wat slangen.'
  
  'Je begrijpt weinig van de Indiase mentaliteit, meneer Carter. Ik stam af van een koninklijk geslacht, dat op zijn beurt rechtstreeks afstamt van een slangengod. Ik draag mijn tulband alsof het een slang is, een opgerolde cobra met zijn kop juist boven mijn voorhoofd,' antwoordde Shiva.
  
  De stem - mijn stem - was koud en reptielachtig geworden. Ik was dubbel" verbaasd dat het gebruik van Haxhi's opmerkelijke vinding hem zowel in staat stelde te spreken als dat het zijn gevoelens wist te vertolken. 'Waarom geef je je volk niet eerst wat te eten, Shiva? Als jé dan zo'n onmetelijke rijkdom bezit, waarom sta je die dan niet af aan je regering, zodat kinderen niet meer hoeven te sterven van de honger? Of ben je bang dat ze je geste niet zullen waarderen, dat ze het niet eens zullen zijn met die bespottelijke eisen van jou?'
  
  Ik wierp mijn hoofd achterover en begon te lachen. Ik dreef de spot met zijn gedroomde, maar toch zo angstaanjagend geloofwaardige doel, dat hij zich gesteld had. Shiva kon niet mee lachen.
  
  'Ik heb al genoeg gezegd, meneer Carter,' zei hij. 'Ik wilde je laten beseffen dat je werkelijk in een nest adders hebt getrapt en dat ik geen enkel geduld heb voor kleine mensjes als jij. Jouw regering is niet de politieagent van de wereld en evenmin zal die erin slagen mij van de vervulling van mijn dromen te weerhouden. Nu al concentreren zich aan onze noordgrens Chinese legereenheden om India en het hele subcontinent van het juk van hun armoe te bevrijden.'
  
  'Droom maar lekker, Shiva. De grote jongens in Peking verslijten je voor gek en jij vreet hun uitgegooide aas met haak en al. Als hun troepen eenmaal de noordgrens van India overtrekken zal het westen niet .werkeloos blijven toezien. Jij begint een oorlog die de hele mensheid van de aarde zal wegvagen. Misschien, heel erg misschien, blijven alleen de slangen over, bendes slangen die zich een beetje voortslepen over een dode, radioactieve planeet.'
  
  Ik leunde tegen de muur en haalde diep adem. Waarom zou je ook argumenteren met zo'n man als Shiva? Bovendien, hoe kon ik redelijk praten als ik alleen maar dacht aan ontvluchten? Ik had mijn portie idiote tirannen nu wel gehad. Maar geen klonk er zo logisch en zo krankzinnig als de man die zich Shiva had gedoopt.
  
  Nee, hij wilde de wereld niet beheersen. Hij wilde alleen maar terug naar het verleden en tegelijkertijd een derde wereldoorlog veroorzaken. Het feit dat hij zich blind toonde voor mijn woorden, dat hij het afschuwelijke gevaar van zijn wilde, fantastische plannen niet wilde inzien, deed een rilling van afgrijzen langs mijn ruggengraat naar beneden gaan.
  
  'In ieder geval, meneer Carter, zal je er niet bij zijn om dat ongelukkige einde dan mee te maken. Gurnek heeft me bericht over Mohan's dood. Ik ben van plan om de score gelijk te trekken. Mohan voor Carter. Carter voor Mohan. Alleen zal dit keer het leven niet zo plotseling en vluchtig verdwijnen. Weet u hoe lang een mens lijdt ten gevolge van een slangenbeet voordat de dood komt, meneer Carter?' vroeg Shiva kil.
  
  'Dat hangt van de slang af.'
  
  'Heel juist,' zei Shiva. 'Ik ben blij dat je nog steeds je hoofd koel houdt, Carter. Maar voor het geval dat het je opmerkelijke geheugen aan de benodigde informatie ontbreekt, zal ik je alle feiten geven die het nodig heeft.'
  
  Ik leunde tegen de aarden muur en liet mijn speurtocht naar de verborgen deur even rusten om me om te draaien naar de luidspreker achter een van de metalen roosters.
  
  'Ga maar door, Shiva,' zei ik luchtig. 'Je hebt mijn volledige en onverdeelde aandacht.'
  
  'Daar heb ik geen moment aan getwijfeld, meneer Carter,' lachte hij. 'Maar laat ik kort zijn, want ik heb belangrijker zaken om me mee bezig te houden. Al jaren behoort herpetologie tot mijn persoonlijke liefhebberijen en misschien mag ik wel zo ver gaan dat ik eraan toevoeg dat ik een van de meest vooraanstaande autoriteiten ter wereld ben op het gebied van reptielen, in het bijzonder van de giftige soorten. Zelf bezit ik een aardige verzameling van die dieren, zo'n twintig stuks bij elkaar.'
  
  'En welke heb je voor mij uitgezocht?'
  
  'Maar vijf soorten, meneer Carter. Je zult ze misschien op het oog niet herkennen, maar zij zullen jou zeker wel herkennen. Slangen hebben een sterk ontwikkeld gevoel voor territorium. Ze houden er niet van om gestoord te worden. Afhankelijk van het beest waarvan je de dodelijke beet krijgt kun je verwachten dat je lijdensweg van zo'n twee uur tot zeven, acht dagen kan duren.'
  
  'Zet... de adder zijn giftanden in jou, dan zal al snel bloed door je poriën naar buiten sijpelen, meneer Carter. Je speeksel wordt bloederig en je urine vuurrood. Je krijgt folterende pijnen in je onderbuik en je dood zal dan het gevolg zijn van een bloeding in de hersenen of in andere interne organen.
  
  'Klinkt aantrekkelijk,' zei ik. Mijn ogen stonden waakzaam, bedacht op de geringste beweging, elk bewijs dat hij geen loze dreigementen uitte.
  
  'Maar mocht je de voorkeur geven aan mijn lievelingsdier, de koningscobra, dan sterf je ten gevolge van anoxemie, een langzaam en folterend gebrek aan zuurstof. Zijn neef, de Aziatische cobra heeft een vergif waarvan is bewezen dat het twee keer zo dodelijk is als strychnine. De keus dus aan jou, meneer Carter. Kies voor de cobra's en je kunt een tamelijk genadige dood verwachten binnen de paar uur. Maar kies je voor de karait of voor de adder, verwacht dan de meest bizarre en folterende pijn die je je maar enigszins kunt voorstellen.'
  
  'Maar als ik die voorkeur nou niet heb, Shiva, wat dan?' riep ik.
  
  'Je hebt geen andere keus, Carte^. Geen ander, levensvatbaar alternatief. Uiteindelijk zal je inzien hoe vreselijk serieus ik ben. En dus, tot ik wellicht in de gelegen-
  
  heid ben je opvolger te ontmoeten, moet ik je zeggen dat ik genoten heb van deze gelegenheid om met je te praten. Het was heel informatief, meneer Carter. Werkelijk, heel interessant.'
  
  Dat was het laatste dat ik 'mezelf - of liever Shiva - hoorde zeggen. Opnieuw viel de stilte in, slechts verstoord door mijn moeilijk lopende ademhaling. Ik voelde me als versteend, want ik was ervan overtuigd dat hij geen zinloze dreigementen had geuit. Hij was werkelijk van plan me om zeep te helpen en erop toe te zien dat die dood zou komen met een maximum aan angst en sadistische pijnen. Misschien leefde hij wel net zo veel op pijn als op zijn dromen over zijn bezeten toekomstplannen. Maar wat hem ook mocht drijven, ik twijfelde er niet aan dat zijn woorden oprecht waren geweest. Mijn ogen zwierven gejaagd door de cel, maar terwijl ik zoekend rond speurde deed een knarsend, snorrend geluid me weer bewust worden van de metalen roosters. Eén ervan bewoog zich langzaam omhoog en verdween in de muur. De vier schroeven waren dummy's, want het scherm werd elektrisch bediend. Het verdween uit het gezicht en een vierkante doorgang kwam vrij. Uit voorzichtigheid bleef ik zo stil en bewegingloos mogelijk.
  
  Maar het was wel verdomd moeilijk om kalm te blijven toen nog geen minuut daarna een drie meter lange kronkelende en sissende koningscobra zich uit het gat op de vloer liet vallen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Toen de cobra zich oprichtte in een overduidelijke woede, en zijn opbollende kraag uitzette, viel er een andere slang uit het gat in de muur. Ik herkende die niet, maar zijn schubben zagen er dik en ruw uit. Terwijl hij over de aarden vloer voortgleed maakte hij een luguber, sissend geluid, alsof hij in brand stond.
  
  Ik gleed tegen de muur en probeerde de brits weer te bereiken. Shiva had me gezegd dat er in totaal vijf slangen zouden zijn. Een derde, meer dan anderhalve meter lange glibberige en giftige dreiging viel uit de opening waar het metalen rooster was geweest. Het was de Aziatische cobra die ik herkende aan de karakteristieke bril op zijn wigvormige, uitstaande kraag.
  
  Twee keer zo giftig als strychnine, herhaalde ik bij mezelf, terwijl ik voetje voor voetje langs de muur naar de bank toesloop.
  
  Bij de sissende geluiden die de drie reptielen maakten kwam het raspende en afschuwelijke geluid van mijn eigen lach. Het weerklonk uit de verborgen luidspreker en vulde de cel met zijn macabere, krankzinnige refrein. Shiva lachte zich. gek en maakte gebruik van de uitvinding van de Albanese geleerde om mijn lach dreunend in mijn oren te laten klinken.
  
  'De groeten, meneer Carter,' riep hij vrolijk. 'Prettige dag verder!' Het lachen stierf weg als de laatste tonen van een operazangkoor. Ik zag de gespleten tong en de glinsterende ogen van de vierde slang in de duistere opening. Het was een karait of een andere soort van Aziatische cobra. En ook deze liet zich langs de muur naar de aangestampte aarden vloer zakken.
  
  Mijn neusvleugels stonden wijd opengesperd toen ik iets anders bemerkte, een geur die door de lucht dreef als een krachtige, ranzige ontlading. Het was het een of andere scheikundige product, waarvan de geur op muskus leek. Terwijl ik mijn adem inzoog, werd die hemeltergende stank heviger en kwam dik en walgelijk in de bedompte atmosfeer van mijn cel te hangen.
  
  Shiva nam geen enkel risico.
  
  De slangen met hun scherpe reukzin werden met de seconde kwaadaardiger. Wat het middel ook was, het zweepte de sissende reptielen op tot een volledige waanzin. De koningscobra, twee keer de lengte van de andere, gleed langzaam en gracieus over de vloer. Ik probeerde nog steeds bij mijn brits te komen en was bang om onverhoedse bewegingen te maken, daar anders de cobra overeind zou komen om uit te schieten in een dodelijke aanval.
  
  Op het moment dat ik met mijn been tegen de bank stootte, verscheen de vijfde slang uit het duister van het gat aan de andere kant van de cel. Het was de kleinste van allemaal en leek nog kleiner dan hij in werkelijkheid was door de omvang en de enorme lengte van de koningscobra. Maar grootte heeft niets te maken met het vermogen tot doden en ik was evenzeer op mijn hoede voor deze laatste binnendringer als voor de vier andere die steeds dichterbij kwamen. Ik stond met mijn rug tegen de muur. Ik moest wat doen, of ik nu wilde of niet. Ik gooide mezelf naar voren door de lucht en kwam op de houten brits neer. De koningscobra blies fel en schoot naar me uit. Ik kon de druppels vergif zien glinsteren op de messcherpe slagtanden.
  
  Ik deinsde achteruit toen ik hem de hak van mijn schoen voelde raken. Gelukkig had hij mijn enkel gemist en op het stro waar ik nu stond zag ik een geel spoortje vergif. De cobra was niet van plan het daar bij te laten zitten. Hij begon tegen het bed op te kruipen en snel knoopte ik mijn overhemd los en trok het uit.
  
  De kraag van de slang stond nu nog wijder uit en het reptiel zwaaide langzaam zijn kop heen en weer met de bedoeling een tweede aanval te doen. Ondertussen kwamen de vier andere over de vloer steeds dichter in de buurt van de bank gekropen. Ik ging zo ver mogelijk naar achteren en hield het overhemd voor me als een matador zijn rode lap.
  
  Toen de koningscobra gretig naar voren schoot om zijn tanden in mijn vlees te boren, wierp ik het katoenen overhemd over zijn kronkelende lijf en dook opzij. Het overhemd bewoog zich alsof het leefde. Onder de stof kon ik de slang horen sissen en spuwen, terwijl hij probeerde zich te bevrijden van het .provisorische net waar ik hem in had weten te verstrikken. Ik had niet de bedoeling te wachten tot de cobra zich weer zou hebben bevrijd, maar ik maakte mijn riem los en liet deze met de gesp voor me uit bungelen. Ik liep naar het uiterste puntje van de brits. De enige kans die ik nog had was die opening in de muur te bereiken.
  
  De elektrische bediening van het metalen raster was of door een vergissing of met opzet buiten werking sinds het rooster was opgetrokken in de muur. Voor zover ik de opening aan de andere kant van mijn cel kon beoordelen, was die misschien net groot genoeg om me een vluchtweg te bieden. In ieder geval moest ik het proberen. Zou het me niet lukken dan konden de slangen het altijd nog op mij proberen en was er geen ontsnapping meer mogelijk aan een gewelddadige en pijnlijke dood. De adder - ik was er zeker van dat die het was door de ruwe schubben en het schurende geluid dat hij liet horen - gleed langs het einde van mijn brits naar boven.
  
  Dat was het reptiel waar Shiva me het meest voor had gewaarschuwd. Het vergif van die slang was zo sterk dat het bloed uit mijn poriën zou komen. Het zou uit mijn huid en uit mijn inwendige organen worden geperst. De drie andere slangen, aangetrokken door de sissende geluiden van de koningscobra, gleden over de vloer naar het heen en weer fladderende overhemd waaronder de drie meter lange slang gevangen zat. Maar de adder scheen alleen maar mij op het oog te hebben. Misschien gaf ik hem een menselijke aard, maar de robijnrode ogen van het reptiel leken te flikkeren van een krankzinnige, demonische bloeddorst.
  
  Nog meer dan de koningscobra waarmee Shiva zich identificeerde zag ik de adder als de personificatie van alles wat Shiva betekende.
  
  De slang was anderhalve meter lang en had wisselend lichte en donkere patronen op zijn ruw geschubde flanken. Zijn bewegingen zagen er allesbehalve vredelievend uit en het blazen dat hij liet horen, terwijl hij zich oprichtte naar de rand van het bed, deed een koude rilling door me heen gaan.
  
  Ik verstevigde mijn greep om het uiteinde van de riem en haalde uit op het moment dat de adder toeschoot. Hij kwam met een ongelooflijke snelheid op me aan en vloog als een giftige flits door de lucht, zodat ik onwillekeurig mijn voeten achteruit trok.
  
  Op dat moment liet ik de gesp van mijn riem op zijn smerige adderkop neerkomen. Het metaal schampte af langs de dikke schubben, maar de slag noopte de adder terug te kruipen. Terwijl hij dat deed veroorzaakten de over elkaar heen glijdende kronkelingen een luide, krakende uitbarsting van slangachtige woede.
  
  Dit was het moment waarop ik had gewacht.
  
  Vanuit mijn ooghoeken zag ik de gekraagde kop van de koningscobra weer terug toen die zich eindelijk had weten te bevrijden van de restanten van mijn overhemd. Mijn leven hing nu af van de snelheid waarmee ik zou handelen. Zo hoog en zo ver ik kon sprong ik door mijn cel naar voren en terwijl ik op de gapende opening aan de andere kant van het vertrek afschoot, hoorde ik de vijf dodelijke slangen achter me sissen als een koor wraakzuchtige demonen.
  
  Angstig keek ik achterom. De stank die ik eerder had geroken hing hier dik en bijna walgelijk tastbaar in de lucht. De vijf kronkelende slangen kropen allemaal op me af. De snelle bewegingen die ik maakte, activeerden in hen de reflexen die erop zijn gericht aan te vallen en te doden. Op het moment dat ik het vierkante gat bereikte waren ze minder dan vier meter van me verwijderd.
  
  Ik hees mezelf op, maar hoorde het sissen van de koningscobra. Het geluid was zo luid en zo dichtbij, dat ik me weer omdraaide en de hak van mijn schoen in de harde grond dreef. Ik bukte me en pakte een handvol van de aarde op die ik had losgewoeld en gooide die naar de dreigende kop van de cobra. Hij schoot opzij. Toen dook ik in het gat en trok mezelf verder, terwijl mijn handen in de droge, harde zijkanten van de nauwe doorgang klauwden.
  
  Het laatste dat me interesseerde was wel waar die tunnel heenleidde of dat er misschien nog meer van die giftige schatjes zouden zijn. Iets raakte de leren onderkant van mijn schoen zonder de harde zool te doorboren. Ik trapte achteruit en kroop verder, waarbij ik mijn hoofd stootte tegen de bovenkant van de lage en nauwe aarde schacht. Er was te weinig ruimte om achterom te kijken en te zien of één van de slangen misschien aanstalten maakte om me te volgen. Ik bleef verder kruipen, terwijl ik achter me nog steeds het razende, hoge sissen van de slangen hoorde. Maar gelukkig werd dat geluid, naarmate ik verder kwam in de tunnel, steeds zwakker.
  
  De weg die ik had gekozen was het enige alternatief voor een gewisse dood. Zelfs al was ik in staat een paar van die slangen te doden, dan zouden de andere altijd nog tijd genoeg hebben hun giftige tanden in mijn vlees te zetten voor ik er goed en wel iets aan had kunnen doen. En zou ik in staat zijn geweest ze alle vijf af te maken, dan zou Shiva - daarvan was ik wel overtuigd - niet hebben geaarzeld een volgend regiment van die blazende driftkikkers mijn cel binnen te sturen.
  
  In zekere zin had Shiva dus de keuze voor mij gemaakt. Nu die dus was gemaakt kroop ik op handen en knieën centimetertje voor centimetertje door de nauwe schacht. De tunnel bleek iets op te lopen in een zachte, maar toch onmiskenbare glooiing. Er was nauwelijks enig licht. Een klein beetje licht kwam van achter me en een even zo grote hoeveelheid ergens van een lichtbron verderop. Maar al verder kruipend werd de gang alleen maar donkerder en de lichtbron voor me werd niet sterker of helderder. Ik kon net mijn handen nog zien, waarmee ik me voortsleepte door de nauwe, aarden koker.
  
  Het enige dat ik voelde was de muffe, vochtige grond die me aan alle kanten omringde. Na zo een aantal minuten voort gekropen te hebben hield ik even stil om op adem te komen en me te oriënteren. Ik durfde er alles onder te verwedden dat de elektrische installatie die Shiva in mijn cel had laten aanbrengen hier niet was. Daar had hij me waarschijnlijk kunnen horen, ook als ik niet sprak. Maar ik nam aan dat hij nu met geen enkele mogelijkheid mijn bewegingen meer zou kunnen volgen door het ontbreken van elektronische ogen en microfoons.
  
  Nu telde dus tijd. Tijd om het einde van de tunnel te vinden. Tijd om erachter te komen waar ik me bevond. Tijd om uiteindelijk aan de klauwen van Shiva te ontsnappen en tevens zijn plannen voor een Chinees-Indische Unie te doorkruisen.
  
  Het geluid van de slangen kon ik niet meer horen en evenmin rook ik nog de walgelijke geur van het middel dat in mijn cel was gespoten. Een ijle luchtstroom streek langs mijn gezicht, een zwakke, maar onmiskenbare tocht.
  
  Aangemoedigd ging ik weer verder. Er klonk geen alarm, tenminste geen alarm dat mijn anders toch wel feilloze gehoor kon ontdekken. Kennelijk vond Shiva dat er voor Nick Carter wel afdoende maatregelen waren genomen.
  
  Maar wat die Nick Carter betrof, het enige waar die aan kon denken was Shiva, het meesterbrein achter Cobra, die dat duivelse slimme wapen - de Box - tot zijn beschikking had. De wereld zou machteloos staan tegenover Shiva, tenzij ik AXE de blauwdrukken of het apparaat zelf zou kunnen bezorgen.
  
  Hij had me een tamelijk goed idee gegeven van zijn plannen. Maar hij had één belangrijk ding over het hoofd gezien, hij had me niet gezegd hoe hij die Box zou aanwenden om zijn bizarre en tegelijkertijd ongelooflijk beangstigende doel te verwezenlijken.
  
  Toen ik naar India kwam vroeg ik me af of Shiva werkelijk bestond. Maar nu ik had ontdekt dat hij dan werkelijk bestond - weliswaar zonder gezicht, maar toch van vlees en bloed - stond ik tegenover een ander onopgelost probleem, een nieuwe onbekende. Ik moest die uitvinding van Haxhi te pakken zien te krijgen, te meer daar ik niet wist op welke manier die gebruikt zou worden om tot die mogelijk wereldomvattende macht te komen. Handje voor handje kroop ik verder. De vochtige, maar stevig aangestampte aarden muren van de tunnel schuurden langs mijn armen en schouders. Zweet droop langs mijn lichaam en mijn huid voelde heet en klam. Ik kon niet meer stilhouden, maar de tunnel werd nauwer en ik moest mezelf naar voren worstelen, terwijl de wanden langs mijn vel schuurden.
  
  Ik had visioenen dat ik vast zou komen te zitten in de tunnel en niet meer in staat zou zijn los te komen. De nagels van mijn vingers waren ingescheurd en bloederig door mijn pogingen me verder te trekken over de grond. Ik was een menselijke mol en slecht toegerust om de steeds kleiner wordende afmetingen van mijn hol te kunnen weerstreven. Maar juist toen ik alle hoop begon te verliezen vielen mijn ogen op iets dat me ter plekke deed stilhouden.
  
  Op een paar meter voor me was een hindernis. Zacht, kunstmatig licht kierde door de spleten van wat een vierkant houten paneel bleek te zijn. Terwijl ik probeerde me zo stil mogelijk voort trachtte te bewegen, sleepte ik me door de laatste meters van mijn onmogelijk nauwe tunnel.
  
  Van de andere kant van de hindernis klonk geen enkel geluid. Het was samengesteld uit drie hardhouten planken. Met één oog gluurde ik door de grootste kier, zonder ook maar een idee te hebben van wat ik zou zien. Het eerste waar mijn oog op viel waren keien, stukken drijfhout en een rimpelloze poel. Toen werd ik getroffen door het maar al te bekende sissende gegons van slangen.
  
  Ze kwamen onder een rots vandaan. Een waterslang tilde zijn opvallend kleine kop boven het wateroppervlak uit. Er viel iets naar beneden, een brok rauw en bloederig vlees. Bijna ogenblikkelijk werd het naar binnen gewerkt door een van de slangen. Daarna werd er een kronkelende hagedis naar beneden gegooid in de put die ongetwijfeld de verblijfplaats van gevangen gehouden reptielen was.
  
  Een koningscobra, bijna even groot als die welke ik kort te voren nog had te verwerken, richtte zich op in de karakteristieke aanvalshouding. De hagedis schoot naar de rotsen, maar de cobra was sneller. Met zijn kraag wijduit flitste hij naar voren en plantte zijn giftanden in de schubbige nek van de gekko. De hagedis kromde zich, terwijl de cobra zich terugtrok. Als een dronken man waggelde de gewonde gekko heen en weer en viel toen op zijn zij. De klauwtjes waren vertrokken in een huiveringwekkende kramp. Toen werkte de cobra hem naar binnen en verzadigd rolde het nu lome reptiel zich om een kei en liet zich behaaglijk braden in de middagzon. Nog meer voedsel kwam naar beneden - ratten, muizen, brokken vlees en soms een hagedis. Ik keek omhoog en probeerde te zien wie Shiva's verzameling slangen aan het voederen was.
  
  Maar de kuil had hoge stenen wanden en de houten afscheiding onderin de put stelde me niet in staat om iets te zien. Het sissen en blazen van de slangen nam allengs af toen elk dier te eten had gehad. Ik begreep nu wel dat Shiva deze schacht had gebruikt om de hongerige reptielen naar mijn cel te lokken, ongetwijfeld met gebruikmaking van dat walgelijke middel dat ook in die ruimte werd gespoten. Nu was het houten paneel neergelaten en ik hield mijn oog aan één van de spleten tussen de planken. Ik wachtte tot ook de laatste slang te eten had gehad, want niets kreeg me zo gek te ontvluchten voor de laatste slang verzadigd was.
  
  Loom van het eten waren ze wellicht eveneens minder agressief dan die vijf in mijn cel. Ik wist voldoende van hun gewoonten om te begrijpen dat elke snelle beweging hun in hun veiligheid zou bedreigen zodat ze zouden aanvallen, zelfs als het niet alleen maar om het eten was. Daarom wachtte ik tot ze al hun voer hadden verorberd. Het was een misselijkmakend gezicht om die adders, cobra's en karaits steeds maar weer te zien toeslaan en hun verkrampte slachtoffers te zien verzwelgen. Ik probeerde erachter te komen wie ze te eten gaf en ten slotte zag ik boven de slangenkuil een lange, slanke arm.
  
  'Jullie eten beter dan de meeste mensen uit het dorp,' riep een luide, sarcastische stem.
  
  Evenals Shiva was dit een stem zonder gezicht, maar mijn geheugen hielp me want de stem was afgrijselijk bekend. De laatste keer dat ik die hoorde was twee dagen geleden toen ze zoete troetelnaampjes voor me bedacht. Toen voelde ik hartstocht en verlangen. Maar nu voelde ik niets dan een koude woede in me opwellen. Reeva Singh, mijn donkere schoonheid, was bezig de slangen eten te geven.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Misschien 'had ik me met moeten verbazen. Misschien had ik het gewoon moeten accepteren met dat harde cynisme, waarvan anderen me beschuldigen als het ze uitkomt en me gevoelloos, koud en wreed noemen. Je ontkomt er ten slotte niet meer aan als je keer op keer je leven op het spel zet dat je hard wordt voor de wrede en barbaarse werkelijkheid van deze aardkloot.
  
  Toch had ik mijn armen niet wreed om Reeva geslagen maar met een gevoel van tederheid dat ik maar zelden ervoor heb gehad. Hoewel ze een vreemde voor me was, voelde ik nog steeds de warmte en de spanning die haar aanraking in mij teweeg had gebracht en het pure en verfijnde genoegen dat we aan elkaar hadden gesmaakt. Zo'n ervaring vergeet je niet licht.
  
  Maar toen ik haar stem hoorde, begreep ik dat ze niets anders dan een doodgewone lokeend was geweest, die mijn aandacht moest afleiden, terwijl Gumek en Mohan binnendrongen in mijn hotelkamer. En ik werd overvallen door een blinde woede. Ontvluchten was nu meer geworden dan alleen maar een kwestie van overleven. Ik wilde Reeva dezelfde doodsangst laten voelen als waar ik doorheengegaan was en dezelfde verterende pijn.
  
  Haar lange, bruine arm verdween uit het gezicht. Het laatste dier, een grote bruine rat, was al in een van de gapende keelgaten verdwenen. Langzaam kwam de kuil weer tot rust en werd het stil.
  
  Voorzichtig begon ik het houten paneel dat mijn weg blokkeerde naar boven te schuiven.
  
  Niets hield het tegen toen ik het omhoog duwde. Toch nam ik er alle tijd voor. Alles moest voorzichtig en uiterst behoedzaam geschieden. Mijn ogen gleden door de kuil voor het geval dat een van de slangen mocht ontdekken wat er in hun midden gebeurde, maar niets bewoog. Alleen de vierkante, houten barrière.
  
  Toen ik die ten slotte zo hoog mogelijk had opgeschoven, kroop ik terug in de schaduwen en hield mijn adem in. Weer was timing het belangrijkste van alles wat nu volgde.
  
  Ik zat nog steeds op mijn knieën en de wanden van de tunnel schuurden nog steeds langs mijn bezwete armen en schouders. Het zou niet zo eenvoudig worden. Eerst moest ik me uit de doorgang in de kuil zien te werken en dan moest ik proberen de nauwe, stenen muren van de put te beklimmen. Maar nogmaals, deze laatste opdracht was nooit een makkie geweest, vanaf het begin al niet. Gevaar is mijn fort, mijn uitdaging, het voedsel van mijn leven. Ik was niet Killmaster N3 geworden door mijn lekkere gezicht en mijn voldoendes voor rekenen. De rijke ervaring die ik in mijn jaren voor AXE had vergaard deed mij mijn hoofd koel houden.
  
  Ik nam dus geen enkele onnodig risico. Ik hield me rustig tot ik er zeker van was dat mijn kans niet beter zou worden. Toen ik daar dan absoluut zeker van was, en wist dat ik geen enkel onnodig risico liep, verplaatste ik mijn gewicht van de ene naar de andere kant en wrong me los van de harde, schurende wanden van de schacht. Mijn ogen hadden zich al aangepast aan het licht, waardoor ik niet als een blinde mol vanuit de ingang van mijn r.ol naar buiten loerde. Ik stak mijn hoofd en schouders raar buiten en keek voorzichtig rond in de slangenkuil. De koningscobra lag nog steeds om zijn grote steen, terwijl hij zijn gekraagde kop van mij afgewend hield. De andere slangen lagen even ontspannen en even ongevaarlijk door de hele kuil verspreid.
  
  Snelheid, Carter, daar gaat het dus om, zei ik tegen mezelf. Nog steeds gebukt kroop ik verder. Geen enkele reptiel keek me onderzoekend aan of keerde zich naar me toe. Niets bewoog zich in de put. Ik was nu helemaal de tunnel en rook de sterke muskusgeur van de reptielen die als een nevel onderin het slangenverblijf hing.
  
  Ik schatte dat er zo'n drie meter lag tussen leven en een langzame, martelende dood als gevolg van een slangenbeet. Ik moest de muur aan de andere kant van de put zien te bereiken en de bovenkant ervan halen voor één van de slangen in de gaten kreeg wat er aan de hand was.
  
  Ik spande mijn spieren en kwam met mijn rug tegen de muur rechtop. Ik hoorde iemand lopen, lichte, zachte voetstappen buiten de kuil. Ik hoopte dat Reeva alleen was.
  
  Er was maar één manier om dat uit te vinden. Ik haalde diep adem en sprong naar voren. Ik kwam bovenop het opgerolde lijf van de koningscobra terecht. Ik hoef zeker niet te zeggen dat dat mijn bedoeling niet was. Evenmin wachtte ik af wat de cobra zou ondernemen, maar ik greep me vast aan de ruwe steenklompen waaruit de buitenmuur van de kooi was opgetrokken, terwijl ik achter me het bekende en angstaanjagende gesis van het reptiel hoorde.
  
  Ik had geen tijd om achterom te zien, maar gooide mijn lichaam omhoog, terwijl ik op hetzelfde moment scherp van me aftrapte. De neus van mijn schoen raakte iets zachts en vlezigs, maar weer nam ik niet de tijd om te kijken wat ik had geraakt. Ik klemde mijn handen om de rand van de put en hees mezelf op.
  
  De kuil gonsde van de sissende en blazende slangen. Spugend probeerden ze aan te vallen en het leek alsof ik naar een geprolongeerde filmvoorstelling zat te kijken. Ik had geen tijd om op adem te komen en in een onderdeel van een seconde was ik weer op de been. Op dat moment hoorde ik Reeva Singh een kreet van verbazing slaken.
  
  Als het aan mij lag zou dat het laatste geluid zijn geweest dat ze ooit had gemaakt. Ik rende op haar af en sloeg een hand voor haar mond om haar kreten en protesten te smoren. Ze was geen enkele partij voor me, hoewel ze al schoppend en krabbend moedig partij leverde.
  
  Ze had een paar andere dieren die in glazen bakken weerden gehouden te eten gegeven. Die stonden in een ruimte dat zowel privé-dierentuin was als een herpetologiseh laboratorium. Ik boog haar arm om tot een halve nelson en stootte hem zover omhoog dat hij op het punt van breken kwam. Ze viel bijna voorover. Krankzinnig genoeg dacht ik eraan hoe zacht en warm ze was toen ik haar tegen me aanhield.
  
  Ze was één van de meest sensuele vrouwen die ik ooit had ontmoet, maar de oorzaak van deze verstikkende omhelzing lag bij haar verraad en haar geslepenheid.
  
  'Zeg niets,' fluisterde ik. 'Geen woord.'
  
  Ik trok haar arm nog verder op en hield mijn met zand en bloed bevlekte hand stevig voor haar mond. 'Verbaasd?' vroeg ik. 'Vertel me nu niet dat je niet wist dat ik hier was, slet.'
  
  Ze probeerde iets te zeggen en ik verslapte mijn greep net voldoende om haar te horen kreunen. 'Ik ... ik wist het niet, ik zweer het je ...'
  
  'En je wist ook niets van Gurnek en Mohan, nietwaar? Vergeet het niet, Reeva, dit is geen spelletje. Het gaat hier om de knikkers.'
  
  Heftig schudde ze haar hoofd. Weer ontspande ik mijn greep tegen haar mond om haar te laten spreken.
  
  'Ik wist het niet,' zei ze weer, terwijl ze naar adem snakte, en ik haar arm nog steeds op haar rug hield. 'Ik wist niet wie zij waren, Nick. Geloof me, alsjeblieft. Je moet me geloven.'
  
  'En dan een kogel voor mijn kop krijgen, zoals ze gisteravond probeerden?' Mijn ogen bleven rusten op de deur van het laboratorium. 'Waar is de sleutel?' Maar ik wachtte niet op haar antwoord. Met één hand zocht ik de zakken van haar laboratoriumjas na en vond daar wat ik zocht. Ik trok haar met me mee, terwijl haar katoenen slippers over de harde grond voortsleepten, binnen sloot ik de deur achter me, liet de sleutel in mijn zak glijden en duwde Reeva naar het andere einde van ze lange, smalle ruimte. Ze verzette zich niet langer. Terwijl ik mijn hand tegen haar lichaam hield kon ik het snelle kloppen van haar hart voelen.
  
  Hij ... hij heeft me nooit iets over je gezegd,' kreunde ze.
  
  'Wie?',
  
  'Shiva, mijn oom.'
  
  'Je wat?' riep ik uit.
  
  'Mijn oom. Het is mijn oom. Nick, laat me je alsjeblieft vertellen wat hij me allemaal heeft aangedaan,' pleitte ze. 'Luister alsjeblieft naar me en ... als je me dan nog niet gelooft kun je doen wat je wilt.'
  
  Ik gaf geen krimp. Ik liet me door haar vrouwelijke maniertjes niet misleiden. Ik begreep ook wel dat ze mijn opwinding van daarnet had gevoeld en nu probeerde verdomd veel munt te slaan uit die puur lichamelijke scheikunde.
  
  Maar, dacht ik bij mezelf, het kon geen kwaad om haar uit te horen. Uit ervaring wist ik, dat als iemand om zijn leven smeekt, hij zich tussen zijn zenuwachtige leugens meer laat ontvallen dan een ongeoefend luisteraar zich realiseert. Daarbij was Reeva Singh tot nu toe mijn meest directe schakel met Shiva.
  
  'Ik heb je inderdaad ontmoet om te proberen inlichtingen van je los te krijgen. Dat geef ik toe,' zei ze, nog naar adem snakkend, nadat ik haar in een houten stoel met een harde rug had geduwd.
  
  Ik had geen andere wapens dan mijn handen, maar ik dacht niet dat zij gewapend zou zijn of in staat om mij te overmeesteren. 'Dus jij was het al die tijd. Waarom probeer je nog te liegen, Reeva. Je hebt me behoorlijk voor joker laten staan, vanaf het eerste begin.'
  
  De uitdrukking ging aan haar voorbij, maar de strekking van mijn woorden begreep ze wel. 'Ik hoefde alleen maar wat vragen te stellen,' zei ze. 'Waarom je naar India was gekomen en zo. Mijn oom heeft me verder niets gezegd en me niets verteld over die twee mannen die je kamer kwamen binnenvallen.'
  
  Ze had haar gezicht naar me opgeheven, een onverzorgd gezicht waarvan de gitzwarte haren tegen haar bezwete voorhoofd kleefden. Ze fluisterde haar woorden zacht en nauwelijks verstaanbaar. Was ze minder onschuldig dan ze zich voordeed, dan zou ze nu proberen te schreeuwen, bedacht ik me, en proberen zodoende de aandacht te trekken. Maar het kon ook zijn dat ze probeerde tijd te rekken, erop gokkend dat men haar buiten zou missen.
  
  Ik kon haar niet zo maar op haar woord vertrouwen. 'Oké, jij moest dus wat informatie uit me pompen. Waarom?' zei ik kil.
  
  'Omdat Shiva me ertoe dwong, Nick. Ik heb nooit geweten dat jij hier was. In feite wist ik helemaal niet wat er met jou gebeurde nadat ik het hotel had verlaten. Ik kon daar niet blijven, zeker niet na Mohan's dood.'
  
  'Hij dwong je ertoe?' herhaalde ik.
  
  'Alsjeblieft,' smeekte ze, 'luister naar me. Laat me je het vanaf het begin uitleggen.'
  
  Ik had geen enkel bewijs dat ze niet probeerde tijd te rekken. Maar ze sprak zo ernstig, beangstigd en gespannen. Ik moest goed luisteren. Als zij de waarheid sprak, zou zij mijn schakel met Cobra kunnen worden, maar als ze loog moest ik tussen de leugens door de waarheid proberen te ontdekken. Dan moest ik wachten op een ongerijmdheid, een vergissing, al die kleine dingen die me een stapje verder zouden kunnen brengen. Dus ik stond klaar om direct een einde aan haar verhaal te maken op het minste gerucht als iemand zou proberen binnen te komen in het laboratorium.
  
  Reeva maakte geen enkele verdachte beweging. De klank van haar stem werd niet anders toen ze me uitlegde hoe Shiva haar had kunnen dwingen in zijn dienst, in dienst van Cobra, te treden.
  
  'Hij heeft mijn vader - zijn oudere broer - in zijn macht. Zodra ik naar de politie stap, of naar iemand van de regering, zou hij geen moment aarzelen om hem te doden. Daarbij is vader heel erg ziek. Mijn oom heeft me niet alleen gedreigd hem te vermoorden, maar ook hem van medische zorg verstoken te houden als ik niet doe wat hij zegt.'
  
  'En waar is je vader dan nu?'
  
  'Dat weet ik niet. Dat is het hem juist. Mijn oom houdt hem ergens gevangen, maar niet in dit huis.'
  
  Ik heb mezelf altijd beschouwd als een redelijk goed mensenkenner en wel in staat iemands oprechtheid te herkennen. Toch bleef ik op mijn hoede voor iets dat haar kon verraden. Ondanks mijn eerdere woede, geloofde ik Reeva's verhaal. In de eerste plaats was het logisch, zeker als Shiva haar vader als chantagemiddel gebruikte om haar mee te laten werken in zijn vunzige plannen.
  
  'Toch zijn er nog een paar andere dingen die opgehelderd moeten worden,' zei ik.
  
  We werden onderbroken. Aan de andere kant van de deur hoorde ik iemand komen aanlopen. 'Reeva?' klonk een mannenstem vragend. 'Waarom is die deur op slot. Laat me erin.'
  
  'Wie is dat?' vroeg ik fluisterend terwijl ik haar overeind trok.
  
  'Een van de mannen van mijn oom. Nirad.'
  
  'Die ken ik. Doe alsof er niets aan de hand is,' gebood ik haar. Het bleef riskant om haar al volledig te vertrouwen, maar ik had geen andere keus.
  
  'Een ogenblik!' schreeuwde Reeva. Ze wierp me een paniekerige blik toe toen ik haar de sleutel gaf en naar de deur duwde. Snel liet ik mijn ogen door het laboratorium schieten, maar ik kon niets ontdekken dat als een geschikt wapen dienst kon doen, voor het geval Nirad gewapend zou zijn. Nou, de vorige dag had ik hem ook al een staaltje van mijn kunnen getoond, dus ik twijfelde er niet aan of ik zou hem nog wel een keer aankunnen. Ik drukte me achter de deur, terwijl de jonge Indiër aan de klink bleef rammelen en van Reeva eiste dat ze de deur zou openen.
  
  'Wie het eerst komt, het eerst maalt,' dacht ik.
  
  Je had dus Nirad, Ranjit, Gurnek, Haxhi, Shiva en god weet wie allemaal nog meer om me mee bezig te houden. Maar ja, dacht ik bij mezelf, ik moest toch ergens beginnen op mijn speurtocht naar Shiva's stemmenimitator en Nirad was een even goed begin als ieder ander.
  
  Reeva's lange, smalle hand strekte zich uit om de sleutel in het slot te steken. Als ze me nu zou verraden, werd het wel verdomd vervelend. Maar er was maar één manier om erachter te komen of ze had gelogen. Dat probleem was opgelost op het moment dat ze de sleutel in het slot omdraaide en de deur van het laboratorium opende.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  'Wat heeft dit te betekenen?' vroeg Nirad. Hij droeg geen verband meer en had zijn kelnerspak verwisseld voor een wat traditioneler dracht.
  
  'Ik ... ik had niet in de gaten dat hij op slot was,' zei Reeva. Ze deed een stap achteruit. Ik spande mijn spieren, nog steeds onzeker of ze Nirad niet plotseling zou waarschuwen dat ik achter de deur verborgen zat.
  
  Hij nam niet de moeite achter zich te kijken toen hij het laboratorium binnenstapte. Hij wierp de deur achter zich dicht. 'Laat dat in het vervolg niet meer gebeuren,' zei hij op dezelfde arrogante toon als die ik in het café had mogen beluisteren.
  
  Reeva stapte achteruit, kennelijk op het punt haar kalmte te verliezen. Haar manier van doen liet duidelijk haar gespannenheid blijken. Op dat moment geloofde ik haar en had ze mijn volledige vertrouwen gewonnen, zelfs na wat er was voorgevallen.
  
  'Je oom wil je spreken in zijn studeerkamer,' zei de jonge Indiër kortaf. 'Nu direct.'
  
  De woorden hingen in de lucht en brachten mij in actie. Weer moest tae kwon do me uit de nesten halen. Ik liet mijn lichaam door de lucht zweven en sloeg toe voor een verpletterende trap op Nirad's milt. Ik geloof dat ik die bijna aan stukken scheurde. De kracht van cha ki sloeg hem dubbel tegen de grond. Hij rolde op zijn zij, terwijl zijn gezicht was verwrongen in een afschuwelijke grimas.
  
  Ik liet me voorover glijden en gebruikte het hele gewicht van mijn borst en heupen om hem in zijn gezicht te rammen. Nirad sloeg achterover door de kracht van de ji-lu-ki en zijn hoofd hing opzij, terwijl ik het bot onder mijn knokkels voelde kraken. Maar hij bleef nog weerstand bieden.
  
  'Doe die deur op slot,' siste ik. Reeva haastte zich naar de deur en draaide het slot om.
  
  Nirad was erin geslaagd zich om te rollen en weer op zijn wankele benen te gaan staan. Hij greep naar zijn middel en ik zag de kolf van de revolver die hij wilde trekken. Daarna gebeurde alles in een flits, de ene reflex volgde op de andere. Snel schoot ik naar rechts en draaide me om, terwijl ik mijn linkerknie ter hoogte van mijn middel omhoog bracht. Ik balanceerde op één been, mijn knie naar achteren en sloeg toen mijn linkerbeen naar voren in een perfect uitgevoerde, verwoestende zijwaartse trap.
  
  De yiop-cha-ki raakte zijn arm bij de pols en de revolver vloog kletterend over de vloer. Nu hij niet meer gewapend was raakte hij in paniek. Doodsbang deinsde hij achteruit. Van zijn eerdere arrogantie en branie was weinig meer over. Waar ik hem met mijn ju-lu-ki had geraakt vertoonde zich nu een afschuwelijke blauwzwarte plek. Hij opende zijn mond om te schreeuwen en ik vloog hem letterlijk naar de keel en drukte mijn duimen in zijn luchtpijp.
  
  Nirad sprak niet meer, maar hij slaagde erin zijn knie omhoog te brengen en venijnig in mijn lies te planten. De verlammende pijn dwong me zijn keel los te laten. Ik wankelde van hem weg en probeerde wat lucht te krijgen. Maar de uitwerking van de trap hield me dubbelgevouwen en deed me op mijn knieën neerzakken terwijl ik mijn armen om mijn buik geslagen hield.
  
  Hij stormde naar de deur en ik schoot weer naar voren, nog duizelig van de trap die hij me had gegeven, en dook naar zijn benen. Zij benen werden letterlijk onder hem vandaan getrokken en hij viel met een harde smak op de aarden grond.
  
  Onmiddellijk was ik bovenop hem en porde ik mijn knieën in de zenuwknopen aan de binnenkant van zijn armen.
  
  'Hoe is het met je ogen, Nirad?' vroeg ik hem. De vreselijke uitwerking van de tweevingerige spies die ik in het café tegen hem had gebruikt, was nog zichtbaar in de gezwollen plekken onder de beide, smalle, donkere ogen. In plaats van antwoord te geven, bracht hij zijn hele gewicht omhoog met de bedoeling mij af te werpen. Als ik zijn borstbeen stuksloeg, zou ik zijn hele ribbenkast verpletteren zodat hij geen adem meer kon halen. Dus ik bracht mijn hand omhoog voor de meshandslag.
  
  Of Nirad had een paar Hong Kong-vechtfilms gezien, of hij had de beginselen van karate geleerd, in ieder geval, zo gauw ik mijn hand liet neerkomen pareerde hij die met een sohn-nal viak-ki, het meshandblok. Nu werd hij een grotere uitdaging en dat beviel me wel.
  
  'Dus je kunt meer dan je voorgaf,' zei ik terwijl ik achterwaarts schoot en weer ging staan.
  
  Hij hees zich overeind en wankelde van me weg. Een blaffende kreet ontsnapte mijn keel toen ik een uitval deed en een stoot tegen zijn middenrif plaatste, gevolgd door een elleboogslag tegen zijn kaak. De combinatie van de pan-de ji-lu-ki en de pal-kup chi-ki was voldoende om zijn laatste beetje zelfvertrouwen plus zijn twee onderste ribben te vernietigen.
  
  Dronken van de pijn waggelde Nirad van me vandaan. Maar zijn pijn interesseerde me weinig. Shiva was van plan geweest mij op de meest gruwelijke wijze aan mijn eind te laten komen, bovendien lag de herinnering aan de lage moord op Ashok Anand nog vers in mijn geheugen. Anand had niet eens een ernstige bedreiging gevormd voor de onwettige praktijken van Shiva of Cobra. Medelijden had ik dus niet met Nirad..Hij was een huurling van een complete gek en hij had me bovendien zwaar onderschat.
  
  Hij kon weinig meer terugdoen nu ik die twee ribben had gebroken. Hij kroop over de grond en probeerde bij zijn revolver te komen, ondanks die folterende pijn waar hij nog steeds aan onderhevig was en slaagde er zelfs in zijn vingers erop te leggen. Maar een goed gerichte schop ontwrichtte zijn vingers en de revolver vloog in een fraaie boog door de lucht. Ik hoorde hem afschampen van een van de laboratoriumtafels voor hij weer op de grond neer kwam.
  
  Het ging er niet langer om deze jonge Indiër tijdelijk buiten gevecht te stellen. Hij had al te veel gezien - in het bijzonder de medeplichtigheid van Reeva Singh. Zelfs al bond ik hem vast en deed ik een prop in zijn mond, dan zou hij te zijner tijd toch in staat zijn Shiva te vertellen wat zijn nicht allemaal had gedaan en hoe ze me had helpen ontvluchten.
  
  Ik veronderstel dat ik nog steeds een kern van medelijden met die arme jongen voelde. Maar ik was me er tevens van bewust dat ik niet met één, maar met miljoenen levens had te maken. Als Shiva in zijn plannen zou slagen, zou de hele westerse wereld niet werkeloos toezien dat een Indo-Chinees blok zich vormde. Het volledige arsenaal aan nucleaire wapens - intercontinentale raketten, triton's, noem maar op - zou in de strijd worden geworpen, met een uiteindelijk resultaat dat zelfs de meest onverschrokken en geharde mens nog een vloeiende stoelgang zou bezorgen.
  
  'Koelbloedig' is niet het juiste woord om mij mee te omschrijven. Ik ben geen sadist, maar ik ben wel gehard geraakt in mijn werk en door mijn ervaringen. Nirad stond me duidelijk in de weg. Hij was een onoverkomelijke hinderpaal op mijn pad naar het uiteindelijke succes van mijn opdracht.
  
  Ik moest de feiten onder ogen blijven zien en niet van de werkelijke aard van de situatie afdrijven, niet door medelijden, noch door een verkeerd geplaatst gevoel voor de mens. Dus, terwijl hij daar zo voort kroop over de grond, trok ik hem ruw overeind en duwde hem in de richting van het stenen reptielen verblijf.
  
  Zijn gezicht lag aan een kant open en vertoonde daar een gelijkenis met een wegenkaart. Smalle spoortjes bloed tekenden een vreemd netwerk over het verwrongen landschap van zijn wang. Toen hij zijn mond opendeed om iets te zeggen, fladderde zijn kaak heen en weer als de gebroken vleugel van een klein, broos vogeltje. 'Nee ... sahib, nee, alsjeblieft... ik heb alleen maar ...'
  
  '... orders uitgevoerd,' maakte ik zijn zin af. 'Net als ik, Nirad. Net als ik ...'
  
  Ik hoorde de slangen sissen en voort glibberen terwijl ze uitvallen waagden tegen de stenen muur van de kuil. Nirad was niet gedwongen dienst te nemen bij Cobra. Hij was uit eigen vrije wil voor ze gaan werken en nu zou zijn dienstverband iets eerder beëindigd worden dan hij had voorzien. Toen hij begreep dat ik volkomen ernstig was, onderging zijn hele toon en gedrag een dramatische verandering. Hij probeerde zich los te rukken, terwijl hij me op hetzelfde moment in mijn gezicht spoog. 'Shiva zal je afmaken,' stootte hij uit. Maar ik maakte me weinig druk over zijn vriendelijkheden.
  
  'Misschien, Nirad. Maar jij bent er niet meer bij om dat te zien gebeuren.' Ik had geen tijd meer te verliezen. Mijn vuist raakte zijn kin en hij zakte achterover. Ik greep hem bij zijn broekband vast. Nirad probeerde nog te schreeuwen, maar de paar gebroken ribben deden hem weinig meer dan een rochelend gekreun uitbrengen. 'Behouden vaart,' zei ik. Ik klemde mijn armen om zijn middel en kieperde hem over de rand van de put.
  
  Hij had zich nog proberen te verzetten, maar zijn kracht was bij lange na niet voldoende geweest. Achterover, zijn benen in de lucht, viel hij naar beneden en kwam met zijn hoofd naar beneden in de aangelegde vijver terecht, waar ik de dodelijke waterslangen hun bizarre, uit steen gehouwen koppen had zien opsteken.
  
  Het water kwam in een wilde beroering en even zag ik een flits van een geringe staart. Het lichaam van Nirad verkrampte in een weerzinwekkende doodsstrijd. Hij ploeterde naar de kant en probeerde uit de poel te klauteren. Eén van de dodelijke slangen zette zijn korte giftanden in een onderarm. Buiten het water, buiten zijn element en slecht aangepast, bewoog de slang zich onhandig, maar hij bleef vasthouden met een onverzettelijke, gruwelijke taaiheid. Toen hij de arm uiteindelijk losliet en Nirad razend van de pijn probeerde te gaan staan, maakte de koningscobra die zich lag te koesteren in de zon, hem duidelijk dat niemand de rust van zijn territorium kon verstoren. Met een ziekelijk soort belangstelling keek ik toe. Dit had Shiva voor mij in petto gehad. De cobra verhief zijn gigantische lengte en bewoog zich aarzelend heen en weer en even deed dit alles me denken aan de truc van Indiase fakirs met het zwevende touw.
  
  Nirad had nauwelijks de tijd om te gillen of om aan ontvluchten te denken. Razendsnel schoot de gekraagde cobra naar voren in een dodelijk ballet, terwijl terzelfder tijd de ruwe adder zijn giftanden in Nirads enkel deed verdwijnen. Opnieuw ontsnapte er een dunne rochel aan de jonge Indiër. Mijn ogen bleven strak op hem gevestigd, terwijl de kuil een wriemelende, glijdende tango van de dood liet zien.
  
  Een krampachtige huivering gleed door zijn lichaam. Hij zakte op zijn knieën en rukte aan de kraag van zijn hemd alsof hij geen lucht meer kon krijgen. Hij stikte door het vergif van één van de cobra's, dat dat deel van zijn hersenen lam legde, waar de ademhaling wordt geregeld.
  
  Helder rode vlekken verschenen op zijn gezicht en armen. Hij had inwendige bloedingen en de slangen deden de ene uitval na de andere en perforeerden zijn vel met een serie woeste dodelijke beten. Ik wendde me pas af toen Nirads tong paars en gezwollen naar buiten kwam en in mijn oor kwam als laatste melodie de onvermijdelijke zwanenzang toen zijn vergeven lijf tegen de grond sloeg. Over een paar ogenblikken zou de dood hem opeisen. Mij gelukkig nog niet.
  
  'Dat had je oom voor mij bedacht,' zei ik tegen Reeva. 'De ene beet na de andere.'
  
  Ze schommelde heen en weer in haar stoel, terwijl ze haar gezicht met haar handen bedekte. Toen ik sprak, tilde ze haar gezicht op en keek me aan. Er waren geen tranen op haar wangen en evenmin in haar zwarte, diepe ogen. Na de nachtmerrie waarvan we zojuist getuige waren geweest, had ze zich zelf beter onder controle dan ik had verwacht.
  
  'Prima,' zei ze. 'Ik ben blij zo. Eens, op een dag zal ik je vertellen over die dingen ... die beestachtige, vernederende dingen die mijn oom mij met zijn mannen liet doen; die varkens die voor hem werken vereren hem werkelijk als een god, een Naga. Nirad verdiende erger, dat verzeker ik je.'
  
  Toen leek Reeva op het punt van instorten en haar gezicht verried een gekwelde ontlading van gevoelens. Zacht hielp ik haar overeind en nam haar in mijn armen. Ik hield haar dicht tegen me aan en mijn lippen beroerden haar nek en schouder. Snel, heel snel, hoopte ik, zouden we voldoende tijd voor elkaar krijgen en zouden we niet gestoord kunnen worden. Maar nu moest ik er als de bliksem voor zorgen dat ik wegkwam en hoe eerder hoe beter. Ze voelde mijn onrust en maakte zich van mij los.
  
  'Waar ben ik hier?' vroeg ik, 'waar is de dichtstbijzijnde stad?'
  
  'Ik zal het je allemaal vertellen,' zei ze, 'maar eerst moet je me vastbinden. Anders zal mijn oom weten dat ik je heb geholpen en vermoordt hij mijn vader. En mij ook als hij de kans krijgt.'
  
  Ze haalde een stevig stuk hennep tevoorschijn en ik gebaarde haar naar de stoel. Daar, terwijl ze me alle inlichtingen gaf die ik nodig had, bond ik het touw rond haar middel en enkels. Ik hoopte dat ze eruit zag alsof ze had geworsteld om mij het vluchten te beletten. In het kort vertelde ik haar van de ware aard van mijn opdracht. Nu kon ik haar vertrouwen en in haar had ik een waardevolle bondgenoot gekregen, wier leven ik niet onnodig in gevaar wilde brengen.
  
  Toen ik ten slotte begreep dat zij mij nodig had, nog meer dan ik haar, verdween zelfs mijn laatste twijfel en ik keek haar vol vertrouwen aan.
  
  'Agra is maar een paar kilometer hier vandaan,' legde ze me uit. 'Buiten de villa is een hoofdweg. Die voert je linea recta naar de stad. Vanavond moeten we elkaar weer ontmoeten en ik zal kijken wat voor inlichtingen ik voor je kan hebben.'
  
  Nadat we hadden afgesproken hoe laat we elkaar die avond zouden treffen, vond ik in een smalle gereedschapskast een paar vette lappen, waarvan ik een prop maakte die ik in haar mond stopte. Daarna maakte ik me op om weg te gaan. Gehaast overtuigde ik me ervan dat de boeien stevig waren aangebracht om ook maar een spoor van wantrouwen bij Shiva te voorkomen.
  
  Op de grond lag de revolver van Nirad. Ik liet die in de achterzak van mijn broek glijden en greep de witte doktersjas die ik in de kast had zien hangen. De lange slippen van die jas stopte ik in mijn broek, waardoor ik een soort van geïmproviseerd overhemd kreeg dat ten minste aan mijn meest directe behoefte tegemoet kwam.
  
  Reeva wendde haar ogen af. Tranen gleden langs haar wangen naar beneden. Ik wilde me omkeren en haar vasthouden om haar te vertellen dat alles wel goed zou komen, maar iets hield me tegen. Misschien de angst dat ik haar nooit meer zou terugzien. Natuurlijk zat Reeva Singh diep in mijn gedachten, maar bovenaan mijn lijst stond nog steeds AXE.
  
  Voor Reeva kon ik falen, maar niet voor mijn regering en niet voor het vertrouwen dat die in me stelde - niet als er miljoenen levens op het spel stonden, als uiteindelijke inzet van de grillen van een cynisch en geniaal misdadiger, een volslagen krankzinnige.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  Clichés worden alleen maar clichés omdat ze bondig dingen uitdrukken die grenzen aan universele waarheden. Ze worden te veel gebruikt en raken afgestompt om de simpele reden dat ze vlot en gemakkelijk in een veelvoud aan zonden en situaties passen. Eén cliché dat in me opkwam toen ik Reeva Singh in het laboratorium achterliet met de verzameling slangen en het grotesk verwrongen lijk van de parttime kelner was: als het regent, regent het ook ouwe wijven.
  
  De gebeurtenissen kwamen niet druppelsgewijs. Ze stortten zich letterlijk over me heen, al vanaf dat moment, twee dagen geleden, dat ik New Delhi binnenkwam. In die korte tijd, terwijl ik me maar afvroeg of ik niet ergens een spoor kon vinden, was Shiva erin geslaagd me rechtstreeks zijn hol binnen te lokken.
  
  Het was geen gemakkelijke of aangename weg geweest die ik had bewandeld. Ook had ik die geheimzinnige Shiva niet gezien - Haxhi's laatste werkgever en het brein achter Cobra - maar ik had meer dan voldoende bewijs gekregen, dat hij geen verzinsel was. Die man bestond, ook al moesten we elkaar nog een keer van man tot man ontmoeten.
  
  Maar ook dat zou gebeuren als het aan mij lag en dan eerder dan hij zich realiseerde. Maar voorlopig moest ik proberen Agra te bereiken, voordat hij of zijn kwelduivels mijn afwezigheid hadden opgemerkt, voordat ze in mijn cel hadden gekeken en hadden gezien dat die leeg was op die vijf teleurgestelde en razende slangen na.
  
  Het laboratorium kwam uit op een nauwe gang, opgetrokken uit een soort adobe. Buiten de muren van Shiva's villa hoorde ik het lage en verdragende geluid van een inlandse hop. Het ijle óh-óh-óh maakte plaats voor een ver weg ratelend alarm, een alarm dat mijn hele wezen doortrilde. Op mijn tenen liep ik de smalle gang af en op dat moment hoorde ik een stem die van de andere kant van de gang weergalmde.
  
  'Nirad? Waar blijf je toch zo lang. Je weet dat hij er niet van houdt om te moeten wachten.
  
  Het was of Ranjit of Gurnek. Waarschijnlijk de eerste daar Gurneks kaak nog steeds in de zwachtels zit die hem uiteindelijk wat moeilijker deden babbelen. Ik hoorde ongeduld doorklinken in de stem van de man en dook weg achter een haakse bocht in de gang op het moment dat ik het geluid van zijn voetstappen hoorde naderen.
  
  Ik keek achterom en hoorde Ranjit op de deur van het laboratorium bonzen. Ik wachtte zijn reactie niet af maar dook weg en kwam in een andere gang terecht. Het leek wel een doolhof van zalen waar ik doorheen kwam. Ik ben in een villa, dacht ik bij mezelf, en een villa heeft ten minste één deur en hopelijk nog meer.
  
  Nog geen minuut daarna vond ik er een, misschien de enige, misschien een van de vele, maar ten minste een echte, levensechte, zware deur.
  
  Ik duwde de kunstig bewerkte deur open en stond knipperend tegen het schelle licht van de zon aan te kijken. De binnenplaats waar ik op uitzag scheen in zijn geheel uit de een of andere weelderige landstreek rond de Middellandse Zee te zijn overgeplaatst naar hier. Hij had een dichte plantengroei en een kleurrijke waaier van zware, volle bloemen. Shiva had kosten noch moeite gespaard kennelijk om zich hier de weelderige luxe van een Franse tuin te veroorloven.Ik sloot de deur zacht weer achter me en rende het pad af waar de deur uitzicht op had gegeven. Het leidde naar een muur van hoge taxis- en jeneverbesstruiken, die er allemaal even verzorgd en gesnoeid bij stonden.
  
  Ik wachtte het grote alarm dat zo onderhand geslagen zou worden niet af. Maar een snelle blik over mijn schouder overtuigde mij ervan dat Ranjit nog geen tijd had gehad de anderen tot actie aan te sporen.
  
  Maar ik wist dat het sein elk ogenblik kon worden gegeven. Ongelukkig genoeg kon ik nergens een poort of een andere uitweg bespeuren. Wat overbleef was de levende schutting. Ik trok mijn hoofd tussen mijn schouders en dook met de handen voor me uit door de haag coniferen. Ik maakte meer kabaal dan ik eigenlijk wilde, maar dit was vanaf het begin al een zo godvergeten ongewilde opdracht geweest dat het nu niet ineens anders zou kunnen worden.'
  
  De scherpe, prikkende takken klauwden aan mijn kleren en sloegen striemend over mijn gezicht. Achter me hoorde ik al het geluid van een duidelijke verwarring. De laatste afstand door de haag worstelde ik me verder en kwam tenslotte aan de stoffige weg die langs de villa leidde.
  
  Ik had geen tijd om op adem te komen of me maar enigszins te oriënteren. Ik rende op het geluid af in de hoop dat het een personenwagen zou zijn die op weg was naar Agra.
  
  Als ik mijn aardrijkskundelessen nog even duidelijk in mijn hoofd had als mijn rekentafels, dan lag Agra op ongeveer drie uur rijden van New Delhi. Het was beroemd door de Taj Mahal, maar ik had me geen excursie beloofd. Bovenaan mijn verlanglijstje stond nog steeds Shiva.
  
  Ik liep de hoofdweg op. Naar Amerikaanse maatstaven was die uitzonderlijk smal. Er was slechts één rijstrook voor het verkeer in beide richtingen.
  
  De moessontijd was nog maanden ver weg en het vlakke, verdroogde land lag kaal en verlaten in een stoffige, bruinachtige gloed. Dorre bomen stonden langs de kant van de weg. Op de gebochelde takken zaten stille, kwaadaardige gieren; aaseters met holle, veerloze koppen.
  
  Reeva had geen tijd gehad om me een duidelijke richting aan te geven. Ik keek de weg naar beide kanten af, maar er was niets dat de juiste route naar Agra aangaf. Rondkijkend zag ik een familie die neergehurkt zat rond een klein houtskoolvuurtje aan de andere kant van de weg.
  
  Ten zeerste geïnteresseerd en met onverholen nieuwsgierigheid keken ze naar me. Twee volwassenen en vier kinderen. Ik besloot de gok te wagen en ijlde de weg over en stond even later vlak voor ze. Een uitgemergelde man in een lendendoek keek naar me op, terwijl hij geen enkele poging deed om overeind te komen. Hij was waarschijnlijk tien jaar jonger dan ik, maar zijn verweerde gezicht deed hem er veel ouder uitzien.
  
  'Agra,' zei ik, toen ik had vastgesteld dat geen van hen Engels sprak. Ik wees terug naar de weg en vroeg het nog een keer.
  
  De vader en de moeder wisselden geamuseerde blikken, terwijl de twee oudste kinderen aan mijn broekspijpen begonnen te rukken en te trekken. Bakshish, bakshish,' herhaalde het naakte meisje, terwijl ze met een hand aan mijn broekspijp frummelde. Ze smeekte om een aalmoes en had haar stem in een gebarsten en jammerende huil-toon gebracht.
  
  Ontdaan van mijn blazer, mijn portefeuille en het geld in de binnenzak van mijn colbert, was het enige dat ik aan gelden bij me had die armetierige paar roepies die ik van Reeva had gekregen. Het was het zoveelste probleem dat aan de hele hoop was toe te voegen. Maar gelukkig vond ik nog een koperstuk en drukte dat in de uitgestrekte hand van het hongerig kijkende jonge meisje.
  
  'Agra,' zei ik weer, terwijl ik nerveus achterom blikte naar de hoge haag die de villa aan het oog onttrok. 'Taj Mahal.'
  
  'Ah, sahib, Taj Mahal,' zei de man. Nog steeds op zijn achterste gehurkt wees de man links van de villa.
  
  Ik begon weer te rennen, terwijl ik een scherpe steek in mijn zij begon te voelen. Het enige dat ik kon doen was hopen en bidden dat er een wagen zou passeren, het een of andere vervoermiddel zodat ik kon meeliften naar Agra. Maar in plaats van een automobiel of ook maar een ossenwagen hoorde ik iets dat mij ogenblikkelijk deed denken aan datgene dat ook mijn eerste avond in New Delhi had gekleurd. Het was een sputterend gekuch en een knarsend brullen van een motor die me achterna kwam.
  
  Ik bleef rennen en keek elke paar meter achterom. Vanaf het pad naar de villa kwamen twee getulbande gedaantes op een motor de stoffige rijweg opgedraaid in mijn richting. Ik greep naar de revolver van Nirad die ik nog steeds in de achterzak van mijn nu smerige broek had zitten.
  
  Het was een Astra .32, geschikt om alles binnen een straal van honderd meter te raken. De Astra fabrieken imiteren, de duurdere Colts en Walthers en ik had hun producten in het verleden meer dan eens gebruikt. Maar toen ik even stilhield om te richten en de trekker over te halen, bemerkte ik dat het pistool leeg was. Ik liet de revolver weer in mijn broekzak glijden en rende verder, terwijl ik achter me de scherpe, blaffende explosie hoorde van schoten. De bast van een gedrongen boom op een paar meter links van me versplinterde.
  
  Wie er ook mocht schieten, hij had een geoefend en scherp oog. Ik zigzagde heen en weer, op zoek naar een schuilplaats of een weg om uit de baan te komen van de rondfluitende kogels.
  
  A eer werd er een schot afgevuurd en deze miste ternauwernood mijn rechterschouder. Op iets minder dan vijftig meter voor me merkte ik een bouwvallig houten bouwsel op, met een donzen zwarte rookpluim die opkringelde uit een oude, stenen schoorsteen.
  
  Ik had geen enkel idee wat het was, maar ik rende zoals ik nog nooit had gerend. De motor bleef op me winnen, maar het stof vertroebelde wellicht het zicht van de bestuurder, waardoor hij niet op topsnelheid kon rijden. Daar deed ik mijn voordeel mee en ik rende een met afval bezaaid erf op. Op hetzelfde moment hoorde ik een van de mannen tegen de ander schreeuwen dat hij moest stoppen om me verder te voet te volgen.
  
  Misschien Ranjit en Gurnek, dacht ik, hoewel ik er wel zeker van was dat Shiva er meer dan twee lijfwachten op na hield. Een versplinterde houten deur hing tegen de zijkant van het bouwsel aan een enkele verroeste scharnier.
  
  Ik dook naar binnen en werd overweldigd door de smerige, ziekmakende stank van bloed en dierlijke uitwerpselen. Ik was in een slachthuis, het scheen uit de negentiende eeuw te stammen. Hindoestani eten geen vlees, maar moslims wel. Het loeien en snuiven van het vee, de ongeduldige hoefslag van de runderen en de verbijsterde blikken van de mannen die de koeien in gereedheid brachten voor de slacht, maakten het me wel heel erg duidelijk dat ik in een erg ongemakkelijk en verkeerd vluchthonk was binnengestruikeld. Dit was geen oase in mijn gevaarlijke situatie.
  
  De mannen begonnen te schreeuwen en met hun vuisten te zwaaien. Ik was een binnendringer en onwelkom in hun midden.
  
  'Sorry, lui,' zei ik flauwtjes toen ik langs ze heen snelde en tussen twee uitgeteerde koeien wegdook in een glibberige met hout betimmerde geul die een mengeling aan bloedige resten naar een buitenriool afvoerde.
  
  De geur was voldoende om iemands maag om te keren, maar ik hoopte dat het Shiva's trawanten eerder zou afschrikken dan mij. De atmosfeer was dicht, stomend en vol van de geur van slacht en dierlijke angst. Het vee raakte in paniek, ze trapten met hun hoeven tegen de aarden vloer van het slachthuis. Achter me hoorde ik een woordenwisseling in een taal die ik niet begreep. Toen klonken voetstappen die zich snel in mijn richting bewogen, luid opklinkend boven het briesende, in paniek gebrachte vee.
  
  'Carter,' riep Ranjit. 'We willen alleen maar met je praten. Shiva wil een overeenkomst met je sluiten.'
  
  Mooie overeenkomst, dacht ik. Mijn leven in ruil voor niets anders.
  
  Het vee, waarvan de meeste koeien ongebonden stonden, dreigde op hol te slaan. Dat heb ik net nodig, dacht ik, om verpletterd te worden door een kudde opgeschrikte koeien die dronken van de angst en in paniek slechts dat ene zintuig tot zelfbehoud laten werken. Het is niet nodig om te vertellen dat ik datzelfde zintuig bezat. Ik bleef dus rennen en een volgende kogel floot over mijn hoofd heen en ricocheerde tegen de steile kant van de glibberige geul.
  
  Het deed een slijmerige smurrie van bloed, mest en urine tegen mijn broekspijpen opspatten. Ik rende op een dood punt af, een muur aan de andere zijde, zo te zien zonder deuren of ramen. De enige kans die me overbleef was door de nauwe, stinkende geul naar buiten te kruipen. Maar mocht het zover komen, dan was ik niet van plan er al te lullig of pietluttig over te doen.
  
  Opdat ik iets opmerkte dat me misschien een paar extra kostbare seconden zou geven, klauterde ik over de zijkant van de geul en greep de roestige hooivork die ik bovenop een stapel rottend voer had zien liggen. 'Carter,' klonk de stem weer. 'Het is afgelopen, sahib.'
  
  'Nog niet helemaal,' gilde ik terug terwijl ik de hooivork als een speer naar voren wierp.
  
  Ranjit richtte voor nog een schot, maar gooide alleen maar zijn revolver hoog in de lucht toen de vier scherpe punten van de vork hem vol in de borst raakten. Ik had het roestige werktuig zo hard en zo ver gegooid als ik kon. De jonge Indiër wankelde achteruit. Zijn mond hing open, terwijl zijn handen naar de schacht van het geïmproviseerde wapen graaiden.
  
  Gurnek, vlak achter hem, wilde me nog steeds, toen dikke stralen helder rood bloed opspoten als vier miniatuur geisers. Hij probeerde de roestige punten los te rukken en Ranjit bleef maar krijsen met een woest rochelend geluid van de pijn dat met de seconde zwakker begon te klinken.
  
  Ranjits gemartelde kreten, zijn huilen van een moorddadige woede en van pijn deed de kudde koeien, zo'n tien stuks vee, door de nauwe afvoergeul op hol slaan. Ik hoorde hun woest geloei, het gek makende dreunen van hun hoeven en ik dook naar voren en begon met mijn voeten vooruit door het einde van de geul naar buiten te klauteren.
  
  Gurnek gilde en wierp zijn handen hoog in de lucht. Hij werd in zijn rug geraakt en letterlijk in de lucht geworpen om een paar meter naast de geul op zijn nek en schouders weer neer te komen. Toen verdween Ranjit onder de verpletterende hoeven van de opgeschrikte runderen. Een laatste angstige kreet ontsnapte aan zijn lippen en ik zag zijn handen open en dicht gaan in een jammerlijke parodie op het ballen van een vuist ten teken van wraak.
  
  Toen streek de gore, stinkende lucht van de kudde langs mijn gezicht. Ik schoot weg op het moment dat de hoeven de achtermuur van het slachthuis bereikten. Ik zag er weinig aantrekkelijk uit toen ik terugliep naar de weg en de plaats van het bloedbad achter me liet. Ik was smerig en ik stonk, mijn gezicht lag open en was overdekt met zweet en bloed.
  
  Ik was er niet zeker van of Ranjit dood was. Gurnek had het waarschijnlijk overleefd, maar ik hoopte dat de afschuwelijke wonden die ik Ranjit had toegebracht, hem, zijn wurgkoord en de rest zou hebben uitgeschakeld. Gezien de omstandigheden had ik het er nog niet eens zo slecht van afgebracht, dacht ik.
  
  De mannen van het slachthuis waren waarschijnlijk even woest als Shiva's boeven. Ik bleef dan ook niet staan wachten tot ze verhaal kwamen halen, maar begon de weg af te lopen terwijl ik me afvroeg hoe ik iemand zo gek kon krijgen me op te pikken, met mijn voorkomen en die walgelijke stank die om me heen hing.
  
  Een gedeukte Ford passeerde me. Hij reed in de richting van Agra, maar mijn wilde gebaren en mijn geroep om hem tot stilstand te bewegen waren vruchteloos. Ik ving een glimp op van een koperkleurig gezicht, toen was de wagen voorbij, verdwenen in de opwervelende stofwolken die hij achter zich aantrok.
  
  Ik was niet van plan stil të blijven staan en bleef dus maar doorlopen.
  
  Ik had een bad nodig, andere kleren, geld en een wagen. Voor zover ik wist had de Amerikaanse regering geen consulaat of gezantschap in Agra. De stad lag te dicht in de buurt van New Delhi. Maar misschien dat ik in een hotel iets kon versieren.
  
  In ieder geval kon ik niet meer doen dan één ding tegelijk. Het was al in de middag en die avond moest ik Ree va ontmoeten. Voor die tijd moest er nog heel wat gebeuren. Ik zette er dus wat vaart in en begon op een sukkeldrafje te lopen. Reeva had me gezegd dat Agra maar op een paar kilometer afstand lag.
  
  Al of niet die paar kilometers, het bleef een afmattende zaak. De middagzon brandde op me neer. Alle kleur verdween en de hemel was een uitgestrekte wolkenloze koepel vol verblindend schijnsel en valse weerspiegelingen. Ik had zo'n tien of vijftien minuten gelopen toen opnieuw een voertuig mijn richting uit kwam. Een stel broodmagere ossen trokken een gammele wagen voort die hoog was opgetast met bundels stro.
  
  Ik gebaarde de voerman tot stilstand, een boer met een witte baard. Hij trok de teugels aan en leidde de ossen naar de kant van de weg. 'Spreekt u Engels?' vroeg ik. 'Geen Engels,' zei hij. 'Geen Engels.'
  
  Ik wees eerst op hem, toen op mezelf. 'Agra? Agra?'
  
  'Agra?' herhaalde hij. Hij gebaarde met een open hand het woord 'bijna' in de universele gebarentaal. Enthousiast knikte ik en trok me op de stapel hooi. Hij wierp me een geïnteresseerde grijns toe, die zijn door sirih pruimen roodgekleurde tandvlees en zijn scherpe, witte tanden ontblootte. Toen, terwijl hij de teugels aantrok, begonnen de ossen weer te lopen. Het was een schokkerige, hobbelende rit die altijd nog honderd keer beter was dan te voet verder te gaan.
  
  Ik begon een beetje te soezen, ingewiegd door het ritmische schommelen en kraken van de wagen. Ik moest zien dat ik wat slaap kreeg, al was het maar een uurtje. Maar mijn gedachten en mijn vermoeidheid werden gestoord door aanhoudend brommen, een gestaag dreunen dat langzaam luider werd terwijl de ossenwagen langzaam over de weg voortsjokte. Ogenblikkelijk klaarwakker keek ik achterom. In de verte waaide stof op, wolken fijn zand die voorlopig de geluidsbron aan mijn ogen onttrokken. Om geen enkel onnodig risico te lopen of het uiteindelijk succes van mijn opdracht in de waagschaal te stellen, kroop ik verder het stro in en stapelde het bovenop me zodat ik niet te zien was.
  
  Er was geen enkele manier om uit te vinden wat er aan kwam. Ik loerde tussen de houten latten van de zijkant van de wagen naar buiten, terwijl ik luisterde naar het gestage gonzen van niet één maar meerdere, goed afgestelde motoren. Toen ik zag wie het waren, wie er nog
  
  steeds achter me aanzaten, zonk ik in het stro weg en haalde diep en vermoeid adem.
  
  De gezichten waren nieuw voor me, hoewel ik 25e vanaf nu zou blijven herinneren. Het waren drie mannen, allen Sikh's, een motorbrigade die er door Shiva opuit was gestuurd om me te vinden en gevangen te nemen, te vermoorden of om me mee terug te nemen naar de villa om daar de uiteindelijke beslissing af te wachten.
  
  Als Hawk me nu eens kon zien, dacht ik.
  
  Ik was smerig, feitelijk zonder één cent en gewapend met een lege revolver en een bruine band in tae kwon do karate. Ik zag al wel dat het een verdomd drukke dag zou worden ... het zou alleen nog maar veel drukker worden als Shiva degene was waarvoor ik hem hield.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Een uur later was ik in Agra. De voerman van de ossenwagen had me afgezet in de buitenwijken van de stad. Die bestonden uit veel stoffige, ongeplaveide straatjes en kronkelige stegen die elke toevallige bezoeker in verwarring moesten brengen. Na wat vragen zo hier en daar bevond ik me ten slotte voor het kantoor van American Express.
  
  Niet dat mijn situatie zo bijzonder grappig was of aangenaam, maar ik barstte bijna in lachen uit. Hier stond ik, bepaald geen gewone Amerikaanse toerist, zonder paspoort en geld op die paar roepies na die Reeva me nog had gegeven voor ik haar vastbond.
  
  Ik overwoog een auto te huren en terug te rijden naar New Delhi, maar de rit heen en terug zou meer dan zes uur duren en ik had niet voldoende tijd. Ik moest in contact komen met Hawk en mezelf prepareren voor de afgesproken ontmoeting die ik later op die dag met Reeva had. Het was dus een stinkende, bebloede en uiterst onverzorgde Nick Carter die zijn schouders rechtte, eens diep adem haalde en het brandschone filiaal binnenstapte. Mijn enige hoop in een vreemde stad en wat mij betreft een zeer vijandige omgeving.
  
  Ik zeg vijandig, omdat Agra niet erg groot is. Drie man, met zware revolvers en supersnelle motoren konden de hele stad in minder dan geen tijd uitkammen. Mijn strijdplan begon al vorm te krijgen toen ik het witstenen gebouw binnenstapte, mijn ogen speurden rond naar het dienstdoende hoofd van het filiaal.
  
  Ik heb vaker in de knel gezeten, maar dit hier scheen aan het belachelijke te grenzen. Zonder geld om wapens en kleren te kopen of een auto te huren, zou ik geen enkele kans hebben om met Shiva en zijn legertje privé-keelafsnijders af te rekenen. Mijn paspoort en geld mochten dan veilig in mijn hotelkamer in New Delhi zijn, de rest van mij was in Agra, zo'n drie uur daarvandaan zelfs met een snelle auto.
  
  Ik was het kantoorgebouw nog niet binnen of een geüniformeerde bewaker sprak me aan. Ik nam het die kerel niet kwalijk, zeker niet toen ik een glimp van mezelf, ongeschoren en stinkend, opving in een spiegel op een paar meter van de deur.
  
  'Ik wil de manager spreken,' zei ik. 'Er is een ongeluk gebeurd.'
  
  'Hij is in een vergadering en kan niet gestoord worden puka, hippie,' antwoordde de bewaker. Hij gaf daarmee te kennen dat hij het tegen mij had, ook al gaf hij het niet met zoveel woorden te kennen.
  
  Toegegeven, ik rook als een beerput en was zeker geen voorbeeld van schitterende élégance wat mijn kleding aanging. Maar ik was zeker niet van plan daar met die man over te bekvechten of ruzie te maken als alles -inclusief American Express - ten onder zou gaan als Shiva zou slagen in de uitvoering van zijn plannen.
  
  'Het kan me geen flikker schelen waar hij is,' snauwde ik. 'Dit is een noodgeval.' Ik werd nog kribbiger toen hij mij bij wijze van antwoord naar de deur begon te duwen met de bedoeling me op straat te smijten. 'Zo behandel je een heer niet,' zei ik tussen mijn op elkaar geklemde tanden.
  
  De bewaker bracht zijn hand naar zijn holster voor zijn dienstpistool. Dat was zijn tweede fout. Ik hou niet van dwingers en duwers. Een snelle, moeiteloze klap met de zijkant van mijn hand, vervolgens een slag op zijn nier en de man kwam wijdbeens op de spiegelglad gewreven marmeren vloer. Een van de klerken keek op en sprong overeind.
  
  'Er is geen enkele reden om je op te winden,' zei ik tegen hem. 'De manager is toevallig een persoonlijke vriend van me ... en ik heb iets met hem te regelen. Onmiddellijk. Ik ben niet van plan hier te blijven staan wachten tot jullie man hier,' en ik wees naar de dreigende gedaante van de bewaker, 'besloten heeft of ik al of niet maatschappelijk geaccepteerd kan worden.'
  
  Of het was de toon, want ik werd steeds kwader, of het was de snelheid waarmee ik de geüniformeerde bewaker had uitgeschakeld, wat het ook was, de jongeman knikte en haastte zich langs de rijen bureaus. Ik stond daar, met een bevroren glimlach om mijn mond en de dreiging dat ik weer mijn geduld zou verliezen als niet heel snel wat zou gebeuren.
  
  De klerk was een Indiër, maar de man die me misprijzend een onzekere hand schonk was een Amerikaan, een lange, magere kerel, een paar jaar ouder dan ik. Hij zag er weinig op zijn gemak uit in zijn keurige visgraat kostuum, al even onberispelijk als mijn kleding smerig was. 'Kan ik u van dienst zijn?' zei hij terwijl hij me snel opnam met zijn ogen. Ik knikte en bleef glimlachen.
  
  'We kunnen beter niet in het openbaar praten,' zei ik. 'Pardon?' zei hij, terwijl hij zijn wenkbrauwen verbijsterd op trok.
  
  Ik stel voor naar uw kantoor te gaan. Ik ben van de regering, uw regering. Geheime dienst, bijzondere zaken.'
  
  'Bijzondere zaken?' zei hij met een kort lachje. 'Ach kom, dat kunt u niet menen. Wat is dit, de een of andere flauwe grap?'
  
  'Dit is helemaal geen grap. Tenzij u van plan bent me naar uw kantoor te brengen, zal ik de zaken in eigen hand moeten nemen. Maar ik zou u liever niet willen bezeren.'
  
  De bewaker was overeind gekomen en kwam op ons af. Ik bleef de manager in zijn ogen kijken in de hoop dat hij met me mee zou gaan. Ik begreep zijn positie, want het enige dat hij wist was dat hij tegenover een smerige, stinkende gek stond.
  
  Zijn ogen lieten me los en hij keek naar de bewaker. Een moment van besluiteloosheid, toen keek hij eindelijk weer naar mij en knikte vermoeid. 'Ik weet niet waar dit op slaat,' zei hij stijf, 'maar ik ben ook niet bang voor u.'
  
  'U hoeft voor niemand bang te zijn. Hoe dan ook, ik ben nog steeds een van uw klanten, ook al is mijn credit card nog steeds ergens in New Delhi.'
  
  Ik volgde hem langs de bureaus naar een klein, met hout betimmerd kantoor. Een Wallstreet-oase middenin een Indiaas gat. Terwijl ik zijn naam las die in een onyx-plaatje was gegraveerd dat op zijn bureau was vastgemaakt, nam ik plaats in een leren fauteuil, schraapte mijn keel en begon bij het begin.
  
  Shiva werd niet met name genoemd, evenmin de werkelijke bedoeling van mijn opdracht of mijn connectie met AXE. Ik zei van mezelf dat ik een employee was bij een speciale afdeling van Pentaton, een dienst die veel meer betekenis voor de man had en die hij zich makkelijker kon voorstellen.
  
  Ik gaf hem een korte schets van mijn situatie, het feit dat mijn papieren en mijn geld in New Delhi waren en dat mijn opdracht het me de eerstkomende dagen zo niet langer onmogelijk maakte terug te keren naar de hoofdstad. Toen ik klaar was, ook met de verklaring van mijn tamelijk armetierige verschijning, vroeg hij mijn naam en voedde mijn naam in in een computerlijn, een aardig stukje ruimtevaartspeelgoed dat bovenop zijn bureau stond.
  
  Ik ben behoorlijk goed in getallen, maar ik had nooit de moeite genomen het nummer van mijn credit card te onthouden. Dus het enige dat ik de manager, Mr. Reynolds, kon geven was mijn naam en het adres in Washington dat op mijn kaart stond.
  
  Soms was ik in de gelegenheid om spionageverhalen en detectives te lezen op luchthavens, snelle, opwindende boeken die me de kans gaven me te ontspannen en mijn hoofd leeg te maken, maar zelden heb ik die populaire vertelsels in werkelijkheid meegemaakt, in het werkelijke leven; die helden hadden nooit van die eenvoudige elementaire moeilijkheden als waarmee ik nu had te maken. Ze schenen over ongelimiteerde geldmiddelen te beschikken, in allerlei valuta's. En nooit zaten ze zonder paspoort, identificatiepapieren of wapens.
  
  Maar ik leefde niet in een fantasiewereld.
  
  Alles wat gebeurde was echt. Het kantoor van American Express was echt. Agra was echt en ook Nick Carter was echt. En die echte Nick Carter keek nu naar Mr. Reynolds die de uitslag bestudeerde. Als hij me niet kon helpen zat ik doodgewoon middenin de rivier zonder peddel.
  
  'U bestaat inderdaad, meneer Carter,' zei hij toen hij al mijn gegevens van de computer had doorgekeken. 'Een behoorlijk hoog saldo ook, als ik dat mag zeggen. Het zal u niet veel moeite kosten uw hoofd boven water te houden, is het niet?' Zijn lippen krulden zich in een grijns en hij verontschuldigde zich voor de behandeling die ik had ondergaan.
  
  'U bent ten minste iemand die kan luisteren,' zei ik hem. 'En dat is iets dat heel veel mensen tegenwoordig niet meer kunnen.'
  
  'Ik ben bang dat u gelijk hebt,' zei hij somber. Hij bood me een sigaret aan en ging zelfs zover me aan te bieden me bij hem thuis te verschonen. Hij kon zijn vrouw bellen en zijn chauffeur zou me dan oppikken voor het gebouw.
  
  Ik was hem dankbaar voor zijn aanbod, maar wilde hem er verder niet in betrekken. Hoe minder mensen van mijn activiteiten op de hoogte waren, hoe beter. Dus bedankte ik hem voor zijn vriendelijkheid en wees zijn aanbod met spijt van de hand. 'Het enige dat ik nu van u nodig heb ik een paar honderd dollar - zwarte marktwaarde - in roepies en de beslotenheid van uw kantoor om mijn superieuren in Washington te bellen.'
  
  'Geen probleem. Helemaal geen probleem.' Hij stond snel op van zijn bureau, duidelijk erg verheugd zo niet opgetogen, om, al was het maar zijdelings, betrokken te zijn bij een dergelijke, hoogst geheime en clandestiene aangelegenheid.
  
  Twintig minuten later, de zakken van mijn broek uitpuilend van een dikke, geruststellende rol roepiebiljetten, ging ik achter zijn bureau zitten wachten tot Hawk de slaap uit zijn ogen had gewreven.
  
  Weet je wel dat het na middernacht is,' hoorde ik hem zeggen.
  
  Ik dacht dat u nooit voor drieën naar bed ging.'
  
  'Drie uur? Godverdomme wel. Ik moet om zes uur weer op zijn, N3.' Het was 'N3' als hij geïrriteerd was. 'Nick' of 'Carter' als hij wat vriendelijker of in een wat beter humeur was. Het was duidelijk dat Hawk het niet leuk vond dat ik het tijdsverschil tussen India en Washington was vergeten.
  
  'Nou,' zei ik, 'over een minuut laat ik u weer met rust. Maar ik dacht dat u het misschien wel leuk zou vinden om te weten wat er aan de hand is.'
  
  'Ik weet wat er aan de hand is,' snauwde hij. 'Ik heb al met de Indiase geheime dienst gesproken. Ze vertelden me over je telefoontje. Dus begin nu niet overnieuw, Nick. Ik geef toe dat ik het mis had. Om te beginnen heeft Shiva nooit bestaan.'
  
  'Weer fout. Shiva bestaat wel degelijk, maar hopelijk niet lang meer.'
  
  'Waar heb je het over?' zei Hawk. 'Ik dacht dat je klaar was en weer op weg was naar huis.'
  
  'Misschien de volgende week als het allemaal goed gaat,' gaf ik hem te kennen. Ik gaf Hawk alle bijzonderheden, van mijn eerste ervaringen met Mohan en Gurnek tot aan de moord op Anand, mijn gevangenneming in het Rode Fort en alles wat erna was gebeurd. Toen ik aan de Box toe kwam en hem alles vertelde wat ik ervan wist, was hij letterlijk met stomheid geslagen.
  
  Er klonk geknetter over de lijn, een echo van duizenden kilometers, voor ik hem hoorde antwoorden. Zijn stem klonk blikkerig en zacht, maar ik had geen tolk nodig om te weten hoe verstoord hij inmiddels was.
  
  'Je weet dan wel wat ik van je wil, Nick?'
  
  'Ik denk het wel, meneer,' antwoordde ik. 'De Box te pakken krijgen, nietwaar?'
  
  'Ik wil meer dan dat. Ik wil Shiva en ik wil Haxhi zo mogelijk. En ik wil het zo dat ze niet meer in staat zullen zijn de scherven bij elkaar te vegen als ze eenmaal zijn vernietigd. Heb je me begrepen, Nick?'
  
  'Zeker. Ik was van plan de situatie precies zo aan te pakken als u zo-even hebt beschreven. Maar die heroïnelading? Wilt u dat ik me daardoor nog laat bezighouden?'
  
  'Begin met Shiva. Ik zal de Indische geheime dienst vragen zich met die verdovende middelen bezig te houden. Onnodig te zeggen dat die Box heel wat belangrijker is.'
  
  'Oké,' mompelde ik.
  
  'Wil je in je eentje aan de slag of wil je dat ik ze vraag je een handje te komen helpen?'
  
  'Nog niet,' zei ik. 'Als Shiva weet dat de Indische geheime dienst op de hoogte is van zijn plannen zal hij heel snel veilig uit India vertrekken naar China. Op dit moment denk ik niet dat hij overdreven bezorgd of bang voor me is, of voor wie dan ook. Dus, als u New Delhi belt, vertelt u ze dan niet wat ik aan het doen ben.'
  
  Ik vertelde hem over Anand's idee dat iemand erg hoog in zijn dienst verantwoordelijk was voor het uitlekken van vertrouwelijke informatie. 'Ik zie ons vogeltje niet graag wegvliegen voor ik in staat ben hem te kortwieken.'
  
  'En te plukken,' voegde Hawk eraan toe.
  
  'Ze zullen geplukt worden. Wees daar maar zeker van.' We spraken een geschikte code af, een wachtwoord dat we zouden gebruiken zodat hij zeker wist dat hij het tegen mij, de echte Nick Carter, had. En niet tegen de een of andere elektronische weergave die was voortgesproten uit het geniale en kwaadaardige brein van de Albanese geleerde. 'Dit is van essentieel belang, Nick. Moskou en Washington zullen niet blijven toekijken als China het subcontinent opslokt. Ze zullen wel verplicht zijn iets te ondernemen. Oorlog of niet. Dus ...'
  
  'Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig,' zei ik, terwijl ik probeerde te lachen en bemerkte dat ik het niet kon. 'Ik heb contact met iemand die middenin zijn organisatie zit. Ik ben niet van plan een nederlaag te slikken.'
  
  'Dat is nog nooit gebeurd,' zei hij met een zucht. 'Daarom kan ik me ook niet permitteren jou kwijt te raken... jou, of de Box.'
  
  'Of Shiva,' voegde ik eraan toe. 'Laten we India's antwoord aan Alexander de Grote niet vergeten ... of was het Hitler?'
  
  'Ik denk niet dat lieve Adolf zo slim was, of zo vastbesloten, Nick. Succes; en laten we hopen dat ik binnenkort nog iets van je hoor.'
  
  'Binnenkort, meneer. Heel binnenkort, dat beloof ik u ...'
  
  Een uur of wat later stapte ik mijn hotelkamer uit. Uiterlijk het tegenovergestelde van toen ik het kantoor van American Express binnenstapte. De laboratoriumjas had ik weggegooid, evenals de restanten van mijn broek. In plaats daarvan droeg ik de typische en onopvallende kledij van de inlander - een wit katoenen hemd en een bijpassende zomerbroek. Buffelhuid sandalen completeerden mijn anonieme kledij.
  
  Ik had me gedoucht en geschoren waarna ik een donkere make-up op mijn gezicht, handen en voeten had aangebracht. Het resultaat was een donker, koperkleurig uiterlijk. De mannen van Shiva keken uit naar een westerling en als ze dan al niet slim genoeg waren geweest uit te kijken bij American Express, hoopte ik dat ze nu dezelfde domheid zouden betrachten en zich niet zouden realiseren dat een van de eerste dingen die ik zou doen, zou zijn me om te kleden en me een ander uiterlijk te verschaffen.
  
  De klerk achter de balie van de hotellobby was even tactvol, hoewel waakzamer, als zijn collega in New Delhi. Hoewel hij me erg nieuwsgierig aanoogde - want ik leek in de verste verte niet op de man die zich even eerder had laten inschrijven - maakte hij geen enkele aanmerking over mijn veranderde uiterlijk of over de kunstmatige aanpassing van mijn huidskleur.
  
  'Ik wil een telegram versturen,' zei ik tegen hem.
  
  'Dat kan niet van hieruit, sahib,' antwoordde hij.
  
  Hij greep achter de balie en haalde een kaart van Agra tevoorschijn, vol kleurige afbeeldingen van de toeristische attracties, natuurlijk met inbegrip van de Taj Ma-hal. 'U moet naar het hoofdpostkantoor op Gwalior Road. Daar kunt u uw bericht versturen.' Met een rood potlood markeerde hij de plaats op de kaart.
  
  Ik bedankte hem, vouwde de kaart op en riep een driewielige scooter-taxi aan buiten mijn hotel. 'Het postkantoor op Gwalior Road,' zei ik tegen de chauffeur. Mijn accent en mijn manier van uitdrukken waren niet in overeenstemming met mijn kleding of de kleur van mijn huid. Met dezelfde nieuwsgierigheid als die welke de klerk van het hotel had getoond, keek de chauffeur naar me om. Maar ik zei niets om hem van zijn verbazing af te helpen. Ik wilde zo snel mogelijk naar het telegraafkantoor en een bericht versturen naar de manager van mijn hotel in New Delhi. Daarna wilde ik een telefoontje plegen met de Indiase geheime dienst om ze te vertellen wat er was gebeurd met hun agent Anand.
  
  Daarna had ik nog wat boodschappen te doen voor ik mijn ontmoeting had, om zeven uur, met Reeva. De chauffeur maakte geen omwegen, maar nam de snelste route naar het postkantoor. Ondertussen hield ik alles om me heen scherp in de gaten en ik lette in het bijzonder op mannen op motoren.
  
  Voor zover ik wist, waren de mannen van Shiva nog steeds naar mij op zoek en ik moest ervoor zorgen dat ik zo onopvallend mogelijk bleef. De kledij en mijn make-up hielpen al mee, maar ik mocht verder geen enkel onnodig risico lopen. Voorzichtigheid is het sleutelwoord in dergelijke rücksichtsloze en gevaarlijke bezigheden als de mijne.
  
  'Sahib is acteur, ja?' vroeg mijn chauffeur toen we stilhielden voor het telegraafkantoor op Gwalior Road. 'Sommige mensen zeggen van wel,' antwoordde ik.
  
  'Zou ik dan de handtekening van sahib mogen hebben?' De chauffeur toverde een potlood en een blocnootje te voorschijn en ik krabbelde glimlachend een naam op het bovenste vel. 'Hartelijk dank, sahib,' zei hij grinnikend. Ik bleef zijn reactie niet afwachten, want iedereen weet zo langzamerhand wel dat James Bond al een aantal jaren geleden met pensioen is gegaan.
  
  Maar dat was dan ook het enige leuke van dit moment. De voorkant van het postkantoor lag verlaten en ik stapte naar binnen zonder te worden opgemerkt door de nieuwsgierige blikken van Shiva's gemotoriseerde trio. Ik gaf het telegram op, betaalde met krakend nieuwe roepiebiljetten en werd daarna doorverwezen naar een andere ruimte waar de lokale en interlokale telefoongesprekken gevoerd konden worden. Er stond een lange rij voor de balie en het duurde nog eens twintig minuten voor ik een van de cellen binnenstapte, terwijl de telefonist mijn verbinding met New Delhi in orde bracht. Hoewel het nummer van mijn credit card me was ontschoten, herinnerde ik me het nummer van Ashok's superieuren nog. Ik liet me zakken op de houten bank en sloot de glazen schuifdeur. Ik nam de hoorn van de haak toen de telefoon over ging en sprak al heel snel met Hawk's Indiase evenbeeld, een man die Puran Dass heette.
  
  De Indiase binnenlandse veiligheidsdienst kende de werkelijke aard van mijn opdracht niet. Er was ze wellicht iets verteld over de scheepslading heroïne van zoveel miljoen, maar niets over Haxhi's stemmenimitator. Ook ik repte er niet over toen ik met Ashok's superieur sprak, maar vertelde hem alleen wat er was gebeurd met zijn spoorloze agent. Zoals ik al had gedacht was het lijk van Anand nog niet gevonden. Ik zei Dass alles wat ik over die situatie wist en stuurde hem naar het caféterras net naast Delhi's Nehroe Park.
  
  'Maar u heeft me verteld dat u juist niet in de gelegenheid was geweest om Anand te ontmoeten,' antwoordde Dass ten slotte. 'U heeft dus wel met mijn assistent gesproken en dat was gisteren?'
  
  'Ik ben bang dat het te lang zal duren om het allemaal uit te leggen,' zei ik. 'Ik zat in de knoei, als u begrijpt wat ik bedoel.'
  
  'Ik begrijp helemaal niet wat u bedoelt, meneer Carter,' antwoordde de man koeltjes. 'Bovendien vind ik het helemaal niet leuk dat mijn agent dood is. Het lukt me absoluut niet om te begrijpen wat er aan de hand is als u me de ene dag opbelt om me te vertellen dat u Anand nooit hebt ontmoet en me de andere dag laat weten dat hij is vermoord. Misschien dat het in uw land zo hoort, hier in India hebben we wat andere ideeën over een mensenleven.'
  
  'Kijk, Dass, ik bel u niet op om wat te ruziën. Toen ik zei dat ik in de knoei zat, bedoelde ik dat ik in de knoei zat. Misschien wordt het u wat duidelijker als ik u zeg dat de een of andere idioot een pistool in mijn rug duwde en me vertelde wat ik allemaal moest zeggen. Geloof me, de dood van uw man is iets dat ik niet al te lichtvaardig opneem. Misschien is het u tot troost als ik u zeg, dat de moordenaar van Ashok niet langer onder ons is om zijn werk als beul van Cobra voort te zetten.'
  
  'Waar bent u momenteel, meneer Carter, als ik u dat mag vragen?'
  
  'Het is me niet toegestaan die informatie te doen. Nog niet ten minste.'
  
  'Moet ik u er nogmaals aan herinneren dat het dulden van uw activiteiten hier als een hoffelijkheid jegens uw regering moet worden beschouwd?'
  
  'Ik ben me van mevrouw Gandhi's medewerking ten zeerste bewust.'
  
  'Zou u dan zo vriendelijk willen zijn me te vertellen waarom u dan naar India bent gekomen? Ik kan het me niet langer veroorloven u de vrije hand te laten, zolang ik zelf nog volledig in het duister tast.'
  
  Er klopte iets niet. Iets klopte helemaal niet.
  
  Ik dacht weer aan de lekken waarover zowel Hawk als Anand hadden gesproken. Dass was allesbehalve vriendelijk en behulpzaam. Zijn toon klonk kortaf en strijdlustig. Ik was er nooit in geslaagd te weten te komen hoe die huurlingen van Cobra, Ranjit en Nirad, wisten van mijn afspraak met Ashok op het terras. Het leek allemaal zo toevallig toen, en nu zelfs nog meer.
  
  Behalve natuurlijk, dacht ik, behalve als Dass het ze even eerder had laten weten.
  
  Het zou hem weinig moeite hebben opgeleverd Ashok gewoon te vragen waar die mij zou ontmoeten. Daarna kon hij gewoon in verbinding treden met Cobra met de bedoeling twee vliegen in één klap te slaan.
  
  'Nou, meneer Carter,' zei hij ongeduldig. 'Bent u van plan mij op dezelfde manier te behandelen als uw superieur Hawk of blijft u mijn dienst een tweedeklas behandeling geven?'
  
  'Nee, ik zou niet willen dat u dat dacht, meneer Dass. Aangezien u voet bij stuk blijft houden zal ik het u zeggen. Momenteel ben ik in Bombay.' Ik noemde hem de
  
  naam van een hotel waarin ik bij toeval een paar jaar terug had gelogeerd. 'Als u denkt dat het beter is kunt u een van uw mannen sturen voor een volledig overzicht van zaken. Ik sta ingeschreven onder de naam van Kent. Meneer Clark Kent, kamer 747.'
  
  Was hij Amerikaan geweest dan had hij mijn verhaal niet geslikt. Maar als Indiër vond Dass niets ongebruikelijks aan het alias dat ik me had aangemeten.
  
  Misschien beoordeelde ik hem verkeerd. Misschien was hij gewoon geïrriteerd dat AXE zijn dienst tot dusver niet om assistentie had gevraagd.
  
  Maar op hetzelfde moment was ik er nog steeds van overtuigd dat mijn wantrouwen ten aanzien van zijn loyaliteit en mogelijke relatie met Shiva niet geheel onterecht was. Ik kon geen enkel risico lopen, zeker niet zolang Shiva nog steeds op vrije voeten was met de Box en nog steeds uit mijn handen had weten te blijven.
  
  'Ik zie het gesprek met een van uw mannen met spanning tegemoet, meneer Dass,' zei ik ten slotte. 'Tevens wil ik u mijn medeleven laten weten over Anand's dood. Ik hoop uw agent wat later op deze avond te treffen.'
  
  'U kunt hem om tien uur verwachten, meneer Carter,' zei Puran Dass snel. 'Hij is in staat om zelfs aan de moeilijkste situatie het hoofd te bieden en heeft mijn volledige vertrouwen.'
  
  'Zoals hopelijk het mijne, meneer Dass.'
  
  Het was niet zo makkelijk om het sarcasme te onderdrukken dat in mijn stem dreigde door te klinken. Maar de man slaagde er kennelijk niet in iets ongewoons of iets van venijn in mijn stem te herkennen. Ik hing de hoorn op de haak en ging staan met een hand tegen de glazen schuifdeur.
  
  Erbuiten stond iemand en hij blokkeerde mijn weg. Evenmin was hij een onbekende.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  Ik wist niet of ik nu goeiedag of tot ziens moest zeggen. Het laatste had mijn voorkeur gezien de man aan de andere kant van de glazen deur. Het was één van de drie Sikh's die ik naar Agra had zien rijden, angstig dicht op mijn spoor.
  
  'U ziet er heel anders uit, sahib Carter,' zei hij, terwijl hij met zijn knie tegen de deur drukte en hem een paar centimeter openschoof. In een hand hield hij een revolver met een stompe loop die ik niet zo een, twee, drie kon thuisbrengen. Maar de bedoelingen van de man begreep ik des te beter.
  
  'Je kent toch de uitdrukking,' zei ik, terwijl ik een hol lachje liet klinken. 'Als je in Rome bent, wees dan één met de Romeinen.'
  
  'En in India één met de Indiërs, nietwaar?' antwoordde hij. 'Natuurlijk, men heeft nooit kunnen zeggen dat ik een spelbreker was ... nog niet, ten minste. Maar wilde je me niet vragen je te volgen, sahib? Of wilde je ons gesprek liever op een wat explosievere manier beëindigen?' De revolver was op mijn borst gericht.
  
  De Sikh had geen zaagselkop en hij was al evenmin geamuseerd door mijn uiterlijk frivole manier van doen. Maar ik speelde niet voor mijn lol de clown. Mijn bedoeling was tijd te winnen. Hij opende de deur en gebaarde me voor hem uit te lopen.
  
  'Hoe heb je me gevonden, lieve vriend?'
  
  'Ben je altijd zo sarcastisch, sahib Carter?'
  
  'Alleen als ik me belazerd voel, mem-sahib,' de spot met zijn mannelijkheid drijvend door hem als vrouw aan te spreken.
  
  De Sikh antwoordde door zijn .45 in mijn middel te .duwen, ermee aangevend dat hij geen zin had in flauwekul terwijl hij me door de grote hal van het telegraafkantoor naar de deuren leidde die uitkwamen op Gwalior Road. 'Hotelklerken houden van roepies,' hinnikte hij. 'In Agra zijn maar weinig goede hotels, sahib. Je toont een foto van sahib Carter en de klerk zegt: "Ja, man in kurta net naar het postkantoor vertrokken, nog geen tien minuten geleden." Sahib Carter denkt dat hij verstandig is en erg slim, hij denkt dat hij Shiva voor de gek kan houden. Maar nu ziet sahib Carter dat niet Shiva maar hij voor de gek wordt gehouden.'
  
  Er klonk een ondertoon van triomf en ijdelheid in zijn stem. Maar ik maakte me minder zorgen over zijn trots dan over mijn persoonlijke vooruitzichten. Aan de andere kant van de glazen deur kon ik zijn twee metgezellen zien staan, stijf rechtop op hun motoren met hun ogen onafgebroken op de deuren van het postkantoor.
  
  ' Je zou toch geen onschuldige vrouwen en kinderen willen raken?' vroeg ik hem toen hij met een por in mijn ribben gebaarde dat ik de deuren moest openen. 'Denk aan al dat onschuldige bloed, sahib.'
  
  'Ik ben alleen in jouw bloed geïnteresseerd. Niet in dat van anderen.'
  
  'Heb in dat geval dan meelij met. een arm en ongewapend mens,' zei ik. Ik strekte mijn hand uit en legde de palm op de deur. Aan de andere kant kwam een dikke vrouw met een verbazingwekkende slakkengang tegen de trappen op naar me toe. Toen ik zacht tegen de deuren duwde en deze opendraaide kon ik het zwakke ruisen van haar sari over de marmeren treden horen. Het zonlicht flikkerde in haar neusjuweel toen ze de bovenste tree had bereikt.
  
  Ze had niet opgekeken en trok nu de deur voor me open. Sta me toe, zei ik hardop met een overdreven ridderlijkheid toen ik plotseling opzij stapte. Ik was ervan overtuigd dat de Sikh niet de trekker zou overhalen met die vrouw zo vlak voor ons. Ze knikte glimlachend. In haar handen hield ze een pak in bruin papier, met zware banden dichtgebonden.
  
  'Ik hoop niet dat het breekbaar is,' zei ik terwijl ik haar het pak uit haar handen griste.
  
  Verbouwereerd opende ze haar mond. Ik had er geen flauw idee van of Shiva zijn mannen opdracht had gegeven me dood of levend terug te brengen, maar ik was geenszins van plan dat af te wachten. Ik wierp het pakje naar achteren, naar de Indiër en zijn trekgrage vinger wierp de haan naar voren. Een stuk gloeiend lood floot door de lucht. Door het geluid van het schot was iedereen ineens een en al aandacht. De omvangrijke vrouw liet een doordringende kreet horen en de revolverheld drukte zich in paniek tegen de deur aan. De mensen in het postkantoor renden gillend alle richtingen uit, terwijl de schutter een haastige aftocht trachtte te bewerkstelligen. Maar ik was niet van plan hem zo gemakkelijk te laten glippen.
  
  Mijn linkerbeen schoot snel uit in een trap tegen zijn knieholte. Wankelend waggelde hij naar voren terwijl zijn vinger onwillekeurig nogmaals de trekker beroerde. De bovenste ruit van de glazen deur vloog in scherven. Het geluid van het schot en van het brekende glas klonk boven de hysterische kreten van de omstanders uit, die nog steeds - zoals zij dat dan dachten - gevangen zaten in het postkantoor.
  
  Scherpe, getande glassplinters vlogen over de vloer en de marmeren trap. Terwijl ik me op mijn linkerbeen in evenwicht hield schoot mijn rechtervoet naar voren. Mijn vooruitschietende been raakte de Sikh in zijn knieholte met drie keer zoveel kracht als de eerste schop had gedaan. Zijn benen werden letterlijk onder hem vandaan geschopt. Hij probeerde zich in evenwicht te houden tegen de zwaaiende deur. Direct was ik achter hem en ik haalde uit met een beenversplinterende stoot tegen het midden van zijn rug. Een kreet van afschuw kwam van zijn lippen en hij gleed hulpeloos naar voren. Ik bracht mijn handen op zijn schouders en duwde hem met elk onsje kracht dat in me was naar beneden. Buiten waren de twee andere revolverhelden van hun motoren gestapt. Hun wapens blikkerden in de namiddagzon toen zij zich naar de opschudding bij de deur haastten.
  
  Eén Sikh tegelijk kwam me heel wat beter uit dan alle drie om me mee te belasten. De Indiër kreunde, terwijl hij probeerde zich aan mijn greep te ontworstelen. Mijn spieren waren strakgespannen en ik duwde zijn hoofd en schouders centimeter voor centimeter naar het gebroken glas van de glazen deur.
  
  Hij probeerde zich met een woeste kreet overeind te brengen, een kreet die eindigde in een schrille, gebroken toon toen de eerste scherpe randen van het glas door zijn huid sneden. Ik bleef verder duwen en zag het glas door zijn huid van zijn dikke stierennek glijden.
  
  Weer klonk het geluid van een schot door de verwarde kreten en een zware kogel verschroeide bijna mijn hoofdhuid. Met één hand hield ik de Sikh naar beneden, terwijl ik met de andere de revolver aan zijn greep probeerde te ontfutselen. Hij had weinig kracht meer over toen zijn gespierde nek tot op het bot was opengesneden. Toen zijn slagader werd geraakt was het alsof ik een tuinslang had lek geprikt. Een warme, borrelende fontein van bloed spoot omhoog tegen mijn gezicht en mijn hemd aan. De man liet een akelige, hoge kreet horen, die langzaam veranderde in een borrelend gerochel toen ik hem naar beneden sloeg op de omhoog stekende glazen splinters.
  
  Zijn vingers verloren hun greep en de stompe revolver viel op de grond. Even nog probeerde hij zijn hoofd op te richten maar het bloed liep te snel uit de diepe wond in zijn hals.
  
  Toen begon zijn lichaam zich samen te trekken in krampachtige, onregelmatige schokken. Zijn handen gebaarden wanhopig in het rond en klauwden in de lucht als de laatste dans van een onthoofde kip.
  
  Ik was nog steeds niet klaar met de twee andere Cobra-mannen. Die schenen zich minder druk te maken om het leven van onschuldige omstanders dan hun partner, want ze zonden een salvo van schoten op me af als hete gesmolten hagel.
  
  Een van de kogels raakte het met bloed bedekte lichaam van de halfdode schutter in de zij. Zouden het glas en de doorgesneden slagader niet voldoende zijn geweest om hem af te maken, dan deed de kogel het wel. Hij viel voorover, een schild van samentrekkende zenuwen en spieren.
  
  Ik bleef achter hem, terwijl ik met mijn voet achter me tastte naar de gevallen revolver. Ik raapte die op en zond de twee mannen een kogel toe in ruil voor dat salvo van hun. Iemand zette een alarminstallatie in werking. Als de politie kwam, moest ik maken dat ik wegkwam, want zouden ze me arresteren, dan had ik geen enkele kans meer om Reeva die avond te ontmoeten.
  
  In plaats van me verder te bemoeien met de twee schutters richtte ik het volgende schot op de voorband van een van de twee buiten het postkantoor geparkeerde motoren. De kogel scheurde door het rubber heen als door boter. Het geluid van de ontsnappende lucht deed een van de mannen zich omdraaien om te zien wat er aan de hand was.
  
  Ik voelde de terugslag van het schot toen ik nogmaals de trekker overhaalde en ik hoorde de kogel door de lucht fluiten. Ik had op de rug van de man gericht, maar het schot was te laag, In plaats van zijn ruggengraat binnen te dringen, boorde de kogel zich in de achterkant van zijn dij. De wond was niet dodelijk, maar hij zou niet meer in staat zijn nog een stap te doen. Hij vouwde dubbel als nat geworden karton. Koortsachtig zocht ik mijn volgende doelwit.
  
  Ik dacht niet dat ik verder nog gevolgd zou worden door de ene overblijvende Cobra-agent. Hij stond al over het lichaam van zijn vriend gebogen. Toen ik de trekker overhaalde om hem uit te schakelen, merkte ik dat ik mijn laatste kogel had verbruikt. Ik had nog geen kans gezien munitie te kopen voor de Astra .32 die ik van Nirad had afgepakt voor ik hem zijn gruwelijke einde liet beleven. Hij zat in de achterzak van mijn broek. Ik haalde hem eruit en liet in plaats daarvan de .45 terugglijden. Het zwaardere wapen zou een veel betere bondgenoot zijn dan de lichte Astra. Ook wilde ik niet met twee revolvers opgescheept zitten. Een was meer dan voldoende, zeker nu ik had gemerkt - en wel met een zekere trots kan ik eraan toevoegen - dat mijn vuisten en voeten een heel wat betere verdediging waren dan zelfs mijn Wilhelmina.
  
  Ik zag de ene Sikh zijn gewonde kameraad op de motor helpen die nog beide banden intact had. Mijn sandalen knerpten luid door de hal van het postkantoor toen ik naar achteren rende en wegdook achter de balie.
  
  Er lag een hoge stapel postzakken. Ik werkte me er doorheen en snelde langs de verbouwereerde loketbedienden die stokstijf van schrik stonden. Depot- en telegraafbeambten leken op onwerkzame marionetten, hun monden hingen open terwijl ze me met hun ogen nastaarden.
  
  De achterkant van de ruimte kwam uit op een laadplatform. Het alarm rinkelde nog steeds en boven het gebel uit klonk het bekende geluid van de politiesirene. Ik vroeg me af of die twee Indiërs nog weg hadden kunnen komen. Als dat zo was, dan zouden ze zeker zolang ik nog in India was achter me aanjagen. Maar ik was niet van plan ze te ontlopen, of Reeva - of AXE. Hawk had zich snel de importantie van mijn opdracht gerealiseerd en ik moest zien die Box te pakken te krijgen voor Shiva er gebruik van kon maken.
  
  Wat me nog meer bezighield, toen ik van het platform naar beneden sprong en wegdook tussen twee kleine bestelwagens, was of Shiva lang genoeg zou blijven om mij in de gelegenheid te stellen hem in zijn plannen te dwarsbomen. Als zijn mannen, waarvan één met een kogel in zijn been, zouden terugkomen om hem te zeggen dat de derde dood was, kon hij gewoon zijn biezen pakken. En als hij bang was dat ik iets tegen de Indiase politie zou zeggen, kon hij nu al bezig zijn het land te verlaten. Tenzij Reeva er natuurlijk in slaagde hem op te houden.
  
  Dan was er misschien nog iets anders dat Shiva ervan zou overtuigen dat ik geen directe bedreiging voor zijn opzet was. Dat was dan mijn veronderstelling dat Dass medeplichtig was aan Cobra's plannen. Mocht Dass met Shiva contact hebben gehad na mijn telefoontje met hem - wat dan betekende dat mijn wantrouwen ten aanzien van zijn loyaliteit was gebaseerd op pure feiten en niet alleen op intuïtie - dan zou Shiva weten dat ik gelogen had over Bombay en hij zou weten dat ik Dass wantrouwde. Tevens zou hij beseffen dat het laatste dat ik zou doen wel was in contact te treden met welke tak van de Indiase politie ook - geheime dienst of een andere overheidsorgaan.
  
  Het bleef nog steeds een tamelijk holle hypothese, maar ik kon gewoon niet het risico lopen dat de Indiase politie het voor mij zou verprutsen, zodat Shiva kans zou zien met de Box naar China te ontsnappen. Reeva was de enige persoon die ik wat op de hoogte had gebracht. Ik had haar beknopt van mijn opdracht verteld en haar iets gezegd over de bizarre, maar toch zo angstaanjagende plannen van haar oom. Ze had beloofd me te helpen. Het was niet zozeer een kwestie van barmhartigheid van haar kant, maar gewoon een kwestie van gezond verstand. Om haar oom te laten ontsnappen voor ik kans had hem in zijn eigen spel te slim af te zijn, zou een zekere dood voor haar vader inhouden.
  
  Ze wist zelfs niet waar Shiva zijn broer vasthield, aangezien ze alleen maar over de telefoon met hem had mogen praten. Ik moest dat voor haar zien uit te vinden, want als Shiva verdween voor ik kans zag mijn opdracht tot een goed einde te brengen, kon ze haar vader wel op haar mooie buikje schrijven. We zouden dan nooit weten waar we hem moesten zoeken. Gelukkig was ik er nu in geslaagd om uit handen te blijven van de politie die zich naar het postkantoor spoedde.
  
  De sirenes klonken nog steeds toen ik me voorthaastte door de nauwe winkelstraatjes achter het postkantoor. Ik hield niet stil om achterom te kijken, maar liep verder en glipte uiteindelijk een kleine uitdragerij binnen, waarvan alle dooreen liggende uitgestalde goederen een veelheid aan verboden dingen leek te verhullen.
  
  De eigenaar, een gebogen oude man maar snel in het herkennen van elke potentiële klant, slofte naar voren toen ik zijn winkeltje binnenstapte. Hij sprak Engels met een sterk Brits accent en toen ik hem liet horen wat ik zo aan spullen nodig had, was hij te slim om me vragen te stellen over mijn Amerikaanse uitspraak.
  
  Ondanks die duidelijke tegenstrijdigheid in mijn spraak en uitmonstering, hielp hij me alsof er geen vuiltje aan de lucht was. Hij kon me geen munitie verkopen voor de .45 die ik de dode Sikh had afgenomen, maar wel kon hij me aan een stevig stuk buffelhuid helpen. Ik had al gemerkt toen ik mijn sandalen kocht dat gewoon leer niet zo gemakkelijk verkrijgbaar is in India, maar buffelhuid is bijna overal te koop, evenals die dunne, katoenen koerta's. Het hemd dat ik aanhad zat onder het bloed van de schutter, maar ook dat scheen de eigenaar weinig uit te maken. Roepies waren roepies en dat was het enige dat hem wat kon schelen.
  
  Ik verkleedde me daar. Toen ik de winkelier mijn bloedbevlekte koerta gaf, maakte hij er een prop van en schoof dat achter de toonbank achterin zijn zaakje.
  
  'Nog iets, sahib?' vroeg hij met een begerige glinstering in zijn ogen, toen ik een paar nieuwe roepiebiljetten van de dikke stapel trok die ik in mijn hand hield.
  
  'Hebt u een bezem?'
  
  'Bezem?' herhaalde hij, niet begrijpend waarop ik doelde.
  
  'Precies, een bezem,' zei ik en met mijn beide handen maakte ik veeggebaren.
  
  'Ach ja, ik begrijp het,' zei hij, terwijl er een blik van herkenning in zijn ogen kwam. Hij keek de winkel rond en vond ten slotte wat hij zocht.
  
  Ik was ervan overtuigd dat het dezelfde bezem was als die hij altijd gebruikte om zijn optrekje schoon te houden, maar als hij hem dan zo graag wilde geven. Natuurlijk, voor de juiste prijs, dat wel. Maar de juiste prijs mocht dan hoog zijn naar de maatstaven van Agra, voor mij bleef ze nog altijd belachelijk laag. Hij wilde het inpakken in een stuk bruin papier, maar ik liet hem glimlachend weten dat ik hem zo zou meenemen.
  
  Dat moet hem dwars door zijn ziel hebben gesneden, want hij keek alsof zijn zaakje langzaam van een helling begon te glijden naar een dal op twee kilometer beneden hem. Teleurgesteld liet hij zijn ogen zakken omdat ik hem niet in de gelegenheid stelde het gebruikelijke ritueel van een aankoop naar behoren af te werken.
  
  'Is dat alles, sahib?' vroeg hij.
  
  'Ja, ik denk dat de bezem en de reep buffelhuid onder de gegeven omstandigheden wel volstaan. Geen kogels, toch hè?'
  
  Hij schudde zijn hoofd helemaal van de ene kant naar de andere. Ik haalde nog een roepiebiljet van de stapel en drukte dat in zijn handpalm. 'U heeft me nooit eerder gezien, nietwaar?'
  
  'Ik zag nooit iemand,' zei hij en hij stak het biljet zonder verdere aarzeling in zijn zak.
  
  Ik nam een volgend bankbiljet en deed hetzelfde nogmaals.
  
  'Waar is, als ik dat vragen mag, volgens u dan de plek waar ik wat munitie kan krijgen. Een vriend van me heeft me een jachtpartijtje buiten de stad in het vooruitzicht gesteld.'
  
  'Eerlijk, sahib, ik weet niet waar je dat kunt kopen. We zijn vredelievende mensen hier in Agra. Alleen de autoriteiten mogen zich met wapens bemoeien.'
  
  'U bent er heel zeker van dat u zich geen winkel kunt herinneren waar ik misschien toch zoiets zou kunnen kopen?'
  
  Ik gaf hem nog een biljet.
  
  'Een ogenblikje, sahib.' Hij liet het geld in zijn zak glijden en liep naar achteren in zijn winkel. Daar zag ik hem iets op een bruin stukje papier krabbelen. Toen hij het me daarna overhandigde zag ik dat hij een adres had neergeschreven.
  
  'Dit is alles wat ik kan doen, sahib,' zei hij. 'Als Basham het niet heeft wat u zoekt, zult u die dingen nergens anders in Agra vinden. We zijn maar een kleine stad ... en we leven uitsluitend van de toeristen. Begrijpt u het?'
  
  'Maar al te goed,' antwoordde ik.
  
  Toen was ik weer op straat, gewapend met een bezem, een sterke reep buffelhuid en een .45 revolver die nog aardig wat zou kunnen bijten als hij eerst maar iets te blaffen had. Maar verder had ik weinig te klagen. Ik leefde in ieder geval nog.' En gezien die dingen waar ik doorheen was gegaan, was dat nog niet eens zo'n geringe verdienste.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  Het was een ongelooflijke demonstratie van pure, ongeremde fysieke kracht die ik maar zelden of nooit daarvoor had gezien. De man bewoog zich met een dermate verbazingwekkende snelheid en met zo'n ongelooflijke lenigheid dat ik onwillekeurig ineenkromp, terwijl ik mijn buikspieren uit reactie spande. Als een tijger kwam hij door de lucht gesprongen, een katachtige gratie als onderdeel van zijn formidabele en dodelijke kunnen. Even tijgerachtig waren zijn handen, die in klauwen waren veranderd. Zijn vingers waren voorzien van messcherpe, stalen nagels. Hij liet ze met heel zijn kracht neerkomen in het gezicht van de andere man en de halen van de scherpe klauwen, werden in brede, bloederige manen in het gezicht van de man gekerfd.
  
  In warme, helderrode stroompjes sijpelde het bloed uit de diepe japen. De man had bijna geen gezicht meer over en zijn gelaatstrekken waren nagenoeg onherkenbaar geworden. Vel hing in flarden naar beneden, alsof hij gevild werd. Hij struikelde en probeerde weer overeind te komen, alleen maar om nogmaals aangevallen te worden.
  
  Nog niet tevreden dat het gezicht van de ander was getransformeerd tot een bloederige brij, dook 'tijgerklauw' opnieuw bovenop hem. Zijn tanden waren bij gevijld tot scherpe, hoekige sabels. Vol walging deinsde ik achteruit, toch knipperde ik geen enkele keer met mijn ogen of draaide ik me weg van deze beestachtigheid en deze minachting voor een mensenleven.
  
  De geklauwde gedaante bracht zijn hand in een brede, klievende haal naar beneden, de zijkant van zijn hand was zo scherp als een mes. Het was de meest schitterend uitgevoerde sohn-nal chi-ki die ik ooit had gezien. Maar dat was dan ook het enige prijzenswaardige eraan.
  
  Hier was een waarschuwing waar ik niet zo gemakkelijk omheen kon, voor wat er kon gebeuren als de vechtsporten, in het bijzonder Kung fu en karate in dienst van het kwaad stonden en niet in dienst van het recht. Omdat ik nooit geloofde in zinloze straf of geweld omwille van het geweld, schudde ik bedroefd mijn hoofd en keek op de verlichte wijzerplaat van mijn horloge.
  
  Het Japanse uurwerk had ik eerder die dag gekocht. Het was nog geen vijf uur. Ik had nog twee uur, dus ik liet mijn ogen weer teruggaan naar de film, een Chinees ge-niet-of-ik-schiet product, dat zelfs bij deze middagvoorstelling voor een uitverkocht huis draaide.
  
  De Noord-bioscoop was op Taj Road, wat mij eraan herinnerde dat ik toch nog de fabuleuze Taj Mahal te zien zou krijgen. Aan de andere kant dorst ik mijn gezicht niet te laten zien bij zo'n opvallende en populaire attractie. Ik zat niet louter en alleen in de bioscoop om mezelf te amuseren en weer zo'n bewogen dag uit te zitten. Het was zeker dat nu de huurlingen van Cobra de stad naar me aan het uitkammen waren in de hoop me te vinden en in het nauw te drijven.
  
  Ik had de keuze op een bioscoop laten vallen om mezelf zo onopvallend en onzichtbaar mogelijk te maken. Even had ik eraan gedacht terug te gaan naar de villa van Shiva voor een directe confrontatie. Maar ik wist op geen stukken na hoeveel lijfwachten hij erop nahield en of hij er wel zou zijn. Ik had afgesproken om Reeva op een plek op ongeveer dertig kilometer buiten Agra te treffen.
  
  De plaats waar ze me zou ontmoeten heette Fatehpur Sikri, een verlaten stad van marmer en zandsteen. Met behulp van de reisgids die ik in hetzelfde warenhuis had gekocht als waar ik mijn horloge vandaan had, was ik in staat me de opzet van het terrein eigen te maken. Er waren veel paleizen, vaak met wenteltrappen en open balkons die uitzicht gaven op een immens plein. De ingewikkelde structuur van deze lang verlaten bouwsels verschafte ons een perfecte schuilplaats, een plek waar we samen konden praten zonder gezien te worden door de uitstekend opgeleide agenten van Cobra.
  
  De zon zou al ondergaan tegen de tijd dat ik daar was en ook dat kwam me goed uit. De schemering zou me verder nog meer onzichtbaar maken voor de rondspeurende motorbrigade van Shiva. Mijn enige probleem was, dat ik nog geen kans had gezien munitie voor mijn .45 te kopen. Ik had de raad van de winkelier opgevolgd en was een Indiër gaan opzoeken die Basham heette. Hij dreef een ijzerhandel aan de markt, een duister klein zaakje waar je gemakkelijk alles van een ijzervijl tot een kilo opium kon krijgen, maar kogels waren in zijn nering niet te vinden. Geld was het probleem niet, hij had ze gewoon niet.
  
  'Op zijn minst heb ik vierentwintig uur nodig, sahib,' zei hij, toen ik hem apart had genomen en hem had gezegd wat ik zocht.
  
  'Dat is dan vierentwintig uur te veel,' antwoordde ik. Hij bracht zijn handen omhoog en liet me de lege binnenkanten ervan zien. Die waren even leeg als de .45 die eens toebehoorde aan de Cobra-man, die ik voor het laatst zag toen hij doodbloedde in het hoofdpostkantoor. Ik had een stapel roepiebiljetten tevoorschijn gehaald. Basham had zijn lippen afgelikt, en begerig gekeken naar de grote som geld die ik voor zijn ogen liet wapperen.
  
  'Het zou me vreselijk plezier doen u van dienst te kunnen zijn,' zei hij, 'maar mijn handen zijn gebonden. Die ... dingen die u wenst heeft men niet zo snel in India. Het zou me minstens een dag kosten om die voor u op te sporen.'
  
  'Dat maakt de zaak dan hoogst ongelukkig, voor ons allebei.'
  
  'Misschien kan ik u iets anders laten zien,' zei hij. Hij verdween achterin zijn winkel om even later weer voor de dag te komen met een glinsterende stiletto die hij in zijn beide handen voor zich uitdroeg.
  
  Hij droeg het mes zoals je een offerande voor de goden ophoudt. Mochten de slanggoden, de Naga's, nu toezien dan weet ik zeker dat ze het weinig plezierig zouden vinden. De stiletto zat nu tegen mijn onderarm gebonden, in een dunne leren schede, bijna gelijk aan die ik eerder had gehad maar die nu door de mannen van Shiva werd bewaard.
  
  Ik had dus het mes, de bezemsteel - nu getransformeerd in twee gelijke stukken van zestig centimeter - en de reep buffelhuid. Hier moest ik het dan mee doen, in plaats van met een bruikbare revolver. Ik was niet naakt, maar al ook geen wandelend wapenarsenaal.
  
  Toch, als alle§ volgens plan liep, zat er een grote kans in dat ik de revolver zelfs niet nodig zou hebben. Ik was niet van plan om welke man ook van Cobra te ontmoeten, voordat ik klaar was om Shiva te ontmoeten, nu op heel wat persoonlijker gronden trouwens dan tot dusver het geval was geweest.
  
  Het was dus belangrijk voor me dat mijn afspraak met Reeva zonder hapering zou verlopen. Ik had erin toegestemd haar vader op te sporen en haar te helpen met hem te bevrijden. Zij op haar beurt was meer dan bereid geweest om voor de dag te komen met werkelijke informatie. Het was daarom een afspraak die was voortgevloeid uit een soort van verlatenheid die we beiden voelden. Zij had mij nodig en ik haar net zo goed, zo niet meer.
  
  Dus ik leunde achterover in mijn stoel en keek naar de film met slecht gesynchroniseerde stemmen en wisselende kleuren als een aluminium kerstboom. De ondertitels, waarvan de een in Hindoe was en de ander in Bengali, waren waarschijnlijk even stomvervelend als de wezenloze Engelse dialogen die ik had te verwerken.
  
  Alleen de onophoudelijke acties en ongelooflijk vertoon van kung fu kunsten zorgden ervoor dat mijn gedachten niet wegdreven.
  
  De film was om half zes afgelopen. Het theater gaf geen doorlopende voorstellingen, dus ik stond op en begaf me naar een van de uitgangen in een druk pratende mensenmassa. Eenmaal buiten was het niet moeilijk een van de zijwegen in te schieten, om me zelf zo onopvallend mogelijk te maken tot ik een taxi kon vinden die me naar Fahtepur Sikri kon brengen.
  
  De chauffeur, gelukkig gladgeschoren en zonder tulband - voor Sikh's was ik op dit moment wel erg allergisch - wilde vijftig roepies voor een rit van dertig minuten. De huidige zwarte marktkoers was ongeveer twaalf roepies de dollar. Het was een redelijke prijs en ik gaf hem het geld vooraf, terwijl ik me op de achterbank van de gedeukte Citroen liet glijden.
  
  Er waren geen motoren achter ons die ons volgden of die probeerden de taxi klem te rijden. Eigenlijk was de hele rit naar Fatehpur Sikri geheel zonder incidenten. Het was dezelfde route als die ik had genomen nadat ik was ontsnapt uit Shiva's villa. Ik drukte me zo diep mogelijk in de kussens toen we langs de haag reden die de villa van de weg af aan het oog onttrok. Er was geen enkele activiteit gaande en de villa met de zandstenen muren leek verlaten.
  
  Daar was ik helemaal niet zo gelukkig mee, want ik kreeg als visioenen van Shiva, Haxhi en zelfs van een gevangengenomen Reeva op weg naar de Chinese grens. Nou, dacht ik, de tijd zal het uitwijzen.
  
  Ik keek weer op mijn horloge en probeerde me wat te ontspannen. Ik had nog tijd te over. Maar hoe dichter we in de buurt van de verlaten stad kwamen, hoe nerveuzer en gespannener ik werd. Ik nam de gelegenheid te baat om af te maken wat was begonnen op het moment dat ik de bezem en de reep buffelhuid kocht. Basham was zo vriendelijk geweest om mij een handboor te lenen. Daarmee boorde ik twee gaten door de beide einden van de bezemsteel, waarna ik hem in twee stukken van zestig centimeter deelde. Toen haalde ik de reep buffelhuid eerst door het ene, toen door het andere gat en legde aan beide einden een stevige knoop. Tussen de twee hardhouten stokken had ik nu zo'n vijfentwintig, dertig centimeter leer. Ik trok de veter strak en controleerde de knopen. De gaten waren nauw en de reep buffelhuid zou er niet doorheen kunnen glippen.
  
  Tegen de tijd dat ik het apparaat in elkaar had gezet kon ik de fluitvormige minaretten van de indrukwekkende Jami Mashid moskee al zien, maar zelfs dit prachtige gebouw viel weg tegen de enorme triomfboog die bij de zuidpunt van de moskee bijna vijfenveertig meter de lucht in stak. De poort was gebouwd om de overwinningen van Akbar de Mongoolse keizer die ook de sprookjesstad Fatehpur Sikri had gebouwd, voor het nageslacht vast te leggen. Hij gaf een prachtig uitzicht over het omliggende land, evenals over een verzameling smerige hutten die als een dorpje aan de voet van de verlaten stad was gebouwd.
  
  'Wil sahib dat ik wacht,' vroeg de chauffeur. Hij minderde vaart en reed tot aan de ingang van het lege parkeerterrein dat naast de stille, onbewoonde stad was aangelegd.
  
  'Ik doe u een goed aanbod. Dertig roepies om u terug te brengen naar Agra.'
  
  'Sorry, maar ik heb een andere afspraak,' zei ik tegen hem, terwijl ik de twee einden bezemsteel in de achterzak van mijn broek liet glijden. Ik opende het portier, gleed van de bank en stapte naar buiten.
  
  'Alle gidsen zijn weg, sahib,' vervolgde de chauffeur. 'Misschien kan ik u van dienst zijn om u rond te leiden. Ik ben expert wat betreft Fatehpur Sikri. Ik kan u dingen laten zien die geen toerist te zien krijgt.'
  
  'Daar twijfel ik geen moment aan,' lachte ik. 'Maar over een paar momenten ontmoet ik mijn eigen vingerwijzing door India. Prettige rit terug naar Agra, sahib.'
  
  'Zoals u wilt,' zei hij ontmoedigd. Hij startte de wagen, keerde om en was weg, verdwenen in een verblindende stofwolk. De rest van de afstand legde ik te voet af.
  
  De laatste bus met toeristen was al lang daarvoor vertrokken naar Agra, zelfs de venters die met hun waren op de binnenplaats van de moskee leurden, hadden zich al teruggetrokken in het dorp. De marmeren en zandstenen gebouwen leeg achterlatend. Ik beende over het binnenplein, raadpleegde de kaart die ik uit de reisgids had gescheurd en vond het gebouw dat bekend stond onder de naam Maryan's Huis.
  
  Daar, op die plek, zou ik Reeva over iets minder dan een uur ontmoeten. Tot nu toe had ik niets gezien of gehoord dat mijn wantrouwen opwekte. Het gebouw zag er angstaanjagend uit met zijn vergulde fresco's en beschilderde plafonds, de nalatenschap van Akbar's rijkdom en politieke macht.
  
  Ik ging op de onderste tree van een smalle, marmeren trap zitten, een trap naar een balkon dat om het hele gebouw heen liep.
  
  Terwijl ik daar zat hoopte ik vurig dat Reeva me niet zou teleurstellen.
  
  Om zeven uur was ik zenuwachtig. Om tien over zeven dubbel zo gespannen, maar om kwart over zeven hoorde ik het geluid van een auto die knarsend op het parkeerterrein tot stilstand kwam. Daarna zachte voetstappen over de marmeren tegels van de binnenplaats, die waren neer gelegd in een patroon van een schaakbord.
  
  Akbar had het spel gespeeld met zijn concubines en dansmeisjes als levende pionnen. Toen ik langzaam ging staan kon ik me voorstellen hoe zij zich gevoeld moesten hebben, een pion in het spel. Maar dan een pion die vastbesloten was de meesterspeler te slim af te zijn. Shiva was de man die dacht dat hij al mijn handelingen kon sturen met het voorschrijven van zijn gore regels. Maar als het aan mij lag, of als ik er iets tegen zou kunnen ondernemen, dan zou het beslist het laatste spel zijn dat deze briljante misdadiger ooit nog speelde.
  
  'Nick? Ben je daar?'
  
  Het was een bekende stem. Nu was die gekleurd door een spoortje angst. De schemering was nog niet ingezet en hoewel de hemel al iets donkerder begon te worden kon ik heel gemakkelijk Reeva's slanke en welgevormde gestalte zien, die zich voorthaastte over het plein. Ze droeg nu een westerse jurk die haar hals open liet. Ze zag er aantrekkelijker uit dan ooit, maar het was nu de tijd niet voor iets anders dan het afhandelen van mijn opdracht, hoewel de schilderachtige aankleding van de omgeving tot iets anders noodde.
  
  Op het moment dat ze me zag, begon ze te rennen en haar sandalen lieten een wanhopig ritme van de marmeren tegels opklinken. 'Hou me vast, Nick,' zei ze. 'Ik heb er meer behoefte aan dan ooit.'
  
  Ik sloeg mijn armen om haar heen en trok haar dicht tegen me aan. Ze trilde en scheen over haar hele lichaam te beven terwijl ze zich aan me vasthield en haar hoofd tegen mijn borst drukte. 'Er is nu niets meer om je zorgen over te maken,' fluisterde ik. 'Ik beloof je dat alles weer in orde komt. We zullen er het beste van maken. Je vader komt weer vrij en wij gaan lekker een paar dagen op het strand liggen.'
  
  Ze tilde haar hoofd op en probeerde te glimlachen. Licht kuste ik haar mond en proefde de zachte nootmuskaatgeur van haar lipstick. Toen deed ze een stap achteruit. 'Ik vertrouw je, Nick,' zei ze. 'Mijn oom heeft me geleerd nooit iemand te vertrouwen. Op de een of andere manier zit hij zo diep in mijn hoofd, dat het bijna onmogelijk is om zelf nog te denken. Maar ik geloof jou, Nick. Bovendien heb ik geen keus. Maar als jij me niet kunt helpen, kan niemand dat.'
  
  Er klonk een krachtige vastbeslotenheid in haar woorden. Haar ogen stonden beslist. 'We hebben dit al bereikt,' zei ik 'en we komen heus wel verder.'
  
  Ik leidde haar het huis binnen en liet haar op de trap zitten. Ze probeerde weer wat rustiger te worden. Haar lichaam trilde als een strakgespannen boog van zenuwen en spanning. 'Ik had niet gedacht dat ik naar je toe kon komen,' zei ze. 'Ik heb tegen mijn oom moeten liegen. Ik zei hem dat ik naar Agra ging om wat boodschappen te doen. Hij wilde één van zijn mannen meesturen, maar het is me gelukt om hem te overtuigen dat ik die niet nodig had.'
  
  Snel gaf ik haar de gebeurtenissen van de verdere dag, alles wat er was gebeurd nadat we elkaar voor het laatst hadden gezien.
  
  'Hoeveel mannen heeft hij nu nog over?' vroeg ik, toen ik klaar was.
  
  'Vijf man. Niet meer. Ranjit is in het ziekenhuis, maar ik denk niet dat hij het haalt. Zijn beide longen zijn doorboord en hij heeft inwendige bloedingen.'
  
  'En die knakker met die kogel in zijn been?'
  
  'In de villa. Hij kan niet meer lopen en zal ons dus geen moeilijkheden meer opleveren.'
  
  Ze vertelde me wat er was gebeurd nadat ze gebonden en gekneveld was gevonden. Het mocht voor ons dan wel erg overtuigend hebben geleken, voor haar oom was dat niet zo. Hij koesterde achterdocht. Ondanks haar smeekbeden en haar beloften van absolute trouw, was hij weer niet te vermurwen geweest om Reeva haar vader te laten ontmoeten. Ook wilde hij nog steeds niet zeggen waar hij hem verborgen hield.
  
  'Ik heb over de telefoon met mijn vader gesproken, Nick. Hij is erg zwak. Ik kon hem nauwelijks verstaan.' Haar stem klonk afwezig alsof ze met haar gedachten ergens anders was. 'Als jij hem niet kunt bevrijden, geloof ik niet dat hij het nog lang zal maken.'
  
  'Hij komt vrij,' verzekerde ik haar, hoewel ik er nog steeds geen enkel idee van had waar die man zich zou kunnen bevinden. Maar in de eerste plaats had ik met Shiva te maken. Ondanks het feit dat ik tot dusver uit de vallen die hij voor me had uitgezet wist te blijven, wist ik dat het geen gemakkelijke opgave zou zijn om ten slotte met hem af te rekenen. 'Maar die uitvinding van Haxhi, het apparaat datje oom de Box noemt?'
  
  'Ik heb geprobeerd in het laboratorium te komen, maar mijn oom wilde dat niet. Toch heb ik iets kunnen afluisteren.'
  
  Ze sloot haar ogen. Er verschenen drie rimpels op haar voorhoofd toen ze zich concentreerde om het weer voor haar geest te halen. 'Misschien is het niet zo belangrijk,' vervolgde ze daarna.
  
  'Alles is belangrijk. Wat was het?'
  
  'Nou ... ik hoorde mijn oom over de telefoon tegen iemand praten. Hij zei iets over Bombay. Ik vond het toen nog zo vreemd, omdat hij nauwelijks zaken doet met Bombay, ten minste niet met mensen die ik ken.'
  
  Er ging me een lichtje op - een kwalijk lichtje. 'Ben je er zeker van?' vroeg ik. 'Hoorde je nog iets anders? Ben je trouwens aan de weet gekomen tegen wie hij praatte?' Reeva schudde haar hoofd. 'Alleen maar Bombay. Het een of andere hotel, dat is alles. Maar toen mijn oom de telefoon had neergelegd, zag hij er niet al te gelukkig uit.'
  
  'Was hij aan de telefoon vóór of na dat de twee mannen terugkwamen uit Agra?'
  
  'Daarvoor. Daar ben ik zeker van, dat weet ik zeker. Ze kwamen niet meer dan een uur geleden terug, misschien nog wel minder,' antwoordde ze. 'Maar mijn oom was aan de telefoon voor zij thuiskwamen.'
  
  Dus Puran Dass had te maken met Cobra! Alles werd me nu duidelijk, de stukken begonnen in elkaar te passen. Nu begreep ik hoe de mannen van Cobra hadden geweten dat ik die ochtend in het café zou zijn om Ashok te ontmoeten. Het was niet langer een samenloop van omstandigheden. Dass had dit alles beraamd. Geen wonder dat de Indiase geheime dienst op een blinde muur was gestoten toen ze probeerden het brein achter Cobra op te sporen. Geen wonder dat ze zo weinig effectief waren gebleken ten aanzien van alle ongeregeldheden en rusteloosheid van de laatste paar maanden in India.
  
  Voor zo ver ik wist was Dass ongeveer de top van de Indiase Veiligheidsdienst. Bijna elk bevel kwam uit zijn bureau. Hawk had gesproken over veiligheidslekken in de IBVD, maar zoiets gevaarlijks als dit had hij nooit vermoed. Gelukkig had ik de keus gemaakt er alleen tegenaan te gaan. Dat toevallige besluit had nu een geldige reden gekregen.
  
  'Heb je nog iets anders kunnen ontdekken?'
  
  Reeva schudde haar hoofd. 'Sorry, Nick, ik heb het geprobeerd maar ik heb het gevoel dat mijn oom me niet meer vertrouwt, nu minder dan ooit. Hij en Haxhi waren bijna de hele middag in vergadering. Maar buiten het laboratorium stonden de bewakers, zodat ik er niet in kon hoe graag ik het ook wilde.'
  
  'Ik begrijp het. Je hebt je best gedaan en dat is het belangrijkste,' zei ik. Het enige alternatief dat er voor me overbleef was teruggaan naar de villa. Eenmaal binnen, moest ik maar verder zien. Maar het hele spel was een soort van Ezeltje Prikje.
  
  Als ik niet probeerde die Box te pakken te krijgen voor hij verder gebruikt kon worden, kon er van alles gebeuren. Shiva mocht dan drie azen in zijn mouw hebben zitten, ik had nog altijd de vierde.
  
  Ik was niet van plan ermee op te houden. Niet nu ik al zo veel had moeten doorstaan en zo ver was gekomen.
  
  'Ik ga met je mee terug,' zei ik tegen Reeva. 'Ik heb je verteld over de plannen die hij heeft met die Box. Als we nog langer wachten, gebeurt het ook, of we het leuk vinden of niet. Ik heb geen andere keus, Reeva.'
  
  'Ik ook niet,' fluisterde ze. Ze pakte mijn hand en klemde haar vingers om de mijne. 'Ik heb mijn auto een eindje verderop geparkeerd.'
  
  We liepen het huis uit en lieten de fresco's, de beschilderde plafonds, het verguldsel en het mozaïek achter ons. De hemel was purper en de zon een flauwe, bloedrode veeg ver weg op de strakke horizon.
  
  Reeva bleef mijn hand vasthouden terwijl ik luisterde naar het geluid van onze voetstappen, het klikken van de sandalen over het betegelde binnenplein. Toen hoorde ik iets anders, er dreunde iets in mijn oren, een geluid dat bij een ander het bloed zou doen stollen. Maar vele jaren van training en ervaring hadden mijn zenuwen gestaald. Ik was anders dan de meeste mannen, maar ik zou liegen als ik zei dat ik niet bang was. Het dreunende geluid klonk op tegen de lege paleizen. Reeva gaf een verschrikte kreet en drukte zich tegen me aan, terwijl ze angstig mijn arm vastgreep. Ik was even verblind toen het licht van de koplamp van een motorfiets me recht in mijn gezicht scheen.
  
  Het waren drie Sikh's. Elk op een motor, als een soort moderne afdeling van de cavalerie. Ze begonnen om ons heen te rijden. Hun honende gelach sneed als een mes door me heen. Shiva legde weer eens zijn troeven op tafel. Maar als ik het spel volgens de spelregels zou spelen, zou Nick Carter wel heel binnenkort verschrikkelijk dood zijn.
  
  En ik was beslist niet van plan dat te laten gebeuren.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 12
  
  
  
  
  Bijna ogenblikkelijk herkende ik twee van de drie mannen. Het verband om de kaak verraadde Gurnek, getekend door de strijd maar springlevend. Verder was er nog die man van het postkantoor; degene die erin geslaagd was zijn gewonde metgezel te redden. De derde man, met baard en tulband zoals zijn makkers, was een vreemde. Maar ik wist wat er in zijn hoofd omging, ook al hadden we elkaar niet eerder ontmoet.
  
  'Je oom heeft je al lang door, Reeva,' riep een van de mannen. 'Daarom moesten we je volgen. Omdat hij wist dat jij ons naar sahib Carter zou brengen.' Reeva en ik stonden als bevroren. 'Zeg niets,' fluisterde ik. 'Doe precies wat ik zeg, dan gebeurt er niets.'
  
  'Ze zullen ons doden, Nick.'
  
  'Nee, dat doen ze niet. Het zelfvertrouwen van jouw oom is er veel te groot voor. Ik geloof dat als er gemoord moet worden hij er zelf verantwoordelijk voor wil zijn.'
  
  Ik schermde mijn ogen af en draaide mijn hoofd om. Elke Cobra-agent was gewapend met een revolver. Drie .45 revolvers waren op mij gericht. Eén op mijn borst, een andere op mijn hoofd en een derde op mijn rug. 'Wat willen jullie nu doen,' schreeuwde ik. 'Me alleen maar neerschieten?'
  
  Ik gilde zo hard ik kon boven het gebrul van de motoren uit.
  
  'Jou neerschieten, sahib Carter?' hinnikte een van de mannen. Dat was degene die ik nog niet eerder was tegengekomen, een lange, fors gebouwde jongeman die duidelijk behagen schepte in mijn overduidelijke ongemak. 'Dat zou te gemakkelijk zijn. Nee, Shiva heeft ons andere opdrachten gegeven. Je kunt niets tegen ons beginnen, want we schieten het meisje neer op het moment dat je iets probeert. En als we terug zijn bij de villa, zal Shiva zich persoonlijk over je ontfermen.'
  
  'Zoals jij je over Nirad hebt ontfermd,' voegde Gurnek eraan toe.
  
  Het beeld schoot door me heen. Ik zag Nirad ruggelings naar beneden tuimelen in de slangenkuil. Weer zag ik de slangen die hem keer op keer aanvielen. Ik hoorde zijn kreten en begreep de verrukking die Shiva zou voelen als hij mij op dezelfde afschuwelijk langzame manier zou zien sterven.
  
  'Het is maar beter dat ik me niet verzet,' riep ik. 'Drie tegen één, dat is niet sportief heren. Doe het meisje geen kwaad, ze heeft er niets mee te maken.'
  
  'Ze hielp je ontsnappen.'
  
  'Ik zou haar gedood hebben als ze het niet had gedaan. Haar vader wordt gevangen gehouden door jullie opdrachtgever, dat is het enige dat haar interesseert. Verder interesseert het haar geen fluit of ik levend of dood ben.'
  
  Ik draaide me om naar Reeva en keek op haar neer. 'Nietwaar, stomme trut?' Mijn hand kwam omlaag en ik sloeg haar met een berekende slag in haar gezicht. 'Snel... ren op ze af. Doe wat ik zeg.' Ze wankelde even, verbijsterd en verlamd van de pijn. Ze begreep niet wat ik aan het doen was. Ze rende van me weg, terwijl ze haar keel schor schreeuwde. 'Hij wilde me vermoorden,' gilde ze.
  
  De mannen begrepen niet wat er aan de hand was. Gurnek stapte van zijn motor toen Reeva op hem afrende. Dat was het moment waarop ik had gewacht. De twee andere Sikh's wendden hun ogen van me af, terwijl de zolen van hun sandalen over de marmeren tegels schraapten toen ze hun motoren tot stilstand brachten. Reeva wierp zich letterlijk aan Gurnek's voeten, terwijl ze hysterisch jammerde. Ze deed precies wat ik van haar wilde. Ze maakte een overtuigende voorstelling die Gurnek scheen te ontwapenen - voor mij tenminste lang genoeg om de stiletto uit de schede te halen en die fluitend door de lucht te sturen.
  
  Een seconde hoorde ik niets anders dan Reeva's luid klagende gekerm, toen wankelde Gurnek naar achteren terwijl hij naar zijn gezicht klauwde. De stiletto was dwars door zijn linkeroog gegaan en had de oogbal in tweeën gesneden. Dikke sporen bloed dropen langs zijn gezicht en hij stootte een verschrikkelijk gebrul uit, waarna hij probeerde de stiletto los te rukken.
  
  Ik bleef niet naar hem staan kijken.
  
  De mannen hadden opdracht gekregen me levend mee terug te nemen, maar niet noodzakelijkerwijze volledig intact of onbeschadigd. In ieder geval zouden ze wel hun eigen hachje willen redden en als ik niet snel genoeg was, was alles verloren. Ik begon te rennen toen de twee andere mannen van hun motoren sprongen. Dat was hun tweede vergissing. Op dat moment greep ik naar mijn achterzak en trok er de twee stukken bezemsteel uit.
  
  Het wapen dat ik had gemaakt zag er zo op het oog onschuldig uit. Maar in werkelijkheid waren de twee hardhouten stokken, samengehouden door zo'n dertig centimeter veerkrachtige buffelhuid een vreselijk gevaarlijk en uiterst dodelijk wapen.
  
  Wat ik had gemaakt was een nunchaku, een oosters wapen waarvan ik ooit een gevaarlijke demonstratie heb gezien door een karatemeester in het AXE-hoofdkwartier in Washington. Het strijdtuig was onvergelijkbaar handig en ik was van plan het nu eens goed uit te proberen. Terwijl ik de ene stok in mijn hand hield, liet ik de andere in de rondte draaien tot die voldoende snelheid en kracht had gekregen. Een kogel schampte voor mijn voeten langs de tegels, maar ik bleef rennen, ogenschijnlijk een geheel andere richting op dan naar de Sikh toe die ik als mijn volgende doelwit had uitgekozen.
  
  Gurnek was niet buiten gevecht, maar hij was evenmin goed in vorm. Ik kon Reeva nu werkelijk angstig horen gillen toen een volgende kogel door de lucht floot die mijn rechterschouder raakte. Het was een schampschot. De pijn was als van een witheet brandmerk, maar de kogel was niet in mijn arm gedrongen. De wond was erg genoeg om wel een schok te voelen, maar niet pijnlijk genoeg om me te doen stilhouden.
  
  'Ik schiet je neer, Carter,' schreeuwde de man.
  
  'Om Shiva dan teleur te stellen,' smaalde ik. Maar zijn .45 was recht op mijn borst gericht. Risico's nemen was één ding, maar stompzinnig gedrag was iets anders. Ik hield mijn handen uitgestrekt waardoor de ronddraaiende stok zijn vaart verloor en ten slotte langs mijn pols naar beneden hing.
  
  'Laat vallen,' snauwde hij.
  
  'Zoals je wilt, jongen.' En ik liet de nunchaku uit mijn vingers glijden.
  
  De Sikh had zijn revolver op mij gericht, maar op het moment dat ik de stokken liet vallen bukte hij zich om ze op te rapen. Dat was zijn derde fout in ongeveer evenveel minuten.
  
  Toen hij zich bukte schoot ik op hem af. Mijn vingers kromden zich om zijn pols met de kracht van een bankschroef. Op dat moment haalde hij de trekker over. Maar toen was ik zelfs al bereid om de rest van mijn leven kreupel uit te dienen als ik verder maar intact bleef, niet al te beschadigd en met mijn ballen op de juiste plaats. De Cobra-agent sprong achteruit en probeerde zijn hand los te rukken. Met mijn andere hand sloeg ik toe. In een sohn-nal stand, werd mijn hand stijf en gespannen als een zeis. De vereelte kant van mijn hand kwam neer op de zijkant van zijn hals, terwijl ik op hetzelfde moment mijn voet trefzeker uithaalde.
  
  De daaropvolgende up-cha-ki slaagde er niet in zijn scheenbeen te breken, maar de pijn van de trap schonk me die paar seconden die ik nodig had. Ik greep zijn pistoolhand beet met mijn beide handen. De Sikh draaide zijn lichaam van me af, terwijl hij ervoor zorgde dat de schietgrage loop van zijn revolver nergens op was gericht.
  
  Achter me ving ik een plotselinge beweging op.
  
  De derde huurmoordenaar, de jonge en gespierde Indiër die ik voor deze avond niet had gezien, snelde zijn metgezel te hulp. Het was al moeilijk genoeg om ze één voor één aan te pakken en het zou daarom niet makkelijk worden om twee schutters tegelijkertijd buiten gevecht te moeten stellen.
  
  Toen het me was gelukt de revolver uit zijn krampachtig vertrokken vingers te laten vallen, liet ik hem los en bukte me om de nunchaku op te rapen. Het kostte me vijf seconden om de snelheid en de kracht te krijgen die ik nodig had.
  
  De derde man kwam op me af met de verpletterende kracht van een stoomwals. Toen ik achteruit sprong kwam ik precies achter zijn maat terecht. Op het moment dat hij op me afdook, liet ik de rondzwiepende hardhouten stok op de schedel van zijn bondgenoot neerkomen. De nunchaku is in staat zo'n zevenhonderd kilo op te brengen waar hij neerkomt, een aantal malen meer dan de druk die de menselijke botten kunnen verdragen.
  
  Wat er toen gebeurde was iets dat ik nooit eerder had gezien. De schedel van die knaap explodeerde letterlijk. Waar eens een opgerolde witte tulband had gezeten, was nu een trillende, gelatineachtige brij. Flarden been, scherp gepunte splinters met nog haar en huid eraan vast, vlogen in mijn gezicht. De hersenmassa zelf, grijsachtig wit, vol ingewikkelde kronkelingen spoot de lucht in als de uitbarsting van een vulkaan.
  
  Het was een bloederige en gore lava die langs het gevallen lichaam van de man afdroop. Brokstukken en flarden van hersenen en schedelbot dropen uit de gebarsten eierschaal van de achterkant van zijn hoofd. Er bleven nog twee andere klussen voor de nunchaku over, nu ze haar eerste had geklaard. Gurnek leefde nog, al was hij dan blind aan één oog, evenals de jonge Indiër die net te laat was om het leven van zijn kameraad nog te kunnen redden.
  
  De logge Sikh stond perplex, en een uitdrukking van absolute walging en ongeloof verscheen op zijn donkere gezicht. Ik bracht de wurgstokken weer in beweging, terwijl hij zenuwachtig een stap achteruit deed en zijn revolver op mijn hoofd richtte.
  
  'Dood me en Shiva voert jou aan zijn slangen op,' zei ik hem. 'Ik heb een paar erg belangrijke informaties voor hem. Als hij die niet uit mijn mond hoort, zou het wel eens beter voor je zijn geweest als je nog nooit van Cobra had gehoord.'
  
  Ik overblufte hem. Hij sloeg zijn ogen neer en keek naar de liggende en onherkenbare gedaante van zijn dode makker. In dat deel van die ene seconde liet ik de nunchaku gaan. Hij vloog door de lucht als een boemerang zonder retour. Ik had nooit eerder op deze manier de nunchaku gebruikt en had er geen flauwe notie van hoe het zou uitwerken.
  
  Godzijdank liet het geïmproviseerde wapen me weer niet in de steek. Eén of allebei de stokken - de nunchaku bewoog zich zo snel door de lucht dat ik het nauwelijks zag gebeuren - raakte de loop van de revolver die de Indiër in zijn hand hield. De klap rukte de .45 uit zijn hand. Hij kwam zo'n vijf meter achter hem neer. Toen kwam de Indiër op me af als een beer die op zijn achterpoten is gaan staan, zijn gezicht stond verwrongen van haat.
  
  Karate of geen karate, nu was hij in het voordeel.
  
  Voor ik hem had kunnen stoppen, voor ik me realiseerde wat er gebeurde, liet de man die deel uitmaakte van Shiva's lijfwacht en welkomstcomité, me struikelen met het geweld van een ton bakstenen. Ik hoorde mijn adem fluitend naar buiten komen, toen ik achterover sloeg en met mijn hoofd tegen de marmeren tegels van het binnenplein knalde.
  
  Er droop iets warms en kleverigs op mijn gezicht, kwam in mijn ogen en verblindde me even. Mijn ogen traanden om die vuiligheid er weer uit te krijgen. Toen mijn beeld weer helder werd, keek ik op en zag Gurnek over me heen gebogen staan. Zijn gewonde oog, of dat wat er nog van over was, druppelde als een lekke keukenkraan. Toen ik probeerde overeind te komen liet hij zijn voet uitschieten. Ik beet mijn tanden op elkaar toen zijn met ijzer beslagen rijlaars mijn achterhoofd raakte. Hij was de enige van de drie mannen die geen sandalen droeg. Nu gebruikte hij die motorlaarzen op mij en hij liet zijn voet dreunend tegen mijn borst neerkomen.
  
  Door de nevel van pijn kon ik Reeva niet meer zien. Ik wist niet meer waar ze was of wat Gurnek met haar had gedaan, maar ze hielp me niet, dat was in ieder geval duidelijk. Mijn ribben stonden op het punt van breken toen Gurnek voor de zoveelste keer zijn been uithaalde.
  
  'Shiva kan wat mij betreft de kolere krijgen, Carter,' zei Gurnek, terwijl hij zich probeerde verstaanbaar te maken ondanks die grote hoeveelheid pleisters en verband op zijn gezicht. 'Maar nu maak ik je af.'
  
  Aan zijn toon kon ik horen dat Gurnek geen loos dreigement liet horen. De andere Indiër, degene die mij op de grond had doen belanden, probeerde met al zijn macht mijn benen vast te blijven houden. Wanhopig bleef ik van me af schoppen, terwijl Gurnek zijn gelaarsde voet weer tegen mijn borstbeen liet komen.
  
  Op dat moment greep ik met beide handen de ander bij zijn enkel en draaide zijn voet woest naar buiten. Worstelend probeerde hij zich in evenwicht te houden, terwijl ik uit puur lijfsbehoud bleef vasthouden. Toen ramde de andere Sikh zijn vuist in mijn maag. De pijn was afschuwelijk. Ik kon geen adem meer halen, maar zou ik het nu opgeven dan zouden ze me kunnen bij schrijven op hun trofeeënlij st als het meest zeldzame exemplaar van de grote jacht aan deze kant van de Hindoe Koesh. Met het laatste beetje kracht dat ik over had draaide ik Gurnek's enkel nog steeds naar buiten, hopend eindelijk die laatste kraak te horen van brekend bot. Maar dat gebeurde niet. Gurnek viel voorover, niet langer in staat zijn evenwicht te bewaren. Op het moment dat hij viel wist ik mijn benen los te rukken aan de greep van de andere man. Ik duikelde achterover en kwam weer op mijn benen te staan.
  
  Ik had verwacht dat de zwaargebouwde Sikh me wel achterna zou komen, maar in plaats van dat te doen rende hij de andere kant op. Ik mocht hem niet ver laten komen, zeker niet omdat hij op weg was naar zijn gevallen revolver.
  
  Ik was direct achter hem toen hij zich bukte om de .45 op te rapen. Ik sprong door de lucht en liet een been naar voren schieten en in snijdende, vliegende trap.
  
  De schop tegen het smalste deel van zijn rug, deed de man voorover tuimelen. Hij gleed over de gladde, gepolijste tegels en zijn revolver was weer eens buiten zijn bereik gekomen. Ik rende op de gevallen revolver af en keek zenuwachtig over mijn schouder. Gurnek was niet iemand die men licht uit het oog moest verliezen. Hij was weer overeind gekrabbeld en kwam nu op mij af. Hoewel hij hinkte en zijn gewicht op één voet liet rusten, kon hij nog steeds lopen. Maar minder belangrijk dan dat was de plotselinge, dodelijke flikkering van metaal die ik in zijn hand zag, metaal dat was besmeurd met de droeve restanten van het doorgesneden oog.
  
  Achter Gurnek, als een schimmige gedaante in de dieper wordende schemering, kwam Reeva ten slotte weer in het beeld. Ze had meer dan haar gewicht in goud verdiend door haar overtuigende voorstelling die ze zojuist had gegeven en die me in staat had gesteld van een verdedigende in een aanvallende houding over te stappen. Nu zag ik haar op een van de geparkeerde motoren op het binnenplein springen, terwijl ik achteruit ging. Maar ik maakte een misrekening, want ik had gedacht dat hij me eerst wilde grijpen voor hij de stiletto die hij in zijn hand hield, zou gebruiken.
  
  Maar hij deed het anders. Hij zwaaide die hand naar achteren en liet hem weer naar voren flitsen. De stiletto schoot voor een tweede keer door de lucht, maar nu een andere kant op dan even tevoren. 'Wapens zijn trouwloze minnaressen,' dacht ik nog even toen ik de stiletto op me af zag komen. Gurnek maakte er weer gelijkspel van. Het vlijmscherpe mes boorde zich in de dikke, vlezige spieren aan de buitenkant van mijn dij. Mij knieën klapten dubbel en mijn benen vlogen onder me vandaan. Bijna schreeuwde ik het uit van de pijn, maar ik slaagde er nog net in die kreet te onderdrukken. De pijn brandde door me heen en baande zich een weg door mijn zenuwen en ingewanden. Als een withete naald schroeide hij steeds verder tot hij de uiterste rand van mijn fysieke pijngrens zou bereiken.
  
  Ik was niet van plan dat te laten gebeuren.
  
  Terwijl ik mijn vuisten balde en mijn tanden zo hard op elkaar beet dat ik ze over elkaar kon horen knarsen, probeerde ik de beestachtige pijn te weerstaan. Toen tastte ik naar beneden, sloot mijn ogen en rukte het mes uit mij dij. Ik had geen tijd de stroom bloed te stelpen. Maar gelukkig voor mij was het mes keurig naar binnen gegleden zonder de belangrijkste aderen te raken die de beenspieren van bloed voorzien.
  
  Niettemin bleef ik bloeden als een rund.
  
  De hele zijkant van mijn broek kleefde tegen mijn been. Gurnek's waanzinnige lach schalde door de lucht. Hij strompelde op me af, toen ik begon mezelf naar een van de paleizen toe te slepen. Ik was erin geslaagd zijn enkel om te draaien zodat hij zich slechts hinkend kon voortbewegen Maar hij kon zich nog steeds bewegen en hij kwam op me af, terwijl de derde Cobra-agent voor hem uitliep.
  
  Ik keek om en zag de revolver die hij nu te pakken had kunnen krijgen. Het enige dat ik had was het mes. De nunchaku lag ver buiten mijn bereik. Reeva, dacht ik, allejezus waar ben je.
  
  Misschien was het een soort van telepathie. Maar wat het dan ook was, zij scheen me te horen.
  
  Het gebrul van de motor klonk als een zegen in mijn oren. Het deed me de pijn wat minder voelen. Het klonk ergens in de duisternis. De heldere straal van de koplamp ving Gurnek en deed hem helder afsteken tegen de toenemende duisternis.
  
  Hij rukte zijn hoofd opzij en bracht zijn armen omhoog alsof hij de motor probeerde af te weren. Wat zijn makker aanging, die scheen niet van plan van idee of richting te veranderen. Hij bleef op me af komen. Ik greep het mes stevig in mijn hand en probeerde de pijn te negeren die door mijn hele been trok.
  
  Gurnek probeerde naar de veilige duisternis van een van de marmeren en zandstenen gebouwen te rennen. Nu hij niet langer een directe bedreiging en gevaar vormde dank zij het optreden van Reeva, kon ik mijn volledige aandacht op zijn metgezel concentreren.
  
  De revolver spoot vuur. Maar de inktachtige zwartheid die uit de hemel scheen neer te dalen nu de schemering was overgegaan in een nachtelijk donker, maakte het hem onmogelijk om zuiver te richten. Het schot ging vele meters langs me heen.
  
  Ik hield mijn adem in en trok me op een knie. Het wit van zijn tulband kon ik net zien evenals de glanzende loop van zijn .45. Ik was de tel kwijtgeraakt van het aantal kogels dat hij had afgeschoten, zodat ik niet kon weten of zijn revolver nu leeg was, of dat er nog steeds patronen in zijn kamer zaten.
  
  Toen ik de klik hoorde van de haan die naar voren kwam, zette ik me schrap voor een volgende explosie. Maar in plaats daarvan hoorde ik de jonge Indiër vloeken. Hij wierp het wapen op de grond. Luid kletterend rolde het over de marmeren tegels. Ten slotte leek het alsof het lot zich niet langer tegen mij keerde.
  
  Hopelijk hield Reeva Gurnek in zijn hoek. In ieder geval was hij uit de buurt. Daar kon ik me dan later mee bemoeien, als ik zijn partner uitgeschakeld had. Ik wist dat hij nu ongewapend was, dus Reeva zou waarschijnlijk elke voorkomende situatie aan kunnen.
  
  Dus het enige waarover ik me druk hoefde te maken was de naamloze Indiër, het jonge lid van Shiva's privé legertje. Ik spande mijn spieren en hield mijn adem in. Hij was een flauw zichtbare, vierkante gestalte die zich uit de duisternis losmaakte. Wolken waren voor de maan gegleden en hadden zijn verheven aangezicht aan het oog onttrokken. De binnenplaats van Fatehpur Sikri was nu in schaduwen gehuld.
  
  Mijn ogen afpijnigend, probeerde ik door de duisternis te turen. Mijn tegenstander nam geen enkel risico, want ik kon hem zelfs niet horen aankomen. Ik was er niet zeker van of hij had gezien dat ik het mes uit mijn dij rukte en nu wist dat ik gewapend was.
  
  De stiletto moest het verder maar alleen opknappen, nu de nunchaku buiten bereik was. Zelfs mijn kennis van de vechtsporten zou me weinig kunnen helpen door dat ene been dat buiten bedrijf was gesteld. Het bloedde nog steeds omdat ik de wond niet had kunnen verzorgen. Het bloedverlies maakte me zwakker en dus kwetsbaarder. Het was verdomd belangrijk dat er snel een verband zou worden aangebracht wilde ik niet nog erger in moeilijkheden komen.
  
  'Schiet op, bastaard,' riep ik. 'Waar wacht je op?'
  
  Er zijn in India scheldwoorden, uitdrukkingen en vloeken die een directe reactie tot gevolg hebben door de trots van die mannen. 'Bastaard' was er waarschijnlijk niet zo een, maar mijn kennis van de gebruiken van het subcontinent liet nog veel te wensen over. 'Ben je bang voor me, is dat het?' gilde ik, terwijl ik probeerde zijn logge gestalte in het duister te lokaliseren.
  
  Een lichte bries verried een beweging. Iets hards en onverzettelijks raakte me net boven de pijnlijke vleeswond op mijn arm die ik even eerder had opgelopen. Maar de Indiër had niet naar de arm uitgehaald waarin ik het mes vasthield. Ik draaide me om en maaide wanhopig met het mes door de ondoordringbare duisternis.
  
  De koplamp van de motor van Reeva wees een geheel andere richting op en met de seconde werd het donkerder. Ik bleef in het wilde weg hakken met de stiletto, in de hoop vlees en spieren te raken in plaats van lucht. Toen wierp zich een menselijk rotsblok bovenop me. Ik werd op mijn rug gegooid en mijn gekwetste been werd onder me vastgepind. De pijn was onbeschrijflijk en vreemde, fosforiserende raderen dansten voor mijn ogen. Ik schudde mijn hoofd en probeerde die lichtpunten uit te wissen, maar het was bijna onmogelijk nu mijn gewonde been, pijnlijk onder me, bijna in tweeën brak. Het zat daar vast door mijn eigen gewicht en het enorme gewicht van de zwaar gebouwde jonge Sikh. Ik duwde me omhoog en hij sloeg zijn vuist tegen mijn kaak.
  
  Mijn hoofd hing slap opzij en ik hijgde. 'Smerige plopper, schold ik toen ik me eindelijk het woord herinnerde.
  
  Hij vond mijn keuze van aanspreken niet leuk en voor een tweede keer kwam zijn vuist naar beneden. De hete, stinkende adem van de man walmde me in mijn gezicht. Hij was een beest, een stier in mensengedaante. Hij antwoordde zonder woorden, maar alleen met zijn vuisten. Toen hij mijn armen tegen de grond hield gedrukt, begon hij zich te richten op de zenuwknopen aan de binnenkant van mijn armen. Tegelijkertijd schopte hij me tegen mijn gewonde been.
  
  De wond bloedde nog steeds en de pijn was nu heviger dan ooit. Het scherp van mijn stiletto kraste over de marmeren tegels, maar ik wist nog steeds niet of de Sikh zich ervan bewust was dat ik een wapen had. 'Ik breng je mee terug, Carter,' siste hij terwijl hij me tegen de grond hield gedrukt, 'maar niet aan één stuk.'
  
  'Ik ben behoorlijk onder de indruk,' zei ik terwijl ik ineenkromp toen hij zijn knie zo hard mogelijk liet neerkomen.
  
  Mijn hand en vingers begonnen stijf te worden doordat het bloed werd afgekneld terwijl hij op mijn arm drukte. Nog even en ik zou niet meer in staat zijn het mes ook maar vast te houden. Zou dat gebeuren, dan was ik verloren, welke sprookjesachtige gebeurtenis er ook nog op mocht volgen.
  
  Ik begon mijn arm naar voren te duwen en probeerde het scherpe met bloed bevlekte mes naar de zij van de man te brengen.
  
  'Hoe heet je?' vroeg ik naar adem snakkend. 'Want uiteindelijk zijn we ... nooit aan elkaar voorgesteld.'
  
  'Lal,' antwoordde hij met een schampere lach. 'Lal de onoverwinnelijke. '
  
  'Maak er maar Lal de verliezer van,' corrigeerde ik hem en ik dreef het mes in zijn zij met alle kracht die er nog in me over was.
  
  Maar het lukte, godzijdank, het lukte.
  
  De punt van het vlijmscherpe mes sneed door zijn dunne katoenen hemd als door boter. Ik bleef doorduwen, toen hij de druk van zijn knieën verminderde en probeerde van me af te komen. Hij had zijn plannen te laat gewijzigd. Nu kon hij me niet meer tegenhouden en ik stootte de stiletto precies tussen twee ribben.
  
  Hij rolde opzij en kwam zwaar op zijn rug terecht. Pas toen liet ik het mes even los. Wanhopig klauterde ik bovenop hem om het werk af te maken. De gruwelijk kloppende pijn van mijn been vertroebelde nog steeds mijn gedachten. Het hele lemmet van de dunne stiletto was in Lal's zij verdwenen. Hijgend snakte hij naar adem, toen ik het mes bij het heft vastpakte en omdraaide.
  
  Een stroom bloed gulpte naar buiten toen ik het mes naar boven trok en naar het midden van zijn borst bracht. 'Zwijn,' hijgde hij. 'Jij ... jij zal sterven, Car . . Dat waren dan zijn laatste woorden.
  
  Ik hoopte niet dat hij als profeet de geschiedenis in zou gaan.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 13
  
  
  
  
  Mijn handen voelden kleverig van het bloed van Lal. Ik wilde geen enkel risico meer lopen en pas stoppen als ik er absoluut zeker van kon zijn dat de man dood was. Een zwak rochelend geluid kwam uit zijn keel. Schelden kon hij niet meer, maar zijn borst ging nog steeds op en neer. Toen ik zijn hart bereikte hield ten slotte ook dat op.
  
  Hij schokte nog een keer en lag toen stil.
  
  Ik liet me van hem afglijden, terwijl ik mijn gewonde been gestrekt hield. Snel rukte ik mijn hemd van mijn lijf en scheurde het in lange repen verband. Een paar ervan gebruikte ik om het bloeden te stelpen, dat nog maar een dun druppelspoortje was.
  
  Daarna probeerde ik weer te gaan staan. Zenuwachtig speurde ik rond naar Reeva. Ze had zich uitmuntend van haar taak gekweten. Nu moest ik haar gaan helpen met het uitschakelen van Gurnek. Daarna ... nou eerst Gurnek, daarna zouden we wel zien wat we gingen doen.
  
  Ik spitste mijn oren en luisterde gespannen. Al snel hoorde ik het zwakke gezoem van de motorfiets dat van ergens ver weg naar me kwam overgewaaid. Langzaam kwam de binnenplaats weer in een zwakke gloed, toen de wolken voorbij de maan waren getrokken. Het kwam me voor dat de natuurelementen duidelijk aan mijn kant stonden en samenspanden om alles zo gunstig mogelijk voor me te maken. Hiervoor was het donker geweest en dat volledig ontbreken van enig licht had me gediend als een soort schild om te kunnen winnen en Lal te doden. Maar nu die jonge Sikh dood op de tegels lag en me verder niets in de weg kon leggen, kwam het licht van de maan terug om het binnenplein van de verlaten stad in een zacht, diffuus schijnsel te zetten.
  
  Lal lag op zijn rug. De hele voorkant van zijn dunne, katoenen hemd was zwart van het geronnen bloed. Zijn lippen waren vertrokken in een met schuim bevlekte grijns die zijn gelijkmatige, witte tanden liet zien. Zijn lichaam lag stijf op de marmeren tegels, verwrongen in een potsierlijke houding van diabolische pijn.
  
  Ik had geen medelijden met hem. Het was zonder meer een kwestie van overleven geweest, een kwestie van 'hij of ik'. Dus ik wendde mijn blik af van het met bloed overdekte lijk en probeerde nogmaals overeind te komen. Na een paar pogingen kwam ik onhandig rechtop te staan.
  
  Ik sleepte me voort over de binnenplaats, mijn gewonde been slap achter me aan, kloppend van de pijn en verdoofd door het vele bloedverlies. Ik bukte me een keer om de gevallen nunchaku op te rapen en later nog een keer voor de revolver van Lal.
  
  Voor zover ik het wist, was Gurnek ongewapend. Zelfs had ik dus nu dat geïmproviseerde oosterse wapen en de uiterst bruikbare stiletto, een mooi, goed gehard stuk Duits staal, dat zijn waarde al had bewezen. Bovenal had Ree va de motor. Zij en Gurnek kenden ongetwijfeld Fatehpur Sikri veel beter dan ik, wat zowel een voor- als een nadeel betekende. Zou er een uitweg zijn uit de doolhof van lege paleizen dan zou Gurnek die wellicht wel weten te vinden, tenzij Ree va in staat zou zijn zijn vlucht te belemmeren en hem in een hoek kon houden tot ik bij haar was om haar te helpen.
  
  Weer hield ik even stil, nu om te luisteren. Zwak hoorde ik het zoemen van de motor. Het klonk van achter de Speciale Ontvangstzaal, de Diwani-khas. Ik herinnerde me een foto van het gebouw in de reisgids, een zwart-witte illustratie van een prachtig bouwwerk dat middenin een enorme, achtkantige pilaar had van waaruit vier identieke loopgangen uitwaaierden naar het hoge, vierkante balkon buitenom.
  
  Snel kon ik haar niet helpen, daarvoor kostte elke stap me te veel moeite en was het gewonde been te veel bagage die ik moest meeslepen. De pijn was nu minder geworden, nu ik erin was geslaagd het bloed te stelpen en de wond te verbinden. Maar het bleef pijnlijk. Wat erger was, was dat het me kwetsbaarder maakte omdat het mij in mijn bewegingen hinderde en het me onmogelijk maakte om me snel en lenig te verplaatsen. Van karate was nu dus geen sprake meer. Ik zou geen klap meer kunnen uitdelen, of geen blok meer kunnen toepassen, nu ik mezelf nauwelijks in evenwicht kon houden. Sterker dan ervoor was ik aangewezen op de nunchaku en de stiletto.
  
  Naarmate ik dichterbij ze kwam, klonk het geluid van de motor luider in mijn oren. Eerst een flauw ver gedreun, nu was het een scherp blaffend gegrom. Steunend tegen een van de pilaren die waren gevormd in de vreemde boog van de slagtand van een olifantenstier, hield ik even stil om mijn been wat rust te gunnen en me te oriënteren.
  
  Een scherpe lichtstraal sneed door de ruimte, direct gevolgd door het geklepper van rennende voeten.
  
  'Reeva,' schreeuwde ik. 'Waar is die klootzak?'
  
  Ze hoefde al geen antwoord meer te geven, want op dat moment kwam Gurnek naar buiten gestruikeld. Hij probeerde over het binnenplein weg te rennen. Ik achter hem aan, hoewel ik zeker wist dat het me onmogelijk zou zijn hem in te halen. Zijn snelheid leek normaal. Zijn enkel zou hem dus weinig last meer bezorgen.
  
  Direct daarop zag ik Reeva. Ze denderde me voorbij, terwijl ze me gebaarde te blijven waar ik was. Haar gezicht stond als geëtst, haar wenkbrauwen in een diepe frons. Het was een gezicht vol van volledige en uiterste vastbeslotenheid, een masker van een koelbloedige zekerheid en zelfvertrouwen. Dat ik verdomd trots op haar was kon ik niet ontkennen. Ze had het uitstekend gedaan en Gurnek met de rug tegen de muur weten te houden tot ik met Lal had afgerekend. Nu Lal dood was bleef er nog maar één Cobra-agent over. Ik bracht de wurgstokjes boven mijn hoofd, greep één stevig vast en liet de andere rondgaan.
  
  Naarmate de nunchaku snelheid begon te krijgen liet hij een fluitend geluid horen, een snelheid die - naar ik hoopte - op drastische wijze Gurneks bewegingen - er. zijn leven - zou beëindigen. Aan de andere kant var. het plein sneed Reeva hem de pas af. Het licht van de koplamp verlichtte de spookachtige portieken en zuilengangen van het Koninklijke huis tot een impressionistisch schilderij.
  
  Maar er was niets impressionistisch in de manier waarop Gurnek weer mijn richting kwam opgerend. Hij had me gezien, maar er was geen enkele manier om een directe confrontatie te vermijden, zeker niet met Reeva achter hem, die hem als een gemotoriseerde, moderne cowboy opdreef als een verdwaald stuk vee. Hij was slachtrijp, wanhopig en heel erg bang.
  
  Hij probeerde langs me heen te komen, maar weer demonstreerde Reeva haar rijkunsten door hem voor de zoveelste maal de weg af te snijden. Ze miste hem ternauwernood. Ze deed alle mogelijke moeite om een directe, frontale botsing uit de weg te gaan en ik nam het haar niet kwalijk. Niet graag zou ik haar van de motor zien vliegen.
  
  Maar zonder hem dan direct te raken, bleef ze in staat hem de gewenste richting op te sturen en hem te verhinderen aan mijn grijpgrage klauwen te ontkomen. De nunchaku zoemde boven mijn hoofd en op het moment dat Reeva een volgende bocht maakte om Gurnek recht op me af te sturen, liet ik het gonzende instrument los en zag het door de lucht vliegen.
  
  De wurgstokjes hadden hun sporen en hun gewicht in goud al vele malen verdiend. Ik keek toe en zag dat de stokken Gurnek, die zich met een gil opzij probeerde te gooien, middenin zijn borst raakten. De klap was als een goed geplaatste stoot die hem alle adem benam. Hij wankelde, dronken van de pijn en niet meer in staat zijn evenwicht te bewaren.
  
  Hinkend schoot ik op hem af, de stiletto voor me uit gericht. Er was geen seconde te verliezen, want als ik eenmaal met Gurnek had afgerekend moest ik me altijd nog bezighouden met Shiva en zijn Box. Tot dusver had ik uit zijn strikken weten te blijven, maar zijn gezicht was nog even onbekend als dat van die telefoniste die me op elke gewenste tijd uit mijn bed belt.
  
  Gurnek stond weer voor ik hem had weten te bereiken. Hij pakte de nunchaku op. Kennelijk had hij zo'n wapen nooit eerder gezien en wist hij niet hoe hij dat moest gebruiken. Zwak wierp hij de wurgstokjes naar me toe. Ze stuiterden van mijn borst af. Ik bukte me en raapte ze op, op het moment dat Gurnek op me afrende.
  
  Weer lag ik ruggelings voor mijn leven te vechten. Woest liet hij zijn vuisten op me neerkomen. Hij leek buiten zinnen. Een bloedige substantie druppelde nog steeds uit zijn gewonde oog. Het was niet alleen het gezicht van een gek dat op me neerkeek, maar tevens het gezicht van een monster.
  
  Hij schopte naar de binnenkant van mijn elleboog en onwillekeurig verloren mijn vingers hun greep. Blind tastte ik in het rond, maar weer haalde hij uit. Nu met de zijkant van zijn hand die hij tegen mijn adamsappel mepte. Gelukkig was dat niet de plek waar Adam zijn mosterd vandaan haalde. Hij wist niets van karate, maar kennelijk had hij een paar dingen opgestoken sinds onze eerste ontmoeting. Nu gebruikte hij al zijn vaardigheden om mij zo goed mogelijk van deze wereld te helpen.
  
  De motor van Reeva kwam knarsend tot stilstand. Het licht van de koplamp scheen over onze worstelende gestaltes. Ik hoorde haar afstappen, maar ik wist ook wel dat ze niet langer bij machte was om mij te helpen. Met die Gurnek die onophoudelijk tegen mijn gewonde been aanramde, zou het niet zo'n snelle en gemakkelijke overwinning worden als ik me had voorgesteld. Paniek vuurde hem aan en schonk hem bijna een bovenmenselijke kracht. Bovendien vocht die man voor zijn leven.
  
  Maar ik ook.
  
  Ik wierp mij omhoog, steunend op de palmen van mijn handen, met de bedoeling hem van mij af te werpen. Toen ik opzij rolde liet hij zich weer bovenop me vallen, maar toch slaagde ik erin de wurgstokken te bemachtigen. Nu had ik in elke hand een stok, de reep buffelhuid strakgespannen tussen ze in. Er bestond nog een manier op dat wapen te gebruiken, een manier die ik nog niet had uitgeprobeerd. Als ik eenmaal de reep om Gurneks nek zou weten te krijgen, gaven de twee stokken me verder alle krachten die ik nodig had.
  
  Zijn knie kwam dreunend tegen mijn zij. Hij gebruikte een slag op mijn nieren die een kreun van pijn tot gevolg had, De marmeren tegels dansten voor mijn ogen op en neer en de ver verwijderde pilaren verdubbelden en verdrievoudigden zich. Ik probeerde mijn ogen weer te concentreren, maar alles bleef zweverig en deinde scherper en onscherper wordend door mijn gestoorde blikveld.
  
  Gurnek brabbelde opgewonden, spoog woorden uit in het een of andere Indiase dialect, waarvan ik geen jota begreep. Maar al wist ik dan niet precies wat die man uitkraamde, de strekking van zijn woeste en bombastische toespraak begreep ik maar al te goed en het klonk weinig hoopgevend of vriendelijk voor mij.
  
  Het been dat onder me lag raakte verkrampt. Ik draaide mijn hoofd opzij op het moment dat hij de stiletto greep. Hij verplaatste zijn gewicht een klein beetje naar rechts om het wapen te kunnen pakken, maar dat was net voldoende voor me. Ik rolde van hem weg en probeerde overeind te komen op één knie.
  
  Maar hij was niet van plan mij zo eenvoudig te laten ontsnappen. Hij dook op me af, terwijl hij woest met het mes zwaaide. Ik deinsde achteruit en probeerde afstand tussen ons te houden. Plotseling verscheen Reeva achter -de dolgedraaide Sikh en ze begon zijn schouders en rug met haar vuisten te bewerken. Of ze hem pijn deed of niet deed niet ter zake, maar haar bezigheid leidde hem iets af en schonk mij voldoende tijd de reep buffelhuid om zijn nek te slaan zonder dat hij mij kon raken met zijn stiletto.
  
  Zo was het allemaal begonnen: eerst dat gevecht in mijn hotelkamer, dan die ochtend erna waarop Ashok Anand werd gewurgd in het toilet van het café. Nu waren we dus aan het slot toe, de gordijnen vielen voor de laatste maal voor ten minste één lid van Shiva's schandelijke moordtroep.
  
  Stevig greep ik de hardhouten stokken vast en begon het wurgkoord rond zijn dikke buffelnek te draaien. Hij liet
  
  een verbaasde hoge, angstkreet horen, liet de stiletto los en klauwde naar zijn hals met de bedoeling het leer los te trekken. Maar daar zou hij niet in slagen zolang het aan mij lag.
  
  Door de beide stokken tegen elkaar als een soort hefboom te gebruiken was ik in staat de wurgende greep te bewaren. Ik kon Gurneks gezicht niet zien, maar dat leek me ook niet zo'n lolletje. Zijn adem klonk piepend als van een astma patiënt, maar er kon geen lucht meer in zijn longen komen. Wanhopig vocht hij met al zijn kracht voor zijn leven, maar die kracht was nauwelijks meer voldoende.
  
  Ik had de zaak nu in de hand. Ondanks mijn gewonde been, ondanks alles. Steeds strakker werd het leren koord aangesnoerd, de beide stokken zorgden ervoor dat ik de verstikkende druk kon blijven uitoefenen. Toen gaf hij het op, niet langer in staat tegenstand te bieden. Zijn lichaam zwaaide voorover en hij viel plat op zijn gezicht tegen de marmeren tegels. Maar zelfs toen was ik nog niet van plan de stokken los te laten. Ik zou het pas doen als ik er absoluut zeker van was dat Gurnek weer bij zijn schepper zat, de Naga, de slangengod waar hij zo heilig in geloofde.
  
  Toen er ten slotte helemaal geen leven meer in zijn lichaam was op een stuiptrekkende spier in zijn dij na, rolde ik hem van me weg en trok ik de nunchaku van zijn nek los.
  
  Zijn gezicht zag paars, zijn tong was bijna door midden gebeten op het moment dat hij zijn tanden van doodsangst op elkaar klemde.
  
  'Het had erger kunnen zijn, vriend,' mompelde ik. 'Denk maar eens aan wat er met die arme Nirad gebeurde ... Die opmerking was voor dovemansoren. Langzaam en uitgeput kwam ik overeind, mijn ogen nog steeds op Gurnek gericht. Maar hij zou niet meer opstaan uit de dood. De man, dat moest ik hem te na geven, had lang en dapper weerstand geboden, maar bij de laatste afrekening hadden al zijn eerdere bedoelingen toch tot niets geleid.
  
  Hij was zo dood als de spreekwoordelijke pier.
  
  'Help me even zijn kleren uit te doen,' zei ik tegen Reeva, terwijl ik ervoor zorgde haar zoekende blik en stille, angstige ogen te vermijden.
  
  Ze vroeg me niets. Niet toen ik zonder hemd stond, en ook niet wanneer en waarom mijn dunne katoenen broek onder het bloed was gekomen. Ze bukte zich en draaide haar hoofd van me af, terwijl haar vingers naar de zoom van Gurneks hemd tastten. Zijn koerta zat onder het bloed, maar dat was altijd nog beter dan niets. Reeva keek de dode Sikh niet in het gezicht. Ze deed dat niet vanuit bescheidenheid of welvoeglijkheid, maar hij was niet zo leuk om naar te kijken. En ik nam het haar niet kwalijk dat ze vermeed neer te zien op het gezwollen geronnen korstige gezicht met de opgezwollen blauwzwarte tong. De blauwwitte huid rond zijn ontbrekende oogbal glom luguber in het scherpe licht van de koplamp van de motor.
  
  Ik dacht toen aan die dingen waarop ze had gezinspeeld toen ik haar vastbond in Shiva's villa. Ze was nogal terughoudend geweest om mij de bijzonderheden te laten weten, maar het kostte me weinig moeite om te bedenken wat ze bedoelde. Haar oom had haar gebruikt voor zijn eigen walgelijke vorm van amusement. In zijn perversie had hij zijn mannen alles met haar laten doen wat in zijn brein maar opkwam, terwijl hijzelf wellicht in een luie stoel met een glas onder handbereik mocht toekijken.
  
  Ik voelde weinig medelijden met Gurnek of met de twee andere mannen die op de binnenplaats lagen, slachtoffers van iets anders dan alleen maar toornigheid. Mijn enige bedoeling was geweest ervoor te zorgen dat ikzelf in leven bleef om daarmee mijn opdracht tot een goed einde te brengen.
  
  En daar maakte ik me nog steeds zorgen over. Over mijn opdracht.
  
  Toen het me eindelijk was gelukt de bloeddoorweekte lappen van mijn been te halen, deed ik mijn broek naar beneden, liet Reeva gebukt achter bij het dode lichaam van Gurnek en strompelde het plein over naar een verzonken stenen bak met stenen en regenwater die ik even eerder had opgemerkt.
  
  Ik ging op mijn knieën zitten, waste de wond zo goed en zo kwaad als het ging schoon en bracht nieuwe repen katoen aan als verband. Als de wond zou gaan zweren was de kans op gangreen erg groot. Of het water wel of niet besmet was wist ik natuurlijk niet, maar hierin had ik weinig keus, dus dat risico nam ik maar op de koop toe.
  
  Toen ik terugkwam bij Reeva was zij er inmiddels al in geslaagd om Gurnek zijn koerta en broek uit te trekken. De broek zat me erg ruim om mijn middel, maar ik gebruikte zijn stoffen gordel om hem op te houden. Ze hielp me een handje met het hemd en deed een stap achteruit. waarbij ze in haar handen wreef alsof ze het koud had.
  
  'En wat doen we nu, Nick?'
  
  'We stappen in je wagen en rijden terug naar de villa,' antwoordde ik. Haar gezicht zag er mager, vertrokken en uitdrukkingloos uit. Ze had heel wat doorgemaakt, maar haar fraaie lijfje zag er nog even intact en aantrekkelijk uit als altijd en om haar mond lag een uitdrukking van vastbeslotenheid.
  
  Ik dacht aan haar vader en vroeg me af of hij dezelfde innerlijke kracht zou bezitten als zijn dochter. Als dat zo was zou hij het naar mijn mening zeker wel kunnen uithouden en overleven tot wij hem kwamen bevrijden.
  
  'En wat dan?' vroeg ze. 'Hoe kun jij ... nog iets doen?' Ze wees op mijn verbonden been.
  
  De meeste pijn was verdwenen en het lukte me nu met minder moeite voort te strompelen. Ik stopte de nunehaku in mijn achterzak en liet de stiletto in zijn smalle leren schede die nog steeds aan mijn pols zat vastgegespt glijden.
  
  'Hoe?' herhaalde ik. 'Laten we ons daar maar met druk over maken. We zien wel.'
  
  'Zoals altijd dus.' Ze probeerde te glimlachen.
  
  Reeva had me gezegd dat haar oom nog vijf mannen overhield, Ranjit en de Sikh die ik bij het hoofdpostkantoor in zijn been had geschoten, niet meegerekend. Buiten Shiva en Haxhi waren het er dus nog twee waarmee ik te maken zou krijgen. Het zou niet zo eenvoudig worden. Maar zoals al eerder gezegd: de opdracht was vanaf het begin al een weinig eenvoudige zaak.
  
  We reden zonder te spreken. Reeva hield haar beide handen op het stuur van haar kleine auto. Toen Fatehpur Sikri achter ons in het stof en de duisternis was verdwenen, draaide ze haar hoofd naar me om en wees op het handschoenenvak.
  
  'Ik heb een cadeautje voor je,' zei ze. 'Het spijt me dat ik het je niet eerder heb gegeven, maar ik dacht niet dat je het nodig zou hebben.'
  
  Ik opende het dashboardkastje en stak mijn hand naar binnen. Toen ik rondtastte voelde ik de vertrouwde greep van een revolver. Ik haalde het tevoorschijn en bekeek hem in het licht van het dashboard. Het was een klein model Beretta .22, een nogal ongewoon artikel voor een jongedame om bij zich te dragen.
  
  Maar ook dit heb ik al eerder gezegd: Reeva was niet zo'n gewone jongedame, gerekend naar de alledaagse maatstaven. Op korte afstand is een Beretta uiterst trefzeker. Daar moest ik aan denken toen ik het wapen bekeek. En ik was verheugd om te zien dat ze niet was vergeten het te laden.
  
  'Als we in de buurt van het huis zijn, ga dan langzamer rijden en doe alsof er niets aan de hand is,' zei ik tegen haar, terwijl ik me van de stoel liet glijden om ongezien te blijven. Het was een heel krappe zit, zeker met mijn gewonde been, maar als de dingen zich zouden ontwikkelen als ik hoopte, zou ik heel binnenkort weer rechtop kunnen staan.
  
  'Kunnen we niet iemand vinden die ons kan helpen, Nick? Het ziet er nogal riskant uit. Alleen maar jij en ik tegen hun allen. Ik bedoel' - ze keek me even aan - 'we lopen zo'n groot risico.'
  
  'Het is de enige kans die we hebben,' zei ik, waarna ik haar vertelde wat ik had ontdekt omtrent de betrouwbaarheid van Puran Dass en de redenen waarom ik de ibvd niet bij mijn activiteiten had betrokken. Op het moment dat ik was uitgepraat over de veiligheidslekken en Shiva's connecties met Dass, waren we al in het gezicht van de villa gekomen.
  
  Toen ze terugschakelde liet ik mijn hoofd zover mogelijk zakken. 'Jij moet nu voor mij kijken,' zei ik. 'Zie je al iets?'
  
  'Niets.'
  
  Ik keek naar haar op. Ze zat stijf achter het stuur en hield haar lichaam stevig tegen de stoel gedrukt. Haar ogen waren strak op de weg voor haar. Met een slakkengang nam ze de bocht naar de inrit toe. Kiezel en gruis kletterde onder tegen de auto op.
  
  Plotseling trapte Reeva op de rem. 'Twee mannen,' gilde ze.
  
  'Twee van de bewakers.'
  
  Toen hoorde ik het geluid van schoten. Dit was de laatste halte. Vanaf nu kon ik me niet de weelde veroorloven ook maar één enkele fout te maken.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 14
  
  
  
  
  'Duiken,' schreeuwde ik.
  
  Ik greep haar en trok haar tegen de bank aan. Ze was een keurig doelwit. De kogels klonken snel en hevig achter elkaar. Een hagel van gloeiend lood versplinterde de voorruit en deed een regen van glassplinters op ons neerkomen. 'Blijf hier zitten en wacht tot ik je een teken geef,' zei ik tegen haar. Ik duwde de klink naar beneden en duwde het portier open. Daarna liet ik me op een zandweg zakken. De deur fungeerde als schild terwijl de kogels over mijn hoofd bleven fluiten. De grond onder me trilde van het gestamp van rennende voeten. Ik bracht de Beretta omhoog en hief mijn hoofd net lang genoeg op om te kunnen mikken. De getulbande gedaante ging neer als een gebroken tinnen soldaatje.
  
  Iemand daar voor mij beet in het stof en het was zeker geen Naga, dat was verdomd zeker. Ik had die man precies in zijn borst geraakt. Anders dan bij zijn partners was zijn dood relatief pijnloos en uiterst snel gekomen. De andere bewaker was nergens te zien. Ik vernauwde mijn ogen tot spleetjes en tuurde van de ene kant naar de andere, zodat hij me niet te slim af kon zijn en me van achteren zou kunnen benaderen.
  
  'Blijf zitten,' siste ik als waarschuwing tegen Reeva. Ze begon van de bank af te kruipen, maar toen ik het had gezegd verroerde ze geen vin meer en bleef zitten waar ze zat.
  
  Weer klonk er een schot en dat gaf me een redelijk goed idee over zijn positie. Het schot was van rechts gekomen, van achter de hoge en dichte haag die om de villa heen stond. De taxis en jeneverstruiken onttrokken mijn belager volkomen aan het gezicht. Zou hij kans zien achter me te komen,voorbij de bescherming van de deur, dan was het afgelopen met me. Ik moest dus direct handelen. En snel. Een blik naar beneden en ik vond wat ik zocht. Ik pakte een vuistgrote steen op die ik naast de weg had zien liggen. Snel wierp ik hem over het portier en flauw kon ik de doffe plof horen toen hij weer neerkwam op zo'n meter of tien voor me.
  
  Weer verscheurde een schot de ogenschijnlijk vredige stilte van de tropennacht.
  
  Ik kon de schutter niet zien, maar hij kon mij evenmin zien. Toen ik luisterde hoorde ik de bijna gemakkelijke voetstappen die rennend opklonken van het pad. Hij bewoog zich van me af in plaats van naar me toe. Nog steeds gecamoufleerd door de hoge haag, snelde de man, de laatste lijfwacht tussen mij en de krankzinnige, een volledig verkeerde richting op.
  
  Ik gooide een volgende steen. Deze was groter dan de voorgaande. Weer spoog zijn revolver vuur. De kogel deed een stofwolkje opvliegen van het midden van het smalle pad. Een woest rochelend gekreun kwam van mijn lippen. Niet zo slecht voor iemand die geen toneelschool heeft doorlopen, dacht ik toen ik mijn doodsgereutel hoorde opklinken door de stilte van de tuin.
  
  Ik had niet zo hard gebruld, maar de bloedstollende kreun bleek voldoende.
  
  De haag werd open gebogen en een behoedzame, met een tulband getooide gedaante stapte de weg op. Te laat realiseerde hij zich dat er helemaal geen lijk op de weg lag. Te laat ook besefte hij dat de kreet was bedoeld om hem uit zijn schuilplaats weg te lokken. Hij probeerde weer terug te duiken, maar volgens mij kon hij niet zo best timen, hoewel dat straks toch allemaal niet meer zou uitmaken.
  
  De kogel van mijn .22 raakte hem in zijn schouder, zodat hij rondtollend naar de haag graaide om zijn evenwicht te bewaren. Daar balancerend op het stukje lood dat te zwaar op zijn schouder rustte, nam ik hem. Weer haalde ik de trekker over en zag hem een macabere two-step dansen over de weg toen, de tweede kogel een gat tusssen zijn ogen sloeg.
  
  Er kwam geen enkel geluid van 's mans lippen.
  
  In het licht van de verblindende koplampen van de auto wierp hij zijn handen in de lucht. Het lukte hem om nog een enkel zinloos schot af te vuren. Langzaam zakte hij toen in elkaar tot een zittende houding, waarbij zijn beide benen recht voor hem op het pad lagen. Hij boog voorover en zijn hoofd kwam grotesk op zijn borst te hangen.
  
  Hij zag eruit als een marionet waarvan de touwtjes ineens zijn doorgesneden.
  
  Reeva tilde haar hoofd op en ging rechtop zitten om over de rand van het dashboard te gluren. 'Maar mijn oom ...' begon ze.
  
  'Die komt snel genoeg. Dat geef ik je op een briefje.' Ik rekende snel uit dat de Beretta meer kogels over had dan de zwaardere .45 van de Sikh, dus ik nam niet de moeite zijn wapen op te rapen en bij me te steken. Langzaam ging ik staan en stapte achter het met kogels doorzeefde portier vandaan. De twee schutters lagen dwars over de weg als slachtoffers van hun eigen kleinzielige stompzinnigheid en hun kinderlijke vertrouwen in de goddelijkheid van een sterfelijke Shiva.
  
  Die Box was minder goddelijk. Evenmin was er iets onechts aan Shiva's plannen om India onder zijn zelfzuchtige duim te brengen. Hij had gesproken over humanitaire behoeften en zijn wens om het volk eten en kleren te geven. Maar hij was niets anders dan een tiran die zich alleen maar richtte op dictatorschap en zijn middelen om tot die macht te komen waren even onmenselijk als zijn methodes zouden zijn als hij eenmaal die macht zou hebben.
  
  De donkere rij hagen kwam plotseling in het licht toen lampen rond het huis werden ontstoken. Een batterij kwiklampen flitste aan en deed me een stap terugdeinzen, terwijl ik mijn ogen moest afschermen tegen het scherpe, verblindende licht. Duizenden insecten, motten en rondgonzende muggen, waren gevangen door de stralen die over de weg vielen. Ze dansten een duizeligmakend ballet voor meerdere personen in het opdwarrelende stof en de toenemende geur van de dood.
  
  Dikke, lome bromvliegen zoemden rond als gieren die waren teruggebracht tot miniatuur afmetingen. Ze zetten zich neer op de twee bloederige heren terwijl ze een godsgruwelijk gezoem en gegons deden opklinken. Het was een geluid dat je kippevel bezorgde, want hoe ik mijn oren ook spitste, ik kon alleen maar die vliegen horen die zich nu te goed deden aan de onverwachte hopen voer die ik voor ze had neergelegd. Van de villa klonk zelfs geen enkel gerucht, slechts het knerpen van de kwikbuizen van de verlichting.
  
  'Ravi! Arun!' Plotseling sneed een dunne, metaalachtige stem door de stilte heen, een stem die nu slechts zichzelf stond te imiteren.
  
  Ik keek naar Reeva en zij knikte. 'Shiva,' fluisterde ze. 'Dat is hem. Mijn oom. Wees alsjeblieft voorzichtig Nick.'
  
  'Hé, smerig uitvaagsel, waar zijn jullie? Wat is er aan de hand. Hé, Arun, Ravi?' Weer riep Shiva. Zijn stem waaide naar me over als het geluid van een oude, gebarsten grammofoonplaat.
  
  Dus eindelijk de lang verwachte confrontatie. Eindelijk zou ik oog in oog met hem komen te staan. Ik concentreerde me op onze ontmoeting en terwijl ik Reeva gebaarde te blijven waar ze was, begon ik het pad af te sluipen. Shiva riep nogmaals, maar zijn lijfwachten waren niet meer bij machte hem te antwoorden. De aasvliegen maakten al het geluid. Een ware wolk van die aaseters daalde neer op de twee slappe, levenloze lichamen. 'Ik vermoord jullie,' gilde de stem van Shiva. 'Jullie stompzinnig tuig.' Zijn stem klonk krakend van woede en angst.
  
  Maar nog steeds maakte hij geen aanstalten de weg op te stappen om zich met mij te confronteren. Opnieuw heerste alom stilte. Ik liet me zo voorzichtig mogelijk op de grond zakken, terwijl ik de kramp van mijn gewonde been trachtte tegen te gaan door mijn knie een paar keer achtereen te buigen. Het bloed begon weer normaal te stromen. Met één hand trok ik een tak van een dikke, doornige heester opzij. Ik zag nu een perfect aangelegde tuin. Weer werd ik getroffen door het tegenstrijdige karakter ervan. Hij was te vruchtbaar voor zijn dorre omgeving, te weelderig om aangelegd te worden middenin een kale, stoffige vlakte. Maar Shiva had geld, roepies om zijn kont mee af te vegen en voldoende Amerikaanse dollars om Haxhi in zijn netten te vangen.
  
  Ogenschijnlijk had hij onuitputtelijke fondsen tot zijn beschikking, kredieten die hem een aanzienlijke macht hadden geschonken en hem contacten hadden bezorgd in de juiste kringen. Ik vroeg me af hoeveel hij Dass moest betalen om het hoofd van de Indiase geheime dienst aan zijn zijde te houden. Misschien was Dass eigenlijk gewoon nog zo'n fanaticus van huis uit en een overtuigd meedromer in Shiva's gedachten over een verleden van glorie en de gouden eeuw van India, van de machtige beschaving van de Mauryas en de Goepta's.
  
  Wat de motieven van die man ook mochten zijn, hij bleef gevaarlijk. Maar toch nog niet half zo gevaarlijk of verraderlijk als Shiva zelf. Ik werkte me door de rij hagen heen in de hoop dat hij het flauwe breken van takjes en het ruisen van de bladeren niet zou horen.
  
  'Carter?' riep de stem toen. In die stem was meer dan een vleugje sarcasme te beluisteren. De toon van zijn stem was nu veranderd en klonk bijna dramatisch. 'Ben jij dat, beste vriend? Eindelijk teruggekomen om mij met een bezoek te vereren?'
  
  Hij klonk koel, hatelijk en vol zelfvertrouwen. Ik was niet in de stemming voor wat goedmoedige kout en evenmin voor de pittige antwoorden die gewoonlijk in je stamcafé worden gebruikt. Voor mij zou het einde van ons gesprek heel wat drastischer en bloediger zijn dan hij van plan leek. Maar nog steeds kon ik hem niet zien. Ik boog de afschermende bladeren wat opzij en richtte mijn ogen op de deur waaruit ik eens zo haastig was vertrokken. Naar mijn gevoel eeuwen, in plaats van uren geleden.
  
  'Wat... wat in godsnaam ...'
  
  Ik knipperde een paar keer met mijn ogen en keek weer. Ik was ervan overtuigd dat het een truc was, een optisch bedrog, maar mijn ogen bedrogen me helemaal niet, wat ik zag was Shiva. Het was helemaal Shiva, hoewel geenszins de man die ik me voor ogen had gehouden. Hij was volslagen anders dan ik altijd had gedacht, wat ik ook had bedacht. Hij leek op geen ander die ik mijn hele, lange loopbaan nog was tegengekomen.
  
  Op de plaats van zijn rechterarm, vanaf de toppen van zijn vingers tot aan het scharnier van zijn schouder, had de man een roestvrij stalen prothese. Hij miste zijn rechterarm, maar Reeva's duivels slimme oom had geen gewone kunstarm, geen gewoon ding, geen gewone prothese van plastic of metaal in de een of andere huidskleur, maar ...
  
  Opstekend in de lucht en rondloerend alsof het een eigen leven bezat, bewoog zich een glanzende, stalen cobra zoekend heen en weer. Zijn giftanden dropen van een venijnig gif.
  
  Om te zeggen dat het ongelooflijk óf fantastisch was, zou een reusachtige understatement zijn. Ik bleef met mijn ogen knipperen, maar het was geen luchtspiegeling, geen hallucinatie. Het was echt, verschrikkelijk en angstaanjagend echt. De stalen cobra was anatomisch exact tot op het kleinste detail. Het had de uitstaande kraag, evenals de valse wijd openstaande bek. Ongetwijfeld waren de giftanden injectienaalden die het slangengif in de bloedbaan van elk slachtoffer konden prikken.
  
  Ik wendde mijn blik af van het dreigend opgeheven apparaat en richtte mijn aandacht op Shiva's gezicht. Het was een koud, hoekig gelaat dat er tevens een beetje reptielachtig uitzag. Zijn ogen waren zwart en samengeknepen, overschaduwd door borstelige, samengegroeide wenkbrauwen. Hij was van gemiddelde lengte en zijn hele pezige, magere lichaam verstevigde slechts de indruk van een sluwe en verachtelijke misleiding.
  
  Mocht de stalen cobra nog niet genoeg zijn voor zijn verdedigende en aanvallende bedoelingen, dan hield Shiva in zijn echte hand nog altijd een .45 Colt American vast, een ongelooflijk doeltreffend handwapen. Hij bewoog het wapen van links naar rechts, zoekend naar elk geluid of elke beweging die zou verraden waar ik me verborg te midden van de dichtbegroeide haag.
  
  'Ik beloof je dat ik niet zal schieten, Carter,' riep hij. 'We moeten nog over zoveel dingen praten, we hebben nog zo veel af te babbelen ... jouw gesprek bij voorbeeld met meneer Dass deze middag. Ook zou ik willen weten wat je precies hebt gedaan met mijn nichtje, de lieftallige miss Singh. Ik kan haar nergens meer vinden.'
  
  Ik gaf geen antwoord.
  
  In plaats daarvan bracht ik de Beretta naar boven en richtte op Shiva's borst. Langzaam haalde ik de trekker over, met de overtuiging dat het heel snel met hem gedaan zou zijn.
  
  Hij was een schitterend doelwit, ik had het me niet beter kunnen wensen door het licht dat naar buiten stroomde van de gang en hem duidelijk liet afsteken tegen zijn achtergrond. Maar in plaats van dat ik die man op zijn knieën zag vallen, in plaats dat ik zijn laatste kokhalzende rochelgeluiden zou horen of hem zou zien rondwentelen in de meest hevige pijn, zag ik die man alleen maar staan grijnzen. De kogel sprong recht van zijn borst af. Hij ricocheerde langs een oud beeldhouwwerk middenin de tuin.
  
  Instinctief dook ik naar beneden, nog steeds niet gelovend wat ik had gezien. De kogel was gewoon van zijn borst afgesprongen alsof het een kiezelsteen was geweest. Toch was er geen enkele aanwijzing dat Shiva een kogelvrij vest onder zijn dunne, witte koerat droeg. Voor zo ver ik het kon zien was hij naakt onder dat doorschijnende, dunne hemd. 'Dus daar ben je,' giechelde hij, terwijl hij de trekker van zijn Colt overhaalde en mij een kogel toezond die een inslaande kracht bezit die uiterst vervelend kan zijn. Maar hij floot op een paar centimeter boven mijn hoofd langs. De tekening van zijn ribbenkast, zijn spieren, ze waren allemaal duidelijk te zien voor mijn van ongeloof samengeknepen ogen. Behalve natuurlijk, dacht ik, behalve als die man zelf van staal is, maar dat is niet mogelijk. Die man is geen robot - of wel?
  
  Nee, natuurlijk niet. Maar ik kon nog steeds niet ontkennen wat ik had gezien of op een aanvaardbare manier die bovenmenselijke toer verklaren. Weer richtte ik en weer haalde ik de trekker over. Ditmaal had ik op Shiva's hoofd gemikt, maar hij dook weg en de kogel begroef zich in de houten deurstijl achter hem.
  
  Hij was dus wel kwetsbaar, of in ieder geval was hij dat op sommige plaatsen. Omdat ik niet wist hoeveel kogels ik nog over had, bleef ik niet wachten tot Shiva van zijn villa zou wegstappen. Ondanks mijn gewonde been brak ik zo snel mogelijk door de doornige hagen en zigzagde over het uitgestrekte grasveld van zijn tuin. Elk moment, wist ik nu, zou ik het geblaf van zijn revolver kunnen horen. Het was niet een geluid waarop ik zat te wachten, maar ik nam toch het risico, terwijl ik hoopte dat ik lang genoeg uit zijn gezicht zou blijven om de zijkant van het huis te bereiken.
  
  'Zoek je iemand?'
  
  Ik draaide om mijn as en haalde de trekker tegelijkertijd over. De Beretta had het gehad. De kamer was leeg en de haan viel vruchteloos naar voren. Ik wierp de revolver in de richting van Shiva's verwrongen grijnzende gezicht, maar de metalen cobra ving hem in de lucht op en de Beretta vloog tegen de grond.
  
  'Geen stap, Carter, geen enkele beweging meer,' snauwde Shiva. Hij had zijn Colt op mijn middenrif gericht. Op dat deel van mijn lijf dat ik niet voortijdig zou willen missen.
  
  'Waar wacht je op, Shiva? Schiet toch. Dan is het allemaal voorbij.'
  
  'Om je dan pijnloos en genadig te zien sterven, beste vriend? Ik denk er niet over. Nee, dat is mijn stijl niet. Bovendien zijn mijn giftige lieverdjes nog steeds hongerig, ondanks het maal dat jij ze met die jonge Nirad hebt bezorgd. Ik ben bang dat die jongen veel beter ober had kunnen blijven, maar ikzelf hou Cobra het liefst zo besloten mogelijk. En aangezien de oudere broer van Nirad al in mijn dienst was, zag ik geen enkele reden hem niet op mijn loonlijst te plaatsen. Jammer voor hem zorgde jij ervoor dat zijn carrière maar kort kon duren.' Vermanend klakte hij met zijn tong. Zijn revolver wees nu op mijn hart.
  
  Achter me hoorde ik het geluid van iemand die zich behoedzaam naar voren bewoog. Ik draaide mijn hoofd om en keek in het gezicht van de Sikh die ik die middag een kogel door zijn been had geschoten voor het postkantoor van Agra. 'Ah, Ben je daar, Krishna?' zei Shiva met een spottende vrolijkheid. Hij keek naar mij en knipoogde vertrouwelijk. 'Jullie kennen elkaar toch al?'
  
  'Zeker,' mompelde ik. 'Sinds vanmiddag.'
  
  'Ja, ik herinner me de bijzonderheden van jullie laatste treffen. Krishna heeft me alles verteld. Maar een ding wist je waarschijnlijk nog niet en dat is, dat Krishna hier de oudere broer is van Nirad. Hij heeft zijn naam te danken aan een Hindoestaanse godheid, een god van de liefde, ondanks het feit dat hij voor de rest volledig als Sikh is grootgebracht. Maar dat doet er nu minder toe. Laat me volstaan met je te zeggen dat hij jou, Carter, een behoorlijke haat toedraagt door jouw verantwoordelijkheid ten aanzien van de dood van zijn kleine broertje.'
  
  'Had ik Nirad niet gedood, dan had hij het mij wel gedaan,' antwoordde ik. 'Dat is nu eenmaal de wet van de jungle. De sterksten overleven.'
  
  'Precies, precies,' giechelde hij. 'En het spijt me bovendien verschrikkelijk, meneer Carter, om je te moeten zeggen dat jij daar niet langer bij hoort.'
  
  Krishna zei geen woord. Ik hoopte maar dat hij de bult die de nunchaku in mijn achterzak maakte, niet zou zien. Maar met de ene revolver op mijn borst wijzend en de andere op mijn rug, durfde ik geen enkele verkeerde beweging te maken. Geen van tweeën zou aarzelen de trekker over te halen en van Nick Carter een tamelijk onwelriekende Zwitserse gatenkaas maken.
  
  'Je hebt me nog steeds geen antwoord gegeven, meneer Carter,' vervolgde Shiva, 'je hebt me nog steeds niet gezegd wat er met mijn charmante nichtje is gebeurd.'
  
  'Die is dood.'
  
  Hij trok zijn wenkbrauwen op en een flikkering van emotie schoot langs zijn toegeknepen en dreigend zwarte ogen.
  
  'Hardstikke dood,' zei ik. 'Gurnek had haar te pakken voor ik er iets aan kon doen. Ze was wel op slag dood als je dat iets kan troosten.'
  
  'Helemaal niet, helemaal niet,' antwoordde Shiva met een hooghartig, schamper lachje. 'Zij was een onbetrouwbaar, leugenachtig kreng. Als kind al. Maar mijn mannen zullen haar wel erg missen. Ze was er erg goed in weet je ... Het zal niet zo makkelijk zijn een plaatsvervangster voor haar te vinden.'
  
  'Probeer eens een advertentie,' begon ik, maar hij onderbrak me met zijn kakelende vrolijkheid.
  
  'Wat dan ook, het maakt niets uit. Maar haar arme vader ... mijn zachtaardige broer zal dit heel erg betreuren.'
  
  Met het voorbij tikken van de seconden bemerkte ik dat het me weinig moeite kostte hem te haten. Hij was puur slecht, een monster met een brein als een wolvenklem. Briljant, maar tevens uiterst krankzinnig. Hij likte zijn lippen af en bekeek me met een grinnikende, wellustige blik vol sadistisch genoegen.
  
  'Maar ach, we hebben jou nog om ons op te vrolijken, Carter,' kirde hij, 'we zullen best wat lol hebben samen.'
  
  'Vertel me eens, Shiva, alleen maar om te weten.' Ik liet mijn stem luider klinken in de hoop dat Reeva me zou kunnen horen voor het geval dat zij onze eerdere woorden niet had verstaan. 'Waar is haar vader? Ze heeft me over hem verteld, maar weet je, ik geloofde haar niet.'
  
  De omgekeerde psychologie werkte precies zoals ik had gehoopt.
  
  'Erg dom van je om de woorden van mijn nichtje in twijfel te trekken,' antwoordde hij. 'Mijn broer is in veiligheid en erg gezond. Bovendien bevindt hij zich in de buurt. Misschien herinner je je bezoek vanochtend aan de slachterij nog. Een mooie boel trouwens is het geworden, als ik dat mag zeggen.'
  
  'En?'
  
  'En wat, meneer Carter? Mijn broer is in de buurt, maar in ieder geval ver genoeg weg om mij niet tot last te kunnen zijn.'
  
  Hij keek wellustig, duidelijk voldoening halend uit zijn machtspositie.
  
  En ik stond daar maar. Niet in staat om ook maar één beweging te maken die het huidige evenwicht zou verstoren. Voor en achter werd ik gedekt en er waren niet meer dan twee seconden voor nodig om mij in een ruim gehaakte vitrage te veranderen. Het was er niet het moment naar om een van mijn favoriete trucs te proberen, zeker niet omdat Krishna op wraak uit was en erop wachtte tot ik een verkeerde beweging zou maken. Bovendien kon ik nauwelijks staan op een been.
  
  Een kogel maakte een plotseling einde aan zijn dromen over wraak op zijn jongere broertje. De knal klonk luid en kwam vanachter de haag waar Reeva zich schuilhield. Haar schot was feilloos. Toen ik opzij dook om uit de buurt te zijn van Shiva's revolver zag ik vanuit mijn ooghoeken een groter wordende scharlakenrode plek op de borst van Krishna verschijnen. Hij viel om als een kegel op de baan en de kracht van de kogel zond hem struikelend in de richting van de openstaande deur van de villa.
  
  Ik hoopte voordeel te halen uit Shiva's verbouwereerdheid. Ik dook naar voren en sloeg tegen zijn schiethand om hem zo zijn wapen te laten vallen, maar hij vuurde een schot af op het moment dat hij zijn stalen cobra naar beneden liet schieten naar mijn schouder.
  
  De glinsterende slagtanden waren nauwelijks een centimeter van mijn hals verwijderd, toen liet ik mijn vuist dreunend neerkomen op de kaak van Shiva. Nog steeds wist ik niet wat hij droeg onder zijn dunne koerta en het laatste dat ik wel wilde was mijn hand tot pulp te slaan tegen een stuk staalplaat.
  
  'Je wint het nooit, Carter, nooit,' hijgde hij. Maar ik liet de zijkant van mijn hand neerkomen in de holte tussen zijn hals en schouder. De meshandslag was perfect en zijn vingers verloren hun greep. Even krampten ze zich open en de revolver viel op de grond.
  
  Ik schopte die weg en hij vloog kletterend over het grintpad. 'Nu zijn we aan elkaar gewaagd,' zei ik, terwijl ik een stap terug deed en de nunchaku uit mijn achterzak haalde.
  
  De ogen van Shiva vernauwden zich tot spleten, de spleten van een slang. Zijn gezicht werd bijkans nog reptielachtiger dan het al was. Volgens mij wist hij helemaal
  
  niet wat een nunchaku voor apparaat was, maar hij was al evenmin van plan het als een onschuldig stuk speelgoed te beschouwen. Langzaam ging hij op de deur af en weer klonk de explosie van een pistoolschot. Ditmaal echter had Reeva niet goed gericht. De kogel ricocheerde ongevaarlijk door het grint en deed stof opwarrelen voor de voeten van haar oom.
  
  'Dus die slet leeft nog,' sneerde hij. 'Maar niet lang meer Carter, niet lang meer. Dat verzeker ik je ...'
  
  'Je bent helemaal niet in de positie om mij wat dan ook te verzekeren;' gromde ik, terwijl ik ervoor zorgde afstand te bewaren om uit de buurt te blijven van zijn gevaarlijke cobraprothese. De glinsterende hoektanden van de arm waren een wel zeer bijzondere geheugensteun aan Shiva's uiterst vreemde vorm van krankzinnigheid en sadistische methodes.
  
  'Hij ketst, hij werkt niet meer, Nick.' Het was de nerveuze stem van Reeva die opklonk vanachter de dikke rij hagen.
  
  'Blijf daar,' waarschuwde ik haar. 'Blijf daar en doe niets.' Ik moest zien dat ik de nunchaku kon gebruiken om Shiva's kop af te rukken om hem te wurgen. Maar ik kon niet dicht genoeg in zijn buurt komen. In ieder geval niet dicht genoeg om het wapen effectief te kunnen gebruiken.
  
  'Je realiseert je natuurlijk wel dat mijn giftanden,' - en hij liet zijn ogen flikkerend langs zijn metalen arm gaan - 'vol zitten met het meest dodelijke vergif dat je je maar kunt voorstellen. Het is een mengsel van vier slangengiften.'
  
  Ik werd uit mijn concentratie gehaald door zijn plastische beschrijving.
  
  'Ik heb gebruikgemaakt van het gif van de groene mamba, dat van de zwarte adder, van de Australische slang en van mijn persoonlijke lieveling, de koningscobra, om redenen die je wel zult begrijpen. Samen, Carter, hebben ze een effect dat de dood van de jonge Nirad een toonbeeld van genade doet lijken. En als iemand weet hoeveel hij heeft moeten lijden, ben jij het wel, Carter.'
  
  'Waar is de Box, Shiva?' vroeg ik, hem en zijn hatelijkheden en verwrongen grijns verder negerend. 'Ik doe je een voorstel, een handeltje. Jouw leven tegen de uitvinding van Haxhi.'
  
  'Een ruilhandeltje?' vroeg hij met een korte lach. 'Je maakt natuurlijk een grapje, Carter. Weet je waarom? Ik ben namelijk zo voorzichtig geweest om Haxhi's aantekeningen en blauwdrukken te vernietigen voordat hij poen genoeg zou hebben om er tussenuit te knijpen. Nee, er is maar één Box en die heb ik. Niemand anders, Carter. Niemand anders.'
  
  'En de grote jongens in Peking geven jou de vrije teugel, nietwaar? Je houdt jezelf voor de gek, Shiva. Bovendien sta je mijn kostbare tijd te verspillen.'
  
  Volgens mij stond die man te bluffen. Misschien was Haxhi op dit moment bezig uit de villa te ontsnappen met zijn uitvinding. Maar ik had al te veel moeten doorstaan om dit nog te laten mislukken. Het besluit stond al voor me vast. Zolang ik uit de buurt van die rondwiegende gifarm kon blijven was het allemaal prima met me.
  
  Ik deed een stap vooruit en Shiva deinsde terug. Hij was wel degelijk bang, ondanks dat lekkere wapen dat aan zijn lijf scheen te zijn versmolten. Grinnikend trok ik mijn gekwetste been achter mij aan. Weer deed hij een stap achteruit. Op dat moment schoot ik met een boog om hem heen en probeerde de deur te bereiken voor hij kans zou zien zijn giftanden uit te halen voor een dodelijke slag.
  
  Wat me te doen stond had een zeer nauwkeurige timing nodig. Ik wilde het wurgkoord om zijn nek slaan en tezelfdertijd proberen uit de buurt van zijn injectienaalden te blijven. Op het moment dat ik me op hem wierp om de reep buffelhuid om zijn hals te wikkelen, kwam de stalen arm naar beneden en sneed het leer in tweeën. Ik gooide een van de hardhouten stokken tegen de metalen arm, maar het bleef allemaal even zinloos.
  
  De druipende giftanden kwamen langzaam op me af. Centimeter voor centimeter bewogen die zich naar mijn hals toe. Terwijl ik Shiva tegen de muur van zijn villa duwde, liet ik de resten van mijn voormalige nunchaku vallen - die daarvoor bezemsteel was - en pakte de stalen cobra met mijn beide handen vast. Shiva snakte naar adem en zijn venijnige kunstarm zweefde vlak voor mijn gezicht. Ik had geen enkel idee hoe het werkte, maar ik had al evenmin tijd om dat te vragen. Mijn elleboog raakte zijn borst. Hij droeg iets dat hard was, maar het was niet van metaal. Misschien een soort van ruimtevaartplastic. Tijdens onze worsteling slaagde hij erin een soort van giechel los te laten, en alsof hij mijn gedachten kon raden zei hij hijgend: 'Lichtgewicht en kogelvrij. Nog zo'n schitterende uitvinding van Haxhi.' Ondanks alles wat er gebeurde, bleef zijn geest zijn mond in bedrijf houden.
  
  Hij was zo handig, zo zelfverzekerd. De zwaar giftige tanden van zijn prothese kwamen steeds dichter in de buurt van mijn nek. Die arm bezat een soort van robotachtige, haast bovenmenselijke kracht, hoewel zijn andere hand totaal geen probleem was voor mijn lichaamssterkte. Maar de slangarm was dat wel degelijk en ik vocht zo hard ik kon om de glinsterende giftanden uit de buurt van mijn lijf te houden.
  
  Toen tilde ik mijn knie op en stootte naar voren. Ik raakte hem in de lies. Kreunend sloeg Shiva dubbel en op dat moment bracht ik de giftand vormige injectienaalden in de huid van zijn eigen nek.
  
  Eerst verscheen een blik van verbazing, toen een van doodsangst op zijn gezicht. Ik deinsde achteruit om ervoor te zorgen dat de stalen arm geen tweede slachtoffer kon maken. Daar staarde ik naar de luchthappende Shiva. Het vergif had zijn luchtwegen al bereikt en zijn huid begon nu vlekken te vertonen. Donkere, vuurrode, bloedkleurige vlekken die aantoonden dat hij inwendige bloedingen had.
  
  'Car ... Car, een ... tegengif,' kreunde hij. Hij probeerde zijn benen in beweging te zetten om de villa weer binnen te gaan, ongetwijfeld in de richting van zijn laboratorium. Maar zijn voeten waren al verlamd en hij gleed op de grond, schokkend. Toen trok een reeks wilde, stuiptrekkende huiveringen door zijn lichaam.
  
  Reeva kwam aangelopen en ging naast me staan. Maar ze wendde haar blik niet af en verborg al evenmin haar hoofd tegen mijn borst. Ze stond maar. bijna even trillend als haar oom, en keek zonder werkelijke angst voor het sterven dat ze nu zag. Want dat was het dat we zagen in die tuin die zo misplaatst was, zo vruchtbaar en groen, zo tegenstrijdig aan de dorre armoe van een kaal en stoffig India.
  
  Het was geen plezierige dood om naar te kijken, maar Shiva was nooit een erg plezierige man geweest.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 15
  
  
  
  
  Ik kan niet zeggen dat alles ten slotte keurig was ingepakt en van een leuke strik voorzien om als cadeau op te sturen naar de burelen van AXE. Want, zie je, na Shiva's dood slaagde er toch één man in te ontsnappen aan het net dat zich over de organisatie had uitgespreid, de organisatie die eens Cobra heette.
  
  Hawk vertelde me dat hij uit betrouwbare bron had vernomen dat Haxhi erin was geslaagd de Indiase grens te bereiken en die vervolgens over te steken naar het grote, uitgebreide China. Daarna is er nooit meer iets van hem vernomen. Maar ik was niet zo stom of kinderlijk om te menen dat onze wegen elkaar nooit meer zouden kruisen.
  
  Zoals dat met Shiva was geweest, was Haxhi nog steeds een raadsel, een gezichtloze bedreiging, wiens geleerde brein wellicht nu al werd benut door de machtswellustelingen die vanuit Peking regeerden. Maar dat was mijn zaak niet. Nog niet ten minste.
  
  Tien dagen geleden bij voorbeeld waren er andere zaken om me druk over te maken. Shiva bijvoorbeeld en de Box. Shiva was dood en de Box die Reeva en ik vonden in een kluis in Shiva's villa was al in handen van AXE. Daarna ben ik vertrokken uit Agra om mijn spullen in New Delhi bij elkaar te rapen. Reeva bleef bij me. Nu lag Shiva's nicht naast me op een felgekleurde sprei aan één van India's kusten, aan het strand van Malabar. Tien minuten verderop lag het schilderachtige stadje Panjim dat eens door de Portugezen bezet was geweest. We waren naar Goa gegaan om weer wat op adem te komen en de rust te nemen die we wel heel erg hadden verdiend.
  
  Ze kroop dicht tegen me aan en mompelde iets in haar slaap. Haar lichaam was warm en rook naar de sterke, kruidige geur van zonnebrandolie. Het vriendelijke kabbelen van de golven tegen het strand wiegde me al snel in slaap. Ik was niet langer bedreigd, of op de vlucht, of wanhopig. Ik vocht niet langer voor mijn leven tegen elementen die me bij meer dan één situatie behoorlijk tegenzaten en heel soms maar in mijn voordeel werkten. Maar de keuze lag nooit bij mij. In het hele spel had Shiva voor mij de dienst uitgemaakt, hoewel hij uiteindelijk toch als verliezer tevoorschijn was gekomen. Dat was iets dat hij nooit voor mogelijk had gehouden. Zelfs de verscheepte tien miljoen dollar aan heroïne is nooit aangekomen dank zij een snel optreden van de Indiase regering.
  
  De helikopter die de heroïne vanuit China zou overbrengen was door de Indiase luchtmacht neergeschoten op het moment dat hij de grens was overgestoken en zich boven Indiaas grondgebied bevond. Twee dagen daarna pleegde een minister van het kabinet zelfmoord. Zijn dood was overduidelijk een gevolg van de vernietiging van Cobra. Wat Puran Dass betreft, eens topman van de Indiase geheime dienst, bleek de lange arm van de wet voor de zoveelste keer weer uiterst effectief te werken. Dass zat nu achter de tralies zijn zonden te overdenken en te wachten op zijn proces in New Delhi. Hij zou veel te vertellen hebben, zeker omdat de regering hem had beloofd in ruil voor alles wat hij kon vertellen over de activiteiten van Cobra zijn zekere doodstraf ongedaan te maken. Ik twijfelde er niet aan dat hij een ideaal en bereidwillig getuige zou zijn, die de openbare aanklager van de regering alles zou vertellen wat hij wist en misschien nog wel meer.
  
  Zoals de zaken er nu voorstonden waren alle losse eindjes aan elkaar geknoopt. Op Haxki na, was ik erin geslaagd Hawk in alles tevreden te stellen en af te maken waarop ik was uitgestuurd toen ik de opdracht kreeg. Ook was ik mijn belofte aan Reeva niet vergeten. We vonden haar vader nadat we in het slachthuis een paar planken uit de vloer hadden gebroken. Hij bevond zich nu veilig in een eigen kamer in het beste ziekenhuis van New Delhi, waar 24 uur per dag verpleegsters en de beste doktoren van India zorgden voor zijn volledige herstel. Ik was al mijn verplichtingen nagekomen, zowel die aan Reeva als die aan AXE.
  
  'Neem een maandje vrij,' had Hawk me gezegd, grootmoedig door het behoorlijke succes dat ik had gehad in mijn opdracht. Mijn been was aan de beterende hand en ik was al weer bezig mezelf in vorm te houden. Naar mijn gevoel zou ik binnen twee weken wel weer een opdracht krijgen die ik niet zou kunnen weigeren, maar dat zagen we dan wel weer.
  
  Al deze gedachten trokken aan mijn geestesoog voorbij toen we daar op het strand in de zon lagen te roosteren. Ik strekte mijn arm uit en legde die om de schouder van Reeva. Op het moment dat ik haar naar me toe wilde trekken, porde iemand me aan.
  
  Ogenblikkelijk was ik klaarwakker en overeind, maar Reeva schoot in de lach. We stonden getweeën oog in oog met een baardige man die een grote rieten mand bij zich droeg die hij nu middenin het zand neerzette.
  
  'Erg goedkoop, sahib,' zei hij met een brede grijns. 'Kost maar twintig roepies en ik laat u zien hoe ik slangen bezweer. Heel gevaarlijke ... sahib, cobra's.'
  
  Zonder een woord te zeggen betaalde ik hem zijn twintig roepies. Niet voor het plezier van een voorstelling maar om hem zo snel mogelijk te laten opdonderen met zijn cobra's of welke andere levensgevaarlijke slangen ook. 'Je zou het leuk hebben gevonden,' zei Reeva lachend. 'Net zo leuk als jou zeker,' antwoordde ik terwijl ik haar in mijn armen nam en naar me toe trok. Hoog boven ons dreven meeuwen in de wolkenloze hemel. Godzijdank geen gieren, dacht ik nog. Toen vergat ik India, toen vergat ik de vogels, de slangen en zelfs Hawk, want ik verdiepte me in heel andere werelden dan die mem-AXE me thuis te bieden had, werelden waarin kleine meisjes groot worden en hun dromen over een grote stoere ridder in vervulling zien komen.
  
  Ik had Reeva nu om me druk over te maken en dat was ruim voldoende.
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  • een op wraak beluste Indische krijgsheer
  
  • een wanhopige jonge vrouw
  
  • een bizarre religieuze eredienst
  
  • een gruwelijke wetenschappelijke ontdekking
  
  Houd ze in gedachten als u Nick Carter tijdens zijn nieuwe opdracht gaat volgen.
  
  Want Nick Carter krijgt met ze te maken. Om de macht te breken die ze dreigen te gaan bezitten.
  
  Volg Nick Carter tijdens zijn poging deze helse opdracht uit te voeren.
  
  Volg Nick Carter. Van het bureau van zijn superieur, door sinistere achteraf steegjes in India, in de greep van de koudbloedige bende professionals en een warmbloedige jonge vrouw ...
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
Э.Бланк "Пленница чужого мира" О.Копылова "Невеста звездного принца" А.Позин "Меч Тамерлана.Крестьянский сын,дворянская дочь"

Как попасть в этoт список
Сайт - "Художники" .. || .. Доска об'явлений "Книги"