Carter Nick : другие произведения.

The human time bomb

"Самиздат": [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:


 Ваша оценка:

  NC 19
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  De menselijke tijdbom
  
  
  
  
  
  Oorspronkelijke titel: The human time bomb
  
  No 1969 By Universal Publishing & Distributing Corp.
  
  Nederlands van: David Brisk
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  1e druk: 1971 2e druk: 1977
  
  ISBN 90 283 0086 4
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  No 1969 Uitgeverij Romanpers BV - Amsterdam
  
  Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print , microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  N82 besefte dat hij een fout had gemaakt toen er in het gebouw een deur met een zachte plof dichtviel en het gesjirp van de nachtelijke insecten ophield. Daarna zwegen ook de kikkers, verderop links in het plantsoen van de fabriek, in de aangelegde vijver. Daar bewoog zich iemand in het donker.
  
  Het was de vorige nacht gemakkelijk geweest tot hier door te dringen, onder de omheining op een plek waar de grond door de regen verzakt was. N82 kwam tot de conclusie dat hij niet twee keer die route had moeten nemen. Hij keek op naar een ovale wolk die voor de halve maan trok en kroop achteruit, met de bedoeling dezelfde weg terug te gaan. In het donker kon hij de gok van een andere weg beslist niet wagen.
  
  Voor de Dobermannpinchers was hij niet bang. Essence van loopse teven in een spuitbusje was een betrouwbaar afweermiddel. De vier grote, mooie dieren zaten daarnet trouwens in hun ren bij de portiersloge aan de hoofdweg. Zodat hij ze duidelijk zou zien en zou denken: 'Nu ze niet aan het patrouilleren zijn, kan ik best naar binnen.' Hij kreeg jeuk op zijn hoofd. Die valstrik was uitstekend voorbereid.
  
  Hij zat in de knoei, en flink ook. Hij kroop sneller. Van verschillende kanten kwamen voetstappen op hem af. Dan bleef er niets anders over. Hij stond op en trok zijn 9,5 mm Chiefs Airweight Special.
  
  N82 was Hubert P. Dumont, een potige jonge kerel met een voorliefde voor avontuur, razend snelle vliegtuigen en meisjes die goed in het vlees zaten. Op de beoordelingsstaten van AXE stond als enig minpunt voor hem aangetekend 'roekeloos'. Misschien hing dat samen met zijn fel rode haar, zijn goedlachsheid en zijn grote spierkracht.
  
  Hij had de intensieve, tweejarige opleiding van AXE en een paar proefopdrachten achter de rug. En nu sloop hij door een pikdonker dal in Colorado omdat hij om die opdracht had gevraagd. Hij had hem gekregen omdat David Hawk te weinig mensen ter beschikking had. Nick Carter zat in Europa, en hel ging toch maar om een routineonderzoek. Uitkijken, vastliggen, rapporteren.
  
  Maar om uit te kijken, wilde je er weleens met je neus bovenop zitten, niet waar? Hubie ging er met zijn neus bovenop zitten, op het hoofdgebouw in het complex van Reed-Farben Ltd.
  
  Hij veranderde van richting en sloop naar rechts omdat de voetstappen, die van links kwamen en het frisse gras vertrapten, nu duidelijker tot hem doordrongen. Vreemde stappen, ze leken wel van olifanten die op hun tenen hadden leren lopen. Ze veranderden tegelijk met hem van richting en dreigden hem in te halen.
  
  De ovale wolk trok verder en liet het bleke maanlicht weer door. Hij stond rechtop en zag een reusachtige figuur op zich afkomen. Hem werd de pas afgesneden en hij werd daarna vastgegrepen door handen die misschien nog krachtiger waren dan de zijne.
  
  Hij moest kokhalzen van de stank die de man verspreidde - een mengeling van operatiekamer-chemicaliën en slachthuisafval. 'Laat los of ik schiet,' zei Hubie hardop. Hij ging volgens het boekje te werk. Drie waarschuwingen. 'Laat los. Laat los...'
  
  Er tastte een hand naar zijn pistool. De arm die zijn linkerbiceps vastklemde schoot om zijn hals. Terwijl hij tegen een brede borst gekneld zat, brandde Hubie los. Hij schoot in een verkrampte houding, maar wel zorgvuldig. De acht centimeter lange loop joeg de eerste kogel onder de ribbenkast van de man, waarbij de plofklank enigszins tussen hun worstelende lichamen werd gedempt.
  
  Hubie's aanvaller beefde, maar die bankschroef van een arm werd nog strakker aangetrokken. Hubie schoot nog vier keer; de 9,5 mm patronen van de Special sloegen de kolf telkens even tegen zijn handpalm terug. Hij voelde de venijnige prik van een naald in zijn rug en begreep daaruit dat de man die achter hem aan had gezeten er nu ook bijgekomen was. Hij probeerde de man voor hem van zich af te duwen en dacht aan de vijf 9,5 mm kogels - die vent moet van beton zijn!
  
  Hubie wist een hand onder uit de knellende arm te wringen en wrikte zich omhoog, zonder te beseffen dat er geen snelheid en kracht achter zaten. Zijn hoofd begon te suizen, hij voelde een korte bevlieging, het leek wel of hij dronken was, en zakte in elkaar. De man waarop hij geschoten had, sloeg met hem tegen de grond. Hubie bleef onbeweeglijk liggen, vastgeklemd in de greep van een dode man.
  
  Toen N82 twee dagen na zijn noodlottig, nachtelijk avontuur nog steeds niets van zich had laten horen, kwam er een geel vlaggetje op een enorme kaart in het hoofdkwartier van AXE te staan. Toen dat waarschuwingsteken acht uur op zijn plaats was gebleven, werd Bernard Santos van het stafbureau op de hoogte gesteld. Die informeerde voorzichtig telefonisch in Denver. Omdat het gele vlaggetje de volgende morgen nog op de kaart zat, liet hij het David Hawk weten, zoals de procedure het voorschreef.
  
  AXE heeft een strakke, recht op het doel afgaande leiding. David Hawk kan als het gerespecteerde hoofd ervan even gemakkelijk fondsen van het congres loskrijgen als de andere zeventien informatie- en veiligheidsdiensten van enige betekenis. Misschien valt het geheim van AXE's goede resultaten gedeeltelijk te verklaren uit het werken met een budget dat maar een fractie van dat van de andere organisaties bedraagt.
  
  Er kan op den duur een groot deel van je tijd gaan zitten in het uitgeven van geld en het verkrijgen van nieuwe fondsen. Een topzware administratie verstikt de actie. Aan de andere kant beschikt AXE slechts over een beperkt aantal mannen in reserve; iemand in de watten leggen is er dus niet bij.
  
  Het is interessant om op te merken dat, terwijl FBI-mannen 'agenten' zijn en velen het over de 'CIA-jongens' hebben, de mannen van AXE door degenen die op de hoogte zijn 'afgevaardigden' worden genoemd. Die term wordt gebruikt door senatoren en door hoge functionarissen van de regering en van de rechterlijke macht. AXE-mannen - David Hawk incluis - waarderen dat, hoewel ze zich toch AXE-mannen blijven noemen, incluis hun registratieletter en -cijfers.
  
  Hubie Dumont kwam vanwege zijn intelligentie en atletische begaafdheid in de categorie N terecht. Als hij was blijven leven en blijk gegeven had van zijn vaardigheden en verstand, had hij een killmaster - een meesterdoder - kunnen worden. Die paar AXE-mannen vertegenwoordigen de Verenigde Staten en hebben het recht in geval van nood te handelen naar goeddunken, zonder daarvoor verantwoording te hoeven afleggen. Een spitse, met fantasie behepte journalist die enkele bijzonderheden van een AXE-zaak had opgediept, noemde hen toen Killmasters. De mannen van AXE zijn niet erg van die naam gediend, maar hij bleef hangen.
  
  Hubie Dumont had het kunnen halen (dat lukt maar bij één op de vijftien die voor het eindexamen en de laatste proeven opkomen - en dat zijn dan al door de wol geverfde AXE-mannen), maar toen David Hawk de mededeling 'geen rapport meer ontvangen' binnenkreeg, dacht hij allesbehalve daaraan. Van zijn kantoor in het hart van Washington, bij DuPont Circle, had hij een gesprek met Santos via een eigen lijn met een spraakvervormer.
  
  'Bernie, wat N82 betreft - nog nadere berichten uit die contreien?'
  
  'Niets, meneer. De telex is blanco. De staatsrecherche weet van niets. De sheriff evenmin. De plaatselijke politie komt daar niet vaak in de buurt. Ze zijn maar met drie man en een paardenkop. Ik heb hen maar niet opgebeld, want dat kan allerlei complicaties met zich meebrengen. Ze staan als C-4 geclassificeerd. Zal ik het toch maar proberen?'
  
  Hawks gegroefde gezicht stond bijzonder ernstig. 'Nee. Hoe staat het met N3?'
  
  'In Parijs. Komt morgen terug.'
  
  'Stuur hem alsjeblieft naar mij toe. Zo gauw mogelijk.'
  
  'Goed, meneer.'
  
  Hawk hing op en nam een map uit de onderste la van zijn bureau, REED-FARBEN Ltd. stond erop. Hij las de paar vellen die erin zaten vlug door.
  
  Je kon Reed-Farben beschouwen als een snel groeiend bedrijf in de zich al even snel ontwikkelende farmaceutische bedrijfstak, of je kon het als iets verdomd geheimzinnigs beschouwen. Dat hing van je ervaring af - en van je intuïtie. De financiering was gezond, maar er was deels sprake van buitenlands geld. De hoofddirectie liet zich nooit zien, en het merendeel van de belangrijkste stafleden evenmin. Er waren Duitse, Japanse en Franse geleerden in dienst, maar dat was bij heel wat maatschappijen het geval. Ze hadden een eigen vliegveld aangelegd en financiële tegemoetkomingen van de overheid afgewezen. Ze konden prat gaan op een zeer winstgevende productie van chemicaliën voor industrieel gebruik en van medicijnen, maar er werkten ook vooraanstaande biologen en een medicus die een autoriteit was op het gebied van hart- en niertransplantaties. Vreemd genoeg had die geen enkel interview meer toegestaan sinds hij in dienst was van Reed-Farben.
  
  Hawks mondhoeken verstrakten. N82 was uitgestuurd om poolshoogte te nemen. Als een AXE-man zich niet meer meldde -vooral een vastberaden jongeman als Hubie Dumont - kon je er zeker van zijn dat je aanvankelijke vermoedens gegrond waren geweest. Hawk sloeg de map langzaam dicht en stopte hem in de rechterbovenla, die hij zijn urgentiebak noemde.
  
  Martha Wagner miste Hubie. Buiten AXE was zij de enige die de leemte merkte die hij achterliet. Ze miste zijn gezelschap bij het avondeten en wachtte ook vergeefs op hem voor het kopje koffie 's ochtends en de lunch.
  
  Martha was een jonge vrouw die wist wat ze wilde. Ze was nogal mollig, daar waar het niet stoorde - een knappe verschijning waar nog wat bijzat ook.
  
  Zij was de Martha van de neonreclame langs de hoofdweg:
  
  MARTHA's RESTAURANT - PRIMA KEUKEN - COCKTAILS.
  
  Zes jaar geleden hadden de longen van haar vader het voortijdig begeven ten gevolge van aantasting door mijnstof, maar ze ontving 6000 dollar van een verzekeringsmaatschappij, met nog een tegemoetkoming van zijn werkgever en ook van de vakbond.
  
  Tot dat tijdstip had Martha zowat twee jaar bij Perlinson's Restaurant in Colorado Springs gewerkt. Ze wist goed van zich af te bijten, verdiende goed en probeerde de drankzucht van haar broer Pete zo te beteugelen dat hij zijn nieuwste verslaggeversbaan bij de Rocky Mountain News kon volhouden. Op hun schaarse vrije dagen gingen ze in Copperpot Valley skiën, en eens bekeek Martha daar heel uitvoerig Lucky Ed's eethuisje. Lucky was zeventig en die eetgelegenheid een smerige tent, maar het haalde toch nog een goede omzet. Het was het enige restaurant ter plaatse.
  
  Ze kocht het, nam Bob Half-Crow mee - een Indiaan die een van Perlinsons beste koks was - en een paar maanden later moest je in de vakantietijd in Martha's restaurant wachten tot er een tafeltje vrijkwam.
  
  Of Pete Wagner nu een goed journalist was of niet, uiteindelijk bleek het evenwicht tussen zijn prestaties en de drank toch te labiel en werd hij bedrijfsleider bij zijn zuster. Dat werd een interessante verhouding, want Bob Half-Crow verafschuwde sterke drank ('Daar is mijn ras aan te gronde gegaan.') Als Bob niet in de keuken werkte - hij had nu vier koks onder zich - was hij een bekwame barkeeper - aardig, een goede mixer, en onderhoudend. Hij had op een keer in vertrouwen tegen Martha gezegd:
  
  'Ik serveer graag alcohol aan blanken. Ik zeg hun altijd: "Ik vind dat u genoeg hebt gehad, meneer," maar ze willen nooit luisteren.'
  
  Hij was een goede waakhond voor Pete. Ze waren dikke vrinden, behalve bij de periodieke gelegenheden dat Pete er eentje nam, dan nog een, en daarna de tel kwijtraakte. Bob was één keer helemaal naar Boise geweest om hem naar huis terug te brengen.
  
  Een paar jaar geleden had Martha Eds houten keet met een bulldozer tegen de grond laten gooien en een nieuw café-restaurant-snackbar laten bouwen - binnen was alles van roestvrij staal en formica, en buiten van gevernist hout. In de vakantietijd en het skiseizoen moest je ook toen nog vaak wachten tot er een tafeltje vrijkwam.
  
  Martha miste Herbie Dumont omdat hij haar precies zo benaderde als zij het bij veel mensen deed. Hij was attent, aardig, en je merkte dat hij heel wat meer in zijn mars had dan hij liet voorkomen. En Martha was een gezonde vrouw; haar levenssappen wilden nog best opbruisen al werkte ze tien uur per dag en sloeg ze menig aanbod af. Met al haar behoedzaamheid begreep ze dat Hubie, hoewel ze hem maar een keer of vijf had gesproken, weleens de man kon zijn waarnaar ze steeds had uitgekeken en die ze nodig had.
  
  Hij zei dat hij vertegenwoordiger in chemicaliën was. Een hongerbaantje noemde hij het.
  
  Hij had de hele zaak eens opgenomen, haar een compliment gemaakt en het grootste deel van haar levensverhaal los weten te krijgen. Ze had het idee dat hij met een afspraakje voor de dag zou komen - een volgende keer misschien?
  
  De nacht dat hij bewusteloos het gebouw zonder ramen werd binnengedragen waarin hij had willen rondneuzen, zat Martha Wagner tot lang na sluitingstijd met een glas bier voor zich. Ten slotte verscheen de gebruikelijke kordate glimlach op haar gezicht, haalde ze haar schouders op en reed ze met de wagen de ene kilometer naar de bungalow waar ze met Pete woonde.
  
  
  
  Martha Wagner was nogal verwonderd toen er weer een nieuwe figuur kwam opdagen. Het is zeker een goed jaar voor me, dacht ze, of ik zie er misschien aantrekkelijker uit. Deze was groter dan Hubie, had bruin haar in plaats van rood, maar zijn manier van doen was even vlot. Hoewel hij beleefd was en zelfs terughoudend, merkte je toch dat hij belangstelling voor je koesterde en voelde je je tot hem aangetrokken. Hij was knap om te zien, al zou dat niet de mening zijn van meisjes die de voorkeur gaven aan het type met een smal gezicht en bakkebaardjes. Jim Perry had een volle, ronde kin en daarboven een mond die gemakkelijk lachte, al deed hij het niet vaak. Ze vond dat hij, na Bob Half-Crow, de scherpste blik had die ze ooit had opgemerkt.
  
  Hij reed in een vier jaar oude Ford, maar die zag er altijd brandschoon uit. Hij zei, met dat lachje van hem, dat hij uit de omgeving van Pittsburgh kwam en dat hij een baantje zocht. Van de staalfabrieken had hij zijn buik vol.
  
  Die eerste avond taxeerde Martha Jim Perry zorgvuldig en bleef in de zaak hangen tot lang na het uur waarop ze gewoonlijk naar huis ging om te bekomen van haar drukke dagtaak. Ze was er niet zeker van waarom. (Ik zit niet, zo hield ze zich die avond meermalen voor, om een man te springen.) Ze was nu zevenentwintig, werkte hard, genoot een prima gezondheid, bezat meer hersens dan menig ander en werd in het keurig verzorgde huisje vaak gezelschap gehouden door haar broer Pete. Dinsdagsmorgens had ze prettige aanspraak aan de werkster die eens in de week kwam. Ze was geabonneerd op vier tijdschriften en een Newyorkse krant. Pete leerde haar schaken. Waarom zou ze dus naar een man verlangen?
  
  Ze prentte zich in dat ze Jim Perry uit voorzorg taxeerde. Per slot van rekening had ze in de hal tussen de bar en de eetzaal zes automaten staan, en net als ieder ander gaf ze niet haar hele omzet aan de belasting op. Die Jim Perry kon best van de belastingrecherche zijn. Hij was zo keurig en netjes. En je zou haast zeggen dat hij te spits was voor een gewone arbeider in een staalfabriek of een vrachtwagenchauffeur.
  
  Dat chaufferen kwam ter sprake nadat hij haar in haar privé-hoekje had benaderd met een vraag. Die stelde hij heel rustig en beleefd en met een verlegen lachje; hij was bepaald geen lefschopper.
  
  'Juffrouw Wagner? Ik heet Jim Perry. Kunt u mij hier in de buurt een behoorlijk maar niet te duur kosthuis aanbevelen? Ik zit wel niet op zwart zaad, maar ik bulk nu ook weer niet van het geld.'
  
  Ze keek hem aan met de oogopslag van een ervaren bankier. Toen merkte ze de scherpe, wijd uit elkaar staande grijze ogen en de jongensachtige ronding van zijn kin en wangen op. Maar een jongen was het niet meer. Ongeveer van haar leeftijd. Toen Nick Carter ontdekte hoe hij werd opgenomen, was hij blij dat hij geen contactlenzen droeg. (De grimeerafdeling van AXE gaf je precies de ogen, het haar en de gelaatstrekken die je nodig had, maar dit meisje zocht naar onvolkomenheden.)
  
  'Probeert u eens in Alpine. Zeven kilometer naar het westen; dat kan niet missen. En laat u zich niet door die oude huisjes misleiden. Abe Phipps heeft wel iets voor u.'
  
  'Dank u wel.' Hij aarzelde verlegen. 'Zou u een cheque voor me willen verzilveren? Niet meteen, bedoel ik. U kunt hem naar de bank sturen en mij dan het geld geven als dat op uw rekening is overgemaakt.'
  
  'Dat is goed. Door wie is hij uitgeschreven?'
  
  'Door de Monongahela Staalfabrieken.' Hij gaf haar een cheque van $ 159.32. 'Mijn laatste weekloon. Ik heb het aan Bob in de bar gevraagd en hij zei dat u misschien...'
  
  'Uitstekend.' Ze weifelde even. Haar privé-hoekje werd door de stamgasten gerespecteerd. Als een vreemdeling er ongenood ging zitten, kwam Bob Half-Crow algauw opdagen met de suggestie: 'Waarom gaat u niet aan dat tafeltje daar verderop zitten?'
  
  'Gaat u zitten,' zei ze.
  
  'Dank u. Mag ik u iets aanbieden?'
  
  'Bier. Maar voor mijn rekening. U moet niet beginnen met een kaartje voor de conducteur te kopen.'
  
  'Doe ik meestal ook niet. Maar omdat u een dame bent, wijk ik van de regel af.'
  
  Ze moesten lachen. Bob Half-Crow kwam er al aan. Martha gaf hem het teken dat alles in orde was - de linkerhand plat op tafel - en zei: 'Wil je ons twee bier brengen, Bob?'
  
  Nick zei: 'U hebt hier een fijne tent. Toen Lucky Ed hier nog de baas was mocht je blij zijn als je een maaltijd overleefde.'
  
  'Bent u dan al eens eerder hier geweest?'
  
  'Om te skiën. Toen Lyman Electronics het gebouw neerzette waarin nu Reed-Farben zit. Ik probeerde er een baantje te krijgen, maar ze hadden niets voor me. Ik had best zin om hier te wonen, er is ruimschoots gelegenheid om te skiën en te jagen, wat ik graag doe. Toen ik mijn buik vol had van al dat staal ben ik hier weer naar toe gekomen.'
  
  'Wilt u bij Reed-Farben solliciteren?'
  
  'Inderdaad.'
  
  'Dat is een chemisch bedrijf.'
  
  'Ik heb een vrachtwagenrijbewijs voor Colorado. Maar ik wil van alles aannemen.'
  
  'Ze eisen een betrouwbaarheidsonderzoek.'
  
  'Ik heb al zo'n verklaring. Bij Monongahela deden we veel voor het ministerie van oorlog.'
  
  Martha keek peinzend. De cheque en zijn mededelingen namen alle twijfel bij haar Weg. Jim Perry was gewoon een vrije vogel, en niet van de belastingen of van de recherche. Dat laatste was nog erger. Je moest je een tijdje gedekt houden als je zo'n snuffelaar op je dak kreeg, of over de brug komen met je centen als het een belastingrechercheur was. Ze bestudeerde Jim terwijl ze zich ontspande en de bezoekers van de zaak in de gaten hield.
  
  Er was drie man personeel bij de tapkast; twee voor de bediening en een derde voor de uitgifte. Bob Half-Crow stond er op zijn gemak bij en hield een oogje op de keuken, op eventuele herrieschoppers en op de kassa. Pete had zijn vrije avond. Nick bewonderde de indeling van de zaak. Arbeiders uit de buurt aan deze kant, afgescheiden van de eetzaal voor toeristen aan de andere kant van de hal, met daartussen de dubbele deur van de keuken. Er waren zelfs hele gezinnen, en het restaurant moest wel een behoorlijke omzet opleveren. Bij twee biljarttafels zaten wat mensen op hun beurt te wachten, en een stel gokkers aan de triktraktafel zetten tien dollar per man in. Deze laatsten konden weleens lastig worden, maar de breedgeschouderde Bob Half-Crow, die zijn zwarte ogen overal liet rondgaan en er kaarsrecht bijstond, zou eventuele moeilijkheden ongetwijfeld in de kiem smoren.
  
  'Hoelang bent u al in deze zaak, juffrouw Wagner?' vroeg Nick. 'Vijf jaar. Na twee jaar heb ik het oude lokaal van Ed laten afbreken.'
  
  'Omstreeks die tijd was ik hier. Dat zal ook net de tijd geweest zijn dat Reed-Farben aan de slag ging.' De grijze ogen keken in de hare, olijk maar ook vurig. Ze voelde een zweempje hartstocht. Kalm aan, meid, zei ze tegen zich zelf. Een vrachtwagenchauffeur zonder vaste woonplaats!
  
  'Dat klopt,' antwoordde ze.
  
  'Dus u hebt precies het goede moment uitgekozen. Het zat er dik in dat de omzet drie keer zo groot zou worden, en toen kocht u het enige eethuis hier. U bent een handige zakenvrouw.'
  
  'Misschien heb ik geluk gehad.'
  
  Hij grinnikte en bewoog een van zijn donkere wenkbrauwen op en neer, alsof hij instemde met iets dat zij beiden begrepen. Zij dacht: 'Wat een slimme donder.' Zelfs Bob en Pete waren er niet achter gekomen dat Pearly Abbott, voormalig congreslid en een gladde sjacheraar in alles van banken tot onroerend goed in acht verschillende staten, haar een tip had gegeven bij Perlinson -waar hij ook al geld in had zitten.
  
  Later had hij gezegd: 'Martha, ik had nooit gedacht dat je zo hard van stapel zou lopen. En moest je nu heus onze beste kok wegpikken?'
  
  Ze had hem aan het verstand gebracht dat Perlinson genoeg koks overhield, en zij alleen maar Bob, in een waagstuk dat voor haar uiterst riskant was. Abbotts twee onderkinnen boven zijn smetteloos witte overhemd van veertig dollar hadden haar welwillend toegeblubberd en zij liet hem een beetje rondtasten. Ze had zijn dikke hand onder het tafelkleed wel kunnen ontwijken, maar als je iemand het een en ander verschuldigd bent...
  
  Een jaar later hoefde ze noch Pearly noch iemand anders gunsten te verlenen, hoewel ze het niet in haar hoofd haalde om Pearly dwars te zitten. Hij kwam minstens eens per maand opdagen - soms met een heel gezelschap - wat haar op een onbetaalde rekening van zo'n $ 100 kwam te staan, tenzij hij haar een seintje gaf dat een van zijn tafelgenoten wilde betalen. Ze had er niet lang voor nodig gehad om uit te vinden dat zijn belangstelling voor Reed-Farben allesbehalve een korte bevlieging was.
  
  'Reed-Farben neemt veel mensen in dienst, maar ze zijn erg lastig. Ik bedoel... er zijn kerels uit de buurt die ze beslist niet willen hebben, terwijl er een hoop zijn die elke dag honderd mijl moeten afleggen om hier te werken. De personeelchef is Kenny Abbott. Hij heeft... politieke bindingen. U krijgt hem niet direct te spreken, neem ik aan, maar als u hem ziet - dan kunt u hem zeggen dat ik u zijn naam heb genoemd, Vertelt u hem maar... dat ik uw cheques verzilver.'
  
  Martha's ogen - donkergroen als olijven - richtten zich op de grijze ogen van Nick. Zij was de eerste die de blik neersloeg. Waarom? Ze had deze relatie nog nooit ingeschakeld om een vreemde een handje te helpen.
  
  'Dank u wel,' zei Nick zachtjes. 'Ik zal er alleen gebruik van maken als het nodig is, en dan nog heel bescheiden.'
  
  'Daar ben ik van overtuigd. Anders zou ik het ook niet hebben aangeboden.'
  
  Even later zei Nick: 'Bedankt voor alles, juffrouw Wagner. U hebt in een paar minuten meer voor me gedaan dan anderen in jaren. Ik ga nu maar naar die Phipps toe. Ik heb vandaag een lange rit gemaakt en ik wil er morgenochtend bij Reed-Farben fris uitzien en niet naar bier ruiken.'
  
  'Noem me maar Martha - dat doet iedereen, Als je het niet doet, weten ze niet eens over wie je het hebt. Zeg maar tegen Abe Phipps dat ik je gestuurd heb.'
  
  'Nogmaals bedankt. Welterusten.'
  
  'Welterusten... Jim.'
  
  
  
  De naam van Martha Wagner deed wonderen bij Abe Phipps. Nick kreeg een huisje in een dubbele rij van veertig - klein, van hout en met ouderwets sanitair, maar proper"en keurig als een eerste klas scheepshut. Toen hij zich waste, merkte hij dat de kranen goed functioneerden, ze druppelden niet, en het water stroomde gelijkmatig.
  
  in sommige huisjes was het licht aan, en door enkele gaasdeuren bereikten hem verwarde televisiegeluiden. Nick kwam tot de conclusie dat hij ver genoeg van Abes huis verwijderd was om er zeker van te kunnen zijn dat zijn komen en gaan niet al te nauwkeurig in de gaten zou worden gehouden. Toen hij de uitgang aan het einde van de rij huisjes had gevonden, was hij er helemaal van overtuigd. Abe zou dan een nachtkijker moeten hebben, en Nick had trouwens in de kamer achter Abes kantoortje het blauwige beeldscherm van een televisietoestel opgemerkt.
  
  Hij reed langzaam langs de laboratoria van Reed-Farben. In de tijd van Lyman Electronics stond er alleen maar dat reusachtige gebouw van twee verdiepingen, midden op het terrein, fantasieloos, modern, zonder ramen, en met airconditioning met het oog op de precisie-apparatuur. Volgens het rapport van AXE waren ze failliet gegaan toen de NASA zijn contracten niet vernieuwde, en stond het vroegere congreslid Pearly Abbott (voor wie de oppositiebladen bijzonder onplezierige bijnamen gebruikte) in relatie met de Reed-Farbengroep die het onroerende goed opkocht. Een vuil spelletje? vroeg Nick zich af.
  
  Door de verlichting, vooral het strijklicht op de hoeken van vele gebouwen en de gekleurde lampen langs de rijbanen en in de plantsoenen, kon Nick zien hoe uitgestrekt het complex was. Dat lag nu op drie niveaus. Ze hadden wegen op de helling aangelegd, en daar bevonden zich nu huizen. Hij bleef de omheining volgen. Die omsloot het hele complex, en volgens de stafkaart die Nick had bestudeerd, waren er geen andere toegangswegen. Dat betekende dat ook de huizen op de helling onder bewaking stonden. Je moest naar binnen en naar buiten door de fabriekspoort, waar je in het felle licht je pasje moest laten zien.
  
  Dat was de gebruikelijke gang van zaken bij een oorlogsindustrie. Voor de bewaking gebruiken ze wat ongeschoolde werklozen, die zich allengs gewichtig gaan voelen en trouwe aanhangers worden. Maar, zoals Hawk vijf dagen tevoren in Washington had opgemerkt, tóch klopte er iets niet.
  
  Reed-Farben Ltd. werd goed gefinancierd, maar de eerste bom duiten was via de Chase Manhattan Bank, de First National City Bank en de United California Bank uit Zwitserland gekomen. Er waren geen aandelen in handen van buitenstaanders, de beschikbare belastinggegevens van de afgelopen driejaar waren volkomen in orde, en de geldschieters waren vertegenwoordigers van internationale belangengroepen die nooit te bereiken waren.
  
  Je kon alleen maar contact krijgen met hun juridische adviseurs en accountants.
  
  Ze produceerden inderdaad chemicaliën, maar die hadden vorig jaar nauwelijks winst opgeleverd. Het heette dat ze een grote afdeling wetenschappelijk onderzoek hadden, die met ingewikkelde implantatieproeven bezig was. In de hele vakliteratuur was maar één interview met een wetenschappelijk medewerker van Reed-Farben te vinden. Een Syrische onderzoeker van naam verklaarde in algemene termen dat ze aan prostaglandinen werkten: 'Onze doorbraak die, wetenschappelijk bezien, misschien over twee tot zes jaar tot stand zal komen, zal een grote verbetering voor gebrekkige menselijke organismen met zich meebrengen. We zijn met zestien prostaglandinen bezig - chemicaliën die in een hoeveelheid van nog geen miljardste gram orgaanfuncties kunnen wijzigen. Dan kunnen we wellicht genezing bieden voor hoge bloeddruk en voor aandoeningen van de nieren, de hersenen, longen, borstklieren, de schildklier, oogvliezen en voortplantingsorganen.'
  
  Toen Nick dat had voorgelezen, merkte Hawk op: 'Dat lijkt wel kwakzalversreclame, vind je niet? Daarom hebben we Bill Rohde naar Harvard gestuurd om met Witherspoon te praten. Er bleek toen dat het allemaal mogelijk is. Harvard heeft ook van die projecten. Maar... Witherspoon had hetzelfde onplezierige gevoel als wij, waardoor wij zo nieuwsgierig zijn geworden. Er klopt iets niet. Mensen van Reed-Farben wisselen nooit ervaringen uit met andere wetenschapsmensen. Ze gaan evenmin naar vakbeurzen. Ze maken geen andere reclame dan voor hun gewone chemische preparaten. Hun wetenschappelijke staf ten slotte bestaat grotendeels uit buitenlanders, die met niemand omgaan.'
  
  'Hoe zit het met dat vliegveldje?' had Nick gevraagd.
  
  'Nog zo iets eigenaardigs. Ze hebben een speciaal toestel voor hun directie gekocht. Vlak achter de eerste berg voorbij de fabriek legden ze in het dal een vliegveld aan. Alles even duur; een indrukwekkende landingsbaan die alleen maar overdag bruikbaar is. We hebben de luchtvaartautoriteiten heel voorzichtig federale landingsfaciliteiten laten aanbieden. Ze voelen er niets voor. Het is wel een verdomd raar bedrijf als het zelfs geen belangstelling heeft voor enigerlei hulp.'
  
  Nick dacht over dat gesprek na toen hij over de slingerende hoofdweg reed waar die door een diepe kloof het dal verliet. De omheining liep niet meer parallel aan de weg - dat had hij reeds op de heenweg geconstateerd - maar ging hier loodrecht tegen de helling op, en sloot ook daar hermetisch het 75 hectare grote fabrieksterrein af. Daarbij was het vliegveld niet inbegrepen; dat was nog weer 200 hectare; vroeger stonden daar twee boerderijen.
  
  Er was een korte vluchtstrook langs het weggedeelte door het ravijn - een ideale plek om zijn wagen neer te zetten. Nick liep terug naar de hoek van de omheining en klom naar de plek waar hij onder het hekwerk door een geul van de helling af had zien lopen. Met een spaarzaam gebruik van zijn zaklantaarn ontdekte hij een voetafdruk in de weggespoelde grond ernaast, en er waren ook aanwijzingen dat iemand - of meer dan één persoon -door die geul gekropen was. De voetafdruk - ongeveer maat 47 - kon van N82 zijn. Een gemakkelijke manier om binnen te glippen, vond Nick - zelfs te gemakkelijk. Als ze al die veiligheidsvoorzieningen troffen, waarom zouden ze dit dan over het hoofd zien?
  
  Hubie was onder zijn eigen naam opgetreden, zoals 'proefkonijnen' bij dit soort eenvoudige opdrachten vaak deden. Maar als Hubie door dat uitnodigende gat onder de omheining was misleid, kon er weleens van een interessantere zaak sprake zijn. De stukjes van de legpuzzel bleken steeds minder bij elkaar te passen.
  
  Nick had de roodharige N82 vier keer meegemaakt; onder andere had hij samen met hem een dag lang een verdachte figuur in Philadelphia geschaduwd. Nick had de jongere man een goede beoordeling gegeven. Die knaap was slim, vlug en zelfverzekerd. Hij wilde iets bereiken. Met die eigenschappen krijg je... een man die onder een omheining door kruipt om zich te kwijten van een opdracht, die hij allesbehalve onderschat.
  
  Nick reed vijftig kilometer verder naar Forge Junction, ontdekte het Silver Cloud Hotel en parkeerde er twee dwarsstraten vandaan. Het stadje maakte aanstalten om naar bed te gaan; de enige plaatselijke bioscoop liep leeg, en behalve het hotel, een restaurant aan de overkant van de brede hoofdstraat en een stuk of wat cafés, waren alle zaken in het donker gehuld. Ze verspilden hier geen geld aan etalageverlichting na het sluitingsuur.
  
  Hij zette een slappe bruine hoed op, trok een bruin jasje aan -anders droeg hij nooit bruin, maar het was een goede kleur om verkeerde persoonsbeschrijvingen te veroorzaken - en nam een kamer in het Silver Cloud Hotel. Hij betaalde vooruit en kreeg kamer 26. Hubie had kamer 18. De gang was leeg toen hij er zachtjes door liep, na twee minuten voorzichtig peuteren kamer 18 open kreeg en naar binnen glipte.
  
  Zonder de lamp aan te doen - in kleine plaatsen hebben de mensen het zo gauw in de gaten als er ergens een licht brandt waar men het niet verwacht - doorzocht Nick de kamer en Hubie's eigendommen met zijn zaklantaarn. Hij raakte ervan overtuigd dat iemand al eerder in de bagage gerommeld had. Zijn spullen lagen slordig door elkaar, maar Hubie was nou juist uitgerekend netjes en precies geweest. De snuffelaars zouden alleen maar dingen hebben aangetroffen die erop wezen dat Hubie een vertegenwoordiger in chemicaliën uit New York was. Toen Nick ontdekte dat alle muziekbandjes van Hubie's kleine recorder ontbraken, wist hij dat hij gelijk had. Die hadden ze meegenomen om op hun gemak te onderzoeken.
  
  Als Hubie zich precies aan de voorschriften had gehouden en ze zijn rapport niet hadden gevonden... Nick vond de Gideon-Bijbel achter in de la van de schrijftafel. In de achterzijde van de band was een gleuf waarin een geluidsbandje zat. Mannen van AXE verspreiden de Bijbels met bergruimte voor een bandje en laten de normale exemplaren, die door het Gideon Genootschap in hotels worden gedistribueerd, verdwijnen. Ze nemen het exemplaar van AXE mee wanneer ze weggaan en als ze weggaan -wat een verklaring kan zijn voor het statistisch vastgelegde feit dat Bijbels de meest geleende boeken ter wereld zijn.
  
  Nick stopte het bandje in zijn zak en controleerde of hij niets verkeerd had achtergelaten.
  
  Toen hij de deur naar de gang opende,, kwam er een man voor hem staan. Zelfs in het halfdonker herkende Nick het wapen dat van de heup van de man naar voren stak. Een Colt, officieel dienstmodel. Daar was tegenwoordig bijna niet meer aan te komen. Als je hebt gezien wat de kogels daaruit kunnen aanrichten, blijf je stokstijf staan en hoop je er maar het beste van. 'Terug naar binnen,' zei de man. Nick ging terug naar binnen.
  
  De man kwam achter hem aan en ontstak het licht. Nick zei hem niet dat hij dat moest laten. De man was stevig en corpulent. Hij had schouders die nog breder waren dan die van de toch bijzonder flink uit de kluiten gewassen Nick, en een ingedrukte neus die te vaak met vuisten of boksbeugels in aanraking was gekomen - of maar één keertje met een zwaar slagwapen. Het gekraakte neusbeen was breed en onregelmatig van vorm en er liepen ook nog littekens over.
  
  'Wat heb je gepikt?' De spraak paste bij het gezicht.
  
  'Ik? Ik had de verkeerde kamer te pakken?'
  
  'Waar zat je naar te zoeken.'
  
  'Ik zocht mijn kamer.'
  
  'Welk nummer?'
  
  'Achttien, dacht ik.'
  
  'Nou... en ik zag dat je het slot van 18 openpeuterde. Waarom?'
  
  'Dat heb ik je al verteld.' Het pistool maakte een beweging van ongeduld. Nick zette zich schrap. 'Je hebt me geen barst verteld. Draai je om.'
  
  'Ben jij de stille van de zaak?'
  
  'Ha, ha!' Zelfs de lach klonk plat. 'Ja, dat ben ik. En draai je nou maar eens om.'
  
  Nick zei: 'Laten we het uitpraten. Ik heb niets weggepakt. Als ik een tientje afschuif?'
  
  Dat vond King Kong bijzonder komiek en hij moest opnieuw lachen. In de oefenzaal van AXE leer je dat lachen vaak de gezichtsscherpte tijdelijk verstoort. King Kong kreunde toen een hand uitschoot als de kop van een cobra en zijn pistool omhoog drukte. Zijn arm werd dubbelgevouwen en over zijn schouder heen achterwaarts geduwd. Nick deed een pas naar voren en zette zijn gewicht erachter.
  
  Een onderhandse uitval van een geoefend man naar een pistool, waarbij de arm met wapen en al over de schouder heen naar achteren wordt gedrukt, is een ontwapeningsmanoeuvre waar bijna niets tegen te doen is. De spieren van de schouders en van de rug schakelen dan de armspier uit. Wanneer de hand met het wapen verder achterwaarts komt, klapt de arm dubbel en dreigt de wijsvinger - als die zich aan de trekker bevindt - te breken. Dan laatje het wapen los.
  
  Zo luidt de theorie. Meestal lukt het, maar niet bij King Kong. Hij was gedrongen en sterk en duwde instinctief het pistool weer omlaag voordat Nick hem voorbij zijn oor had kunnen krijgen. Hij drukte het wapen en ook Nick bijna tegen de vloer. Nick maakte van de vingers van zijn linkerhand een spies en stootte daarmee tegen de zijkant van de luchtpijp van zijn tegenstander. Hij kwam op een kaakbeen terecht dat zo hard was als van een ezel. De twee mannen vochten om het wapen. Zo dicht bij de grond was King Kong enigszins in het voordeel. Er zijn idioten die beweren - en het is zelfs in sommige leerboeken voor het handgemeen terechtgekomen (maar niet in die van AXE) - dat een pistool niet afgaat als je het slot vasthoudt. Ze zeggen zelfs datje het heel stevig moet beetpakken. Geloof het maar niet!
  
  Of probeer het een keer - dan heb je een tijdlang een verlamde hand, om van iets ergers maar niet te spreken. Het heeft wel zin te proberen je hand voor de haan van een revolver te krijgen, tenzij het ding geen haan heeft, of voor de haan van een pistool, als het een type is waarbij hij naar buiten steekt. Maar het is heel goed mogelijk dat je je te veel op het handgemeen moet concentreren om je aan dergelijke details te kunnen wijden. En dat was met Nick het geval.
  
  King Kong kreeg de gelegenheid om met zijn linkerhand uit te halen, en Nick had het gevoel of een ezel hem een trap in zijn maag had gegeven. Een kanjer van een ezel. Een kleinere man, of eentje die niet in zo'n beste conditie was, zou het pistool hebben losgelaten. Nick kreunde en gaf met beide handen een duw omhoog en zette er de kracht van zijn benen en zijn rug achter, terwijl King Kong opnieuw toesloeg. De dreun die Nick op zijn rechterarm kreeg, veranderde ook de stand van zijn linkerarm. Ditmaal voelde het aan als een trap van een wat kleinere ezel. Nick wist de rechterarm van de man verder over diens schouder te trekken en drukte hem toen neer. Het pistool viel op de vloer. Ze graaiden er allebei naar. King Kong, die dichterbij was, was hem een centimeter voor. Hij omklemde het wapen stevig met zijn rechterhand en haalde de veiligheidspal met zijn duim over. Nick hoorde de klik. Boem!
  
  De Colt loste een bulderend schot vlak over de vloer heen. Nick hield de pols vast en hakte met de zijkant van zijn hand in op een zwaar gespierde hals. King Kong besloot zich helemaal op het pistool te concentreren. Ze worstelden verder. Boem! Nog een kogel, ditmaal in de muur.
  
  Nick klemde nu twee handen om die pols, spreidde zijn benen en zette zich schrap. Hij riep de hulp in van zijn sterkste spieren om de mindere van zijn tegenstander de baas te worden - het was nu een afwegen van zijn rugspieren tegen die van King Kongs armen en pols. Hij draaide de Colt langzaam naar de buik van zijn tegenstander. Ze keken elkaar aan, waarbij de kleinere man naar Nick omhoog staarde. Hij werd bleek; zijn foeilelijke kop kreeg plotseling een kinderlijke en angstige uitdrukking en smeekte als het ware om enige steun tegen een dreiging die te groot was om het hoofd te kunnen bieden. King Kong herinnerde zich wat die grote 11,5 mm-kogels konden aanrichten. Zijn ingewanden krompen alsof hij een blok ijs had ingeslikt.
  
  King Kong was evenmin een lafaard als een bijzonder moedige figuur; hij was niet fijnbesnaard genoeg om in een van die uitersten te vervallen. Zoals de meeste mannen werd hij gedreven door wat er in de naaste toekomst met hem zou gebeuren, en op dit moment zag het er naar uit dat hij helemaal geen toekomst meer had.
  
  Het was een strijd tussen een sterke grote kerel en een sterke kleine kerel, en het pistool bleef schuin omhoog op zijn buik gericht. Nick had automatisch zo gemanoeuvreerd dat hij de plafondlamp achter zich had en het licht in King Kongs ogen viel, die angstig stonden en bleven staan, omdat de kleinere man zich tegen de grotere verweerde en er niets mee bereikte. Ze schoven een beetje over het dunne vloerkleed heen en weer als twee stieren die met de horens aan elkaar vastzitten.
  
  Er riep iemand op de gang. Een telefoon rinkelde. Op de trap bonkten voetstappen. 'Wil je hier levend vandaan komen?' vroeg Nick.
  
  De dikkop knikte. Wat ja moest betekenen.
  
  'Laat het pistool dan los en smeer hem.'
  
  King Kong aarzelde.
  
  'Daar hoefje niets mee op te geven,' zei Nick. 'Ik hoef maar te trekken en ik schiet je dwars door je donder.'
  
  De poteling liet los en ook Nick liet zijn krachtige greep op de pols van de man varen. Nick deed met het pistool in de hand een stap terug en de ander rukte de kamerdeur open. Hij liep de nachtportier die Nick had ingeschreven finaal omver. Het was een lange knaap en King Kong liet hem in zijn volle lengte op de vloer achter alsof er een paard overheen gegaloppeerd was.
  
  Hij keek met grote ogen naar Nick op. 'W-wat is er aan de hand?' Hij ging met zijn rug tegen de muur zitten terwijl Nick over hem heen stapte, met de Colt uit het gezicht in zijn riem gestoken.
  
  Dat was haar echtgenoot. Hij heeft op me geschoten. Geen ongelukken gebeurd.' Nick verdween de hoek om en zweefde als een balletdanser de trap af.
  
  De kleine hal was leeg. King Kong had er haast achtergezet. Hij ging in de verte een hoek om toen Nick de straat bereikte. Als de plaatselijke politie opgebeld was, dan viel daar niets van te bekennen. Nick drukte zich tegen de muur van het gebouw aan om uit het gezicht te blijven van degenen die opgeschrikt door de schoten uit de hotelramen naar buiten zouden kunnen kijken. In de buurt van zijn wagen was niemand op straat. Hij reed vier blokken verder, sloeg een paar keer af en stopte op de donkere parkeerplaats van een markt om het bruine jasje en de hoed in de kofferruimte weg te stoppen.
  
  Drie kilometer buiten de stad passeerde hij een betonnen tweebaansbrug over een ravijn. Ver in de diepte glinsterde het water van een riviertje in het schrale licht van maan en sterren. Nick haalde de Colt uit elkaar, veegde elk onderdeel met zijn zakdoek af en probeerde er de glimmende strook mee te raken door /e onder verschillende hoeken omlaag te gooien.
  
  In Copperpot Valley kwam hij weinig auto's tegen. Martha's zaak was dicht. Zo zacht mogelijk reed hij Alpine binnen en parkeerde zijn wagen naast zijn huisje.
  
  Binnen deed hij de gordijnen dicht en zette zijn goedkope bandrecorder klaar, dat aangesloten was op een al even goedkoop radioapparaat. Dat goedkope zat overigens alleen in het uiterlijk; als je de veranderingen meetelde die Stuart, de duivelskunstenaar van het AXE-laboratorium, erin had aangebracht, kostten ze een respectabel bedrag. Nick zette het bandje op dat hij in de bijbel had gevonden en hoorde een opname van Peter, Paul & Mary van een radiostation in Denver, waarbij Hubie af en toe geneuriede. Nick draaide een eindje door en haalde aan de achterkant van het toestel een schakelaartje over. Nu klonk de stem van Hubie Dumont door de luidspreker van de radio. Nick draaide hem zo zacht mogelijk en luisterde nu met gespitste oren.
  
  N82 sprak met moeilijk te herkennen stem, zoals hem geleerd was. '... de sleutel van het mysterie moet in het hoofdgebouw liggen. In de andere gebouwen komen arbeiders uit de omgeving. Ik heb echter niemand weten te vinden die in het hoofdgebouw was geweest of daarvoor wilde uitkomen. Het wordt scherp bewaakt. Ik ben er de afgelopen nacht dichtbij geweest en ontdekte er twee grote patrouillerende kerels. Het leek wel of ze een borrel ophadden of onder de invloed waren van een verdovend middel. Om de twee uur maken de normale bewakers een ronde om het gebouw. Gisterenmiddag om één uur tweeëntwintig arriveerde het vliegtuig. Ik zat in het bos bij de landingsbaan. Het is de tweede keer dat mijn informant me een juiste tip over aankomende vliegtuigen heeft gegeven. Veertien kisten werden uitgeladen en per vrachtauto naar het hoofdgebouw gebracht. Er stapten vijf passagiers uit. Belangrijke lieden, naar de ontvangst te oordelen. Opgewacht door dr. Greta Stoltz, dr. Don Nimura, Kenny Abbott en nog twee mannen, waarvan ik aanneem dat ze hoge stafemployés van de maatschappij in kwestie zijn. Ik kon geen van de vijf aangekomenen herkennen, hoewel ik hen door mijn kijker nauwkeurig observeerde. Eén man liep mank en werd ondersteund; hij had een verband op zijn gezicht. De vier anderen leken van Noord-Europese of van Slavische herkomst te zijn. De kisten waren verschillend van afmeting en niet erg zwaar. Onderzoek wordt voortgezet.'
  
  Nick schakelde het toestel uit en leunde achterover. Hij was ervan overtuigd dat dit 'Onderzoek wordt voortgezet' in een tweede bezoek via die verleidelijke opening onder de omheining van Reed-Farben geresulteerd had. Hij was te grazen genomen -en flink ook! Die wezenloze bewakers konden een onderdeel zijn van een plan om hem uit zijn tent te lokken. Door hen leek het allemaal veel eenvoudiger...
  
  De figuren van Reed-Farben die Hubie met name genoemd had bij de ontvangst van de belangrijke personen waren stuk voor stuk bij AXE bekend. Dr. Stoltz en dr. Nimura waren wetenschappelijke onderzoekers. Stoltz had een studie gemaakt van atoomenergie voor industriële doeleinden - waar je van alles onder kon verstaan - maar Nimura, die medicus was en geen natuurkundige zoals Greta Stoltz, had in Japan aan hart- en niertransplantaties gewerkt voordat hij naar Colorado kwam. Nick nam een warme douche en wreef toen alcohol op zijn pols, waar Ring Kong hem had beetgegrepen, en op zijn hand waar die door de Colt gekneusd was. De nacht was zwoel en er hing een aangename dennengeur. Zijn huisje lag tamelijk ver van de grote weg zodat de landelijke sfeer niet door af en toe voorbijkomende auto's of vrachtwagens verstoord werd. Een prettige afwisseling na het stadsleven. Maar waarom moesten de mensen zulke plezierige plekjes bederven met hun hebzucht en intriges? Die weldadige sfeer verdween tegen zeven uur 's ochtends. Een karavaan van brommende, toeterende vracht- en personenauto's had zich van de grote weg meester gemaakt. De meeste afdelingen van Reed-Farben Ltd. werkten in een tweeploegenstelsel; de eerste ploeg begon om acht uur. Nick ontdekte aan de weg tegenover Alpine een laadstation voor vrachtauto's - zo iets bevorderde de stilte natuurlijk niet. En dan was er naast het motel nog een werkplaats, waar ijzeren vaten bij honderden tegelijk werden opgekalefaterd. Elk vat op zich zelf produceerde al een kakofonie van lawaai als het schoongemaakt, geschuurd en met de verfspuit behandeld werd. Geen wonder dat Abe Phipps zulke lage tarieven rekende.
  
  Nick reed dertien kilometer westwaarts om in Deadwood Dicks Factorij te ontbijten. Terwijl hij een glas sinaasappelsap, een uitsmijter en een kop koffie zat te verorberen overdacht hij de zetten van N82 en van hem zelf zoals een schaakmeester na afloop van een partij. N82 was logisch en bekwaam te werk gegaan, zij het misschien wat al te zelfverzekerd. Hij dacht aan Martha Wagner. Temperamentvol, aantrekkelijk - en uitgekookt. Wat hier ook aan de hand mocht zijn - zij wist ervan, ook al was ze zich daar niet van bewust. Ze was aan zwerfkatten als
  
  Jim Perry gewend. Die deden nooit iets logisch; dat zou trouwens ook onlogisch geweest zijn!
  
  Nick kocht nog een broodje met rosbief en twee appels om mee te nemen. Hij koos aan de hand van zijn stafkaart van 1931 een oude weg, die vroeger bij een mijn bleek te hebben behoord, en zette zijn wagen aan het eind ervan neer. Met een goedkope camera om zijn nek bracht hij de dag door in de bergen die het complex van Reed-Farben en de belendende landingsbaan omringden. Hij ontdekte oude, niet meer gebruikte wegen, een spoorbaan waarvan de rails waren weggehaald en een verlaten boerderij.
  
  Door zijn verrekijker zag hij de bewoners van de huizen op het uitgestrekte terrein van Reed-Farben komen en gaan, vrouwen en kinderen.
  
  Tegen drieën reed er een gele schoolbus binnen, net als alle personenauto's en vrachtwagens moest hij door de centrale poort.
  
  Langzaam bewoog hij zijn kijker in de richting van de gebouwen waarin het bedrijf van Reed-Farben werd uitgeoefend. Een vrachtauto reed achteruit naar een ervan. Nicks kijker bleef rusten op het uitladen van de kisten door een ploeg van drie man onder het wakend oog van een Japanner in een witte jas.
  
  De Japanner zei iets tegen de mannen; een van hen, die kennelijk kwaad was, hield op met werken om hem van repliek te dienen. De Japanner gebaarde ongeduldig dat hij op moest schieten. De mannen zetten er nu meer haast achter. Plotseling plofte een kist op de grond. Het deksel schoot omhoog en een groot deel van de inhoud viel uit de kist.
  
  Nick trok verbaasd zijn wenkbrauwen op. Er rolden handen uit, perfect van vorm, potsierlijk echt... Sommige in de vorm van een gebalde vuist, gereed om een flinke stomp te geven; andere klemden zich krampachtig om een onzichtbaar voorwerp.
  
  Ook de mannen keken kennelijk stomverbaasd. Nicks krachtige verrekijker registreerde hun verbijstering zo scherp dat het leek of hij vlak naast hen stond. Alleen de Japanner hield het hoofd koel. Hij bukte zich en legde de lugubere dingen in de kist terug. Zijn lippen leken ze intussen te tellen.
  
  De mannen van de vrachtauto bleven als vastgenageld staan en twee van hen fluisterden met elkaar. Ze hadden natuurlijk niet beseft wat ze vervoerd hadden. De Japanner greep het deksel en legde het weer op de kist.
  
  Het uitladen werd hervat. De Japanner drukte op een knop in een zijmuur van het gebouw en er kwam prompt nog iemand met een witte jas te voorschijn. Ze spraken even met elkaar en toen ging de tweede weer naar binnen. Binnen vijf minuten was hij terug, met een kleine bult in een van de jaszakken; de bovenkant van het pakje was nog juist zichtbaar.
  
  Hij kuierde naar de voorkant van de vrachtwagen. De Japanner ging op de achterkant af, waar de mannen aan het werk waren en hield hen nu heel gespannen in het oog. De ander opende de motorkap, haalde het pakje uit zijn zak, stopte het ergens tussen de motor en deed de kap weer dicht. Nick was er vrijwel zeker van dat de mannen van de vrachtwagen hem zelfs niet gezien hadden. Nick voelde zweetdruppels in zijn nek...
  
  Nog geen uur later stapten de drie mannen in de vrachtauto en reden in de richting van een verre uithoek van het fabrieksterrein. Nick was niet helemaal bedacht op de korte, hevige knal die het voertuig uit elkaar rukte. Uit de motor schoten vlammen. Stukken metaal spatten in het rond en boorden zich de grond in. Nick dacht dat hij een van bloed druipend hoofd de lucht in zag vliegen. Hij liet ten slotte zijn kijker zakken.
  
  Hij kon het niet verklaren. De moord op de drie mannen verliep zo gesmeerd, dat die beslist volgens een tevoren opgemaakt plan moest zijn beraamd. Iedereen uit de weg ruimen die misschien iets te weten was gekomen. Maar waarom? Wat hadden ze verdomme te verbergen? Waarom namen ze zulke enorme risico's? Om halfzeven was hij bij zijn auto terug en reed hij naar Martha's restaurant. Hij bleef aan de bar hangen tot het tafeltje naast Martha's privé-hoekje vrijkwam en bestelde de specialiteit van het huis: rundergoelasj. Ze ontdekte hem pas toen hij de rijstpudding en zijn koffie bijna ophad, en bleef glimlachend bij zijn tafeltje staan.
  
  'Hallo Jim. Hoe is het afgelopen?'
  
  'Afgelopen? Hm - wat afgelopen?'
  
  Met je sollicitatie.'
  
  'O.' Hij wendde zijn blik af en zei: 'Ach, ik ben er vandaag niet aan toe gekomen. Ik ben de bergen in geweest. Het weer was zo lekker en ik was niet op tijd terug. Ik ga morgen wel.'
  
  Met de oogopslag van een liefhebbende moeder ging ze langzaam op de stoel tegenover hem zitten. Alles liep zo gesmeerd dat hij zich een beetje schuldig voelde en zijn ogen op zijn lege koffiekop gericht hield.
  
  'Je kon wel een vrije dag gebruiken na je reis,' zei ze, 'maar morgen moet je er echt wel naar toe. Baantjes blijven niet op je wachten, weet je, en misschien is er net een aan je neus voorbij gegaan. Nog koffie?'
  
  Nick nam nog een koffie, liet daarna twee bier aanrukken en werd naar Martha's eigen hoekje geloodst. Hij liet zich nu bemoederen. Dat is een rol waarin je het bij welhaast iedere vrouw ver kunt brengen, maar hij is moeilijk te spelen. Je speelt de rol van de zoon, met kleine zwakheden waar iets aan gedaan kan worden, en je wordt bemind om je deugden. Als Martha zo nu en dan energiek wegliep, bekeek hij de manier waarop haar stevige, royale lichaam zich bewoog. Er bevonden zich spieren onder die rondingen - ze wist van aanpakken en dat hield haar fit.
  
  'Ik zou je wel naar huis willen brengen,' opperde Nick verlegen, 'maar ik neem aan datje zelf met de wagen bent.
  
  Ze keek hem peinzend aan en vond hem nu een heel aantrekkelijke zwerver. Ze vroeg zich af waarom hij zo weinig onstabiel was. Hij maakte niet de indruk van een drinkebroer - daar had ze door jaren ervaring met Pete een goede kijk op gekregen. Waarschijnlijk was hij zonder een bepaalde reden op drift geraakt en had hij nooit een ankerplaats kunnen vinden. Ze vroeg hem: 'Heb je zin in een uitstapje?'
  
  'Dat heb ik zeker.'
  
  'Kom mee dan.' Daar zit het hem in, besloot ze, die knaap is gewoon eenzaam. Dat zal niet lang meer duren als die kudde melk-en-honing-grietjes bij Reed-Farben hem in de gaten krijgt. Martha had een Lincoln Continental Cabriolet, die zwart stond te glanzen in het licht van de parkeerplaats achter de zaak. Ze snorden over de grote weg naar het westen en ze merkte op: 'Deze wagen betekent voor mij een grote luxe. Ik heb zó lang in aftandse vehikels rondgereden dat ik, toen het eraf kon... nou ja.'
  
  'Dat heb je verdiend,' antwoordde Nick. 'Zoals jij leeft en werkt, verdien je een heleboel dingen, Martha. Ik wil maar zeggen... heel wat meisjes zouden in jouw plaats niet zo aardig zijn voor een gewone vrachtwagenchauffeur.'
  
  'Ik heb niets tegen vrachtwagenchauffeurs zolang ze verder kijken dan hun neus lang is. We hebben hier een paar van zulke jongens die 's winters aan de universiteit studeren. Jij ziet er niet eens als een vrachtautochauffeur uit, Jim. Wat heb je uitgevoerd voor die baan bij Monongahela?'
  
  'Ik was installateur bij de Western Union voor microgolfinstallaties. Toen heb ik hier die skivakantie doorgebracht. Ik was opzichter toen ik er wegging.'
  
  'Waarom ging je dan weg? Dat was toch een goed baantje?'
  
  'Steeds maar weer ergens anders heen. Ons volgende karweitje zou in Californië geweest zijn.'
  
  Martha lachte. 'Dus je houdt eigenlijk niet van rondtrekken?' "Nee, ik geloof van niet. Het is min of meer vanzelf zo gelopen.' Nick zuchtte. 'Dit hier is een streek waar ik graag zou blijven zitten.'
  
  Martha reed goed. Ze gleden met groot gemak en zonder riskante manoeuvres over bochtige bergwegen. Een paar kilometer voorbij de factorij verliet ze de hoofdweg en nam een eenvoudige zijweg die steil omhoogging, tussen dennenbossen. Plotseling bevonden ze zich op een rotsrand met een mijlenver uitzicht. De bergen waren grillige, kantige silhouetten in het maanlicht. Verderop in de diepte twinkelden lichtjes. Het was of je uit een vliegtuig omlaag keek.
  
  Martha parkeerde de wagen met zijn neus naar de afgrond. 'Dit was de weg naar de Lost Goat Mijn, maar het laatste stuk is door erosie verdwenen. Kijk eens naar die lichtjes in de verte. Je kunt hier tachtig kilometer ver zien.'
  
  'Het is geweldig,' zei Nick, 'maar meestal blijf ik met zo'n eerste afspraakje niet met de wagen stilstaan.'
  
  Ze lachte met hem mee en gaf hem een sigaret. Hij hield haar een brandende lucifer voor eer ze haar aansteker had weten te vinden. 'Man, je hoeft je geen zorgen te maken, hoor,' zei ze. 'Ik doe zo iets haast nooit. Eigenlijk heb ik je hierheen gebracht om ie wat te vragen. Ik wil datje me belooft...'
  
  'Dat is ook toevallig... mijn moeder heeft me voor dergelijke nachten gewaarschuwd, en ik heb haar beloofd dat ik naar huis terug zou lopen als het moest. Maar het is een heel eind, en ik zou waarschijnlijk verdwalen en van een rots vallen of zo iets. Ik ben nog maar een kleine jongen en...'
  
  Hou op!' Met haar linkerhand wist ze een plekje tussen zijn ribben te vinden waar hij niet tegen kietelen kon. Hij hield zijn adem in, moest lachen en schoof Wilhelmina wat verder onder zijn oksel. Ze had het pistool bijna aangeraakt. 'Maar nu in ernst, Jim. Het is belangrijk.'
  
  Hij keerde zich naar haar toe en boog voorover tot zijn neus haar haar raakte. Het rook heerlijk. 'Je hebt prachtig haar. Moet je helemaal naar Denver voor een kapper?'
  
  Nee hoor. Anne Parker in Highland doet het prima. Maar laten we het niet over mijn haar hebben; jij bent nu onderwerp van ons gesprek. Waar ben je vandaag naar toe geweest in plaats van te gaan solliciteren?'
  
  Zijn wakkere geest overwoog de mogelijkheden. Controleerde Martha hem in opdracht van iemand anders? Hij besloot op zijn intuïtie en gewoonlijk goede kijk op mensen te vertrouwen. 'Ik ben niet speciaal ergens naar toe geweest. Ik was alleen maar wat gaar na die lange reis. Ik heb in de bergen gewandeld.'
  
  'En ben je nu een beetje bijgekomen?'
  
  'Beslist.' Hij streelde haar zacht en vriendelijk over de spier van haar rechterarm. 'En bedankt voor al je attenties, Martha. Dat geeft me het prettige gevoel dat ik... voor tenminste iemand iets te betekenen heb.'
  
  'Wil je dan iets voor mij doen - en voor je zelf?'
  
  'Misschien. Wat is het?'
  
  'Ga morgen op dat baantje af. Stel het niet uit. Besluit nu meteen er morgenvroeg heen te gaan en je beste beentje voor te zetten. Beloof je me dat?'
  
  'Dat beloof ik je.' Hij voelde zich warm om het hart worden. Deze vrouw zag honderden mensen komen en gaan, en hij was ervan Overtuigd dat ze haar gevoelens en sympathieën zorgvuldig in de hand hield. Ze hielp Jim Perry omdat ze iets in hem had ontdekt dat haar wel aanstond, en het was prettig als iemand voor je voelde, ook al heette je Nick Carter in plaats van Jim Perry.
  
  'Dank je,' zei ze. 'We schuiven immers zulke dingen o zo graag op de lange baan.'
  
  De wind die door de raampjes binnenkwam rook naar dennen. Er kraste een uil en zijn roep werd in de verte beantwoord.
  
  'Ben je nooit getrouwd geweest?' vroeg Martha. Ze had onmiddellijk spijt van deze netelige vraag. Waarom had ze zich die laten ontglippen?
  
  'Eén keer bijna,' antwoordde Nick. Dat was niet zo ver van de waarheid. 'En daarna... waarschijnlijk ben ik te weinig honkvast geweest.' Wat geheel en al klopte.
  
  Ja. hield ze zich zelf voor, zo zou het wel zijn. Verdriet zou erg op hem inwerken; je merkte dat hij gevoelig was achter die houding van het-kan-me-geen-fluit-schelen. Hij bleef zo zwerven om niet nog een keer zijn diepste gevoelens te hoeven blootleggen.
  
  Martha's gesublimeerde behoefte aan genegenheid zocht een uitweg. Ze vroeg zich nu niet meer af waarom ze zich zo tot deze uitzonderlijk fijngevoelige man aangetrokken voelde. Ze zuchtte en besefte dat ze begeerd werd en toch de situatie beheerste. Ze was eraan gewend geraakt dingen te regelen, in de tredmolen van lange uren en hard werken, en daarmee had ze haar vitale behoefte aan vriendschap en hartstocht in de verdrukking gebracht.
  
  Nick legde zijn grote hand over de hare heen, streelde die zachtjes en draaide hem toen met de palm naar boven. Zijn tintelende aanraking stemde haar warm. Ze voelde zich behaaglijk. Hij aarzelt een beetje, dacht ze, omdat hij met vrouwen even voorzichtig omspringt als met nieuwe situaties, zoals het solliciteren naar een baantje. Iemand moet hem de hand reiken. Hij is het waard. Je merkt dat hij goede, degelijke eigenschappen heeft onder dat vernisje van gekwetstheid.
  
  Hij wachtte nog een hele poos voordat hij zijn armen om haar heen sloeg. Toen hij het eindelijk deed, brandde ze van ongeduld om ook te worden vastgegrepen en gekust en gestreeld. Ze prentte zich zelf in dat ze hem wilde helpen los te komen en te ontdekken hoe heerlijk ware vriendschap kan zijn. De teugels bij hem aan te trekken was het laatste waar ze aan dacht; wanneer het moment daarvoor gekomen was, zou ze wel zien welke maatregelen ze zou nemen. Hij kuste haar, en zijn lippen waren zoals ze gedacht had: zacht en geduldig. Ze vlijde zich met een zucht van welbehagen tegen hem aan.
  
  Een heel bijzonder meisje, vond Nick. Het zat hem niet alleen in haar zoete geur en haar warme, gevulde lichaam; hij baseerde zijn oordeel op het totale beeld dat zij de afgelopen twee dagen bij hem had opgeroepen.
  
  Hij liefkoosde haar, en zij speelde het prettige spelletje mee. Toen zijn lippen haar tepels bereikten, die hij handig had ontbloot alsof dat de meest logische zaak van de wereld was, vond ze dat het tijd was om de teugels wat aan te trekken. Ze bedacht juist welke tactiek ze zou toepassen, toen hij het portier opende en ze half op de bank kwamen te liggen.
  
  Nee,' mompelde ze.
  
  Meteen werd de warme druk opgeheven en voelde ze zich tegelijkertijd opgelucht en tekortgedaan. Toen ze dromerig opkeek, zag ze twee sterren. Hun gouden twinkeling leek maar enkele centimeters van de donkere silhouet van zijn krachtige kaak en jukbeen verwijderd te zijn. Ze giechelde.
  
  'Wat is er aan de hand?'
  
  'De sterren...'
  
  'In mijn ogen?'
  
  'Nee, om je gezicht. Twee heldere sterren proberen je er als een engel te laten uitzien.'
  
  Daar is meer voor nodig dan een paar sterren,' zei hij zacht en keek achterom. Het wolkendek was weggetrokken en in de heldere berglucht kwamen de sterren schitterend uit. Ze bedekten het hele firmament met glanzende goudkorrels. 'Wat prachtig,' zei hij.
  
  Ze zuchtte, bewoog zich een beetje en genoot ervan dat hij zo goed tegen haar aansloot - zo licht, en toch met een alles doordringende tintelende warmte waardoor ze van de weeromstuit zelf begon te gloeien. Die warmte zat niet alleen maar aan de oppervlakte, bedacht ze toen hij haar opnieuw kuste. Ze voelde het ergens in haar keel en in haar borst - was dat soms in haar hart? - en langs haar rug.
  
  Plotseling zei ze: 'O... ooo. . langzaam gerekt met diepe zuchten.
  
  Martha werd opeens even fel als iemand die een tijdlang geen water heeft kunnen drinken en wiens dorst eindelijk bevredigd kon worden. Ze stak een hand in zijn shirt, trok het omhoog en genoot van de aanraking van zijn warme huid. Haar hand kroop omlaag, maakte zijn riem los en trok de rits van zijn broek open. Ze rilde terwijl ze hem aftastte. Ze perste haar tong diep in zijn mond en kronkelde zich tegen hem aan alsof ze wanhopig naar een nog inniger aanraking zocht.
  
  Haar billen rolden in een regelmatig ritme van de ene kant van de bank naar de andere, haar rok was bijna tot haar middel opgekropen, en hij beschreef met dansende vingers allerlei figuren op de binnenkant van haar dijen. Hij maakte haar kousen los en zij drukte haar bekken omhoog om hem de gelegenheid te' geven haar slipje uit te trekken.
  
  Het ging hem vlug en gemakkelijk af. Haar adem blies zachtjes en in korte stoten tegen zijn gezicht. Daarna keerde ze haar hoofd enigszins om met haar tong in zijn oor te kunnen komen en om met haar mond korte vinnige beten in zijn hals te geven. Haar stevige derrière lag nu tussen de twee zitplaatsen, maar haar lichaam ging in hetzelfde ritme door.
  
  Ze kreunde. Eén keer, toen hij heel ver ging, gaf ze een gilletje. Hij had hetzelfde, gelijkmatige tempo als zij en handhaafde het zelfs toen zij zich sneller begon te bewegen. Ze stak haar benen omhoog en hief daarna haar heupen op om zich krachtig tegen hem aan te drukken.
  
  Zijn handen grepen haar billen beet en met één vinger streelde hij de zachte holte ertussen. Terwijl hij haar gladde, warme huid kneedde, schokte zijn lichaam met lange slagen door. Hij voelde zijn adem door zijn keel schuren.
  
  Nu was hij volkomen meester van de situatie. Ze lag bijna stil; haar lichaam trilde onder zijn hartstocht. Zijn bewegingen werden steeds sneller en krachtiger, nu hij de toppen van een tijdloze, eeuwige passie bereikte.
  
  Hij schoof verder naar voren op de bank, hief het hoofd op en leefde zich uit in snelle, felle stoten. Ergens, ver weg, meende hij haar te horen fluisteren in de geest van: 'God... schat... oo-o... Haar armen klampten zich vaster om hem heen en haar vingers groeven zich diep in zijn rug. De spanning steeg nog en een vurige golf maakte zich van hen beiden meester.
  
  Nick likte de tranen weg die langs haar wangen biggelden. Hij was er tamelijk zeker van dat Martha Wagner nooit huilde als ze geslachtsgemeenschap had en nog minder bij haar andere bezigheden - maar dit was echt het moment ervoor, op de juiste plaats met (dat idee deed hem bijzonder veel genoegen) de juiste man. Hij merkte dat zijn eigen ademhaling even snel begon te worden als de hare - als reflex op de bewegingen van hun lichamen. Hij liet zijn tong over haar onderlip glijden. Zij rilde van genot en hield zich hunkerend aan hem vast. De nagels van haar ene hand drukten zich in de huid van zijn rechterheup en die van de andere hand onder zijn oksel als de stekels van een opgeschrikt maar niet kwaadaardig dier.
  
  Hij had haar stevig beet en besefte wat hij al had vermoed: hij had iets ongewoons en zeldzaams ontdekt. Waard om vast te houden. Ze sleepte hem onherroepelijk mee; hun gezamenlijke tocht over een opwindende, kolkende stroom kon evenmin van koers veranderen als een lichte kano in een stroomversnelling. Maar nu er geen sprake van dreigend gevaar was, voelden ze louter een stimulerende vrijheid. De stroom die hen meevoerde welde uit warme bronnen op, en de stroomversnelling kende geen rotsblokken en zou zeker in een warm, vredig meertje uitmonden.
  
  Hij pauzeerde even en hield met veel moeite zijn spieren in redwang. Hief daarna het hoofd op, luisterde naar geluiden die niet in die nachtelijke omgeving thuishoorden en ving niets op. pat overkwam hem niet 'vaak, en hij wist dat hij enkele ogenblikken lang geen acht hoefde te slaan op indrukken van buitenaf. dat hij zijn altijd waakzame antenne nu slechts op één golflengte kon instellen. Dat was een buitenkansje. Hij had gevoel voor de goede dingen van het leven, en in een maatschappij waar oprechte communicatie tussen man en vrouw zo moeilijk was geworden, moest je van zo'n kans profiteren.
  
  Hij bracht een hand langs haar blote rug omhoog en drukte haar tegen zich aan terwijl hij het tempo weer opvoerde. Ze reageerde met goedkeurende kreetjes op zijn krachtige slagen. Ze kwamen door de bruisende stroomversnelling, scheerden op hun heerlijke tocht langs de rotswanden en gingen nu op de climax van hun wellustige avontuur af, waarbij geen van beiden meer kon of wilde ophouden.
  
  Toen hun eerste vuur was uitgewoed en ze in het warme meer dreven, wist hij dat hij gelijk had gehad. Het was iets heel bijzonders en hij vond dat hij genoeg ervaring en Onderscheidingsvermogen bezat om dat te kunnen beoordelen. Je merkte, en daarvoor alleen al was ervaring nodig, dat ze beiden eerlijk waren geweest - van het begin tot het eind.
  
  Hij liet zijn gewicht grotendeels op de bank rusten en luisterde naar het rustiger worden van haar adem. Hij voelde zijn hartslag teruglopen die zo snel was geweest dat hij het kloppen in zijn oren had gehoord. Na een hele poos zei ze: 'Het was... zalig, Jim.'
  
  Hij kuste haar neus en voorhoofd als teken dat hij het ermee eens was. Even later zei ze: 'Dit vind ik ook heerlijk, maar mijn ene been slaapt.'
  
  Hij schoof voorzichtig langs het stuur achteruit en masseerde zachtjes haar benen. Ze zuchtte van voldoening. 'Neem jij het sleuteltje maar,' zei ze. 'Heb je ooit een duik genomen in een warm bergmeertje?'
  
  'Nog geen paar minuten geleden,' antwoordde hij. Ik zat met jou samen in een toverkano en we dreven over een plezierige stroomversnelling, en daarna kwamen we in het meertje terecht. Het was of we er tegelijk op als erin ronddreven. Alsof de kano met ons mee zwom.'
  
  'Zo iets voelde ik ook. Maar ik meen het echt. Kom mee...'
  
  Ze glipte de wagen uit en in het spookachtige licht van de maan en de sterren zag hij dat ze haar rok en blouse uittrok. Ze ging op het puntje van de bank zitten en trok ook haar kousen uit. 'Kleedje uit,' beval ze. 'Je zult ervan opkijken...'
  
  Hij kleedde zich uit, haalde Wilhelmina onder de bank vandaan en stopte haar in zijn broek. 'Mooi. Laat me dat dan maar eens zien. Ik neem alleen mijn broek mee, want daarin zit mijn portefeuille en ook de sleutels.'
  
  'Goed idee. Kom!' Ze pakte hem bij de hand en liep met zekere pas van de rotswand vandaan de bremstruiken door.
  
  Hij volgde haar en merkte dat de vage contouren van haar naakte lichaam, dat een zachte gloed scheen aan te nemen op plaatsen waar geen bomen het licht van de nachtelijke hemel in de weg stonden, hem prettig stimuleerde. Zonder bijgedachten, overwoog hij, komt je energie zó terug.
  
  'Ik dacht dat die bergbeken ijskoud waren,' zei hij.
  
  'Dit is geen beek, het is een stenen bekken. Het krijgt zijn water van een kleine bron en het loopt zo langzaam over dat het warm blijft. Als overdag de zon heeft geschenen, tenminste. Even uitkijken - er is bijna geen pas meer.' Ze hielp hem een korte helling op. 'De rotsen zijn hier makkelijk te beklimmen.'
  
  Ze bereikten de top van de helling en zagen water in het maanlicht glanzen. Beneden hen was een bassin van een meter of tien breed, met aan de overkant een rij dennenboompjes. Martha deed haar schoenen uit en trok hem mee. 'Kom. Schop ook je schoenen uit. Het is warm. En diep.'
  
  Dat was het inderdaad. Het water bleek merkwaardig zacht en bijna olieachtig aan te voelen toen ze naar de overkant zwommen en daar onder de dennen gingen zitten. Hij zei: 'Verdomd, dat is geweldig. Er zit vast een warme bron onder.'
  
  Dat weet ik niet. Misschien wel, want het water bevriest nooit.' Hij liep om het water heen om zijn broek en hun schoenen op te halen en kwam weer naast haar zitten. Ze zei: 'Ik heb een fles drank en sigaretten in de wagen, Jim. Ik heb er niet aan gedacht. Ze leken me... overbodig.'
  
  Dat zijn ze ook. Hij keerde zich naar haar toe en nam haar in zijn armen. Ze kusten elkaar en lieten zich op het bed van afgevallen naalden zakken. Toen hij zijn lippen langs haar hals omlaag liet glijden om een tepel te pakken te krijgen, mompelde ze: 'Nee, Jim. Niet meer... We hebben geen... Nu niet...'
  
  Haar hand streek langs zijn strakke buik en haar adem stokte.
  
  Ze stribbelde nog even tegen, een paar zwakke en vergeefse protesten, die ze blijkbaar heel gauw vergat.
  
  De gedrongen kerel waarmee Nick in Forge Junction had gestoeid en die hij King Kong noemde, reed naar de portiersloge van Reed-Farben en bleef onder de lampen staan. De bewaker controleerde zijn identiteitskaart en knikte dat hij kon doorrijden. De man zette zijn Mercury op de parkeerplaats bij het hoofdgebouw neer en werd daar bij de ingang opnieuw gecontroleerd. Hij moest een minuut of tien wachten voor Kenny Abbott hem kwam halen.
  
  Kenny zag eruit als een moderne, jonge stafemployé die het wel tot directeur zou kunnen brengen, met zijn gewichtig aandoende houding en gebaren die vastberadenheid moeten suggereren, maar doordat ze een automatisch aanwensel werden, slechts overeenkomst vertonen met de krampachtige bewegingen van een ledenpop. Hij droeg het obligate, donkere pak en de das met het fijne werkje. Hij keek je met een ontvankelijk gezicht en toch ook nogal gereserveerd aan, en zijn mond werd hard en wrevelig zodra de opgeprikte glimlach verdween of als je hem ongemerkt gadesloeg - vooral van -opzij. Hij sperde zijn ogen extra wijd open als hij je aankeek, maar kneep ze tot spleetjes samen als hij dacht dat niemand hem opmerkte.
  
  De meeste mensen geloofden en vertrouwden Kenny, tenzij ze dat type man door hadden gekregen na onprettige ervaringen. 'Hallo, Joe,' zei Kenny. 'Alles goed?'
  
  De gedrongen man mompelde een groet en liep naast hem door een tweede toegangsdeur een brede gang in. Hij ontweek Kenny's bestudeerde oogopslag, maar Kenny rook geen lont. Joe keek je nooit recht aan. 'Hm, ja,' zei Joe. 'Ik heb die kamer uitgekamd. Niks. Er kwam nog een kerel. Ik had hem te grazen. Ook niks.'
  
  'Ging hij die kamer in?'
  
  'Hm, ja.'
  
  'Dat moetje maar aan meneer Benn vertellen.'
  
  Joe snoof bedrukt toen ze de toegangen tot de laboratoria passeerden. Hij had zich altijd wijsgemaakt dat hij voor niets ter wereld bang was, maar die mengelmoes van geurtjes hier bezorgde hem kippenvel. Het deed denken aan de spreekkamer van een tandarts die net een abces heeft opengesneden. Joe had eens door een van de deuren naar binnen gegluurd. Het leek op een enorm ziekenhuis; overal witte tegels en roestvrij staal, en mensen in witte jassen.
  
  Ze stapten' een groot kantoor binnen. Meneer Benn zat aan zijn bureau, met de gebruikelijke gazen lap voor zijn mond. Joe had gemerkt dat hij nooit zijn rechterarm ophief. Was hij verlamd of had hij er geen meer? Benn was de man die aan de touwtjes trok. Wat hij zei gebeurde. Een echte grote bons. Hij kwam en ging alsof een privé-straalvliegtuig een taxi was.
  
  Joe piekerde over de man die kamer 18 in het Silver Cloud Hotel in Forge Junction had gehad. Hij had navraag gedaan. Hij vroeg zich af of meneer Benn hem uit de weg had laten ruimen. Dat was echt iets voor Benn. Joe had dat soort mensen al eerder meegemaakt. Uitgeslapen. Handig met de tong. Maar kijk uit! Toen Joe opeens weer moest denken aan hetgeen hem in werkelijkheid in kamer 18 was overkomen, werd hij ongerust.
  
  'Joe heeft iemand anders in die kamer gezien, meneer Benn,' zei Kenny Abbott.
  
  'Zo!' De ogen boven het gaasmasker waren koud en hard. De stem met het vreemde accent probeerde vriendelijk te klinken. 'Vertel eens op, Joseph.'
  
  'Nou, ik heb er rondgesnuffeld en niks gevonden, Zoals ik zei toen ik opbelde. Dus ik ging wat verderop in de gang staan en lette goed op zoals u me gezegd had. Drie dagen lang geen sterveling. Ik zou die nacht zoals me opgedragen was de tent weer verlaten, en toen kwam die vent op de proppen. Hij maakte de deur met een loper open en ging naar binnen. Hij deed de knip op de deur, dus ik wachtte tot hij weer naar buiten kwam en toen greep ik hem. Het was een insluiper. Dacht dat ik de stille van het hotel was en probeerde me om te kopen. Ik deed alsof, maar toen klopte de portier op de deur, dus ik maakte dat ik wegkwam.'
  
  Stilte. De ogen boven het masker leken op de koplampen van een auto in dichte mist. Joe slikte. Benn zei: 'Kenny, laat ons even alleen, wil je?'
  
  Kenny verliet het vertrek. Joe verplaatste zijn gewicht van de ene voet op de andere. Verdomme, die kerel kon op je zenuwen werken. Zo'n keiharde was hij zelf nou ook weer niet. Tegen die Benn kon hij niet op. En bovendien kon hij niet tegen die vieze stank die er hing.
  
  'Beschrijf die man eens,' zei Benn zacht.
  
  'Eh... groot. Meer dan één meter tachtig. Tegen de tweehonderd pond, dacht ik. Bruin kostuum. Zwarte hoed.' Dat laatste kon Joe zich niet herinneren; daarom bedacht hij het maar.
  
  'Heb je hem gefouilleerd om te kijken of hij iets gevonden had?'
  
  'Eh... ja, natuurlijk.'
  
  'En toen heb je hem laten gaan om geen herrie te krijgen?'
  
  'Ja.' Hij gelooft me niet, dacht Joe bezorgd. Zo iets merkte hij meteen. Hij had met een hoop van zulke hoge pieten te maken gehad sinds hij de kolenmijnen de rug had toegekeerd om voor een organisatie van stakingsbrekers te gaan werken. Een beroepsmisdadiger die hij had leren kennen bij een karwei in het kopermijndistrict had hem aangepraat dat hij nu een detective was. Hij had toch immers ook voor een particuliere opsporingsdienst gewerkt, waar of niet? Joe zag daar wel iets in.
  
  Maar op de een of andere manier had hij het nooit lang als 'detective' volgehouden. Hij was tot de conclusie gekomen dat de mensen hem niet mochten omdat hij onhandig was. Toen had Pearly Abbott hem via zijn neef Kenny bij Reed-Farben een baantje bezorgd. Van tevoren had hij Joe gevraagd: 'Ik wil graag precies weten wat daar allemaal gebeurt, Joe jongen, en ik zal ervoor zorgen dat je voor je extra tijd en moeite goed betaald wordt.' Joe wist alles van Pearly af. Die gewiekste politicus zou nog een gloeiend hete kachel kunnen stelen zonder handschoenen aan. Joe was best met die regeling tevreden - betaling van twee kanten, en het geld van Pearly buiten de belasting om. De moeilijkheid was alleen dat hij zo weinig over Reed-Farben te weten kwam dat hij voor Pearly veel uit zijn duim moest zuigen, en zó rijk was zijn fantasie niet.
  
  Meneer Benn zweeg zo lang dat Joe er bang van werd. Hij gelooft me niet! Heeft hij soms een pistool in dat bureau? Sommige oude zakken kunnen gevaarlijk zijn, en deze hoort om zo te zien tot de gevaarlijksten.
  
  'Hoor eens, Joe,' vervolgde meneer Benn met zachte stem. 'Je moet een heel speciaal karweitje voor me opknappen. Heb je het gezicht van die man goed in je opgenomen?'
  
  Joe merkte dat Benn hem van leugens had willen beschuldigen maar van gedachten veranderd was. 'Zeker. We stonden vier of vijf minuten lang samen onder de lamp.'
  
  'Had hij een atletisch type? Je zei dat hij lang en zwaar was, maar was hij ook... knap van uiterlijk?'
  
  'Hm, ja, dat zou ik wel zeggen.'
  
  'Die komt nog wel een keertje opdagen. Ik denk datje hem zult terugzien als je rondhangt bij het restaurant, de factorij en de mijnwerkerswinkel. En je moet minstens eenmaal per dag naar het dorp gaan. Steeds maar uitkijken. Hij komt vast en zeker.'
  
  'Dat denk ik ook.'
  
  'Je krijgt een flinke premie van me als je hem vindt. Laten we zeggen... vierhonderd dollar.'
  
  'Als ik maar even lucht van hem krijg, neem ik hem te pakken, meneer Benn.' Joe grinnikte knikkend. Hij vroeg zich af wat voor accent die Benn had. Misschien was het Hongaars of Tsjechisch, wat die rare snuiters spraken in de mijnen waar hij gewerkt had. Hij was niet bepaald groot, maar met die kille ogen die boven dat masker uit priemden en de rechterarm die je nooit te zien kreeg, joeg hij je de stuipen op het lijf. Hij wilde wedden om tien dollar dat er een blaffer in die hand zat.
  
  Joe kon niet weten dat er ook geen rechterhand was. maar een vernuftige metalen prothese die een pistool vasthield - of, beter gezegd: een gedeelte van de roestvrij stalen prothese was een pistool, dat regelrecht op Joe's buik gericht was.
  
  'Ik weet nog iets beters,' zei Benn. 'Als je hem doodt of hem vangt en hier brengt, betaal ik je twintig keer zoveel uit en stuur ik je voor een jaar naar een mooie stad aan de Middellandse Zee. Met behoud van loon. Voel je daar wat voor?'
  
  'Nou, dat spreekt! Als hij ook maar ergens in de buurt zit, zal ik hem vinden.'
  
  'Als je hem vindt, dan raad ik je aan ... je vindt het toch niet erg dat ik een vakman als jij raad geef, Joseph?'
  
  Joe Felix' hoofd schudde haastig van de ene kant naar de andere.
  
  'Zie hem dan in zijn eentje te pakken te krijgen. Als je hem tot het donker wordt kunt volgen, zou dat ideaal zijn. Probeer hem maar niet te overmeesteren. Praat zelfs niet met hem. Schiet hem in de rug. Een paar keer, voor alle zekerheid. Je krijgt er geen gedonder mee, want je hoeft dan alleen maar hierheen te komen en ik laat je met mijn eigen vliegtuig wegbrengen. Als een koning.'
  
  Joe straalde. 'Dat zit wel goed, meneer Benn.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Nick was de volgende ochtend om negen uur bij Reed-Farben op de afdeling personeelszaken. Hij droeg een groene, katoenen broek met een bijpassend shirt en een grijs tricot jasje dat er niet bij paste. Hij had met paardenvacht afgezette werkhandschoenen bij zich en hij liep op hoge schoenen met veters. Op zijn kaki petje zat een vakbondsinsigne. Alles keurig netjes, en volmaakt passend bij de rol die hij wilde spelen.
  
  Een knappe maar dom uitziende brunette bracht een stralende glimlach voor hem te voorschijn en gaf hem lange formulieren om in te vullen. Hij noteerde nauwgezet de bijzonderheden over zijn verleden als vrachtautochauffeur, zoals die door AXE waren opgesteld. Hij gaf zijn adres en telefoonnummer in Alpine op als zijn tegenwoordige verblijfplaats. Toen hij de formulieren inleverde, zei de brunette: 'Dank u. We zullen u bellen als we iets voor u hebben.'
  
  Zo zo. Wend u niet tot ons, wij zullen ons wel tot u wenden. Hij keek verlegen naar het bureau en zei: 'Ze hebben me gezegd dat ik naar meneer Kenneth Abbott moest vragen. Die zou misschien iets voor me weten.'
  
  'O... wacht u dan nog even.' Ze nam de haak van de telefoon en drukte een knop in. 'Hallo - Mary Ann? Ik heb hier een vrachtwagenchauffeur, die is naar meneer Abbott verwezen.' Even stilte. 'O ja...' Bruine ogen in een teveel aan groene oogschaduw werden op de zijne gericht. 'Wie heeft u naar meneer Abbott gestuurd?'
  
  Hij zette een eerlijk, jongensachtig gezicht. 'Juffrouw Martha Wagner.'
  
  De brunette gaf de inlichting door, luisterde en legde de haak neer. 'Gaat u even zitten. Meneer Abbott kan u zo dadelijk ontvangen.'
  
  Dat zo dadelijk werd een heel uur. Nick las een nummer van Look uit, zag dat zijn sollicitatieformulieren door een loopjongen werden opgehaald, zag nog zeven sollicitanten opdagen, die met pijn en moeite hun formulieren invulden, en ook afgescheept werden met de woorden 'We bellen u wel als er iets is.' Om tien uur negentien nam de brunette een telefoontje aan, ging hem voor door twee deuren en een korte gang en droeg hem aan een ander meisje over. Mary Ann zeker. Ze was een kopie van de brunette, met alleen een andere kleur haar. Ze bracht hem binnen bij een zeer gesoigneerde Kenny Abbott.
  
  Abbott stond niet op en gaf evenmin een hand. Hij wees op een stoel voor zijn bureau. Nick zag dat hij het sollicitatieformulier voor zich had liggen en hem nauwkeurig opnam. 'Hoelang kent u Martha Wagner al?'
  
  'Nog niet lang, meneer Abbott. Zij verzilvert mijn cheques.'
  
  'O, juist. Waarom bent u naar Colorado gekomen?'
  
  'Ik ben hier eerder geweest; ik houd van deze streek.'
  
  Kenny deed of hij Nicks formulier bestudeerde. Omdat hij toch al zeer achterdochtig van aard was, probeerde hij uit Nicks antwoorden meer te halen dan er op papier stond. Het was het soort antwoorden dat hij ook gegeven zou hebben als hij meer wist dan hij kwijt wilde. Hij kende Martha vrij goed. Dit was de eerste man die ze ooit had aanbevolen.
  
  Wat nog belangrijker was; hij wist dat zijn oom Pearly haar bijzonder goed kende - misschien ging hij nu en dan wel met haar naar bed - en hij voelde er niets voor Pearly in enig opzicht te irriteren. Pearly had hem hier dat snertbaantje van tienduizend dollar per jaar bezorgd, terwijl hij twee keer zoveel nodig had om te kunnen leven op de manier die hem zelf voorstond. Pearly was even gecompliceerd als de apparatuur van zijn computers. Hij hield altijd slagen om de arm. Kenny was Benn en Rick en de anderen aan het bewerken met een paar ideeën van hem zelf - in zo'n periode moest je maar liever geen fouten maken. Er hoefde maar iets verkeerd te gaan en je kaartenhuis stortte in elkaar.
  
  Deze knaap hief - hij keek op het formulier - deze Jim Perry zou er heus niet gek uitzien als je hem wat behoorlijke kleren aandeed. Flink postuur. Martha had geen vaste vriend. Zou het dat zijn? Was ze persoonlijk in deze vent geïnteresseerd en had Pearly er niets mee te maken? Maar toch - als hij Martha dwarsboomde en zij zich bij Pearly ging beklagen...
  
  'Meneer Perry, wij onderzoeken referenties altijd heel nauwkeurig. Vindt u het goed als we uw vorige werkgevers en de andere personen die u hebt opgegeven opbellen?'
  
  'Zeker. Ik heb een goede staat van dienst. Dat zult u wel merken.'
  
  'Krijgt u een vergunning van het plaatselijke vakbondsbureau?' Nick hief zijn petje omhoog en wees naar het insigne. 'Er zijn geen bezwaren.' Laat Kenny alle referenties maar nagaan. Als hij niet overal prima informaties over 'Jim Perry' kreeg, kon AXE zijn biezen wel pakken. Als ze voor iemand een pseudoniem verzonnen, dan was dat altijd waterdicht.
  
  'Ik weet niet of we nog een chauffeur kunnen gebruiken,' zei Pearly's neef, om hem op de proef te stellen. 'We hebben maar een stuk of vijftien tractoren lopen, en de meeste ervan dienen voor het transport van opleggers naar Denver, waar ze met de trein meegaan. Kunt u daarmee overweg?'
  
  'Ik heb veel met opleggers en containers gewerkt,' loog Nick vlot. 'Ik heb echt een baan nodig, meneer Abbott. Ik wil desnoods wel invalsdiensten doen.'
  
  Kenny zuchtte. Of deze knaap was gladder dan hij er uitzag, of hij wist dat hij zich beklagen kon bij Martha of Pearly om zodoende druk uit te oefenen. 'Wacht u buiten, meneer Perry. Ik zal zien wat ik voor u doen kan.'
  
  Nick ging terug naar de wachtkamer van de personeelsafdeling. Na twintig minuten gaf de brunette hem nog meer formulieren, noteerde zijn nummer van de sociale verzekering, verkocht hem een flauwe-kul-praatje over hoe fijn het was om bij Reed-Farben te werken en welke speciale voorzieningen hem daar ten deel zouden vallen. Hij vertrok met de opdracht zich de volgende middag om vier uur bij de expeditiechef te melden.
  
  Omdat hij nu toch binnen de poort was, reed Nick de Ford langs de zijkant van het hoofdgebouw, bestudeerde het over het brede grasgazon heen, en vond algauw de weg naar de laadperrons achter de nieuwere, langwerpige fabrieksgebouwen.
  
  Dat waren de afdelingen die de gangbare chemicaliën en farmaceutica van Reed-Farben produceerden - die de gezonde winst in het jaarverslag opleverden. Als ze deze activiteiten hadden ontwikkeld om als dekmantel te dienen voor wat ze eigenlijk van plan waren, dan hadden ze wel gunstige producten uitgezocht. Daarbij kwam Pearly's hulp bij het verkrijgen van regeringsopdrachten ongetwijfeld van pas. Het kon wel eens een van die gevallen zijn waarbij de dekmantel het kapitaal voor de onwettige activiteiten oplevert. Er zat een luchtje aan, maar je moest alle factoren in aanmerking nemen.
  
  De trekkers bij de perrons waren een allegaartje. Macks, GM's en een paar Internationals. Nick haalde de schouders op. Die kon hij wel aan. AXE-mannen werden geoefend in bijna alles wat zich beweegt, met inbegrip van roeiboten en tweemotorige
  
  vliegtuigen.
  
  De expeditiechef bleek een geplaagd mannetje met een kale kop en een ongeschoren gezicht. Nick schoot hem aan en zei: 'Ik ben Jim Perry. Ik moet me hier morgen om vier uur melden.' Kaalkop bleef staan, veegde het zweet van zijn glimmende bol en zei: 'Mooi zo.' Zijn ogen waren rood en waterig, maar er ontging ze niets. Hij kreeg het vakbondsinsigne in de gaten. 'Ik heet Rainey. Chauffeurs heb ik al. Knapen uit het bergland. Maar ik zoek hulp voor de bakken. Heb je daar verstand van?'
  
  'Containers, opleggers? Ja, hoor.'
  
  'Mooi. Dan kun je me morgen helpen met een vracht voor Denver.'
  
  Nick dacht snel na. Waarom vroeg hij dat? Toen ging hem een licht op: Rainey kwam ervaren krachten te kort en wilde een beetje de hand lichten met de vakbondsvoorschriften. 'Dat is goed.'
  
  'Mooi, Jim. Dan zie ik je wel bij de tweede ploeg. We...'
  
  Een transportband die kartonnen dozen naar een vrachtwagen overbracht, liep de twee mannen die hem bedienden uit de hand. De dozen rolden overal op het perron. Rainey wendde zich met een ruk en een laatste 'Tot morgen dan' van hem af.
  
  Toen Nick bij zijn Ford terugkwam, stond er een bedrijfspatrouillewagen naast geparkeerd. De bewaker vroeg hem: 'Waar heb je je doorlaatbewijs?'
  
  'Ik ben net aangenomen.'
  
  'O. Maar als je geen doorlaatbewijs hebt, mag je alleen maar tussen de poort en de parkeerplaats voor bezoekers heen en weer rijden.'
  
  'Sorry. Waar kan ik zo'n bewijs krijgen?'
  
  'Wanneer moet je beginnen?'
  
  'Morgen.'
  
  'Dan ligt het bij de poort klaar.'
  
  'Bedankt.' Nick reed naar de poort en daarna de hoofdweg op. Ze hadden daar de boel wel strak georganiseerd.
  
  Hij ging naar Martha's restaurant en nam een kop koffie met een koek. Martha was er nog niet. Hij haalde het foldertje te voorschijn dat de brunette hem had meegegeven. Op de voorkant stond:
  
  WELKOM BIJ REED-FARBEN - WAAR HET PRETTIGWERKEN IS.
  
  Hij las het vlug door. Na een uiteenzetting over het herenleventje dat hem te wachten stond, kwam er op de laatste pagina een waarschuwing: 'Praat uw mond niet voorbij. Behalve met de fabricage van normale handelsproducten houdt uw maatschappij zich ook bezig met regeringsopdrachten van uiterst geheime aard. Bedenk dat de vijand overal kan zitten. Geen enkele communist ziet er als een communist uit. Let goed op en praat dus vooral niet uw mond voorbij.'
  
  Er stond een plaatje bij van een man in een kantine met twee anderen die van weerskanten naar hem overleunden. Ze hadden veel te grote oren. Waardeloos uitgevoerd, vond Nick.
  
  In het restaurant was het zoals gebruikelijk erg stil tussen het ontbijt en de lunch, en scheen alles op de middagdrukte te wachten. Pete Wagner smakte met een opgewonden en geërgerde kop de la van de kassa dicht die hij had gecontroleerd. Hij liep naar de tapkast en schonk zich zelf een biertje in. Daarna kwam hij op Nick af.
  
  'Hallo, Jim.' Hij liet zich op een stoel zakken. 'Wat een rotmorgen! De vleeswagen is te laat, twee serveuses die niet komen opdagen, en dat verdomde kasregister vertoont een verschil van negen dollar - al is het dan een teveel. Dan kreeg ik nog een telefoontje dat een touringcar hier morgen voor de lunch wil aanleggen. Tweeënvijftig man, en ze willen nog snel bediend worden ook. Allemaal biefstuk.' Hij dronk zijn glas voor een derde leeg.
  
  'Sommige dagen kun je maar beter niet opstaan,' antwoordde Nick. Dat was zo ongeveer wat een verveelde vrachtwagenchauffeur zou zeggen. Hij had er eigenlijk op willen wijzen dat overal ter wereld mensen zich uitsloofden, leden, zich zorgen maakten en crepeerden. Hopeloze uren in gevangenissen en ziekenhuizen doorbrachten. Honderden miljoenen leden honger. Pete zat goed in de kleren, had een behoorlijke wagen, geld op zak, een weldoorvoed lichaam - en dan moest hij nog klagen ook!
  
  Nick had bijna een smalend gezicht getrokken, maar hij mocht Pete graag. De man had veel van de goede eigenschappen van Martha. Misschien was hij intelligenter dan zijn zuster, maar hij was ook nerveuzer, onstuimiger en onbeheerster. Toon begrip, hield Nick zich zelf voor, iedereen die je ontmoet heeft zo zijn moeilijkheden en problemen.
  
  'Heb je die baan gekregen?' vroeg Pete.
  
  'Morgen begin ik.'
  
  'Vind je dat prettig werk - dat rijden in vrachtwagens?'
  
  'Ja, hoor. Je krijgt het hele land te zien. Het is niet zo eentonig als in een fabriek.'
  
  Pete dronk zijn glas leeg, ging naar de tapkast en schonk zich nog een glas in. Nick zag hoe Bob Half-Crows zwarte, ondoorgrondelijke ogen Pete observeerden. Het feit dat ze Pete's gangen voortdurend nagingen gaf hem veel te denken.
  
  Pete ging weer zitten en dronk het glas half leeg. 'Weet je iets van die tent af?'
  
  'Welke tent?'
  
  'Reed-Farben. Je nieuwe werkgever.'
  
  'Niet meer dan wat ze me verteld hebben,' zei Nick. 'De gewone flauwe kul. Ik begin containers te slepen naar Denver.' Hij overhandigde Pete de folder die hij van de brunette had gekregen. Pete bladerde hem door, las een paar passages en gaf hem terug. 'Die rommel ken ik. Het is juist wat er niet in staat dat me boeit, Jimmy. Wil je een extraatje verdienen?'
  
  'Daar valt altijd over te praten,' zei Nick voorzichtig.
  
  Pete liet zijn stem dalen. 'Je weet dat ik journalist ben. Ik bedoel: ik zit nu wel hier om Martha te helpen, maar op een gegeven ogenblik ga ik beslist weer aan de slag...'
  
  Nick knikte. Pete wist niet dat Nick van zijn voorgeschiedenis gehoord had, dat hij bij drie kranten wegens dronkenschap was ontslagen.
  
  'Daar zit een mooi verhaal in,' zei Pete. Hij dronk zijn glas leeg en vergat zacht te praten, maar zijn stem reikte desondanks niet verder dan hun tafeltje. 'Ze hebben daar of iets nieuws gevonden waar de hele industrie van achterover zal slaan en waarmee ze miljoenen gaan verdienen, of het is net zo'n nep als een vals dollarbiljet. Natuurlijk maken ze chemicaliën en geneesmiddelen, maar wat voeren ze uit in het oude gebouw van Lyman? Nou?'
  
  'Ik zou het niet weten.' Nick schudde het hoofd, maar leunde voorover, sperde zijn ogen wijd open en vroeg fluisterend: 'Wat dan?'
  
  Pete lachte witjes. 'Dat weet niemand. Als je daarachter kunt komen of me maar op een spoor kunt helpen, ga ik het uitpluizen, en als we genoeg gegevens hebben, maak ik er een artikel van. Het honorarium delen we dan samen.'
  
  'Waar moet ik op letten?' vroeg Nick langs zijn neus weg. 'Je hebt toch wel enig idee?'
  
  'Inderdaad.' Pete's gezicht was nu heel wat levendiger dan toen hij erbij was komen zitten. Hij ging met zijn lege glas naar de tapkast, dompelde het in de spoelbak - je hoorde het soppende geluid - en schonk zich nogmaals een bier in, nu in een groot glas. Hij kwam weer terug. Nick zag dat Bob Half-Crow Pete nu met argusogen bespiedde.
  
  Pete nam een flinke slok. Hij wist er best raad mee. 'Je kunt er donder op zeggen dat ik een idee heb. Ze hebben chemische en medische experts uit de hele wereld aangetrokken. Ze slepen er alle mogelijke apparaten af en aan alsof ze de hele mikmak willen vernieuwen. Ze hebben er zelfs een vliegveld voor aangelegd en niemand weet waar een deel van de spullen vandaan komt of heengaat. Hun bewaking is een rare vertoning. Ze treden net zo hard op tegen hun eigen mensen als tegen buitenstaanders.'
  
  Nick deed alsof hij verbaasd was. 'Hoe kan dat nou?'
  
  'Ja hoor, dat doen ze.' Pete boog zich naar voren. Hij leek nu op een wijze uil met een rode kop. 'De mensen uit de buurt die op de productieafdelingen werken, krijgen het hoofdgebouw nooit van binnen te zien. 's Nachts wordt het door een speciale groep geheime bewakers omsingeld. Waar komen die vandaan? Ze wonen hier niet. En de vlugste manier om eruit te worden geschopt is nieuwsgierig te doen.' Nick merkte tot zijn verbazing dat het grote glas ook al leeg was.
  
  'Hoe zit het dan met de werksters of de schoonmaakdienst?' vroeg Nick. Die moeten toch wel iets te zien krijgen?'
  
  'Al dat personeel woont in die luxueuze woningen op het fabrieksterrein.'
  
  'Ga dan op die lui af als ze hier eens op een vrije avond komen.'
  
  'Dat doen ze nooit. Ze praten zelfs niet met de mensen uit de omgeving. Als ze uitgaan, zoeken ze het in Denver of nog verder. Sommigen van hun kinderen gaan met de schoolbus mee, maar uit kinderen kun je niet veel loskrijgen. Bovendien weten die natuurlijk toch niets.'
  
  Nick knikte en gaf blijk van zijn belangstelling. 'Ik zal mijn ogen openhouden, Pete, maar waarom dacht je dat ik de kans zou krijgen om iets te ontdekken?'
  
  'Jij hebt overal gezeten, Jim. Je bent toch zeker snuggerder dan een gewone chauffeur. Ik wil wedden dat je heus niet je hele leven op een truck hebt gezeten. Misschien pik je hier en daar wat op, misschien zie je een glimp van wat ze versturen. Als er een systeem in te ontdekken is, dan kunnen wij er met ons tweeën toch zeker wel achter komen? Afgesproken?' Hij stak een hand uit die een beetje beefde.
  
  Nick pakte de hand van de kleinere man, die naast die van hem bijna in het niet viel. Maar Pete's greep was stevig en de palm hard. 'Ik zal het proberen,' zei Nick.
  
  'Goed.' Pete grinnikte en liep met zijn glas op de tapkast af. Zijn gezicht gloeide. Dat is er eentje die gauw in de gaten loopt, oordeelde Nick. Hij kon echter verscheidene dagen doordrinken voordat hij instortte.
  
  Bob Half-Crow, die als een onheilspellend bruin standbeeld bij het uitgiftebuffet stond, draaide zich plotseling om, duwde het mahonie klapdeurtje opzij en kwam op Nick af. Wat de Indiaan te zeggen had, was alleen voor Nicks oren bestemd. 'Er komt altijd gedonder van als hij drinkt. Probeer hem af te remmen of weg te krijgen. Denk aan Martha.'
  
  Martha kwam door de hoofdingang binnen. Zoals ze zich door de al drukker wordende bar een weg baande, zag ze er in haar blauwe mantelpakje uit om te stelen. Ze stuitte op Pete toen hij met het schuimende glas bier als een gewijde kelk in zijn hand naar het tafeltje terugliep. Ze verstarden beiden een ogenblik. Nick had met hen te doen. Je voelde gewoonweg hun woede, teleurstelling en machteloosheid.
  
  Martha kwam met haar broer mee naar het tafeltje in de hoek, maar de veerkracht van haar loop en het stralende van haar gezicht waren als bij toverslag verdwenen. 'Morgen, Jim.'
  
  Nick keek haar zo bemoedigend mogelijk aan. 'Goedemorgen, Martha. Je ziet er geweldig uit.'
  
  'Dank je.'
  
  Doodse stilte. Pete nam een lange teug met een gebaar dat op een uitdaging leek. Nick moest onwillekeurig aan een niet al te best televisieprogramma denken. Hij kende de achtergrond omdat hij de inleidende scènes had bijgewoond, en dat wisten de spelers niet. Pete de alcoholist die weer op de rand van de afgrond dreigde te gaan balanceren. Martha, de geduldige zuster, die er het beste van hoopte maar besefte dat ze het ergste kon verwachten. Bob Half-Crow, de trouwe vriend des huizes, altijd bereid om Pete te bemoederen of de vloer met hem aan te vegen, maar wetende dat geen van beide zou helpen. Nick herinnerde zich de vaktechnische definitie van alcoholisme: een vorm van fysieke allergie die samengaat met een onontkoombare psychische aandrift.
  
  Het begon al behoorlijk vol te lopen. De klok boven de tapkast wees één minuut voor twaalf aan. Pete zei: 'Ik zal maar eens aan het werk gaan. Denk er nog eens over na, Jim.'
  
  'Okay,' antwoordde Nick. Pete nam het restant van zijn bier mee naar de U-vormige bar tegenover de deuren.
  
  'Wat zei hij?' vroeg Martha.
  
  'Hij gelooft dat er uit Reed-Farben een artikel te halen valt. Als ik hem kan helpen, doet hij samsam met me.'
  
  Martha keek boos; toen verdreef een vermoeide uitdrukking de gestrengheid van haar gezicht. 'Pete is journalist.' zei ze. 'Hij heeft bij een paar goede kranten gezeten, maar hij heeft het niet kunnen bolwerken. Iedere keer als hij... overstuur raakt, zoekt hij naar een manier om weer aan de slag te komen. Dus jij hebt die baan?'
  
  'Ja.'
  
  'Doe je werk dan, en ga niet Pete proberen te helpen. Daar krijg je alleen maar narigheid van en kom je op straat te staan... net als hij.'
  
  'Is hij aan de drank?'
  
  Haar gezicht verstrakte even; toen liet- ze haar schouders hangen. 'Ja.'
  
  'Misschien kan ik hem aan een geweldig verhaal helpen en raakt hij er zo van af.' Niet dat Nick daarin geloofde. Je kunt een drinkebroer tot directeur van een zaak bombarderen en hem nog een bonus van tienduizend dollar toegeven, maar dan gaat hij toch weer drinken om dat alles te vieren. Gooi hem eruit, en hij gaat zijn verdriet verdrinken. Ze houden er niet mee op voordat ze naar de bliksem zijn of de juiste psychologische hulp krijgen. Maar als de ongecompliceerde chauffeur Jim Perry liet hij het idee van een snelle genezing naar voren komen.
  
  'Luister goed naar me, Jim. Doe gewoon je werk bij Reed-Farben en steek je neus niet in andere dingen daar. Dat meen ik serieus.'
  
  'Wat hebben ze dan om zo geheimzinnig over te doen?' vroeg Nick met alle argeloosheid die hij op kon brengen. 'Ik heb een bewijs van goed gedrag en ik ga heus niet in staatsgeheimen neuzen, maar als het alleen maar om een goed artikel gaat...' Martha liet haar hand even op de zijne rusten. 'Luister nu eens, lieve jongen,' zei ze zacht, 'dacht je soms dat ik niet wist waar ik het over had?'
  
  'Allicht weetje dat. Je zit hier al veel langer dan ik.'
  
  'Reed-Farben zit in de grote zakenwereld. Heb jé nooit van industriële spionage gehoord? Zoals een bedrijf dat een geweldig nieuw product heeft en dat moet beschermen? Nou, deze firma doet ook aan die bescherming - dat kun je van mij aannemen. Zorg datje er niets mee te maken krijgt.'
  
  'Hebben ze soms een manier gevonden om nieuw haar te laten groeien of slank te worden zonder dieet? Zo iets zou miljoenen opbrengen.'
  
  Ze kneep haar ogen een beetje toe en even dacht hij dat hij te ver was gegaan. Als je een rol speelde, iets verborg, inlichtingen wilde verzamelen en een bepaalde gedragslijn uitstippelde - en dat alles tegelijk - dan balanceerde je als een koorddanser.
  
  'Zet nou maar uit je hoofd wat ze misschien aan het doen zijn,' droeg ze hem op. 'Heb je Kenny gesproken?'
  
  'Ja. Ik heb alleen maar gezegd dat je mijn cheques verzilverde en toen ging alles gesmeerd. Ze hadden een chauffeur nodig. Dat ben ik van die expeditieknaap Rainey te weten gekomen. Ken je die?'
  
  'Hij komt hier weleens. Beloof je me echt dat je niet gaat rondsnuffelen?'
  
  'Goed. Maar ik mag toch zeker wel mijn ogen open houden? Anders denken de mensen dat ik gek ben.'
  
  Dat was goed voor een lachje van haar. Hij hield van de manier waarop haar lippen zich verzachtten en haar wangen zich vulden. Bob Half-Crow gaf een seintje. Martha stond op. 'Ik moet aan het werk. Succes, Jim.'
  
  'Ik begin pas morgen om vier uur. Tot vanavond om een uur of negen.'
  
  'Goed,' fluisterde ze.
  
  Nick had het te druk gehad met zijn naaste omgeving om de zaak in de gaten te houden die nu stampvol was. Hij voelde plotseling dat er ogen op hem gericht waren. Hij ontdekte ze, halverwege de bar. Ze vingen zijn blik op en wendden zich af.
  
  Ze waren van een man die kleiner en breder van stuk was dan de meeste anderen. Harde, onderzoekende ogen in een lelijke tronie met een platte neus. Het was King Kong, de man wiens Colt hij had afgepakt in Hubie's kamer in het Silver Cloud Hotel in Forge Junction.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Nick kreeg een harde uitdrukking in zijn gezicht, hoewel je dat alleen maar kon opmerken als je dicht bij hem was en naar de hoeken van zijn ver uit elkaar staande grijze ogen en zijn levendige mond had gekeken.
  
  Hij dacht: 'Zo, meneer Van-het-stoere-maar-niet-zo-snuggere! Hoe heb je me gevonden - door een tip of bij toeval? Wat moet hij? Zou hij me nog herkennen ondanks mijn vermomming in Forge Junction?'
  
  De bruine hoed en jas hadden een voldoende waarborg geschenen, en zeker als je het armzalige licht in kamer 18 en op de gang van het Silver Cloud Hotel in aanmerking nam. King Kong kon weleens onzeker van zijn zaak zijn. Nick stond op en slenterde naar de kassa bij de voordeur, waar Pete en een caissière bezig waren. Toen hij de kop van het rijtje wachtenden had bereikt, leunde Pete naar voren, pakte de bon en schoof Nicks dollarbiljet terug. 'Op rekening van de zaak, oude jongen. Zie ik je vanavond nog?'
  
  'Ja. Bedankt.'
  
  Nick stak op zijn dooie gemak de grote parkeerplaats over en draaide elke paar seconden zijn hoofd net genoeg opzij om de deur achter hem in de gaten te kunnen houden. Nog voor hij zijn Ford had bereikt, kwam King Kong naar buiten en keek gespannen om zich heen. Nick wendde zich snel af en ging naar de wagen toe. Hij morrelde aan het portier en zag dat King Kong enkele passen in zijn richting nam. Nick keerde zich om en liep vlug naar het restaurant terug; toen hij de man passeerde, wierp hij hem de nietszeggende blik toe die in gezelschap van volslagen vreemden gebruikelijk is.
  
  Joe Felix wist niet waar hij aan toe was. Hij had de vorige avond een obscure kroeg proberen leeg te drinken, en nu bonsde zijn hoofd, brandden zijn ogen en had hij hard het opkikkertje nodig waarvoor hij zelfs niet de tijd had gehad om het daarbinnen te bestellen. Door Nicks doelbewuste koers was hij genoodzaakt een stapje opzij te doen. De manier waarop de grijze ogen zonder een spoor van herkenning dwars door hem heen keken, bracht hem van zijn stuk. Reken maar dat dit die knaap was! Of toch niet? Bruin krullend haar onder een petje dat zwierig achter op het hoofd gedrukt was, zag er heel anders uit dan een slappe bruine hoed. De knaap in die kamer had er niet als een gewone arbeider uitgezien. Bijna onwillekeurig mompelde Joe Felix: 'Hé...'
  
  Nick draaide zich met een ruk om en gebruikte een zwaar zuidelijk accent: 'Jèa?'
  
  'Zeg... ken ik jou niet?'
  
  'Mogelijk. Maar wie ben jij dan?'
  
  'Hebben we niet...' Joe Felix slikte en dacht ingespannen na. Wat kon hij nu verdomme zeggen? Natuurlijk was het die knaap, maar hij kon hem toch niet hier ter plaatse voor zijn raap schieten? Hij streek met zijn tong over zijn droge lippen. Jezus, die werkman hier leek eigenlijk helemaal niet op die knaap. Die andere was niet zo'n stomme boerenlul. Joe besloot de slimme detective uit te hangen. 'Hebben we elkaar niet een paar dagen geleden ontmoet in Forge Junction?'
  
  Nick schudde het hoofd. 'Nee hoor. Toen zat ik op de weg. Maar misschien was het mijn broer John. De mensen halen ons altijd door elkaar.' Die nep slikt hij nooit, dacht Nick.
  
  Joe voelde zich enorm opgelucht. Dus dat was het. 'Hm, ja,' zei hij, 'nou herinner ik me weer dat hij John heette. Moest hij daar in de buurt zijn?'
  
  'Jèa, dat kan wel uitkomen. Hij was te laat voor ons spelletje poker.'
  
  'Waar zit John nu?'
  
  Nick deed of hij achterdocht kreeg. 'Wat moetje van hem?'
  
  'Ik... ik ben hem nog een paar dollars schuldig.'
  
  'Geef mij die maar, dan geef ik ze wel aan hem.'
  
  Ach nee, ik wil hem liever zelf ontmoeten. We konden goed met elkaar opschieten. Waar kan ik hem bereiken?'
  
  Nick deed zijn best om er als een pientere jongen van het platteland uit te zien. 'Dat weet ik niet precies, man. Zeg mij maar waar jij zit, dan zal ik zeggen dat hij naar je toe moet als hij terug is.'
  
  'Wanneer is dat dan?'
  
  'Over een dag of drie, vier.'
  
  Joe Felix greep in zijn binnenzak. Nick verstarde. De gedrongen man haalde een zakboekje en een ballpoint te voorschijn, schreef een nummer op en gaf dat aan Nick. 'Daar kan hij me
  
  bellen. Zeg hem maar dat ik geld voor hem heb. Wat is je achternaam?'
  
  'Perry,' zei Nick, en fronste toen zijn voorhoofd, alsof hij boos was dat hem dat ontglipt was. 'En hoe heet jij?'
  
  'Joe. Vergeet hem vooral niet te zeggen dat alles in orde is en ik hem een aardig centje kan laten verdienen.'
  
  'Dat zal ik doen,' zei Jim en ging naar binnen.
  
  Joe Felix keek hem na, krabde op zijn hoofd en gaf met zijn vuist boven zijn rechteroor een tik tegen zijn dikke schedel als iemand die wil weten of er nog iets in het vat zit. Hij besloot die hartversterking maar bij Augie te gaan halen. Er zaten bij Martha niet veel mensen die hem kenden, maar hij moest het geluk niet tarten. Hij kon later weleens naar John Perry informeren, als zijn broer niet in de buurt was.
  
  Nick wachtte geduldig totdat hij Pete op een rustig moment te pakken kon krijgen. Hij beschreef de man die zo juist was weggegaan en vroeg of Pete hem kende. Pete zei dat hij hem een keer of wat had gezien, maar niets van hem afwist.
  
  Martha kon zich de man niet herinneren.
  
  Nick ging naast Bob Half-Crow staan, die de bediening en de aanslagen van het kasregister in het oog hield, en stelde de vraag aan hem. 'Hij zegt dat hij Joe heet.'
  
  Zonder zijn ogen van zijn werk af te wenden, zei Bob gedempt: 'Joe Felix heet hij. Zit hier een maand of zeven, acht. Doet bepaalde karweitjes voor de grote bazen van Reed. Duikt op en verdwijnt weer. Werken doet hij niet. Een stuk vergif. Hou hem in de gaten. Verliest geld met dobbelen bij Augie. Heeft een pistool. Hij moet jou niet erg.'
  
  Nick knipperde met zijn ogen. 'Bedankt, Bob. Generaal Custer had een goede aan je gehad.'
  
  'Hij heeft zijn nederlaag dan ook aan mij te danken.'
  
  Nick grinnikte en ging zijn Ford weer opzoeken. Joe Felix was nergens meer te bekennen. Nick deed de motorkap open en controleerde zorgvuldig de stroomverdeler. Leunend tegen de wagen bleef hij even in de heldere zonneschijn de blauwige tint van de dichtstbijzijnde bergtop bewonderen. Soms bofte je en soms had je een tegenslag. Het vinden van Hubie's bandje en het krijgen van die baan waren buitenkansjes geweest; Joe Felix tegen het lijf lopen was een tegenslag. Er waren twee grote vraagtekens. Was Felix uit eigen beweging op zoek naar 'John Perry' omdat er een buldog achter dat botte uiterlijk schuilde, of hadden zijn superieuren van Reed-Farben hem achter de man aan gestuurd die hij in Hubie's kamer had aangetroffen? Als hij op eigen initiatief werkte, bestond er een goede kans dat hij het ontdekken van 'John Perry's' spoor niet zou rapporteren. Als deze speurtocht hem was opgedragen, zou hij zijn vorderingen waarschijnlijk rapporteren omdat hij resultaten moest aantonen. Maar er bestond een redelijke kans dat hij het een poosje voor zich zou houden, omdat hij het verlies van zijn pistool en zijn nederlaag in de hotelkamer zou willen goedmaken met een onverbloemd succes.
  
  Nick veegde met zijn zakdoek de achteruitkijkspiegel van de wagen schoon. Die moest je op die bergwegen voortdurend in het oog houden. Hij wist niet wat ervan te denken. Joe Felix was gevaarlijk, misschien zelfs levensgevaarlijk. Zodra Kenny of de anderen het verband tussen John en Jim Perry zouden ontdekken, zouden ze hem natuurlijk meteen doorzien.
  
  Jim reed met de Ford naar Augie's twintig kilometer verder gelegen wegrestaurant en trof daar Joe Felix aan, die zich heel wat lekkerder voelde na een biertje en een paar glazen whisky en nu met dobbelen vijfmaal één probeerde te gooien.
  
  Het gokken bij Augie had met de jaren geen enkele wijziging ondergaan. Het ging in een achterkamer vijftien uur per dag door. zonder onderbreking en onder bescherming van de plaatselijke overheid. Joe gooide steeds mis en hield ermee op voordat hij helemaal werd uitgekleed. Nick schoof aan en zette kleine bedragen in. Het duurde niet lang of Joe Felix merkte hem op. Hij knikte en fronste zijn voorhoofd. Bij tussenpozen wierp hij een blik naar Nick. Hij scheen verbaasd en dacht hard na. Terwijl Nick bij Pete, Martha en Bob navraag deed naar Joe Felix, had deze precies gedaan wat Nick had voorzien. Hij was naar de dichtstbijzijnde tent gereden - waar hij volgens Bob vaak zat. Hij ging regelrecht naar de bar, sloeg twee whisky's en een biertje naar binnen en deed toen iets waarvan Nick geen weet kon hebben.
  
  Hij stapte de telefooncel binnen en kreeg door middel van een codenummer Benns geheime telefoonlijn. Joe's ego was inderdaad hard aan een succesje toe, hoewel hij zich voorhield dat hij zijn afspraak reeds veilig stelde door hoopgevende resultaten te melden. Op het vreemd klinkende hallo van Benn zei Joe prompt: 'Ik ben hem op het spoor.'
  
  Even bleef het stil en toen kwam de afgemeten reactie met de dikke keelklanken: 'Goed zo. Hoe heet hij?'
  
  John Perry.'
  
  Benns harde ogen glinsterden terwijl hij overwoog of het de waarheid was of niet. Hij kende geen Perry in de omgeving, maar dat zou hij laten nazien. Hij vroeg zich af of die idioot van een Felix zich herinnerde dat hij geen naam had genoemd tijdens het gesprek over het voorval in Forge Junction en dat Benn er ook - met opzet - niet naar had gevraagd. Dan zou Felix in de war zijn geraakt en nog meer hebben gelogen, en dat zou de zaak geen goed hebben gedaan. Natuurlijk hadden Benns eigen mensen dat meteen al bij de portier van het hotel gevraagd. In het gastenboek stond de naam Henry Riegel, maar dat zei niets. Benn zei: 'Je gaat de goede kant op. Handel je nu verder zoals ik heb voorgesteld?'
  
  'Ja. Maar dat vergt nog wel wat tijd.'
  
  'Maar je verwacht geen verdere moeilijkheden?'
  
  'Nee. Het zit nu wel snor.'
  
  Benn vertrouwde geen enkele telefoon. Er waren nog vragen die hij had willen stellen. Die moesten maar wachten. 'Heb je nog assistentie nodig?'
  
  'Nee.' Joe dacht aan de geldsom die Benn had genoemd. Hij wilde niet nog meer complicaties. 'Ik moet nu ophangen. Ik bel u nog wel.'
  
  Hij ging terug naar de bar en sloeg nog een borrel en ook nog een glas bier naar binnen alsof het zoute pinda's waren. Hij veegde het zweet van zijn bovenlip. Hij had tegen Benn gelogen, maar hij zou die Perry wel vinden. Hij besefte dat hij inderhaast had vergeten de broer naar diens voornaam te vragen. Dat was geen ramp. De plaatselijke postagentschappen kenden iedereen. Hij zou hem vast en zeker weten te vinden. De whisky begon vat op hem te krijgen. Hij voelde zich beter en besloot een gokje te wagen.
  
  
  
  Nadat Joe had opgehangen legde Benn zijp kunsthand zachtjes op zijn bureau, voldaan over de nauwkeurigheid waarmee hij zijn prothese nu kon gebruiken. De ogen boven het masker waren onbewogen en koud als waren ze van ijs. Hij drukte op een knop. De man die als Robert Rick bekend stond kwam door een zijdeur binnen.
  
  Rick was grijs, slank en liep kaarsrecht. Een type om bij het omslaan van een hoek meteen in de houding te springen en met zijn hakken te klappen.
  
  Benn zei in het Duits: 'De man die Felix in Forge Junction aantrof zou John Perry heten. Felix zit achter hem aan, maar hij is zo dom als het achtereind van een varken. Zet wachten uit bij dat restaurant en ook bij de factorij. Zoek die Perry.'
  
  'Wanneer we hem vinden... liquideren?'
  
  'Zonder mankeren. En zo mogelijk meteen.'
  
  Rick kwam op verhaal en zijn stem klonk plotseling vriendelijk: 'Je bent erg gespannen, beste vriend. Denk je dat het er eentje van AXE is? Misschien de man van AXE?'
  
  'De beschrijving klopt.'
  
  'Ach wat! We hebben dit zo zorgvuldig opgezet - en we zitten zo dicht bij het succes. Nog een paar weken, hooguit twee maanden...'
  
  'Weken.' Benn kraakte een metalen ballpoint tussen twee tentakels van zijn kunsthand zoals iemand een tandenstoker doormidden breekt. 'We zijn bijna zover dat we ... de mensheid grote... veranderingen kunnen aanbieden.'
  
  Ricks gegrinnik was boosaardig, volstrekt niet dat van een weldoener van de mensheid. 'We krijgen hem te pakken, Martin, en als het hem inderdaad is, zoveel te beter. Geloof je dat er een mogelijkheid bestaat dat ze van het experiment in Nebraska afweten?'
  
  'Ik was zeker van niet - tot nu toe. We hebben zulke goede connecties in Washington. Misschien moeten we ze nu hier vandaan zien te krijgen. Ik geloof niet dat ze van Nebraska afweten, maar je weet hoe uitgeslapen die duivel is. Hoeveel man heeft hij ter beschikking? Ze zouden de apparatuur voor Nebraska kunnen vinden. Het pakhuis bij de raketbasis zou een veiliger plaats zijn dan hier. Laten we wat we hebben wegsturen.'
  
  'Alsof we een gedeelte van onze eieren in een ander nest stoppen.'
  
  'Een heel goede vergelijking, Heinrich! Ja - een deel van de eieren die we hebben uitgebroed gaat naar een ander nest.' De stalen hand knalde op het bureau neer. 'Goed dan. Zodra het vliegtuig beschikbaar is. Maak dat morgen in orde. En zet intussen goede vallen op voor die Perry.'
  
  'Dat komt voor elkaar, beste vriend, . .' Rick ging weg.
  
  Benn liet zijn stalen hand drie keer op de rand van het bureau neerkomen. Hij hief hem telkens langzaam op en liet hem dan snel als een valbijl omlaag vallen. Die duivel! Die geheimzinnige Amerikaan die hem schatten gekost had, die zijn vernuftigste plannen in het honderd had laten lopen, die hem in Indonesië de voet had dwars gezet, in Nederland en ook in Rhodesië. Je wist nooit zeker hoe hij er uitzag, behalve dat hij een groot en levensgevaarlijk postuur had en snel werkende hersens. Hij paste zich bij zijn achtergrond aan als een kameleon. Logica en nauwgezet onderzoek wezen erop dat Nick Carter van AXE was, maar hoe kon je daar zeker van zijn?
  
  Benn ging over lijken en dacht dat hij geen angst kende. Hij leidde twintig levens tegelijk - maar deze duivel achtervolgde hem tot in zijn dromen.
  
  De afgelopen jaren had hij last gekregen van nachtmerries, die alle eender waren. Hij droomde dat hij nog meer grote projecten op touw zette, waarbij hij gebruik maakte van zijn enorme vermogen en zijn internationale netwerk van vroegere kameraden. Hij leende miljarden, kocht regeringen om en had contact met een oliekartel en een combinatie van atoomcentrales om de werkelijke bron van alle geld te monopoliseren. Maar juist als hij op het punt stond in zijn ware gedaante naar voren te treden en de oude orde in alle glorie te herstellen, ontdeed een van zijn vertrouwde assistenten hem van zijn pruik en vermomming en zei: ik ben van AXE...'
  
  Het klamme zweet brak hem uit als hij wakker werd.
  
  Toen ze die vent in de fabriek te pakken hadden gekregen, dacht hij beet te hebben - maar nee. Met al hun speciale behandelingen konden ze niet meer uit hem loskrijgen dan dat hij een aankomende kracht van de FBI was. Nimura en von Dirksen waren van mening dat misschien wel sprake was van een hypnotisch overgebrachte reacties.
  
  Perry? De stalen hand dreunde weer neer.
  
  
  
  Nick verloor negenentwintig dollar. Hij ontdekte geen geknoei van het personeel, maar er waren diverse hulpmiddelen en methodes die je alleen maar kon controleren als je er de tijd en de instrumenten voor had. Hij had eens een tafel gezien met ingebouwde miniatuurcircuits in het multiplex blad, en de variatie in de vormen en afrondingen van moderne dobbelstenen was wel onuitputtelijk.
  
  Joe Felix verloor minstens vijftig dollar. Hij had er zijn hoofd niet bij. Hij hield er ten slotte mee op en ging naar de bar terug. Hij wilde Perry weer spreken, maar hoe moest hij dat aanpakken? De harde, bleke vlakken van zijn gelaat verwrongen zich krampachtig door zijn gepeins.
  
  Nick bespaarde hem de moeite door naar hem toe te gaan. 'Hallo, Joe. Ik breng er niets van terecht. Hoe ging het met jou?'
  
  'Waardeloos. Moetje wat drinken?'
  
  'Graag. Ik ben blut. Jij hebt zeker geen belangstelling voor een mooi pistool, hè?'
  
  Felix slikte bijna zijn sigaret in. Verdomd! Was dat een geintje? Of was het stom geluk? Na die pech aan de dobbeltafel had hij eigenlijk wel recht op een buitenkansje! 'Misschien wel. Ik had er eigenlijk al eens een willen kopen.'
  
  'Dit is een goed ding. Automatisch.'
  
  'Legermodel?'
  
  'Jèa.'
  
  Joe's stemming werd beter. 'Hoeveel?'
  
  Nick kneep zijn ogen tot spleetjes, in de hoop dat hij er sluw uitzag. Hij lijkt toch op die knaap, dacht Joe. Zijn broer? Was het mogelijk dat...? Nick zei: 'Ze gaan meer waard worden, met al die nieuwe wapenwetten. Honderd bucks?'
  
  'Nou ... zóveel zijn die oude blaffers niet waard. Hoe is dat ding onderhouden?'
  
  'Prima.'
  
  Joe fronste met zijn zware wenkbrauwen. Als hij met een probleem zat, leek hij nog meer op een aap dan anders. Als hij deze kerel nu maar eens met een slappe bruine hoed op kon zien. Hij zei: 'Laat eens kijken.'
  
  'Ik heb het thuis liggen.'
  
  'Als er niets aan mankeert, doe ik het voor honderd bucks.'
  
  Nick dronk zijn glas leeg. 'Ik wacht een kilometer verder op je. Daar staat mijn wagen, een Ford.'
  
  Even later reed hij voor King Kong in diens Mercury het weggetje op dat Martha hem had leren kennen, maar stopte op een open plek kort voor het uitkijkpunt. Hij voelde er niets voor om King Kong mee te nemen naar de plek waaraan hij zulke prettige herinneringen had. Hij was al uitgestapt en stond tegen het portier van de Ford te leunen, toen Joe achter hem stopte en zijn hoofd uit het raampje stak. 'Hé, wat moeten we hier nou?'
  
  'Ik heb dat pistool ergens in het bos verstopt. Kom maar mee.' Mopperend stapte Joe Felix uit zijn Mercury. Toen hij een meter of vier van Nick af was, zei Nick op heel andere toon -kortaf, gebiedend en niet mis te verstaan: 'Geen stap verder, Joe.'
  
  Joe bleef staan en zette grote ogen op. Nick had inmiddels zijn petje over zijn voorhoofd getrokken. Samen met die stem miste dat zijn uitwerking niet. 'Godverdomme! Jij bent die knaap uit die hotelkamer. Dat over je broer was maar flauwe kul.' Inderdaad,' antwoordde Nick. 'En nu gaan jij en ik een babbeltje houden. Misschien kunnen we wel iets voor elkaar doen.'
  
  Joe zette een somber gezicht. Dat ging hem te vlug. Hij had een klein pistool in zijn heupzak. Kon hij dat maar te voorschijn halen en gebruiken, want hier stond zijn vierduizend dollar plus betaalde vakantie op het spel. Joe liet zijn armen zachtjes slingeren en bekeek nauwkeurig het onverstoorbare gezicht van de man die tegen de Ford geleund stond alsof hij op zijn gemak een zonnebad wilde nemen. De ogen keken hem strak aan; ze waren van het soort waar Joe zijn hele leven last mee had gehad. De ogen van mannen die geen schuldgevoel kenden en niet bang waren. Bij politiemannen kwam je ze niet vaak tegen - je leerde ze onderscheiden.
  
  Nick doorgrondde wel de meeste gedachten die achter Joe's zware wenkbrauwen opkwamen. Hij had dit niet van tevoren op touw gezet - het was door de omstandigheden zo gelopen. Hij kon Joe Felix niet laten lopen en zo zijn vermomming prijsgeven en daarmee ook het hele onderzoek naar Reed-Farben in het honderd laten lopen. Hij had Felix meegelokt met de bedoeling hem gevangen te nemen en aan AXE over te leveren. Het idee om hem in koelen bloede te vermoorden was niet bij Nick opgekomen. Hij was wel Killmaster, maar geen slachthuismeester.
  
  Misschien dat de drank Joe extra lef verschafte. Hij deed een greep naar zijn pistool. Maar nog voor zijn hand het wapen kon vastpakken, staarde hij in de korte loop van Wilhelmina, die zo snel op hem gericht was dat hij zich niet kon herinneren dat 'Perry's' hand zich had bewogen. Joe wankelde een stap achteruit, van dat blauwe oog van het noodlot vandaan. Het ontbrak Joe niet aan primitieve moed, maar zó iets! Hij deed nog een stap achterwaarts. 'Wat ga je doen? Wat ben je van plan?'
  
  'Reed-Farben heeft je niet meer nodig.'
  
  'Hè? Maar Benn zei...'
  
  Joe slikte met een rood hoofd zijn woorden in. Hij was in de war, boos en kon de situatie niet overzien. Maar hij besefte dat hij Benn niet had moeten noemen. Hij draaide zich om en rende weg.
  
  Voor zijn omvang liep Joe tamelijk snel. Nick ging met lange passen achter hem aan. Hij hoefde nauwelijks zijn stem te verheffen. 'Blijf staan, Joe. Wil je hem in je achterhoofd hebben?' Joe holde nog harder. 'Of in je been?' Joe bereikte het einde, van het plateau met het prachtige uitzicht en ging rechtsaf langs de rand van de afgrond verder.
  
  'Halt!' blafte Nick hem toe. Moest hij van achteren een klap op dat dikke schedeldak geven? Hij aarzelde bij de gedachte aan de afstand waarover hij Joe's gewicht naar de wagens terug zou moeten dragen. Hij nam liever een Felix mee die bij bewustzijn was en op eigen kracht vooruit kon komen.
  
  'Stop, kaffer!' Nick verhief zijn stem nu. 'Niemand zal je iets doen.'
  
  Dat meende hij. Ondanks zijn dreigementen was Nick volstrekt niet van plan iemand in de rug te schieten - of zelfs van achteren in een been te schieten. Joe stoof van de open plek naar het gedeelte dat met onkruid en tot het middel reikend struikgewas begroeid was, en volgde het pad over de leisteen. Nick zette er nu haast achter, controleerde of de Luger op veilig stond en hief het wapen op. Maar terwijl hij op een meter afstand achter Felix aanrende, hield hij zich in. De man kon in de afgrond tuimelen. Zonder dat Nick er verder iets aan deed, was dat precies wat er gebeurde. Het ene moment holde hij nog langs een uitstekend rotsblok en het volgende was hij verdwenen. Zijn kreet ging verloren in het gerommel van vallende keien en stukken leisteen. Nick wendde zich met een ruk van het ravijn af en hield zich aan de rotsen vast. 'Verdomme... verdomme,' mompelde hij voor zich uit.
  
  Ergens in de diepte klonk een naargeestige plof.
  
  Nick stak Wilhelmina weer in de holster en kroop een eindje langs de rand totdat hij vanaf een uitspringende richel het levenloze lichaam van Felix tientallen meters lager op de bodem zag liggen. Nick had een vol uur nodig om langs de steile rotswand bij het lichaam te komen. Een gebroken nek en zwaar letsel aan het hoofd. Nick zocht de zakken zorgvuldig na. Hij legde alles terug en nam niets mee. Twee uur later was hij weer thuis in Alpine, waar hij een volledig verslag op de band zette en verborg. Het kon dagen duren voordat het lijk van Felix werd ontdekt. Als iemand zich herinnerde dat hij hen samen bij Augie had gezien, dan nog was de kans dat iemand uit die tent zijn mond zou opendoen uiterst klein. Ze waren trouwens allebei in hun eigen wagen weggereden.
  
  Er was meer kans op problemen bij Martha, Pete en Bob Half-Crow. Die zouden zich herinneren dat Nick naar Joe Felix had geïnformeerd. Dat was geen gelukkige zet geweest, maar hoe had hij dit ook kunnen voorzien? Als de recherche hun vroeg of ze iets van Joe afwisten, zouden ze dan zeggen dat Jim Perry naar hem gevraagd had? Nick fronste zijn voorhoofd. Hij moest voorzichtig te werk gaan met hen. Als hij bofte, zou Joe's dood worden toegeschreven aan een ongeval of zelfmoord, en daarmee zou de zaak afgedaan zijn - behalve wat zijn nieuwe vrienden in Martha's restaurant zouden vermoeden.
  
  En meneer Marvin Benn, natuurlijk. Toen Felix zich die naam liet ontvallen, had hij daarmee te kennen gegeven dat hij voor Benn werkte. Dat hield tevens in dat Benn een beschrijving had ontvangen van de man die de hotelkamer had doorzocht. Hij hoopte dat ze op zoek waren naar iemand met een bruin jasje en een slappe bruine hoed.
  
  Meneer Marvin Benn, voorzitter van de raad van bestuur van de Prostaglandins Corporation, president van Reed-Farben en commissaris van verschillende andere vennootschappen. De geheimzinnige meneer Benn, een nog raadselachtiger figuur dan Howard Flughes. Niemand had een foto van Benn, zelfs geen oud kiekje. In het buitenland waar Reed-Farben zijn connecties had - Zwitserland, Duitsland, Japan en Frankrijk - was geen spoor van Marvin Benn te bekennen. Probeer hem een oproep te sturen om voor de inspecteur van belastingen te verschijnen en je krijgt met een jurist en een accountant te maken die hun cliënt nog nooit hebben gezien.
  
  Meneer Benn, dacht Nick, je bent te mooi of te lelijk om waar te zijn.
  
  
  
  Robert Rick - de onberispelijke, vriendelijke stafemployé van Reed-Farben - vroeg Martha Wagner of ze John Perry kende. Rick was een goede klant. Hij kwam vaak met een heel gezelschap in haar zaak. Ze schonk hem haar prettigste glimlachje en zei: 'Nee. Die naam heb ik nooit gehoord. Ik zal het personeel eens vragen.'
  
  Rick met de scherpe blik en de rechte rug vermoedde niets. Martha was gewend aan vragen van de plaatselijke politie, schuldeisers, rechercheurs, ambtenaren van de FBI, jaloerse echtgenoten en boze vrouwen.
  
  Ze verliet Rick en drukte Pete en Bob Half-Crow op het hart: 'Als iemand ernaar vraagt: jullie hebben nog nooit van Perry gehoord of hij nou Jim, John of nog anders heet.'
  
  Beide mannen knikten opgewekt van ja en gingen verder met hun werk.
  
  Ze liep terug naar het tafeltje waar Rick had plaatsgenomen met twee grote kerels die er als gespierde jonge staffunctionarissen uitzagen. 'Ze kennen hem niet,' zei ze met iets van spijt in haar stem. 'Zal ik het vanavond aan nog een paar andere mensen vragen?'
  
  'Als u zo goed wilt zijn,' zei Rick. 'Dat zou ik erg op prijs stellen.'
  
  Toen ze weggingen, drukte hij haar een opgevouwen dollarbiljet in de hand en voor de serveuse had hij er ook al een op tafel laten liggen. Martha belde Abe Phipps op en vroeg hem niemand te vertellen dat Jim Perry bij hem woonde.
  
  Abe maakte er niet veel woorden aan vuil. 'Komt voor elkaar, Martha.'
  
  Hij stelde Nick op de hoogte. Kort daarop verscheen Rick en zijn twee satellieten, kregen van Abe nul op het rekest en gingen verder. Een halfuur later gleed Martha's zwarte Lincoln een onopvallende parkeerruimte, achter Abe's huis op. Abe kwam door de achterdeur naar buiten. 'Jim woont op vierendertig. Rick is hier geweest.'
  
  'Bedankt, Abe.'
  
  'Politie?'
  
  'Nee, een persoonlijke kwestie. En nogmaals bedankt.'
  
  'Graag gedaan.'
  
  Martha liep achter de rij huisjes langs en klopte bij Nick aan. Toen ze binnen was, viel ze hem meteen in de armen. Toen ze zich uit de omhelzing losmaakten, klopte Nick haar op de schouder. 'Wat er ook aan de hand is - bedankt.'
  
  'Ik weet niet wat er gebeurd is,' zei ze. 'Maar Robert Rick en twee van zijn mannen zijn naar je op zoek.'
  
  'Die ken ik niet.'
  
  'Ze vroegen naar John Perry, maar dat lijkt te veel op Jim Perry om op iemand anders te kunnen slaan. Wat heb je uitgespookt, Jim? Of... wie ben je?'
  
  'Wie ik ben?'
  
  Martha ging in een makkelijke stoel bij de ventilator zitten. 'Ja, Jim, wie?'
  
  Hij kwam naast haar staan en streek haar over het haar zonder het in de war te brengen. 'Niets anders dan een rondtrekkende chauffeur die veel met jou opheeft.'
  
  'Dat zou ik graag geloven.' Ze zuchtte. 'Maar ik ben Martha, weet je wel? Die volgens jou handig genoeg was om de tent van Lucky Ed over te nemen voordat Reed-Farben grote dingen ging doen. Ik heb van mijn veertiende jaar af met mensen van allerlei slag te maken gehad die iets op touw wilden zetten. Jij bent een goede, Jim. Ik bedoel je speelt je rol goed, maar ik tippel er niet in. Ben je van de belastingen?'
  
  'Nee,' zei Nick. Dit was het soort leugens waarvan hij niet hield - iemand die je mocht en die een eerlijk antwoord verdiende voor de gek houden. 'Ik betaal mijn belasting trouw, maar ik weet dat sommige multimiljonairs die zich handige advocaten en accountants kunnen permitteren minder belasting betalen dan hun huispersoneel. Nee, schat - de belasting zou niets voor mij zijn.'
  
  'Nou goed, dat dus niet. Je bent óf van de politie, óf voor de politie op de loop, of...'
  
  'Of wat?'
  
  'Of je bent op een andere manier gevaarlijk. Ik ben stom genoeg geweest om je een baantje bij Reed-Farben te bezorgen, maar zij hebben nu ontdekt dat je gevaarlijk bent. Ik mag je erg graag, Jim, maar ik voel er niets voor om alles wat ik heb opgebouwd door jou te laten verpesten.'
  
  Hij haalde twee blikjes koud bier uit een kleine plastic koelkast. Zonder dat er een lachje afkon, pakte ze er een van hem aan. 'Nou, Jim. Ik wacht nog steeds.'
  
  'Schatje, het wordt nog veel erger. Joe Felix is in de afgrond gestort waar wij met de wagen gestaan hebben. Hij is dood.
  
  Ze sperde haar ogen wijd open. 'Hij werkte voor Benn en Rick. Bob Half-Crow heeft je verteld dat hij bij Reed zat. Je raakt er tot over je oren in verwikkeld.'
  
  'Zou Bob het iemand vertellen dat ik naar hem gevraagd heb?'
  
  'Ik heb Bob en Pete al gewaarschuwd dat ze Rick of iemand anders niet moeten zeggen dat we een Perry in de buurt hebben. Zoals de zaken ervoor staan, zal hij niet lang meer blijven, maar wij zullen hem er niet bijlappen.'
  
  'Dank je. Misschien zullen ze me nog een paar dagen niet kunnen vinden.'
  
  'Ben je gek? Heb je dan niet onder de naam van Perry gesolliciteerd?'
  
  'Ja. Hoe staat het met Abe? Als ze hier gaan controleren...' Martha bloosde. 'Ik heb hem ook een wenk gegeven. Hij dekt je, tenzij het de staatsrecherche is die achter je aanzit.'
  
  'Nee. Het zullen alleen maar Rick en zijn mannetjes zijn.' Nick boog zich naar haar toe en kuste haar heel zacht. 'Dank je wel, Martha. Je bent een vrouw waar een man trots op kan zijn. Je komt eerst voor hem op en stelt hem dan pas vragen.'
  
  'Ik stel geen vragen meer, want ik krijg toch geen antwoord. Als je hier nu eens opkraste? Ga niet te ver weg, schat. Niet zo ver dat we elkaar niet meer kunnen ontmoeten, maar ver genoeg om niet allebei in de puree te raken. Ik geloof dat jij moeilijkheden meebrengt die we hier niet aankunnen.'
  
  'Ik ga niet meteen weg, liefje. Je hebt me al enorm geholpen en daardoor kan ik het misschien nog een paar dagen rooien voordat de wolven toehappen. Ik heb zo'n idee dat Rick en Benn er een tijdje voor nodig hebben voor ze hun eigen personeelslijst gaan controleren. Is dat niet de laatste plaats waar je me zou zoeken?'
  
  'God, Jim! Wil je zelfmoord plegen?'
  
  'Ik houd van het leven, schatje.'
  
  'Dan ben je iets van plan. Ga je soms een van hun autoladingen stelen?'
  
  'Dacht je dat?'
  
  'Nee. .
  
  Ze bleef tot tegen vijven in de middag. Het gesprek ebde weg. Ze besefte dat haar bezwaren geen zin hadden. Terwijl hij op het bed tegen haar aan genesteld lag, voelde Nick zich ontspannen. Alleen als hij nadacht over de situatie waarin hij zich bevond, voelde hij een gespannenheid en een onbehagen die hij voor haar verborgen moest houden. Hij was in kwalijke plannen van kwalijke mensen verzeild geraakt, en zijn nieuwe vrienden liepen nu met hem gevaar. Natuurlijk moest hij zien weg te komen. Hubie Dumont had hem ook moeten smeren toen hij nog de gelegenheid had. In het verleden hadden verschillende mensen van AXE met dat probleem te maken gehad. Sommigen van hen waren nu alleen nog maar namen op een erelijst.
  
  Plicht, dacht hij. Sommigen geven er iets om, anderen niet.
  
  
  
  Het was de grootste gok die hij ooit had gewaagd. De stand was gelijk, zoals bij een honkbalteam met twee man uit in de tiende inning - één doorbraak, één misser, één speling van het lot kon de verliezer aanwijzen en het ogenblik laten aanbreken om de lichten te doven. Wanneer John of Jim Perry werd ontdekt - en dat zou met één van hen zeker gebeuren - zou het er voor hem uitzien alsof hij in een put zat waarin ze een emmer levende ratelslangen lieten zakken...
  
  Al was hij er niet zeker van hoe ze zijn aanwezigheid kunnen verdoezelen, hij kon het zich wel voorstellen. Er waren niet veel mensen die Perry kenden, en de belangrijkste - Martha, Pete, Bob Half-Crow en Abe Phipps - hadden meteen hun mond gehouden.
  
  De methodisch werkende Robert Rick controleerde inderdaad de personeelslijst, en kwam daarbij een zekere Perry tegen: Flo-Marie Perry, die honderd kilometer per dag aflegde naar haar baantje op de inpakafdeling. Er werd een onderzoek naar haar ingesteld. Ze was de dochter van een keuterboertje in de bergen, die eigenlijk Perrine heette. Ze was analfabete, maar kon wel bepaalde woorden op kisten en verkeersborden lezen. 'Dat komt door die televisie,' zei haar vader teleurgesteld tegen de afgezant van Rick. 'Ik vind het prachtig dat u van plan was haar hogerop te laten komen in de fabriek, maar het is waar. Het is geen grapje van haar. Flo-Marie kan echt niet lezen.'
  
  Iedereen met de naam Perry binnen een omtrek van honderd vijftig kilometer werd op de korrel genomen door Ricks teams,
  
  die telefoonboeken raadpleegden en op postkantoren informaties inwonnen. De verdachte John Perry werd echter niet ontdekt.
  
  Nicks belangrijkste bescherming lag in de ingewikkelde administratie bij zo'n grote zaak. De personeelslijst die Rick had ingekeken, was een week oud. De gegevens van Jim Perry waren van de afdeling personeelszaken via de loonadministratie op weg naar de computer, en zouden pas op de volgende personeelslijst verschijnen, die de tiende van de volgende maand moest uitkomen.
  
  Terwijl Benn en Rick en nu langzamerhand ook twee dozijn handlangers op zoek naar Nick waren, reed hij met vrachtwagens van het bedrijf op enkele honderden meters langs hun kantoren zonder ramen.
  
  Nick heette Jim voor iedereen die niet verder informeerde. Als hij een achternaam moest gebruiken, mompelde hij 'Benny' en op ontvangstbewijzen zette hij een onleesbare krabbel.
  
  Hij ontdekte dat de meeste binnenkomende vrachten voor het hoofdgebouw bestonden uit tankladingen melk, glucose, spijsolie en siropen. Die werden er bij het lossen meteen uitgehaald en dan kwam er personeel met witte jassen uit het hoofdgebouw om de slangen van plastic of rubber aan te sluiten waarmee de wagens werden leeggepompt. De mensen uit dat gebouw mochten of wilden niet met je praten. Ze tekenden voor ontvangst, zeiden 'Okay,' en verdwenen weer.
  
  Op een avond stond Rainey erop dat Nick na werktijd een paar biertjes met hem ging drinken, en daar viel niet aan te ontkomen. Daarom gaf hij er maar meteen een voordelige draai aan door voor te stellen een doos met zes blikjes te kopen en die in de koelte van het bos soldaat te maken. Daar was Rainey het mee eens. 'Inderdaad een verdomd stuk goedkoper.'
  
  Toen ze allebei drie blikjes leeg hadden, gingen ze nog een doos halen, want ze konden goed met elkaar opschieten en waren nog lang niet uitgepraat. Rainey had verklaard dat hij tevreden was over Nicks werk en ook omdat hij zich alleen maar met zijn eigen zaken bemoeide. Nick liet doorschemeren dat hij op de loop was voor zijn vroegere vrouw die alimentatie wilde hebben, en de oudere man huilde bijna van medegevoel.
  
  'Als er iemand naar die arme Jim Perry vraagt,' stelde Nick voor, 'vergeet dan alsjeblieft dat ik besta.'
  
  'Dat weet ik nu al niet meer,' antwoordde Rainey. 'Nou snap ik waarom je een paar keer met de naam Benny getekend hebt.' Nick knipperde met zijn ogen. Nooit iemand onderschatten! Hij bracht het gesprek op Reed-Farben.
  
  Rainey's woordenvloed was niet meer te stuiten. 'Marihuana,' beweerde hij. 'Mijn God, ze hebben een goudmijn. Ik kweek zelf ook een beetje. Er zijn heel wat kerels die het doen. Maar het is hier eigenlijk niet het juiste klimaat, en we zijn er te laat mee begonnen. De prijs is al opgelopen tot honderd dollar per pond.' Nick wist dat in Mexico de gangbare prijs voor onkruidvrije hennep zo'n dertig dollar per pond bedroeg en in de Verenigde Staten meestal het dubbele. Waar kon je in dit bergland een goede markt voor marihuana vinden?
  
  'Ik zal moeten gaan tuinieren,' zei Nick. 'Dat is een goede prijs. Maar raakt de markt niet oververzadigd? Hoeveel kan Denver opnemen? We moeten het spul het halve land door sturen - naar Los Angeles, St. Louis, Chicago...'
  
  Daar liet hij het bij. Rainey gniffelde. 'Ach kom. Je hoeft het alleen maar in de militaire kampen af te zetten. Al die jongens uit Vietnam zijn eraan verslaafd en ze slepen een groot gedeelte van de anderen met zich mee. Neem alleen maar eens Fort Hood. Tienduizend klanten. Die willen dikke, zuivere stekkies. Geen rotzooi. Ze betalen er goed voor. Zeg zes stuks de man per dag om lekker duf te blijven. Als je het over een markt hebt... en dat is nog maar één basis.'
  
  'Jezus - als ze ons bij het binnenbrengen snappen...'
  
  'Wie moet ons pakken? De jongens van de militaire politie zijn de grote sjacheraars. Ik heb goede connecties. Bij het leger zijn ze er bang voor. Toen ze verdomme zeven knapen van het 518de oppikten lag bijna de hele basis overhoop. Laat ik je vertellen dat er een goede handel in zit!'
  
  Nick liet zijn mond als een ballonnetje leeglopen. 'En jij denkt dat onze zaak erin handelt?'
  
  'Wat zou het anders moeten zijn? O, ze maken kunstharten of zo iets, maar dat is voor de show. Ik zal je zeggen wat ze in het hoofdgebouw maken. Harde stuff. Ik wil wedden dat ze een super-LSD hebben ontdekt. Ik bekijk altijd de vrachtbrieven. Ik heb heel wat zien binnenkomen, ergotamine, tartraat, moederkoren en nog meer. Ken je dat spul?'
  
  'Dat ken ik, ja.'
  
  Rainey knikte veelbetekenend in het schemerduister. 'Ik had het direct in de gaten toen ik je zag, Jim. Koppie. Laten we nou eens kijken hoe we hier een slaatje uit kunnen slaan.'
  
  'Daar komen we wel achter,' verzekerde Nick hem. 'En ik zie onze eerste stap al.'
  
  'Wat dan?'
  
  'Schakel mij zoveel mogelijk in bij het afleveren en ophalen in het hoofdgebouw. Vroeg of laat moet ik dan iets tegen het lijf lopen waar we wijzer van worden.'
  
  Rainey gaf Nick een dreun op de schouders. 'Jij bevalt me. Ik had je de volgende week op de route naar Nebraska willen inzetten, maar die hebben ze vervangen door een snelle luchtbrug. Onze fabriek daar is waarschijnlijk de stapelplaats voor Chicago.'
  
  Nick dacht snel na. Nebraska? In de gegevens van AXE over Reed-Farben stond niets over een fabriek in Nebraska - een interessante staat, als je in overweging nam dat er zich meer militaire hoofdkwartieren bevonden dan de meeste mensen beseften. in Nebraska vind je het strategisch opperbevel van de luchtmacht, het oppercommando van de strijdkrachten en het hoofdkwartier van de geleide projectielen. De voorlichtingsambtenaren willen je doen geloven dat in geval van oorlog de president, het congres en de generale staf ergens in Maryland of Virginia onder de grond gaan zitten. Vergeet het maar, dacht Nick. Hij zei: 'Verdomd, ik wist niet eens dat we daar ook een fabriek hadden.'
  
  'Eigenlijk een magazijn. Ik heb er al een paar jaar niets naar toe gestuurd, maar ik wist het nog wel. En toen wilden ze er de vorige week een zending heen sturen maar dat hebben ze weer afgezegd.'
  
  'Omaha? Dat is het dichtst bij Chic...'
  
  'Nee. Meer naar North Platte toe. Nog geen vijfhonderd kilometer ervandaan. Daarom is het zo stom om het als luchtvracht te verzenden. En toch doen ze dat.'
  
  'Komt dat uit het hoofdgebouw?'
  
  'Ja. Maar nu gaan ze een van hun eigen vrachtwagens gebruiken om het spul naar het vliegveld te brengen. Dat doen die witjassen.'
  
  'Ik ben in North Platte bekend. Als ik ooit die kant uit ga, zal ik eens bij dat magazijn gaan snuffelen. Misschien dat ik iets tegen het lijf loop. Ligt het aan route 80?'
  
  'Nee.' Rainey trok nog een blikje bier open. 'Opzij van de 80, aan de 61. Zou me niks verbazen als ze de boel daar versnijden en verpakken.'
  
  'Daar komen we wel achter. Er is beslist wat voor ons aan te verdienen.'
  
  Hij rekte zich uit en zuchtte, uiterlijk lekker lui, inwendig bepaalde details voor de geest halend die in zo'n verbluffende hoeveelheid in zijn geheugen opgeslagen waren. Hij herinnerde zich hoe hij eens een spookachtige stad bij de bovenloop van de North Loup had bezocht. De majoor van de militaire inlichtingendienst die hem rondleidde in het gebouw dat bij een nationale noodtoestand de commandopost van AXE zou worden, had zachtjes opgemerkt: 'Alles wat u ziet wordt in tweevoud aangelegd - diep onder de grond.'
  
  Het magazijn waar Rainey het over had zou zich een kilometer of vijftig van het geheimste en belangrijkste zenuwknooppunt van de Amerikaanse overheid bevinden. Natuurlijk was het bestaan ervan bekend; dat was niet te verhelpen bij een complex waar tienduizend man aan hadden gewerkt en dat een bezetting had van twee regimenten en een bataljon mariniers.
  
  Hij probeerde nog meer inlichtingen van Rainey los te krijgen, maar de opzichter had niets meer in petto. Hij was er even sterk als Nick op gebrand om nog meer te weten te komen om er dan naderhand van te kunnen profiteren.
  
  
  
  De volgende morgen ging Kenny Abbott naar het kantoor van Benn. Hij nam graag elke gelegenheid waar om zich in de glorie van de troon te koesteren. Benn bleek bijzonder kortaangebonden: 'Wat is er? Iets belangrijks, zei u...'
  
  'De politie heeft gebeld. Joe Felix is dood. Ze geloven dat hij in een afgrond is gevallen of gesprongen.'
  
  'Waar?'
  
  'Bij Jackass Peak. Zijn wagen stond er geparkeerd.'
  
  'Zeg hun maar dat het ons spijt.'
  
  'Ze willen weten of hij met een speciale opdracht bezig was.'
  
  'Nee. Hij had geen dienst.'
  
  Kenny verliet het kantoor. Waarom kreeg hij toch altijd kippenvel van die vent?
  
  Benn bromde binnensmonds. Ongeluk? Zelfmoord? Kom nou! Felix was Perry werkelijk dicht op de hielen gekomen.
  
  Aan de buitenwereld toonde Marvin Benn (die door enkele oude kameraden nog steeds Martin werd genoemd) steeds een onverstoorbaar uiterlijk. Maar inwendig! Ach, dacht hij, als je eens binnenin kon kijken. Waarom kent mijn gesternte zulke pieken en dalen? Heeft AXE die Nick Carter - ik denk dat hij het is, maar zelfs dat kan weer zo'n truc van AXE zijn - permanent op mijn nek geschoven?
  
  Ik ben er wel beroerd aan toe. Kijk eens naar de Krupps! Zelfs de kleine Arndt krijgt zijn leven lang een half miljoen per jaar omdat de Führer van het Derde Rijk dat heeft verordend. En ik moet er nog altijd voor vechten, en zit bovendien nog opgescheept met idioten en zwakkelingen.
  
  Hij belde om Rick, die prompt kwam binnenstappen. 'Perry!' snauwde Benn. 'Weet je dat hij Felix vermoord heeft. Felix moet hem op zijn hielen hebben gezeten. Heb je soms aanwijzingen?'
  
  'Een paar. De mannen zitten als bloedhonden achter hem aan. We zullen hem wel gauw te pakken krijgen.'
  
  'Zijn er vallen gezet?'
  
  'Overal.'
  
  Benn vermorzelde weer een ballpoint tussen zijn stalen vingers. 'Als Felix hem heeft kunnen vinden, was hij niet ver weg. Ik heb het gevoel dat hij vlak onder onze neus zit. Misschien lacht hij ons wel uit.'
  
  Over de weg buiten het gebouw zonder ramen reed een grote opleggercombinatie. Boven de registratiegegevens stond keurig Reed-Farben Ltd. geschilderd. Aan het stuur van de International trekker zat Nick, die een vracht naar Colorado Springs moest rijden.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Nick hield ervan om met zwaar materiaal door de bergen te rijden. Als je de grote dieselmotor gas gaf en voelde hoe de trekker zich bij steile hellingen aan het wegdek optrok, was het of je vijfhonderd paarden mende. Op de gevaarlijk slingerende afdalingen lette je op de luchtdruk en was je één met de wagen als je het gesis hoorde en de ruk voelde wanneer je op de rem trapte. Dan wist je datje iets uitvoerde.
  
  Hij parkeerde op het emplacement van de spoorwegen, bleef vier uur lang in de cabine zitten dommelen en ging toen op weg naar George Stevens die hij zou ontmoeten op een kruising van buitenwegen bij Fort Logan. George was een magere, door en door betrouwbare kerel die voor het bureau van AXE in Chicago werkte. Het feit dat Hawk hem als koerier, contactman en noodhulp aan Nick had toegevoegd, wees erop hoe zwaar de baas aan de zaak Reed-Farben tilde.
  
  George wipte de cabine binnen en liet zijn eigen wagen half verborgen voor het verkeer op de tweebaansweg achter. Tijdens hun korte begroeting gaf Nick hem de bandjes. 'Alles staat erop, George. Een potje met pieren, maar ik heb er nog geen vette tussen gezien.' Hij gaf een kort overzicht van de afgelopen week.
  
  Dat was bij AXE de vaste regel. Als je met collega's samenwerkt, hebben ze er recht op alles te weten; je kunt immers het loodje leggen en dan moeten zij morgen de zaak voortzetten. Toen Nick uitgesproken was, zei George: 'Je zit goed in de knoop. Ze kunnen Perry elk ogenblik ontdekken en dan knallen ze jou uit een hinderlaag overhoop. Hubie is verdwenen alsof hij in een mijnschacht geflikkerd is.'
  
  'Misschien is hij dat wel. Ik geloof dat hij door dat nepgat onder de omheining is gekropen. Laten we hopen dat hij nog ergens in het hoofdgebouw in leven is.'
  
  Ben je heus van plan daar binnen te dringen om hem te gaan zoeken?'
  
  'Dat had ik allang willen doen, maar ik moest eerst het terrein eromheen verkennen. Als we weten wat ze daarbinnen uitspoken, dan zijn we een stuk dichter bij de oplossing van onze problemen. Dat idee van Rainey over verdovende middelen slaat nergens op. Hoewel sommige mensen er misschien een goede bijverdienste aan hebben.'
  
  Na een korte stilte zei George peinzend: 'Maar dat magazijn in de buurt van het militaire hoofdkwartier slaat wél ergens op. Ze doen er zo geheimzinnig mee dat ze van ons verwachten dat we nagaan wie er kaarten van dat gebied kopen. Het kan best zijn dat ze daar fotograferen of karteren. Misschien houden ze verkeerstellingen en bespieden ze onderwijl het materieel dat langskomt. Of ze broeden een sabotageplan uit...'
  
  'Zit Bill Rohde nog steeds in Chicago?'
  
  'Ja,' antwoordde George.
  
  'Ik stel voor dat jij hem in North Platte ontmoet. Zoek dat gebouw van Reed-Farben op en houd het in het oog door Bill daar achter te laten. Als ze die lading overvliegen, voeg ik me bij hem en dan moeten Bill en ik toch wel een idee kunnen krijgen van wat ze daar uitspoken. Als ik op zoek ga naar Hubie, duurt het langer voordat ik in de fabriek kan doordringen, maar het is nu duidelijk wat ons te doen staat. De opdracht luidt dat we het hoofdkwartier in de eerste plaats en ook permanent moeten beschermen.'
  
  'Begrepen.' George gaf hem een stevige hand.
  
  Nick haalde een lege oplegger van de firma bij het FKM verladingscentrum op en ging op het vliegveld een vrachtje halen. De inhoud verbaasde hem: het waren kisten met apen. Hij tekende met een eigenaardig gekrabbeld Q. Benny het ontvangstbewijs en bestudeerde de vrachtbrief toen hij in de cabine zat. De lading omvatte orang-oetans, chimpansees, gibbons, bavianen, resusaapjes en uilapen. Dat waren waardevolle proefdieren voor een laboratorium. Hij was in gepeins verzonken terwijl hij op het bergland af denderde.
  
  Zelfs de reusachtige bedragen die zo kwistig aan het federale wegennet zijn besteed, hebben er niets aan kunnen veranderen dat de hellingen in Colorado bijzonder steil zijn. Waar de wegen lopen is het ruige landschap op tal van plaatsen afgegraven, opgehoogd of overbrugd, maar het gaat nog evengoed steeds omhoog en omlaag. Op het eindeloos lijkende, steile Lathrop-traject bleef Nick zorgvuldig op de rechterrijbaan. De pechlamp van een stilstaande auto trok plotseling zijn aandacht. Toen zijn grote licht de wagen bereikte, zag hij een vrouw terneergeslagen naast haar wagen staan.
  
  Van de antenne wapperde een witte zakdoek. Slim bedacht, vond hij. Niet veel verkeer vanavond, maar uiteindelijk zou de motorpolitie je toch aantreffen. De wagen was een rode Porsche Coupé 912, waarschijnlijk uit '68. Hij passeerde hem, een trage, bulderende reus die een schildpad inhaalt, en liet zijn gaspedaal los en bracht de combinatie in de vluchtstrook tot stilstand. Een rode Porsche Coupé! Die zag je niet veel, er stond er meestal eentje op de directieparkeerplaats bij het hoofdgebouw van Reed-Farben.
  
  Hij sprong uit de cabine en liep terug. De vrouw kwam in het «donker op hem af lopen, fel beschenen door de achterlichten van de vrachtwagen en de pechlamp van de Porsche, 'Goedenavond,' zei ze. Een kordate stem met een buitenlands accent. 'Fijn dat u hebt willen stoppen. Mijn motor is afgeslagen toen ik de helling opreed.' Ze had een slank figuur en droeg een wit mantelpakje.
  
  Hij zei: 'Ik ben van Reed-Farben. Moet u soms die kant uit?'
  
  'Ja, ja. Ik ben Greta Stoltz. Wat een bof is dat. Maar denkt u dat u mijn wagen kunt repareren?'
  
  Nick wreef over zijn kin. Waarschijnlijk wel, maar dat was hij volstrekt niet van plan. Hij herinnerde zich de dossiers van AXE. Doctor Greta Stoltz, scheikundige, researchmedewerkster en lid van de directie!
  
  Hij pakte zijn zaklantaarn, maakte de motorkap open en deed of hij de stroomverdeler, de bougiekabels en de carburator controleerde. Hij stapte in en probeerde even te starten, stapte toen weer uit en rook geen benzinelucht, hoewel volgens de meter de tank halfvol was. 'Brandstoftoevoer verstopt of pompje kapot,' veronderstelde hij. 'Wilt u meerijden? We kunnen bij het eerstvolgende service-station zeggen dat ze uw wagen ophalen. Een paar kilometer verderop is er een.'
  
  'Ja, ja. Dat zal ik maar doen. Maar misschien kan ik met de monteur mee terug.'
  
  Nick hielp haar de hoge cabine in en wachtte tot hij de combinatie weer goed en wel op gang had. 'U kunt misschien toch beter de hele weg met me meerijden. Als ze een onderdeel voor die Porsche nodig hebben, zit u hier tot morgen vast. Dat moeten ze waarschijnlijk uit Denver laten komen...'
  
  'Zou het heus? Ach ja, ik begrijp het - dat kan. Onderdeel voor een buitenlandse wagen. Dat is zo. Aardig dat u voor me stopte, meneer...'
  
  'Timmy Benny, antwoordde Nick. 'Ik zie niet graag een vrouw met pech kampen op de grote weg. L weet wel...'
  
  'Ja. Ik voelde me ook niet op mijn gemak. Er is zo weinig verkeer.'
  
  'Zou u me een genoegen willen doen?'
  
  Hij voelde bijna hoe ze verstijfde. 'Wat?'
  
  'Nou, ziet u, we mogen eigenlijk nooit stoppen. Voor niets en voor niemand. Als u niemand zou willen vertellen dat ik u heb geholpen, dan riskeer ik er mijn baantje niet mee.'
  
  'Maar ik ben doctor Stoltz. Ze zullen u juist dankbaar zijn ...'
  
  'De directie zal me misschien bedanken, maar op mijn afdeling zullen ze altijd in gedachten houden dat ik de voorschriften heb overtreden. We zijn erg - nou ja, u weet zelf wel hoe streng ze zich bij Reed-Farben aan de regels houden. Op den duur krijg ik er toch last mee.'
  
  Haar lachklonk warm en melodieus. 'O- natuurlijk, meneer Benny. Ik begrijp het nu. Ik zal geen woord zeggen.' Hij stopte bij een garage. Ze sprak met een monteur en klom weer bij Nick in de cabine. De zware trekker zwoegde moeizaam de hellingen op. Nu en dan werden ze ingehaald door een personenwagen. Hoe moet ik dit nu versieren, dacht Nick. Ik wil met haar aanpappen, maar het is gevaarlijk toenadering tot een vrouw te zoeken als je niets van haar karakter afweet. Je kunt haar door een verkeerde aanpak voorgoed tegen je in het harnas jagen. De kerel die beweerde datje een hertogin als een hoer moest behandelen, en omgekeerd, moet maar weinig omgang met dames van stand of van de vlakte gehad hebben...
  
  Hij zei ten slotte: 'Bent u allang bij Reed-Farben?'
  
  'Ja. Wilt u beweren dat u nog nooit van me hebt gehoord?' Ze voelde aan hoe dat klonk en lachte opnieuw - diep uit haar binnenste, alsof de lach door haar royale voorgevel naar buiten schoot.
  
  Nick glimlachte in het donker. Wat een idee! Wat was haar leeftijd volgens het dossier? Zesenveertig? Ze zag er nog best uit. Voor zover hij had kunnen zien, bezat ze een goed figuur en was ze beslist niet te dik. Ze bewoog zich met gratie en zag er tot de punten van haar bruin-met-witte schoenen keurig verzorgd uit. 'Nee. Het spijt me. Er werken daar zoveel mensen. Ik ken niet eens alle andere chauffeurs. U bent dokter. Dan zit u zeker bij de medische dienst of zo. Mij mankeert nooit iets.' ik ben geen dokter, maar doctor, hoewel ik aardig wat colleges medicijnen heb gelopen. Dus de meeste ziekten kan ik wel aan. Maar ik doe daar researchwerk.'
  
  'Zo iets als scheikunde?'
  
  'Ja zeker, scheikunde.'
  
  Nick zuchtte. 'Dat heb ik nog op school gehad. Ik maakte graag verbindingen. Dan dacht ik of er ooit wel iemand zou zijn geweest die deze stoffen in precies dezelfde hoeveelheid en op precies dezelfde manier bij elkaar had gebracht. Wat gebeurde er toen? En laten we eens kijken wat er nu precies gebeurt.'
  
  'Maar meneer Benny - u had wetenschappelijk onderzoeker moeten worden. U omschreef dat... geweldig. Dat is nu juist de grondslag van research. Hebt u nooit geprobeerd erin door te gaan?'
  
  'Geen centen. Ik moest werk zoeken. Maar, weet u - op een gegeven ogenblik had ik de elementen in mijn hoofd gestampt. Niet met atoomgewichten, maar op de oude manier. Dat vond onze leraar schitterend.' Hij lachte. 'Helaas stond californium nog niet op onze tabel. Symbool Cf. Atoomgewicht 246. Is dat geen prachtige naam - californium?'
  
  'Waar hebt u dat opgestoken?' Greta's belangstelling was gewekt. Ze moest meer van hem te weten komen, vond ze. Als je eenmaal in het strakke systeem van Reed-Farben was opgenomen, vergat je wat voor interessante mensen er op de wereld zijn. Wat voor interessante - mannen...
  
  'In Time.' Hij zorgde ervoor dat zijn stem een beetje verbitterd klonk. 'Ook een manier om kennis op te doen.'
  
  'Dat is een heel goede manier,' zei Greta bemoedigend. 'Lezen. Boeken zijn de opslagplaats van de kennis van de mensheid. En met tijdschriften blijf je bij. Ik vind het prachtig dat u californium hebt onthouden. Had u later uw studie niet kunnen voortzetten?'
  
  'Met die werktijden van ons? De meeste chauffeurs trekken rond als zigeuners.'
  
  'Och...' klonk het spijtig.
  
  De vrachtwagen bereikte de top van een helling en reed daarna langs een vlak wegstuk. Nick zei: 'Ik stop hier meestal even om de motor te laten afkoelen en een kop koffie te halen. Hebt u er ook trek in? Of hebt u liever een drankje?'
  
  'Graag. Als ik mag betalen.'
  
  'Dat is de beste aanbieding van de dag.'
  
  Het café-restaurant 'Algiers' was een flink, met neonbuizen afgebiesd gebouw, een eindje van de weg af in een soort oase die Asterpark heette. Vóór het restaurant, daarnaast het snelbuffet, en achterin een wild-westachtige bar voor de liefhebbers van whisky en cocktails. Nick manoeuvreerde de combinatie naar de achterzijde op een grote parkeerruimte, loodste Greta door de achteringang naar binnen en vond meteen een rustig tafeltje. Het vertrek stonk naar warme lichamen, tabak en sterke drank. Eem vijfmanscombo speelde er pittig op los.
  
  Na een kleine discussie over de vraag of ze toch niet gewoon alleen maar een biertje zou nemen, stemde Greta toe in een wodka-martini. 'Ik ben hier nog nooit geweest,' zei ze, terwijl ze om zich heen keek. 'Het is erg - erg ongedwongen.'
  
  'Ach kom,' wierp Nick tegen. 'Wilt u zeggen dat een knappe vrouw als u - een doctor nog wel - nooit eens uitgaat? Dan mag u uw man weleens opporren.'
  
  'Ik heb geen man.'
  
  'Dan zijn al die kerels waar u mee werkt zeker blind. Of boort u alle toenaderingen de bodem in?' Hij nam haar goed op. 'Nee, dat geloof ik toch niet.'
  
  'Er zijn niet veel interessante mannen op mijn - mijn afdeling. Ze zijn allemaal getrouwd en wonen op het terrein. Dat is een erg besloten kringetje.'
  
  'Dat heb ik gemerkt.'
  
  'En daarom kom ik er niet vaak uit.' Ze hief haar glas op en nam een flinke slok. Dat mocht hij graag zien. Nick had een lichte afkeer van alcohol - hij maakte in zijn werk heel wat ellende mee die er het gevolg van was - maar hij had echt een hekel aan wat hij slome lebberaars noemde. Je dronk of je dronk niet. Als je met je glas zat te spelen en de geaffecteerdheid van die pose er duimendik op lag, was je het evenbeeld van een pokeraar die tegen een hand vol azen opbluft...
  
  Ze konden het goed met elkaar vinden. Na vier keer dansen, drie martini's en een broodje rosbief ('Dat is heerlijk,' zei Greta toen hij de bestelling opgaf. 'Je lijkt wel een Europeaan. Drank valt beter al je er wat bij eet.') zeiden ze Greta en Tim tegen elkaar.
  
  Ze maakte zelfs geen enkel bezwaar toen hij een vierde maal bestelde - en de 'Algiers' gaat er nog wel prat op dat de 'cocktails niet voor onze bergen onderdoen'.
  
  Ze had met Timmy Benny te doen. Zo'n knappe jonge knul. Nou ja, ik ben ook nog niet oud, hield ze zich zelf voor. En ik heb meer van het leven gezien dan vijftig van die vrouwen hier bij elkaar. De val van het Derde Rijk, de vlucht naar Oostenrijk met Hassi Zeckdorf en de twee jongens. Dat was een misgreep gebleken. Tal van maanden leidden ze een opgejaagd bestaan, waarin ze zich schuil moesten houden, honger leden en gedwongen waren te stelen. Alwin die door de politie werd doodgeschoten. Zij en Alwin waren dol op elkaar geweest, hoewel ze in de loop van de jaren was gaan beseffen dat er slechts sprake van een jeugdige bevlieging was geweest. Daarna de periode in Wenen, nog steeds met honger, maar ze had er gestudeerd dat de stukken eraf vlogen. Die eerste baan bij Petrochemexper; acht moeizame jaren waarin ze elk vrij moment moest benutten om haar proefschrift klaar te krijgen. Er waren maar zes mannen waarmee ze een seksuele verhouding had gehad. Ze noteerde het nauwkeurig. Niet voldoende, hield ze zich soms giechelend voor. Ik ben geen koele vrouw, bepaald niet! Soms werd haar nachtrust verstoord door gedachten aan hém. Geen bepaalde hij. Gewoon een vriend, een minnaar, een echtgenoot, een hartelijke en beschermende man.
  
  Een man als deze hier, maar onder andere omstandigheden, dacht ze terwijl ze Nicks knappe profiel bewonderde. Een man van je zelf. Nooit meer eenzaam zijn, nooit meer 's nachts wakker worden en maar denken en maar verlangen en de traag rondwentelende leegte voelen. Ze wierp nog een blik op hem. Een man waar elke vrouw mee voor de' dag kon komen. Wat jammer dat hij zijn opleiding niet had kunnen voortzetten. Of wat een geluk, want misschien zou het beter zijn als ze hem niet had leren kennen. Ach kom, Greta, vermaande ze zich - dat zijn ideeën voor bakvisjes. Of niet?
  
  Ze merkte dat hij haar aardig vond. De rustige combinatie van zijn respect en mannelijke attenties was iets heerlijks. Wat had hij ook al weer gezegd? Ik vind dat 'doctor' gewichtig klinken, maar Greta klinkt mooi.
  
  Ze zou nog meer in haar schik geweest zijn als ze had geweten wat Nick dacht, en zijn oordeel berustte op ervaring. Ze is een interessante vrouw. Dat zilverblonde haar verbergt het grijs, neem ik aan, maar wat een figuur! En die levendige blauwe ogen ontgaat niets. Ze heeft het vriendelijke van de intellectueel die iets van de wereld gezien heeft - het type dat door primitieve politici meteen wordt uitgeschakeld zodra deze aan de macht komen.
  
  'Het moet wel fijn zijn als je een doctorstitel hebt,' zei hij. 'Ik bedoel - ik zie je steeds als een mooie vrouw en dan denk ik: "Gut, en dan is ze ook nog doctor." Het is net zo iets als wanneer je zegt: "Dit is Sophia Loren en ze is ook nog Nobelprijswinnaar".'
  
  Dat bracht haar diepe, volle lach weer te voorschijn. 'Dat is het mooiste compliment dat ik ooit heb gehad. Of moet ik jaloers op Sophia zijn?'
  
  'Nee hoor. Jij - jij maakt de indruk op en top vrouw te zijn. Een mooie vrouw. Maar dan schiet het je te binnen dat je nog veel meer bent. Misschien komt dat omdat ik tot de ontdekking ben gekomen dat de meeste mooie vrouwen heel wat minder zijn dan ze lijken.'
  
  'Je hebt je ogen niet in de zak. Tim. Dat mag ik wel.'
  
  'Wat doet een doctor op de researchafdeling eigenlijk? Steeds naar nieuwe geneesmiddelen zoeken - zoals voor kanker?
  
  'Ik ben gespecialiseerd in geriatrie. Dat is tegenwoordig een heel gecompliceerd werkterrein. Vroeger betekende dat het bestuderen van de ouderdom en de ziekten die ermee gepaard gaan; tegenwoordig valt het accent veel meer op het bestuderen van de jonge mens, waarbij de kiem van die ziekten ontstaat.'
  
  'Hou je je ook bezig met transplantaties - van harten en zo?'
  
  'Ja. Zelfs met het kunstmatig fabriceren van lichaamsdelen. Per slot van rekening komt alles uit de natuur voort. Als je de juiste bestanddelen op de juiste wijze combineert, dan kun je op een gegeven moment met iets nieuws voor de dag komen - zoals Salk bij voorbeeld gelukt is.'
  
  Greta schoot op haar stoel overeind. Hij zag dat ze doodsbleek was geworden. 'Tim! Jij hebt me gevraagd niemand te vertellen datje me hebt laten meerijden. Laten we het nu ook omdraaien. Laat nooit blijken dat ik me tegen jou heb uitgelaten over mijn -mijn werk.'
  
  'Okay. Industriële geheimen, hè? We staan op het punt met iets geweldigs voor de dag te komen, zeggen ze...'
  
  'Zet dat uitje hoofd, alsjeblieft...'
  
  'Het is al vergeten.'
  
  Er was nog een wodka-martini voor nodig om haar weer wat op haar gemak te stellen, en nog eentje om haar onder het dansen stevig tegen hem aangedrukt te krijgen. Hij merkte dat ze genoot en hem graag mocht. Bouwden vrouwen in hogere posities wel meer luchtkastelen om echt mannelijke vrachtwagenchauffeurs?
  
  Toen ze vertrokken liep ze langzaam maar vast ter been. De martini's hadden haar stem en haar blik weliswaar verzwakt, maar haar hersens beslist niet aangetast. Ze wist van wanten! Slechts weinigen konden zo'n grote vloeibare lading verdragen. Hij stopte bij een kruising in de buurt van Copperpot Valley op een grote parkeerplaats die 's winters als een oefenterrein voor skiërs werd gebruikt. Hij zocht een plaats ver van de weg, deed het grote licht uit en nam haar in zijn armen. Ze bood geen weerstand. Haar lippen bleken zeer ontvankelijk en ze drukte zich stevig tegen hem aan. Ze klemde zijn tong tussen haar lippen en een slanke wijsvinger streelde zijn oor. Nou, nou, dacht hij - al die genegenheid kon blijkbaar niet over een andere uitweg beschikken...
  
  Genegenheid? Greta was gewoon een stoomketel, en hij haar uitlaatklep. Ze kuste hem nu eens uitbundig als een jonge hond die zijn baas begroet, en dan weer met de techniek van een Atheense callgirl die in Istanboel praktijk heeft opgedaan maar de fijne kneepjes van het vak van een pooier in Port Said geleerd had. Ze liefkoosde elk deel van zijn lichaam waar ze bij kon en elke reactie van zijn kant wakkerde haar vurigheid aan. Ze bedreef de liefde bepaald niet op haar dooie gemak. Verdomd, dacht hij, terwijl ze aan zijn slip rukte, als ze in het lab net zo grondig te werk gaat, moet ze een kei in de research zijn. Ze hield even op en hij bewoog zich niet, in de hoop dat ze verder zou gaan. 'Vind je dat fijn?' vroeg ze.
  
  'Ik ben er gek op.' Hij boog zich voorover en kuste haar op het hoofd.
  
  Ze liet haar handen, benen en mond tegelijk werken. 'Je hebt een goed figuur, Tim. Wil je nog verder gaan?' Door de martini's was haar buitenlands accent sterker geworden, maar het kostte hem geen enkele moeite haar te verstaan.
  
  'Greta, schat,' fluisterde hij. 'Ik heb de laatste minuten nergens anders aan gedacht.'
  
  De bank in de cabine was groot genoeg, en zo hoog dat je een ladder nodig zou hebben om naar binnen te gluren. Ze begon zich uit de beha te wurmen die hij had losgemaakt. Hij hielp haar en kwam toen overeind. Ze verstarde. 'Wat is er?'
  
  'Kijk.' Hij schoof de gordijnen voor de slaapbank achterin opzij. 'Eén etage omhoog. Een compleet bed.'
  
  Ze lachte. Het was een uitbarsting van warme adem en alcohol, en bepaald niet onprettig. Hij wilde haar optillen. 'Nee,' wierp ze tegen. 'Ga jij naar boven. Dan zal ik je wat laten zien.'
  
  Ze had hem in een ogenblik spiernaakt en liet hem zelfs zijn sokken niet aanhouden. Eén handige manoeuvre en haar stevige lichaam vlijde zich over hem heen, een zachte huid op een gespierd mannenlijf. Overal waar ze hem aanraakte schenen speldenprikjes hem in vuur en vlam te brengen.
  
  De rest ging zo snel dat hij alleen maar gelegenheid had om van genot te steunen. Ze gleed als een gymnaste over hem heen, volmaakte eenheid zonder enige overbodige beweging of hapering. Haar kreten waren een weerspiegeling van de vervulling van zijn lustgevoelens.
  
  Hij liet zijn hoofd achteroverzakken. En dan zeggen ze nog dat
  
  alleen maar Japanse vrouwen weten hoe je een man kunt bevredigen! Hij was hier niet helemaal aan gewend, maar het was beslist iets beters dan urenlang vrijen en intussen een gedeelte van je aandrift kwijtraken. Hij zou meer moeten doen, maar... Hij deed zijn ogen dicht en slaakte een zucht. Als het niet anders kan, ontspan je dan en geniet.
  
  Daarna, niet veel later, maar elk tussenliggend moment geladen met emoties, loste hij haar attenties in. Dat vond ze heerlijk en ze liet het hem merken ook. En toen, alsof de brander was uitgedraaid, verslapte ze. Ze huilde een beetje in het donker en probeerde een uitleg te geven.
  
  'Schatje,' suste hij, terwijl hij haar over het haar streek, 'er valt noch niets eerlijkers te bedenken. Toen je mij kuste was mijn temperatuur net zo hoog opgelopen als de jouwe. Heb je ervan genoten? Prachtig. Onthoud het dan, of vergeet het of kijk uit naar de volgende keer.'
  
  Ze lachte een beetje en zei: 'Het was alweer een jaar geleden, zie je. Ik ken hier geen mannen, behalve op de fabriek. En ik ben bang - ik bedoel: die moet ik niet.'
  
  Hij was ervan overtuigd dat ze had willen zeggen: ik ben bang voor hen. Ze rookten samen één sigaret. 'Als ik je nu eens bij de telefooncel aan deze kant van het dal afzet, als er geen verkeer te zien is? Is dat geen goed idee?'
  
  'Ja. En - nog heel erg bedankt. Tim Benny.' Als ze zo zacht sprak, klonk het als zoete muziek. Het deed je iets. Marlene Dietrich had die gave ook.
  
  'En wat dankbaarheid betreft - die komt van mijn kant, schatje. Jij slaat alles. Jij had mij nodig? Ik jou ook, hoor!' Allemaal waar - in zekere zin...'
  
  Ze streelde over zijn hand. 'Ik ben blij dat je voor me hebt gestopt, Tim.'
  
  'Greta - ik wil graag morgen met je uit eten. We nemen geen risico, we zoeken het ver weg.'
  
  'Dat... zou ik graag...' Ze woog het voor en tegen af. Hij drukte door. 'Waar kunnen we elkaar veilig ontmoeten?' vroeg ze ten slotte.
  
  'Ik hoop dat je wagen dan klaar is.'
  
  'Anders leen ik er wel een.'
  
  'Ga naar de 'Algiers'. Daar blijven we niet. Je parkeert er alleen maar. Ik heb een blauwe Ford Sedan.'
  
  'Goed. Fijn!' Dat laatste klonk al erg opgetogen.
  
  Hij stopte bij de telefooncel. Hun lippen raakten elkaar vlug maar stevig aan en toen was ze opeens verdwenen. Hij reed door en leverde de oplegger af bij het hoofdgebouw, waar hij werd opgevangen door een van de zwijgzame figuren in witte jas, die hem wees hoe hij parkeren moest en hem later het vertreksein gaf.
  
  
  
  Voordat hij naar Alpine vertrok, maakte hij over de hoofdweg een rondje om het terrein. Hij zette een lelijk gezicht naar de reusachtige langwerpige doos van het hoofdgebouw, dat uit zijn gordel van lichten in de pikdonkere lucht oprees. Het leek een ijverig wakend monster. Wat spookten ze daar uit? Of leefde daar een schepsel dat tonnen glucose en andere dure voedingsmiddelen naar binnen sloeg? Misschien hadden ze hun eigen King Kong. Of miljarden levensgevaarlijke insecten?
  
  Hij ging naar zijn huisje, maakte een ledenpop van kussens en dekens, legde die in zijn bed en ging zelf in een deken gewikkeld in de struiken bij zijn wagen slapen. Perry leeft nog, dacht hij terwijl hij zich in een hazenslaapje liet wegzinken, maar waarschijnlijk niet lang meer tenzij hij verdomd goed uitkijkt!
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Jim Perry leefde nog steeds toen de machines met hun hartverscheurende lawaai de gebruikte vaten begonnen te herstellen en de ochtendploeg van Reed-Farben luidruchtig voorbij raasde. Nick doorzocht de struiken in de omgeving zeer intensief, glipte toen zijn huisje binnen en nam een douche.
  
  Hij reed naar Martha's restaurant, liep op de zij-ingang af en werd daar nog voor hij binnenstapte door Martha zelf opgevangen. Ze kwam naar buiten schieten en trok hem mee naar de achterkant, naar de hoek van de keuken waar het personeel altijd at. 'Jim - Jim, ik snap niet dat je nog leeft!' Ze stond over de oude maar goed schoongemaakte tafel gebogen. 'Abe heeft je vannacht binnen zien komen. Hij belde me op toen je er was en zei dat je in het struikgewas was gaan slapen, en daarom leek het me beter niet te komen.'
  
  'Zelfs niet om te kijken of ik een deken over me heen had?'
  
  'Abe Phipps zei dat je er een bij je had...' Ze bloosde. 'Wees nu eens serieus. Wist je dat ze het lijk van Joe Felix gevonden hebben?'
  
  'Nee. Ik word weer serieus als ik twee gepocheerde eieren en een flinke plak ham heb gehad. En koffie nu meteen.'
  
  Ze stond op en kwam even later met twee koppen koffie terug. 'De politie zegt dat het een ongeluk was, maar een kennis van me denkt er anders over, en hij heeft heel wat in de melk te brokkelen. Ze zullen het wel gaan onderzoeken.'
  
  'Laat ze maar. Ik kende die vent niet eens.'
  
  'O nee? Hij kwam hier zeker per ongeluk naar je zoeken en jij vroeg ons over hem uit omdat je natuurlijk dacht dat het je broer was die je in geen jaren had gezien. Kom nou, Jim.' Nick grinnikte met grote pretogen. 'Ja, schatje, dat kon best eens Waar zijn.'
  
  'Je zou er beter aan doen als je met beide benen op de grond ging staan en eens plannen maakte om hier weg te komen. Robert Rick en zijn mannetjes zijn je heus niet voor niets aan het
  
  opsporen. Een van hen houdt sinds gisteren de zaak hier in het oog. Ze lossen elkaar af. Soms binnen, soms in een auto op de weg of op de parkeerplaats.'
  
  'Maar ze kennen me niet, schatje.'
  
  'Ze hebben een goede beschrijving van je. Ze keren iedereen die op je lijkt binnenste buiten. "Jim Perry, Jim Perry?" vragen ze aldoor. Ik kan me niet voorstellen hoe je hem zo lang uit de weg hebt kunnen blijven. Een paar van hen hebben opnieuw alle motels afgezocht. Dat heeft Abe Phipps me verteld. Hoe speel je het in godsnaam klaar om daar te werken zonder te worden gepakt?"
  
  Dat zou hij zelf ook wel willen weten. 'Het ziet ernaar uit dat ik niet erg bekend ben. Een onbelangrijk nummer.'
  
  'Wees daar maar blij om. Het is hun bittere ernst.'
  
  'Zo?' zei Nick langs zijn neus weg, maar hij hield haar in het oog. 'Hoe weet je dat?'
  
  Ze bloosde weer. 'Ik heb relaties. Ik vang weleens wat op.'
  
  'Dat zal best. Wie heeft jou verteld dat de dood van Felix misschien geen ongeluk was?'
  
  'Een belangrijk iemand.'
  
  'Wie?'
  
  'Dat zeg ik liever niet, Jim - het spijt me...'
  
  'Pearly Abbott?'
  
  Ze zette haar kopje met een klap neer. 'Hoe... waarom dacht je...'
  
  'Draai er nu niet omheen. Als je het me niet wilt vertellen, zeg dat dan gewoon.'
  
  Dat was de juiste tactiek. Martha slaakte een zucht. 'Ja, schat. Ons gerenommeerde vroegere congreslid.'
  
  'Heeft hij geld in Reed-Farben zitten? Heeft Kenny daarom dat makkelijke baantje en luistert hij daarom naar jou?'
  
  Hij had het een beetje te stevig aangepakt. Haar heerlijke rode lippen, die zacht en bezorgd hadden gestaan, trokken zich snel samen, als bij een moeder die van haar kinderwagen opkijkt naar een hinderlijke straatventer. 'Je stelt verdomd veel vragen, Jim. Pearly is een kennis van me en Kenny ook. Ik weet niet wat er allemaal aan de hand is. Ik weet eigenlijk niet eens wie je bent. Maar ik weet wel dat je beter meteen je hand uit dit wespennest kunt halen.'
  
  'Ach, schatje, het is één grote vergissing. Overigens ...' Nu zou het alles of niets zijn, besloot hij. 'Ik heb gehoord dat een oude vriend van me hier in de buurt zat, maar ik heb geen spoor van hem kunnen ontdekken. Een knaap met rood haar. Doet in chemicaliën. Een verdomd aardige jongen. Hij heet Hubie Dumont. Heb je hem ooit ontmoet?'
  
  Nu had ze geen blos meer. Ze was bleek, geschokt en verbijsterd. Ze peuterde aan de trekker van de rits in haar mooie blauwe blouse. Haar hoofd met het strakke kapsel schudde heen en weer, maar dat betekende geen ontkenning. 'Hubie...' Ze slikte. 'Ken jij Hubie?'
  
  'Een oude kameraad van me.'
  
  Ze haalde diep adem. 'Hij is een paar keer hier geweest. Ik heb hem in geen dagen meer gezien.'
  
  'Heb je enig idee waar hij naar toe is?'
  
  Ze durfde hem niet in de ogen te kijken. 'Nee.'
  
  Hij overwoog dat het vermoedelijk de waarheid was en dat ze liever niet aan de mogelijkheden dacht. De kok bracht de ham en de eieren. Hij at langzaam en nam haar ongemerkt op. Zij dronk van haar koffie, drukte een sigaret uit die nog heel wat onnozele millimeters lang was en stak vrijwel meteen een nieuwe op. Hij probeerde een manier te bedenken om haar uit haar tent te lokken zonder haar nog meer van streek te maken.
  
  Pete kwam door de klapdeuren van de eetzaal op hen afstevenen. Zijdelings manoeuvreren, zou je beter kunnen zeggen. Zijn gezicht was rood en opgeblazen van een vermoeidheid die hij niet meer voelde, hij keek als een man die glimlachend een ramp ziet gebeuren. Hij was al te ruiken voordat hij de tafel had bereikt. Nick vermoedde dat hij die nacht niet naar bed geweest was en met whisky op de been probeerde te blijven.
  
  Hij zei met veel omhaal: 'Hé, Jim... hoe gaat het, beste kerel?' Hij kneep één oog dicht. Het deed denken aan de knipoog van een huilende clown. 'Kan ik vandaag vrij nemen, Martha? Ik heb nog een dag te goed.' Hij wachtte het antwoord niet eens af. 'Morgenochtend ben ik weer terug. Ik heb een briefje van vijftig uit de kas gehaald. En er een reçu ingelegd.'
  
  Het kostte hem moeite zich om te keren. Hij gebruikte de muur om zich tegen af te zetten, en leek op een schip dat in een smal haventje de steven wendt. Martha kon de bezorgdheid niet uit haar stem weren. 'Waar ga je heen? Heb je zin om samen met mij naar Denver te gaan?'
  
  Pete had zijn draai voltooid en schonk zijn zuster een glimlach die voor dankbaar moest doorgaan. 'Dank je, Martha, maar ik heb het een en ander te doen.' Hij strekte zich uit alsof hij zich wilde vermannen. 'Ik denk dat ik ook maar eens een lekker kop koffie neem.'
  
  Hij schonk zich een kop in en kwam bij hem zitten. Nick had de indruk dat Pete zich schrap zette om de dag door te komen en met het ongegronde zelfvertrouwen van de zware drinker geloofde dat hij na een paar koppen koffie weer boven jan zou zijn.
  
  'Pete,' zei Martha, 'je moet eens een dagje uitrusten. Als je geen zin hebt om mee te gaan naar Denver, waarom ga je dan niet wat zonnebaden in Pearly's zwembad?'
  
  'Misschien doe ik dat wel,' antwoordde Pete. 'Tja. Moet je horen, Martha - alles is geregeld voor vandaag. Bob heeft de menu's voor elkaar, en al het personeel voor de vroege dienst is komen opdraven. Als Molly Rainey ook nog komt, heb je een serveerster extra voor de lunch.'
  
  'Dank je, Pete,' antwoordde Martha. Ze hield haar ogen op het tafelblad gericht.
  
  Als je niet op zijn onduidelijke spraak lette, was Pete nu werkelijk zakelijk.
  
  Nick merkte vriendelijk op: 'Pete, je hebt het goed voor elkaar. Voor een hele dag alles regelen in een zaak als deze is vast niet zo gemakkelijk als het er uitziet.' Uit zijn ooghoeken zag hij hoe Martha hem scherp aankeek. Pete knikte alleen maar van ja. Nick ging door. 'Je moet uitpuzzelen wat er aan hulp moet zijn -er extra mensen bijhalen...'
  
  Pete knikte van ja.
  
  'Je moet er zeker van zijn dat de spullen op tijd worden afgeleverd. Zelfs met zo'n grote koelcel kun je door je voorraad heen raken...'
  
  Pete zuchtte bij de gedachte aan die verantwoordelijkheden.
  
  'En het is geen kinderspel als het stormloopt en de bestellingen binnenstromen...'
  
  'Dat klopt.' Pete gaf toe dat hij een zware taak had.
  
  'Herinner jij je Hubie Dumont?'
  
  'Ja, ik vraag me af...' Pete zweeg en keerde zijn hele hoofd naar Nick toe om zijn wazige ogen te helpen. 'Hubie wie?'
  
  'Ik heb hem verteld dat Hubie hier geweest is,' zei Martha met tegenzin.
  
  Pete kneep zijn ogen toe tot de met bloed doorlopen hoekjes verdwenen waren. 'Inderdaad,' zei hij langzaam. 'Aardige vent. Martha heeft hem nogal goed leren kennen, niet waar, zus? En toen floep, weg was hij! Hij had me weleens goedendag kunnen zeggen, vind ik.'
  
  'Heeft hij ook verteld welk rayon hij bewerkt?' vroeg Nick. 'Ik zou die knul best weer eens willen zien.'
  
  'Nee...' aarzelde Pete; Nick had heel wat voor diens gedachten
  
  overgehad.
  
  Bob Half-Crow kwam uit het restaurant de keuken binnen. Hij negeerde Pete en Nick en zei tegen Martha: 'Het ziet er voor vandaag wel goed uit. Ik ga twee uurtjes naar huis. Otto is er; aan een tafeltje bij de voordeur.'
  
  De lange Indiaan ging weg. Martha zei zachtjes: 'Jim, Otto is een van die mannen van Rick. Misschien zijn ze erachter gekomen watje wagen is...'
  
  'Dat denk ik niet. Als ze dat wisten, waren ze me al in de nek gesprongen.'
  
  Ze stond op. 'Zie ik je nog vanavond?'
  
  'Nee. Ik heb waarschijnlijk late dienst.' Hij wist dat hij er zo niet van af was. Pete had gezegd dat Molly Rainey een serveerster was. Ongetwijfeld familie van de opzichter Duke Rainey. Als je iets van vrouwen afwist, kon je begrijpen dat Martha haar weleens kon raadplegen over zijn werktijden ('Weet je wel, die nieuwe knaap uit St. Louis of zo'.) En Molly zou het uit Duke weten los te krijgen. Nick hoopte van harte dat Martha zijn 'achternaam niet had genoemd. Als een klant als Otto aan een serveerster als Molly vroeg of ze ooit van een Jim Perry had gehoord, zou Molly weleens kunnen zeggen: 'O ja, die werkt voor Duke bij Reed!'
  
  Toen ze alleen waren, vroeg Nick aan Pete: 'Ga je nog zwemmen?'
  
  'Ik denk van wel.'
  
  'Zou ik daar ook een duik kunnen nemen, denk je?'
  
  'Natuurlijk. Ze controleren er niet. Zet je wagen daar neer en loop gewoon naar binnen. Houd je kleren aan. Er zijn een paar kleedhokjes.'
  
  'Waar is het?'
  
  'Sickler Road. Een kilometer of twee voorbij het Asterpark sla je af. Een verharde weg door Beggar's Notch. Na drie kilometer zie je dan wel het ijzeren hekwerk. Een duur geval.'
  
  'Ga daar maar een beetje pitten, Pete. Misschien kom ik je wakker maken.'
  
  Nick ging weg en Pete keek hem argwanend na. Je moet een zware drinker dan ook niet vertellen dat hij moet gaan slapen. Scherp uitkijkend als een kat naar muizen, vond Nick een plaats voor zijn wagen op de personeelsparkeerplaats van Reed-Farben. Hij trof Duke Rainey in het glazen kantoortje aan het einde van de grote expeditieafdeling aan. De meeste opleggers waren weg en er zaten nog vier chauffeurs op een bank te wachten. Nick gaf Rainey de vrachtbrieven voor de zending af en zodra ze alleen waren en vroeg: 'Wat zeg je daarvan, Duke?'
  
  'Heel eenvoudig,' mompelde de oudere man zo zachtjes dat de anderen op de bank buiten hem niet konden verstaan. 'Die apen gebruiken ze om het spul dat ze maken uit te proberen. Wat lijkt nu meer op een mens dan een aap? Die gebruiken ze altijd in laboratoria.' Hij grinnikte en bladerde door zijn ordner. 'Ik zou ze weleens willen zien. Stel je voor: een stelletje bavianen onder invloed! Helemaal high en zwelgend in genot!'
  
  'Ik heb nog ander nieuws,' zei Nick, die zich afvroeg waar Rainey zijn vrije tijd doorbracht. Vast niet altijd in Copperpot Valley of in Forge Junction. 'Kun je me een tijdje vrij geven?'
  
  'Mij best. Als je het niet erg vindt om er geld bij in te schieten. Dat kan ik beslist niet voor je versieren. Die verdomde computer vergelijkt elke rit met de rijtijdenbriefjes. Wat heb je opgeduikeld?'
  
  'Ik heb met Greta Stoltz aangepapt.'
  
  Duke liet een ingehouden fluittoon horen. 'Toe maar! Daar had ik nou nooit aan gedacht. Jezus - maar ja, zo'n mooie jongen als jij... Als je haar weet te verleiden, krijgen we misschien een goede kans. Zet hem op, man!'
  
  Nick slikte. Voorzichtigheid was geboden. 'Duke, laat mijn naam hier niet vallen. Ik bedoel: als het niet anders kan, zeg dan alleen maar Jim als de andere chauffeurs erbij zijn.'
  
  'Weet Greta dan niet dat je hier werkt?'
  
  'Dat wel, maar met zo'n connectie wordt Perry geen erg getapte naam bij de andere bazen, snap je?'
  
  'Ja,' zei Rainey heel zacht. 'Je werkt je er verrekt goed in. Okay.'
  
  'Wat ik je nog vragen wilde: ken jij een Molly Rainey?'
  
  'Zeker. Dat is de dochter van mijn broer.'
  
  'Heeft zij iets over me gevraagd?'
  
  'Hoe weet je dat? Ja, ze zei dat Martha wilde weten of je goed voor je geld was.'
  
  'Martha weet verdomd goed dat dat in orde is. Ze wilde alleen maar weten wanneer ik werk en hoe ik er voorsta.'
  
  'Het lijkt me dat je beter tegen Martha kunt zeggen dat ze haar mond moet houden over Perry.'
  
  'Dat heb ik ook gedaan. Maar ze flikte me dat geintje met Molly voordat ze wist dat ik andere dingen van plan was. Je weet hoe vrouwen denken.'
  
  'Ja.' Duke wreef zich over de kin. Zijn grijze wenkbrauwen liepen in elkaar over. 'Wil je dat ik Molly zeg dat ze haar bek moet houden?'
  
  'Is ze daartoe in staat?'
  
  'Nee.' Duke haalde zijn schouders op. 'En dan wordt ze ook nog nieuwsgierig.'
  
  'Laten we het maar niet te mooi maken en er het beste van hopen.'
  
  
  
  Nick haalde zijn zwembroekje op en vond Pearly Abbotts buitenverblijf in de bergen zoals Pete hem gezegd had. Het was in een uithoek van het Asterpark en besloeg een hectare of twintig. Het lag tussen twee bergtoppen, ruim de helft was mooi, vlak grasland en de rest kon nog wel met trekdieren bewerkt worden, maar een tractor zou daar op de hellingen altijd gevaar lopen om te kantelen.
  
  Volkomen droog zou het dal nooit zijn, maar je kon er ook geen behoorlijk bestaan uitslepen. De ligging was prachtig, de grond goed, maar de zomers waren er kort en eens in de vijf of zes jaar sloeg een zeer strenge winter elke verdere hoop de bodem in. Zulke winters zouden Pearly Abbott beslist niet tot de bedelstaf brengen, maar hij was dan ook niet afhankelijk van de jaargetijden noch van hard buitenwerk. Nu waren de weilanden keurig gemaaid, maar dat was alleen voor het gezicht. Binnen een omheining van wit hekwerk liepen vier Appaloosa-ruinen rond.
  
  De vorige eigenaar had de boerderij tot een huis met twaalf kamers omgebouwd. Pearly had het helemaal laten opknappen en er een vleugel met nog eens tien kamers aan toegevoegd. Ook de twee schuren waren opgeknapt en wit geschilderd, en er was ook een garage voor acht auto's bijgekomen en een groot zwembassin met aan één kant een rij kleedhokjes. Voor een van de autoboxen was een man in kaki een Cadillac aan het oppoetsen. Nick parkeerde zijn wagen, knikte de man toe alsof hij er geregeld kwam en liep vlug over het slingerende grindpad naar het zwembassin. Pete zat er in zijn eentje, met een pot koffie en een fles whisky naast zich op een tafeltje.
  
  'Hallo.' Hij zwaaide naar Nick en wees toen naar het hokje achter hem. 'Daar kun je je verkleden.'
  
  Nick nam een duik, droogde zich af, ging naar Pete toe en accepteerde een borrel. Pete zag er niet beter of beroerder uit dan die ochtend. Hij zei: 'Ik dacht wel dat je zou komen. Jij bent geïnteresseerd in wat ik over Reed-Farben zei, hè?'
  
  'Ja,' zei Nick naar waarheid. 'Inderdaad. En nu ik de opzet van het bedrijf van dichtbij meemaak, begrijp ik wat je bedoelt. Hun bewaking is potdicht als een brandkast. Ik heb een paar vrachtjes bij het hoofdgebouw afgeleverd en er ook enkele opgehaald, maar je komt nooit in de buurt van de deuren van de laadplaats. Die witjassen zeggen je niet eens goedendag. Ze geven je alleen maar de papieren of tekenen ze af.'
  
  'Ik denk dat er niet eens veel bij zijn die Engels spreken.'
  
  'Is Pearly erbij geïnteresseerd?'
  
  Pete stopte zijn hand halverwege de fles en trok hem langzaam terug. 'Jij hebt ook alles meteen door.' Hij bekeek Nick van top tot teen en zei peinzend: 'Je bent behoorlijk gespierd, zeg. Hoe kom je aan die littekens?'
  
  'Meest van aanrijdingen. Hoe zit dat nu met Pearly?'
  
  'Nou, ja. Je weet waarschijnlijk meer dan je wilt toegeven. Ja, Pearly heeft de hele rataplan helpen opzetten. Met geld van anderen, natuurlijk. Pearly gelooft niet in het geven van financiële garanties. Zijn relaties in Washington dienen als lokaas. Je hebt de legerspullen zien uitgaan. Die ladingen in een speciale verpakking - waterdichte dozen.'
  
  'Ja, die heb ik gezien. Komt er geen gedonder van als jij dat verhaal rondbazuint. Misschien verklap je wel militaire geheimen. Op die manier wordt Pearly natuurlijk kwaad en gaat hij of Benn of iemand anders Martha's zaak misschien boycotten. Zulke dingen zijn vaker voorgekomen.'
  
  Pete haalde zijn schouders op. 'Ik ben ten slotte journalist.' Hij zei het alsof hij zich zelf wilde overtuigen. 'Ik weet hoever ik kan gaan.'
  
  'Denk je dat Hubie Dumont in Reed-Farben geïnteresseerd was?'
  
  'En of. Hij wilde daar chemicaliën verkopen.'
  
  'Kom nou. Daar zat toch meer achter.'
  
  'Nou...' Pete pakte eindelijk de fles beet en schonk in. 'Goed dan: ja. Hij stelde te veel vragen.'
  
  'Gevaarlijke vragen, misschien?'
  
  'Daar weet ik niets van.'
  
  'Geloof je dat Joe Felix en Hubie elkaar kenden?'
  
  Pete dronk zijn borrel voor een derde op en deed of hij er niets voor voelde hem in zijn geheel naar binnen te slaan. 'Nu stel jij misschien wel te veel vragen, Jim.'
  
  'Dat kan toch zeker allemaal te maken hebben met het verhaal waar je naar zoekt.'
  
  Nick hoorde een auto over de weg door het dal aankomen. Hij liet zich in zijn ligstoel omlaag glijden, alsof hij meer zon op zijn gezicht wilde hebben. Pete stond op en liep naar de rand van de patio. De wagen kwam de parkeerplaats oprijden.
  
  'Wie is dat?' vroeg Nick zachtjes.
  
  'Kenny Abbott. Komt orders halen bij zijn oom.'
  
  'Zit Pearly binnen?'
  
  'Ja. 's Zomers is hij meestal hier.'
  
  Nick zei: 'Ik ga maar eens opstappen. Je houdt je mond over mij tegen wie dan ook, Pete.'
  
  Het was te laat. Kenny Abbott en een uitsloverige jonge man in de obligate kledij van aankomende stafleden - donker kostuum, wit overhemd, streepjesdas - kwamen met kwieke passen het terras oplopen.
  
  Kenny zei: 'Hallo, Pete.' Toen hij Nick ontdekte, bleef hij staan. 'Hallo - Perry geloof ik, hè?' (Onuitgesproken commentaar: 'Wat voer jij hier in godsnaam uit?')
  
  'Hallo, Kenny, Hallo, Bart,' zei Pete. 'Jullie kennen Jim Perry, geloof ik. Ik heb hem meegevraagd voor een duik.'
  
  'O juist. Hallo, Perry. Dit is Bart Auchincloss. Hij zit bij ons.' Bij ons, nam Nick aan, betekende bij Reed-Farben.
  
  Hij kon de gedachten van de jonge Abbott raden. Zodra Kenny de gelegenheid kreeg, zou hij Pete duidelijk te verstaan geven dat hij beter geen vrachtwagenchauffeurs in Pearly's zwembad kon laten rondspringen, zelfs al had zijn oom tegen Pete gezegd dat hij mocht meenemen wie hij wilde. Er zijn nu eenmaal grenzen.
  
  In het huis, aan de kant van het zwembad, sloeg een deur dicht. Een grote, zware man wuifde hen toe en stak het smetteloze gazon over. Hij droeg een wit sporthemd en een beige pantalon -kleermakerswerk, constateerde Nick, want zelfs de ruimste confectiemaat zou hem nog niet passen. Pearly Abbott woog beslist meer dan tweehonderd vijftig pond. Hij had een grote vierkante kop met een onnatuurlijk opgelegde, minzame uitdrukking. De rozige bonhomie van de wat oudere huisvaders in televisiestukken. Maar er was sprake van een duidelijk misverstand als men dacht dat Pearly zo was. Hij probeerde er alleen maar zo uit te zien.
  
  Hij kwam naderbij en schonk iedereen zijn snelle, brede glimlach. Pete, die een beetje moeite had om uit zijn woorden te komen, stelde Nick voor. Nicks hand werd omstrengeld door een hand die weliswaar even groot was als de zijne, maar ook erg week. 'Hoe maak je het, Jim? Ik vind het altijd plezierig om lui van Reed-Farben te ontmoeten. Ik heb geholpen die fabriek gevestigd te krijgen. Dat hebben we hier hard nodig - gezonde bedrijven die voldoende werkgelegenheid bieden, zodat de mensen in dit prachtige bergland van ons kunnen blijven wonen. Ik hoop dat je werk je bevalt en dat je nog lang bij de firma blijft.
  
  Bouw aan je toekomst, help het bedrijf op te bouwen, dan help je ook het land hier.'
  
  Nick was ervan overtuigd dat Pearly zo een uur kon doorgaan zonder zelfs maar een slokje water te vragen. Hij sprak met een volle stentorstem die tot ver in de omtrek te horen was. De woorden rolden er glad en gemakkelijk uit. alsof ze stuk voor stuk een duwtje kregen. Toen Pearly zich tot Kenny wendde, zag hij dat het haar van de oude heer volkomen wit was, en lang, een haarstijl die in het parlement als jeugdig en vooruitstrevend werd beschouwd.
  
  Kenny leek volstrekt niet op hem. Hij zei kortaf: 'Perry chauffeert vrachtwagens. Shirtcliff heeft opgezegd. Hij heeft een baantje bij een luchtvaartmaatschappij gekregen en is vanmorgen naar Dallas gevlogen.
  
  'Ach, dat is waar ook.' Pearly sprak nu sneller, maar met hetzelfde volume. 'Ik wilde naar Bartlett vliegen om Max te ontmoeten. Kun je niet een van de piloten van Benn lenen?'
  
  'Heb ik al geprobeerd. Allemaal bezet.'
  
  Nick zei: 'Hebt u een piloot nodig? Ik heb een brevet. Ook voor blind vliegen en tweemotorige toestellen.'
  
  Pearly draaide zich om als een olifant die aan ballet doet. 'Nou zeg...'
  
  Nick zag met genoegen dat Kenny er met open mond bijstond.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Het voormalige congreslid was een schoolvoorbeeld van 'De eerbiedwaardige staatsman,' zoals hij Nick met opgeheven hoofd aankeek, deed zelfs denken aan een van de staatslieden in het oude Rome, misschien aan Cicero, zoals een jonge jurist zich hem voorstelde. Pearly zei: 'Nou, zeg, meneer Perry - dat is een gelukkig toeval. We hebben een Cessna 172 op het vliegveld van het bedrijf staan. Kent u dat type toestel?'
  
  Nick zette een innemend en zelfverzekerd gezicht. 'Heel goed. Uitstekend toestel. Maximale vlieghoogte vierhonderd meter. Vier personen plus bagage.'
  
  'Kunt u zich een uur of vier, vijf voor ons vrijmaken? Ik wil alleen maar naar die landingsbaan bij Bartlett, een minuut of twintig blijven, een paar spullen afgeven en wat anders mee terug nemen. Tegen etenstijd vanavond zijn we terug.'
  
  'Ik heb vandaag toch mijn vrije dag,' zei Nick.
  
  Twintig minuten later waren ze in een van Pearly's Cadillacs op weg naar het vliegveld van Reed-Farben. Pete scheen als vanzelf in het gezelschap te zijn opgenomen. Hij mocht mee. Dat was, zo zag Nick later in, verkeerd geweest, zelfs al woog de vierde inzittende niet zo veel. Kenny zou niet meevliegen; hij zou met de wagen naar het huis teruggaan en hem later van het vliegveld afhalen.
  
  Die warme zomerse morgen maakten heel wat mensen fouten. Marvin Benn en Robert Rick hadden dat al gedaan door niet bij Kenny Abbott na te gaan of die een Jim Perry had aangenomen. Robert Rick voerde een systematische mensenjacht uit terwijl zijn prooi hem zowat voor de voeten liep. Benn beging nog een fout door de piloot Shirtcliff naar Dallas te sturen om hem uit de buurt te houden. Benn was van plan Pearly Abbott binnen afzienbare tijd te vermoorden in de Cessna waarin hij zo graag rondtrok. Maar met Shirtcliff had Benn andere plannen. De man was een goede piloot en Benn zou spoedig meer piloten nodig hebben.
  
  Pearly had het aan zich zelf te wijten - hoewel Benn toch al van plan was hem uit de weg te ruimen - door erop te zinspelen dat er aan het ongeluk van Joe Felix een luchtje zat en de hoop uit te spreken dat er niet meer van die ongelukken zouden voorkomen. 'Dat soort liquidaties,' had hij met klinkende stem tegen Benn gezegd, 'bezorgen ons een slechte publiciteit.'
  
  'Er is helemaal geen publiciteit,' had Benn ijskoud geantwoord. 'Die had er kunnen zijn - die had er toch kunnen zijn. Ik ben in mijn jonge jaren een keiharde geweest, Marvin. Maar ik ben milder geworden. En nu hebben we hier iets prachtigs op touw gezet. Laten we het vooral rustig houden, hè?'
  
  'Allicht,' had Benn hem verzekerd. Rustig. Eeuwige rust zal je beter staan, doorgefourneerde boef die je bent. Ik vraag me af watje zou doen als jij wist wat de werkelijke plannen van Reed-Farben zijn? In opstand komen? Een deel van de buit opeisen? Benn had Pearly en nog vele anderen verteld dat Reed-Farben op het punt stond een grote medische omwenteling teweeg te brengen. Genezing van kanker? Nee, nog beter. Nog beter, mijne heren! Concurrenten zouden op den duur in staat zijn een remedie tegen kanker te vinden. Daar zou in het openbaar druk op worden uitgeoefend, niet waar? Wij, zo vertelde hij hun, staan op het punt volmaakte kunstmatige organen te produceren - te kweken, eigenlijk. Er zal niet meer gewacht hoeven te worden op een hart of een nier of een netvlies van een twijfelachtig lijk. Reed-Farben zal er hele voorraden van aanleggen! Van -perfecte exemplaren!
  
  Dat was uiteraard allemaal gelogen. Niet geheel en al, maar een leugen was het toch. Benn en Rick en de werkelijke insiders hadden tegen iedereen gelogen. De echte insiders vormden een besloten groep toegewijde mannen, die elkaar al jaren kenden, met elkaar hadden gewerkt en vaak naast elkaar in de strijd hadden gestaan. De zogenaamde insiders waren de zakelijke avonturiers en handige jongens en multimiljonairs die het grootste gedeelte vpn het geld voor het project hadden opgebracht. Mannen als Stosis uit Griekenland en Cowper uit Texas. Mannen die een fortuin konden slaan uit de omstandigheden en uit andere mensen, maar die buiten hun boekje gingen toen ze zich verbonden met Benn, Rick en consorten.
  
  Het was een dag van fatale fouten, meest door figuren die daarvoor in de wieg waren gelegd. En met één kolossale fout, die door Nick Carter werd gemaakt...
  
  In de ordelijke hangar liet hij het toestel aan zich overdragen, raadpleegde hij de kaarten en maakte een praatje met de jonge-
  
  man die de dienst waarnam. Pearly, Kenny en Bart Auchinloss brachten een paar dozen uit de Cadillac in de bagageruimte van het toestel. Nick vroeg hoeveel het gewicht ongeveer was.
  
  'Vijftig kilo,' antwoordde Bart. 'Weer is goed. Weinig wind.' Nick gaf het toestel een rustige lange start tegen de oostenwind. Hij won flink wat hoogte voordat hij tweemaal negentig graden zwenkte en op de Squawpackpas afkoerste. Volgens de kaart lag die pas op 3245 meter hoogte, dwars over de bergrug die als een enorme omheining oprees. In ongeveer een uur kon je eroverheen zijn.
  
  Het gebergte nam hen plotseling in zich op. De pittige Cessna koerste tussen de eerste toppen als een vlieg tussen de boekenrekken van een bibliotheek. Nick bewoog de stuurknuppel een centimeter heen en weer. De besturing ging gemakkelijk, maar het toestel reageerde sloom. Hij regelde de stijgkracht en vergrootte de brandstoftoevoer. De kist vloog goed, maar wilde niet erg meewerken.
  
  De grillige bergkammen staken hun donkergrijze armen naar hen uit, beneden de boomgrens varieerden de tinten van groen tot bruin. Nick kwam lager op Ralston Peak afvliegen dan hij had berekend en beschreef een S-bocht om erlangs te komen. Hij zei: 'Meneer Abbott - hebt u met dit toestel deze route al eens eerder gevlogen?'
  
  'Zeker. Drie of vier keer met Shirtcliff. Is er iets mis?'
  
  Nick schudde van nee. Hij had genoeg in de Alleghenies rondgevlogen om de belangrijke aanwijzingen te kennen die een piloot in de bergen nodig heeft. (Vlieg tegen de wind over de bergtoppen, waardoor je de trekking omlaag vermijdt. Neem bergruggen met een kleine invlieghoek en niet loodrecht, zodat je eventueel zonder een te grote bocht kunt afzwenken. Vlieg met de zon mee tegen hellingen op om van stijgwinden te kunnen profiteren. Let op je plafond, de wind, het weer en je gewicht.) Je hoeft met een klein vliegtuig in de bergen maar één foutje te maken en je valt 600 meter per minuut omlaag, wat op hetzelfde neerkomt als met een paraplu van de George Washington-brug te springen.
  
  Abbott boog zich naar voren om de woeste wereld te aanschouwen die hen omringde. Hij vulde zijn stoel als een plumpudding in een theekopje. Hij zei opgewekt: 'Maak je maar geen zorgen, Perry. We zitten op de goede koers. Dat daar is Ralston. De Squawpackpas ligt een kilometer of twaalf verderop.'
  
  De gaping in de bergrug waardoor de Squawpackpas voerde lag inderdaad voor hen - en, schatte Nick, nog zo'n 250 meter
  
  boven hen!
  
  Nick controleerde zijn hoogte, de vliegsnelheid en de tot bijna nul teruggelopen stijgsnelheid. Hij had heel wat Cessna's gevlogen, inclusief de 172. Dit toestel deed het goed; alleen wilde het niet voldoende klimmen. Ze zaten boven de 2000 meter, maar hoger kwamen ze niet.
  
  'Ik maak me geen zorgen over onze koers,' merkte Nick kalm op. 'Maar bent u ooit zo laag langs Ralston gevlogen? Je kijkt er helemaal tegenop.'
  
  'Nee. Maar het is zo wel een prachtig gezicht.'
  
  Ze kwamen door een roerige luchtlaag. Een stijgwind kreeg hen te pakken en even meende Nick dat hun moeilijkheden voorbij waren. Maar plotseling verloren ze weer hoogte - met een ruk. Nick corrigeerde de koers. Toestel in orde. Route veilig. Er moet iets anders mis zijn! 'Meneer Abbott,' vroeg hij plotseling op dringende toon, 'hoeveel man waren er aan boord toen u hier met Shirtcliff vloog?'
  
  'Hè? Alleen maar wij tweeën.'
  
  'Was er niemand anders bij?'
  
  'Nee.'
  
  'Had u veel bagage mee? Zoals die dozen die we nu hebben?'
  
  'Hm... nee. Nee, alleen een flinke tas.'
  
  Het was Nick nu duidelijk. De 172 is ontworpen voor vier man plus 55 kg bagage. Je kunt zelfs nog een vijfde passagier op een klapstoeltje in het bagageruim deponeren, mits die niet meer dan 55 kilo weegt en er geen bagage wordt meegenomen. Er is ook nog sprake van een veiligheidsmarge; het toestel kan desnoods nog meer inladen - maar beslist niet in het hooggebergte waar valwinden optreden!
  
  Nick maakte snel een optelsommetje. Die 55 kilo voor de bagage kwam al geheel voor rekening van Pearly's extra gewicht! Bart had vijftig kilo opgegeven voor de dozen die hij in het bagageruim had gezet. Daar kwam nog bij dat Bart er niet uitzag als een jongen die ooit van zijn leven iets zwaars had hoeven tillen - daar zou zijn moeder wel voor gezorgd hebben. Nick vroeg: 'Bart, hoeveel dozen heb je aan boord gebracht?'
  
  'Zes.'
  
  'Voelden ze zwaar aan?'
  
  'Hm - dat schikt wel.'
  
  Dat zei hij natuurlijk maar om zich groot te houden. Nick herinnerde zich dat die knaap veel moeite had gehad met het overbrengen van zijn portie dozen. Dat waren bepaald geen schoenendozen. Hij telde op. Reken maar twintig kilo voor elke doos.
  
  Verdomme nog aan toe!
  
  Hij ging heel aandachtig uitkijken naar een zonbeschenen ruimte tussen de toppen waar hij zou kunnen keren. Er was niets geschikts te zien. Hij scheerde zo dicht mogelijk langs de rotswanden aan bakboord als hij durfde, maar hij was beducht voor valwinden. Hij kon nu duidelijk de leisteen- en kopersulfaatlagen onderscheiden. Er waren een paar gedeelten aan deze kant van de Squawpackpas die hij niet kon zien. Misschien was daar wel ergens gelegenheid waardoor hij kon wegkomen of waar hij een draai kon maken. Hij haalde zich de kaart voor de geest - nee, dat was niet waarschijnlijk.
  
  Het toestel toonde nu overeenkomst met een arend die een horizontale mijnschacht in een bergwand was binnengevlogen. Die bood geen ruimte om te keren, en liep dood tegen een rotswand. Maar een arend kon stoppen en zij niet!
  
  Nick schakelde de radio in op de noodgolflengte, gaf hun registratienummer en positie op en zei toen: 'Mayday - Mayday - klaarmaken voor Mayday, alstublieft. Zal me weer binnen enkele minuten melden. Vraag hulp aan luchtmachtbasis Richards-Gebaur.'
  
  'Mijn God, staat het er zó beroerd voor?' bulderde Pearly.
  
  'Wat is er aan de hand?' vroeg Bart met een benepen stemmetje. 'Houd je kalm, mannen,' zei Nick. 'We zijn te zwaar beladen en hebben een verkeerde dag gekozen.'
  
  'Laten we wat spul overboord gooien,' jammerde Pearly.
  
  'Mond houden en zitten blijven,' snauwde Nick. Als ze er de tijd voor hadden gehad, zouden ze de dozen hebben kunnen uitwerpen, maar ze waren nu gevaarlijk dicht bij de rotswanden. Met zijn bijzonder scherpe ogen onderscheidde Nick details op de bodem van het ravijn - onvriendelijk uitziende grove dennen, jeneverbesstruiken en ceders, met hier en daar een trotse naaldboom die als een pijl omhoogstak. Die woestenij bood geen enkele kans tot overleven. Ze passeerden een steile zandsteenhelling van wel tweehonderd meter diep, met een paar horizontale stroken die er uitzagen als smalle traptreden. Op een daarvan proberen te landen? Dat stond gelijk aan zelfmoord. Het toestel zou eraf tuimelen en te pletter vallen.
  
  'O God,' steunde Pearly. 'Komt het erop neer dat we niet kunnen omkeren en er ook niet overheen kunnen?'
  
  Nick wierp een blik op de drie onderkinnen. Pearly was flets weggetrokken; er lag een koortsachtig blosje op zijn wangen alsof hij een opgeverfd lijk was. Nick voelde zich schuldig. Het was aan hem te wijten dat ze in de puree zaten, zelfs al was Bart de feitelijke schuldige. Een piloot moet nu eenmaal alles controleren.
  
  Hij grijnsde Pearly breeduit toe. 'Houd het been maar stijf, meneer Abbott, dan zal ik u laten zien wat vliegen is. Maakt u zich maar niet ongerust.'
  
  Bart mekkerde: 'Omkeren gaat niet. Het toestel glijdt weg of slaat te pletter.'
  
  'Kop dicht,' antwoordde Nick. 'Maak eerst je vlieguren en haal je brevet, dan zal ik naar je luisteren.'
  
  Achter zijn rug hoorde Nick Pete zeggen: 'Laat hem zijn gang gaan, Bart.. Hij is een prima piloot.' Pete zei maar wat om die jongen tot bedaren te brengen, maar het kon hem zelf waarschijnlijk geen sikkepit schelen. Je kon even goed zo naar de bliksem gaan als op een andere manier, als de klap maar hard aankwam en alles gauw achter de rug was.
  
  Nick nam niet de moeite de radio over te schakelen om te horen of zijn noodsein was opgevangen. Ze wonnen geen decimeter hoogte.
  
  Het toestel vloog nu in het zonlicht. Het was of plotseling een sterke lichtbron was ontstoken. De zandsteenhelling viel weg en Nick volgde angstvallig de boog die de berg beschreef. Hij wierp af en toe een steelse blik op de wand aan de andere kant - een meter of tweehonderd verderop? - maar het waren niet meer dan flitsen, want hij moest zijn ogen voortdurend richten op de nabije rotswand. Hij was als een chauffeur die angstvallig de buitenkant van de weg aanhoudt voordat hij een haarspeldbocht gaat nemen. Alleen had hij niets anders onder zich dan ijle lucht en deed het stuur het niet best.
  
  Hij zette de draai in, waarbij hij langs de door de zon beschenen wand scheerde en hoopte op een stijgwind. Het toestel reageerde nauwelijks toen hij het in een horizontale bocht probeerde te brengen zonder af te glijden.
  
  De vleugeltip in de binnenbocht zakte en weigerde halsstarrig omhoog te komen. Ze draaiden langzaam - tien, vijftien graden. Toen verloor het toestel opnieuw hoogte, gleed verder af en viel als een vogel die plotseling te uitgeput is om zijn vleugels nog gestrekt te houden.
  
  Nick voelde het met de toppen van zijn vingers aan. Het goed gebalanceerde toestel scheen te willen zeggen: 'Ik doe het ook niet voor mijn plezier - maar er zit niets meer onder mijn draagvlakken en de koude lucht drukt me omlaag en in dit ijle spul moetje snelheid hebben om hoogte te krijgen.' Nick waagde het erop en voerde nu zijn snelheid op.
  
  Ze doken langs de steile rotswand weg onder een hoek waarbij ze de horizontale uitsteeksels met enkele decimeters misten. Nick voelde het toestel als een nerveuze vrouw op zijn veeleisende vingers reageren en hem vragen wanneer hij ging optrekken, alsof het geen zin had om op de bodem van het ravijn te pletter te slaan.
  
  Hij liet het toestel zijn gang gaan en nog meer kostbare hoogte verliezen voordat hij besefte dat er nu een kansje was. Als die kist nu niet goed reageert, kunnen ze de kachel met ons aanmaken. Hij trok de knuppel langzaam naar zich toe en voelde de tegendruk toen het toestel door het zakken van de staart en de lift van de nieuwe invalshoek liet merken dat het mee worstelde. Een rotspunt stak hun richting uit; Nick wipte de bakboord-vleugeltip eroverheen, en toen gingen ze in een lange duik op de bodem af met een nog steeds toenemende snelheid - als hij nu maar de ruimte kon vinden om die te benutten.
  
  Het toestel reageerde weer direct, deels door de toegenomen snelheid, deels door de grotere luchtdichtheid op geringere hoogten, en ook, nam hij aan, doordat hij tot zijn geluk tegen de wind het ravijn invloog.
  
  Hij zat als een mug in een soepterrine. Nick daalde af tot even boven de naaldbomen, probeerde een maximum aan snelheid uit het toestel te halen en vloog over de ongelijkmatig uitstekende boomtoppen terwijl hij de voor hem oprijzende hoogte bestudeerde. Die was lager dan de steile helling waarlangs ze zo juist naar beneden waren gekomen, maar zijn speurende blik ontdekte dat het laagste punt altijd nog een 125 meter boven hen lag.
  
  Ze praatten allemaal door elkaar heen. Ze hadden voortdurend op- en aanmerkingen gemaakt, maar toen had hij zich daarvoor afgesloten. Nu drong Pearly's luide vraag tot hem door: 'Ik dacht dat we er geweest waren. Komen we er overheen?'
  
  Nick grinnikte hem weer toe. 'Allicht. Wind u niet op. Geniet nu maar eens van dit betere stuntwerk.'
  
  Nick liet het toestel klimmen. Vijftig procent kans, dacht hij, en ik moet loodrecht op die rand af. Vlieg ik er schuin op aan, dan halen we het misschien niet. Als ik er overheen wil, moet ik nog een dertig meter hoger gaan zitten om niet tegen de zijkanten aan te botsen.
  
  De motor ronkte alsof hij van geen ophouden wist en alsof ze een pendelvlucht maakten van Stroudsburg naar Teterboro. De boomgrens zakte onder hen weg, maar de hellingen met hun lagere begroeiing waren dichtbij en ,liepen steeds verder omhoog. Stijgen, jongen, stijgen maar...
  
  Het laagste punt van de rug lag voor hen - en nog steeds boven hen. Ze vlogen over laag struikgewas en daarna over bruin gesteente. dat afgesleten was door wind, regen, sneeuw en ouderdom.
  
  Achter hen lag de diepe kloof, het ravijn van de dood. Voor hen de weg terug, ruimte om te vliegen en een geleidelijke daling over de ruggen en het voorgebergte.
  
  Maar eerst moesten ze over die ene rug.
  
  Nick kwam tot de conclusie dat ze het niet zouden halen. Net niet. Wat een verschil van maar tien meter toch kan uitmaken...
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Wanneer je snel reageert en je hersens goed werken, lijkt het of de rest van de wereld maar langzaam opschiet. Terwijl ze om die enkele laatste meters hoogte worstelden waarvan Nick wist dat ze die niet te pakken zouden krijgen, leek de tijd tot stilstand te zijn gekomen.
  
  Je kon Nick hoger kwalificeren dan het gros van de piloten. Hij had ook veel meer ervaring dan de meeste amateurs, want bij de opleiding van AXE in het besturen van voer- en vliegtuigen bracht je heel wat tijd in allerlei types door. Maar het was nu eens niet de AXE-training waarop hij terugviel; het waren de vele uren die hij met Mohawk Daniels aan de rand van de Catskills bij Kingston aan sportvliegen had gedaan.
  
  De herinneringen daaraan kwamen bij hem boven toen de winderige rots op hen afkwam. Hij zou nooit kunnen zeggen of hij toen zuiver uit intuïtie handelde. Hij dacht naderhand dat hij het bewust had gedaan, maar tijd om na te denken had hij beslist niet gehad. In plaats van op de rotsrand te richten waar ze net niet overheen zouden kunnen, liet hij het vlot reagerende toestel een klein beetje zakken. Het verloor een meter of tien hoogte, raakte het laatste stukje helling van de bergrug en bonsde met zijn landingsgestel één, twee, drie keer neer, als een toestel dat een noodlanding in een weiland maakt. Ze verloren iets van hun snelheid, maar veel was het niet, want de motor liep braaf door en de propeller draaide koppig verder door de ijle lucht.
  
  Het toestel kwam met die sprongetjes over de bergrug!
  
  De aarde viel ineens 600 meter onder hen weg. Nick bracht het toestel in duikvlucht en sprak het toe: 'Brave jongen, mooi gedaan, hoor. En nu maar even rustig aan.' De Cessna zakte 250 meter en daarna stuurde Nick bij. Onder hen waren nog slechts lagere bergen en heuvels die hem van de prairies in Kansas scheidden.
  
  Pearly ademde zwaar en hervond toen zijn spraakzaamheid - die was hij misschien voor het eerst van zijn leven kwijt geweest. 'Ik dacht dat we er geweest waren. Wat is er verdomme misgegaan? Perry - is het toestel wel in orde? Trok de motor niet voldoende, of was er iets anders?'
  
  Nick wierp een blik achter zich. Pete zat somber uit een raampje te staren. Bart braakte in zijn zakdoek. Nick zette de microfoon in werking en liet het alarm vervallen. De basis mopperde: 'Als jullie eindelijk eens je vliegplannen aan onze dienst voorlegden, zou je langer blijven leven.'
  
  'U hebt volkomen gelijk,' suste Nick. 'Maar we hadden vandaag veel valwinden.'
  
  'Die heb je daar iedere dag.'
  
  Nick grinnikte en keek Pearly aan. 'Te grote belasting - zoals ik al zei. U bent nogal zwaar, meneer Abbott. En als we die dozen gaan wegen, dan komen we vast wel op veel meer dan vijftig kilo.'
  
  Pearly keek over zijn schouder naar Bart. 'Stomme klootzak!' Bart probeerde zijn mond af te vegen. Hij zei niets terug.
  
  Nick liet zich met Kenny verbinden om hem te vragen hem met zijn auto op te halen. Hij hanteerde het vliegtuig even voorzichtig als een vrouw die een kristallen vaas neerzet. Terwijl ze op de wagen wachtten, bette Pearly zijn voorhoofd en nam Nick terzijde. 'Perry, dat was nog eens vliegen! Dat van die te zware lading was jouw fout niet, maar van Bart. Die jongen moeten we kwijt. Ik ben gewend met stommelingen te moeten optrekken, maar zó stom - nee.'
  
  'Hij heeft waarschijnlijk niet veel hoeven tillen in zijn leven,' zei Nick vergoelijkend.
  
  'Wat zou je ervan vinden om mijn piloot te worden? We kunnen het zo regelen dat jij vrij van dienst krijgt als ik je nodig heb, of je kunt volledig bij mij in dienst komen en voor de firma vliegen als ik mijn toestel niet gebruik.'
  
  Nick kon zich maar al te levendig voorstellen hoe Pearly Benn zou opbellen en zeggen: 'Ik heb een vlieger gevonden die als chauffeur voor ons werkt. Ik laat hem overplaatsen naar onze vliegdienst...'
  
  Hij zei: 'Ik zal u heel graag vliegen, meneer Abbott, maar...'
  
  'Maar wat?'
  
  'De baas en de jongens van de expeditie hebben me de komende paar dagen hard nodig, en ik heb liever niet dat ze denken dat ik het hogerop ga zoeken. Daar heb ik verschillende redenen voor. Als u dus ongeveer een week lang niets zou willen zeggen over mijn overplaatsing - tot ik u zeg wanneer het zou kunnen...' Linke jongen, dacht Pearly. Misschien heeft hij wat op zijn kerfstok. Een type dat me wel ligt! En vliegen kan hij als de beste, verdomme! Hij gaf Nick een klap op de schouder. 'We zullen het best met elkaar kunnen vinden, Jim. Weet je - als je voor me werkt, kan er zo nu en dan best een pleziertje af, hoor.'
  
  'Is er nog iemand anders die uw Cessna gebruikt?' vroeg Nick. 'Als dat niet zo is, dan kan ik me er een beetje mee invliegen en ook de kist een controlebeurt geven. Ik heb ervaring als mecanicien voor zulk soort toestellen.'
  
  'Verdomd, ik heb een goede aan jou!' klonk het enthousiast. 'Nee - niemand zal die kist gebruiken behalve jij en ik. Waar kan ik je bereiken als ik haast heb?'
  
  Nick noteerde het telefoonnummer van Alpine op een papiertje. Daarachter zette hij Jim de Piloot, in de hoop dat Pearly de naam Perry zou vergeten. 'Wilt u vandaag nog de lucht in, meneer Abbott?'
  
  'Schrijf dat maar op je buik. We hebben vandaag al dicht genoeg bij de hemelpoort gezeten.' Toen Kenny voorreed, droeg Pearly hem op de dozen in de wagen te zetten en ze te bezorgen. Hij sprak niet tegen Bart, die als een geslagen hond op de voorbank kroop. Ze reden zwijgend naar Pearly's buitenverblijf terug.
  
  Nick liet Pete met een fles whisky bij het zwembad achter en reed met zijn eigen wagen naar het vliegveld terug. De jongeman in het kantoortje in de hangar begroette hem opgewekt en draaide de radio die country-and-western uitbraakte wat zachter. 'Gaat u het nog een keer proberen?'
  
  Nick grinnikte schaapachtig. 'Je hebt het dus gehoord, hè?'
  
  De jongen maakte een gebaar naar de grote ontvanger, waarvan het geruis werd overstemd door het programma van het radiostation. 'Letten op alarm. Meer heb ik hier eigenlijk niet te doen.'
  
  'Vlieg je zelf niet?'
  
  'Ik ben het aan het leren. Stukje bij beetje. Ik heb er pas vijftien vlieguren opzitten.'
  
  'Ik ben de nieuwe piloot van Pearly. Gun me een paar dagen om het toestel bij te sleutelen, dan zal ik je af en toe mee de lucht in nemen.'
  
  De jongeman straalde. 'Fantastisch! Ik moet altijd helemaal naar Denver rijden om een kist en een instructeur te krijgen... en dat kost heel wat.'
  
  'Ze vliegen hier niet met klein materiaal, hè?'
  
  'Nee. Ze hadden hier een Beechcraft van de zaak, maar die lui van een vlieger zag je nog niet eens staan. En met de vrachtpiloten was het al net zo. Ik heb nog nooit zo'n stelletje achterbakse klootzakken gezien.'
  
  Nick staarde over de feitelijk nogal provisorisch aangelegde landingsbaan die in de zon lag te blaken. Verderop bromde een bulldozer die een strook grond aan het egaliseren was. 'Niet veel te doen, hè?'
  
  'Nee. Ik zit hier echt alleen maar voor de show.'
  
  'Is er de laatste dagen niks gestart?'
  
  'Gisterenavond kwam er een DC-3, en die is vanochtend vroeg weer vertrokken.'
  
  'O ja?! Nick keek zijn nieuwe vriend met belangstelling aan. 'Een oude trouwe merrie! Met lui van de firma?'
  
  'Nee, vracht. Dat zeiden ze tenminste.'
  
  'Wat voor spul dan? Medicijnen en chemicaliën.'
  
  'Ik zou het niet weten. Die kloten wilden me niets laten zien.'
  
  'Zo zo,' zei Nick peinzend. 'Je vraagt je af waar ze zo'n grote lading heen moeten brengen.'
  
  De jongeman grinnikte. 'Dat horen we niet te weten. Maar mijn broer werkt bij de luchtverkeersdienst. Hij heeft ze op de radar van de luchtmacht gevolgd. Ze zijn de kant van Nebraska uit gegaan.'
  
  Nick lachte. 'Verdomde handig, zo'n broer.' Hij rekte zich uit. 'Kom - ik zal eens gaan bellen en dan een beetje rondvliegen.'
  
  'Als het een plaatselijk gesprek is, kun je hier bellen.'
  
  'Nee, interlokaal.'
  
  Nick ging naar de telefooncel en gaf een kort codebericht door aan een nummer in Chicago dat niet in de gids stond. De juffrouw aan de andere kant van de lijn zei alleen maar: 'Inderdaad. Dat 'inderdaad' betekende dat zijn verzoek om een ontmoeting met George Stevens en Bill Rohde op het postkantoor van North Platte, meteen zou worden doorgegeven.
  
  Hij vloog met de Cessna over het bergland en was binnen een halfuur boven de South Platte. Soms voelde je aan dat je tot :actie moest overgaan, als een aantal dingen duidelijk werden en in één richting wezen.
  
  Hij ontmoette zijn twee collega's van AXE, liet zijn gehuurde wagen op het parkeerterrein staan en George reed hen drieën met grote vaart in noordwestelijke richting. Terwijl hij de super-krachtige AXE-wagen over de grote weg stuurde ten zuiden van het hoofdkwartier, zei George: 'Dat magazijn van Reed-Farben ligt zo ongeveer op het verste punt waar je kunt komen zonder een pas van het hoofdkwartier. Bob Kline houdt het in de gaten.'
  
  'Wat voeren ze daar uit?' vroeg Nick.
  
  'Om zo te zien niets. Meestal komt er eens per dag een wagen de poort binnen of gaat er weg. We weten nog niet wie de bewaker is.'
  
  'Werd er vanochtend spul afgeleverd?'
  
  'Ja. Voor het eerst sinds we de boel in het oog houden. Twee ladingen met een Avis-truck. Die wagen was gehuurd door een zekere Cowles, op wiens haam ook de nummerborden staan. Volgens de registratieambtenaar woont hij in Stockman's Hotel. Maar daar is hij na ontvangst van de borden niet meer geweest. We nemen aan dat hij in het magazijn woont. Hij heeft Avis een borgsom betaald.'
  
  Ze troffen Bob Kline achter een verlaten boerenschuur aan, vanwaar hij uitzag op een klein, modern gebouw aan de overkant van de grote weg. Het was goed onderhouden, ook het grasveld ervoor. Er had een kleine fabriek van plastic producten of een goed lopend aannemersbedrijfje in kunnen huizen.
  
  'Daar heb je het,' zei George tegen Nick. 'Door diezelfde Cowles tegen een fancy-prijs gehuurd van de combinatie die het heeft laten bouwen. Ze wilden met alle geweld referenties hebben. Hij noemde Reed-Farben en zo zijn wij erachter gekomen. Hij vertelde dat het bestemd was voor uiterst geheime proefnemingen of zo iets.'
  
  Nick begroette Bob Kline, een ernstig kijkende man achter wiens zachtaardige uiterlijk de vasthoudendheid van een buldog schuilging, en hersens die alle mogelijke en onmogelijke kanten van een zaak overwogen. Bob reikte hem een veldkijker aan. 'Ze zijn daarbinnen met iets bezig. Ze hebben voor het eerst de jaloezieën aan deze kant opengemaakt.'
  
  Nick spiedde met de kijker door het struikgewas. Hij kon niet naar binnen kijken en ongezien dichterbij komen ging evenmin. Nick zuchtte. Zo ging dat nu altijd... Ze zouden het gebouw misschien wenkenlang moeten observeren voordat er enige lijn in te ontdekken viel, door het controleren van autonummers, door het maken van telefoto's van mensen die er in- en uitgingen of door verdere naspeuringen naar de geheimzinnige Cowles.
  
  'Enfin,' zei Nick, 'ik heb het zelf gewild. Waarom is me niet helemaal duidelijk. Het ziet ernaar uit dat ik toch beter het moederbedrijf had kunnen observeren.'
  
  Hij nam met enkele vriendelijke woorden afscheid en hij en George gingen naar de stad terug terwijl ze de andere twee op de uitkijk lieten. Nog voor ze route 80 hadden bereikt begon de ontvanger in de wagen te zoemen. George schakelde in en de afgemeten stem van Bob Kline vroeg: 'Berggeit negen, van bok drie. Verstaat u mij?'
  
  'Berggeit negen zit naast bok drie punt twee,' antwoordde George in bewoordingen die niet-ingewijden moesten uitsluiten. 'Toe maar.'
  
  'Twee hoge militaire mieters met een sergeant achter het stuur zijn zo juist uitgereden naar het noorden. Leger-limousine. Vaantje met drie sterren.'
  
  Nick schoot overeind. Hoge officieren die naar buiten reden terwijl er geen waren binnen gekomen? Op weg naar het hoofdkwartier? Rustig zei hij: 'Omkeren'.
  
  George keerde de Mercury. 'Haal ze in,' zei Nick. 'Geef vol gas.'
  
  Met 180 km per uur gierde de Mercury over de vlakke weg door de prairie. Als die sergeant hard reed, zou de legerauto nog voor hen de poort van het hoofdkwartier bereiken. Er waren verschillende dingen die hij kon doen nu hij over een radioverbinding beschikte... en het was ook nog mogelijk dat de wagen met militairen volkomen regulair was. Als het magazijn nu eens een geheime uitgang van het hoofdkwartier was? Nick voelde het zweet in zijn oksels komen. Er was nergens een touw aan vast te knopen.
  
  Hij sloeg aan het deduceren. Ze zouden de andere wagen binnen een minuut of veertig inhalen, zelfs al reed die met een snelheid van 130. Wat konden die figuren nu eigenlijk uitspoken om het geven van groot alarm te rechtvaardigen?
  
  
  
  Als hij de keurig gepoetste stafauto bij de poort van het hoofdkwartier had kunnen zien stoppen, zou hij beseft hebben dat de drie inzittenden heel wat konden uitspoken. De schildwacht in het huisje had het zo druk met in de houding te staan en onopvallend op de belknop te drukken dat hij nauwelijks naar hun roze plastic pasjes en insignes keek die de sergeant door het portierraam toonde.
  
  De sergeant van de wacht, die uit het wachtlokaal aan de overkant van de weg kwam aandraven, keek scherp uit zijn ogen. Luitenant-generaal Packard en generaal-majoor Burns van de Amerikaanse luchtmacht, met sergeant Swenson als chauffeur.
  
  De sergeant van de wacht deed een stap achteruit en salueerde voorbeeldig.
  
  De limousine reed snel over de brede toegangsweg van het hoofdkwartier. Geen van de drie inzittenden zei een woord. De twee generaals achterin zaten grimmig rechtop, met onbewogen maar niettemin waakzame, sterk gebruinde koppen. De sergeant was vaardig en reed buitengewoon nauwgezet. Feitelijk waren de wagen en zijn inzittenden té perfect. Het leek op een al te mooi staaltje van gewetensvolle rekwisiteurs en grimeurs van de televisie...
  
  De wagen sloeg voor de tweede keer rechtsaf en volgde een tweebaansweg naar een van de gebouwencomplexen die eveneens door een hoge omheining waren beveiligd. Een van de steden binnen een stad... De controle was hier nog grondiger, hoewel de drie dienstdoende MP's door dezelfde geest van eerbied en onderdanigheid werden bezield. De glanzende, olijfgroene wagen gleed onder de slagboom door.
  
  Nadat de wagen een bescheiden verkeersklaverblad was gepasseerd, stopte hij voor de hoofdingang van een groot gebouw met twee verdiepingen aan de rand van het vliegveld van deze 'stad'. Het leek wel een verkleinde editie van het Pentagon.
  
  De twee generaals stapten uit en kwamen door de ingang en een veiligheidscontrole bij de liften in de uitgestrekte kelderruimte -die groter was dan het bovengrondse gebouw. Ten slotte belandden ze in het kantoor van kolonel Barringer M. Freestone, de dienstdoende officier van de afdeling planning en inspectie.
  
  De generaals Packard en Burns betuigden kolonel Freestone hun complimenten met het perfecte ritueel van ouwe-samen-zweerders-onder-elkaar. Freestone, die zich niet gerust voelde over het onttrekken van gelden voor een geplande hangar ten gunste van de uitbreiding van de landingsbaan - er was geen sprake van geknoei maar van een opzettelijk verkeerde interpretatie van orders - deed overdreven vriendelijk. Toen ze hem de brieven van de opperbevelhebber overhandigden, hield hij op met denken. De brieven waren 'persoonlijk ondertekend.'
  
  Als Freestone tijd van leven had gehad, zou hij automatisch de beide generaals in het register hebben opgezocht, om persoonlijke en officiële redenen. Het was in zekere zin maar goed dat Freestone, uit een geslacht van beroepsofficieren en dienovereenkomstig behept met een zeer beperkt opmerkingsvermogen, er nooit achter is gekomen.
  
  Generaal Packard zei: 'In de brief staat algemene inspectie maar ik denk dat de baas zuinig met zijn woorden is geweest. Die inspectie zullen we maar aan de adjudant-generaal overlaten. Wat wij eigenlijk op het oog hebben is het archief en de commandopost van de PPI.'
  
  Freestone verslikte zich bijna. 'Generaal...' Hij zocht naar woorden. 'Daar bevinden zich geheimen van de grootste importantie. Dat kan alleen met toestemming van generaal Sweet...'
  
  'Dat is duidelijk,' stemde Packard in, met een zuurzoet glimlachje. 'Roept u hem maar even.'
  
  Freestone vond dat hij nog nooit twee generaals had ontmoet die meer op leden van de generale staf leken dan Packard en Burns. Vaste oogopslag, vierkante koppen, honderd tachtig pond schoon aan de haak. Ze hadden veel gemeen. Alle hoge stafofficieren leken trouwens min of meer op elkaar.
  
  Generaal Sweet is er niet,' zei hij somber, wetend wat hem te wachten stond. Hij is vanochtend naar Los Angeles gevlogen, voor een spoedbespreking met Rand. Hij komt pas tegen vijven terug...'
  
  Generaal Packard keek nu minder welwillend. 'Dat is niet geheel volgens de regels, wel? Technisch gesproken voert op dit ogenblik niemand met volledige bevoegdheid het commando.' Daar liet hij het bij. Freestone voelde het als een juk om zijn nek hangen. 'Ziet u - dit is alleen maar een basis voor een eventuele noodtoestand. U zou het onder normale omstandigheden eigenlijk niet operationeel kunnen noemen. We staan natuurlijk altijd gereed om a la minute in actie te komen, en generaal Sweet zet de puntjes op de i, dat kan ik u verzekeren.'
  
  Het verweer was zwak, daar was hij zich van bewust. Generaal Packard zuchtte. Dat begrijp ik, kolonel. Het is overigens uw probleem niet. We zullen de kwestie met hem opnemen als we hem zien. Ik neem aan dat u ons wel even de commandopost kunt laten zien.'
  
  'Zeker, generaal.' Freestone maakte nu een fout, en dat was zijn laatste. Bezoekers van de commandopost moesten, evenals degenen die de zeer geheime dossiers wilden raadplegen, een dubbele veiligheidscontrole ondergaan... Hij bracht zijn bezoekers naar een lift.
  
  In de spelonkachtige commandopost bevond zich niet meer dan een minimale bezetting. Vier reservisten voor de verbindings- en controlefuncties die op veertig man berekend waren, en één kapitein op een rode stoel voor een zestig meter brede projectie van de aardbol.
  
  Het werd een slachtpartij. De twee potige generaals schoten eerst Freestone dood, en meteen daarop de kapitein en de vier reservisten. De schoten daverden in de geluiddichte ruimte. Packard en Burns voerden zonder verspilling van woorden hun opdracht uit. Burns ging naar de liftkokers, waar hij vaststelde dat geen van de drie liften in beweging waren en dat de cabine waarmee ze naar beneden waren gekomen nog op hen stond te wachten.
  
  Packard liep op' een lage archiefkast met twee laden af, links van de kapitein die met zijn hoofd omlaag in de rode stoel was weggezakt. De kast had twee sloten; in het ene stak een sleutel met een plaatje eraan. Packard joeg nauwkeurig mikkend een magnumkogel door het andere slot, dat in de la viel, waarna hij de kast opentrok.
  
  Hij nam er drie rode dossiers uit, die elk maar een centimeter of twee dik waren, en een zwarte, ongeveer tien centimeter hoge plastic doos met talloze stekkers aan de onderkant. Deze kleine schakeldoos bevatte de geleidingen van enkele tientallen televisieapparaten, die een heel speciale functie hadden. Als alle ingewijde menselijke personen dood of vermist waren, kon de doos of een duplicaat ervan in Washington de verdediging van het Noord-Amerikaanse continent voortzetten en ook tegenaanvallen ontketenen. Als hij door experts tot in finesses werd bestudeerd, zou hij uiteraard bijzonderheden prijsgeven van de ingewikkelde installaties die hij bestuurde.
  
  Packard wikkelde de mappen en de 'Brainbox' in dunne rubberhoezen die hij uit zijn binnenzak haalde. Hij en Burns gingen met de lift naar boven, haalden in het kantoor van Freestone hun petten op, liepen terug door de lange, vrijwel verlaten gangen en reageerden bij de controleposten joviaal op de militaire eerbewijzen die hun ijverig betoond werden...
  
  Het nieuws van hun komst had inmiddels de ronde gedaan... Bij de hoofdingang maakte een kapitein van de militaire politie zijn opwachting om de belangrijke bezoekers ('inspectie van hogerhand' heette het via de interne telefoon) waardig uitgeleide te doen, waar ze recht op hadden. Ze beantwoordden zijn stram saluut met minzame gebaren.
  
  De telefoon in het wachthuisje rinkelde. Een schildwacht nam hem op, slikte verschrikt, sprong op en schreeuwde: 'Kapitein -vasthouden, zeggen ze!'
  
  De kapitein brulde 'Stop!' naar de achterkant van de auto, die wegstoof alsof niemand van de inzittenden hem had gehoord. Hij wendde zich tot de schildwacht: 'Waaróm? Wat zeiden ze? Wie belde er op?'
  
  'Ze hebben iets uit de commandopost gestolen... zeggen ze.' De laatste woorden van de schildwacht drukten twijfel uit.
  
  Kapitein Fownes holde naar zijn jeep en snelde achter de grote auto aan zonder op versterking te wachten. Hij scheen de situatie niet te kunnen aanvaarden. Het waren nota bene twee generaals! Hoe kan dat nou!
  
  De jeep kon de snelle personenwagen op het lange rechte stuk natuurlijk niet bijhouden. Ze vlogen over de weg! George en Nick zagen de twee wagens aankomen toen ze de basis naderden - waar hun eigen wagen met topsnelheid op af raasde.
  
  'Remmen!' zei Nick. 'Daar is iets raars aan de hand...'
  
  Alweer intuïtie, maar deze keer schoot hij in de roos.
  
  'Dat zijn ze,' zei George gespannen. 'Een legerjeep probeert ze te pakken te krijgen.'
  
  'Omdraaien.'
  
  George remde sterk af, bracht daarmee de snelheid van de Mercury onder de honderd, keerde met een bocht in een wolk van stof en steentjes over het vrije veld en stoof nu achter de twee wagens aan. Met een achterstand van driehonderd meter op de jeep waren ze een armzalige derde in de race.
  
  Kapitein Fownes was nog steeds ten prooi aan gevoelens van twijfel. Hij had zijn pistool bij zich. Maar kon je wel op twee generaals paffen? Als je dat ten onrechte deed, maakte je meteen een spectaculair einde aan je carrière. Hij zag een van hen door de achterruit naar hem omkijken. Enfin - ze wisten nu dat hij achter hen aan zat. Hij gaf een serie korte stoten met de claxon -het beproefde stopteken. Hij zag de achterruit omlaaggaan. Hé - die vent had een pistool!
  
  Kapitein Fownes twijfels vonden een roemloos einde. Hij trok zijn wapen maar besefte dat er geen patroon in het slot zat, en het stuur maakte het hem zo lastig dat hij moeite had het slot te spannen. Eindelijk had hij een patroon omhooggewerkt. Praktisch op hetzelfde ogenblik joeg een magnumkogel over de motorkap van de jeep door de voorruit en trof Fownes links in de borst. De verwonding was niet dodelijk, maar wel wat erop volgde. De jeep begon te slingeren en tuimelde verder als een kist die langs een helling omlaag rolt. Doordat de kapitein met zijn knieën onder het stuur zat vastgeklemd, bleef hij bij de eerste tuimeling in de wagen hangen. Bij de tweede hakte de zijkant van de wagen hem bijna doormidden en meteen daarop werd hij uit het wrak geslingerd, zoals een levenloos konijn door een vurige jachthond versmaad wordt.
  
  Nick en George hielden de adem in toen de jeep aan zijn buitelingen begon. George stuurde de Mercury van de weg af en wist hem met veel moeite op het oneffen terrein in zijn koers te houden. Hij remde iets af om de wagen in evenwicht te houden. Niet stoppen,' zei Nick. 'Ik zag pistoolvuur uit die voorste wagen komen. Ik geloof dat ze die arme donder te grazen hebben.' George zei daar niets op, maar zodra hij de Mercury weer vast in de hand had, gaf hij opnieuw vol gas en stuurde de wagen
  
  naar de weg terug. Ze waren nog driehonderd meter verder achterop geraakt. 'Haal je ze in, denk je?' vroeg Nick.
  
  'Ik wed om tien bucks dat we sneller zijn.'
  
  'Aangenomen.' Nick haalde Wilhelmina onder zijn arm te voorschijn. Ze zeiden dat het een onhandig wapen was, zelfs al was de loop verkort en de kolf smaller gemaakt. Het wapen lag prettig in zijn hand en was uitermate geschikt in een netelige situatie als deze.
  
  Nick zag een schaduw voordat hij de motor hoorde. Hij stak zijn hoofd uit het raampje. Een blauwe pipercub vloog langzaam over hen heen naar de grote wagen voor hen uit.
  
  'Je kunt zeggen wat je wilt,' bromde George, 'maar die lui pakken het grondig aan.'
  
  'Ik zou goddomme weleens willen weten wat er aan de hand is,' antwoordde Nick. 'Dat raden hangt me flink de keel uit.' Wat hij eigenlijk wilde zeggen was: 'Is het gemotiveerd om die kist neer te halen?'
  
  'Dat is nog eens vliegen!' riep George uit.
  
  De piper-cub verminderde zijn snelheid tot hij zich precies boven de olijfkleurige wagen bevond. De Mercury liep nu snel in op de grote wagen en het vliegtuig dat erboven zweefde als een reiger die een forel wil gaan vangen. Nick stelde tot zijn genoegen vast dat hij de weddenschap om tien dollar zou verliezen. Er viel een touw uit de piper-cub. Aan het einde ervan leek een mand te hangen.
  
  'Niet te geloven,' riep George verbaasd. 'Daarmee kunnen ze die kerels toch niet...'
  
  'Misschien zou het lukken,' antwoordde Nick, 'maar die kist is veel te klein. Ze gaan vast en zeker iets aan dat vliegtuig doorgeven.'
  
  George boog zich naar voren, met zijn handen op tien-voor-twee aan het stuur. Ze waren nog maar driehonderd meter van 'de grotere wagen af. 'Pas op. Daar is het pistool weer!'
  
  Nick leunde uit het raampje:, legde aan en schoot op de man die door de linkerkant van het open achterraam naar hen keek. Rode vlammen spoten hun richting uit. Nick deed alle moeite om zuiver te richten, belemmerd als hij was door het schudden van de wagen, de winddruk en het tranen van zijn ogen. Het was nog moeilijker dan op duiven schieten bij winderig weer. Er ketste iets op hun wagen af. De andere man had het eerst doel getroffen, maar Nick meende dat ook zijn kogels ingeslagen waren. Hij richtte nogmaals op het bewegende doel en haalde de haan weer over.
  
  Het gezicht met het pistool verdween. Er werden handen door het raampje gestoken die iets in het mandje legden. Nick nam een besluit. Hij had het graag eerst met George besproken, want die wist zijn weetje wel. Maar dit was nu zo'n situatie waarvoor ze je die speciale kwalificatie toekenden. N3 hief zijn Luger op en joeg zijn laatste drie kogels in de cockpit van de pipercub.
  
  De piloot ging na een lofwaardige prestatie ten onder. Hij had zich precies op de voorgeschreven plaats en manier bij de legerauto gevoegd. Hij had de mand op een haar na door het raampje van de wagen naar binnen laten zakken, zoals hij dat in vroeger dagen kon toen hij nog stuntvlieger bij de film was. Hij had geen gevoel van schuld. Hij wist dat zijn opdrachtgevers schurken waren en waarschijnlijk een of andere vorm van spionage bedreven. Maar ze betaalden goed...
  
  De plotselinge pijn was niet om te harden. Hij hoestte, kreeg het benauwd en liet de stuurknuppel naar voren hellen. Het kleine toestel zwenkte naar rechts af, boorde zich met een knal in de grond en tuimelde nog een paar keer over de kop, waarbij de brokstukken als confetti werden rondgestrooid.
  
  De limousine racete door, met de Mercury dicht achter zich aan. Nick bracht zijn reservepatroonhouder aan. George bracht in woorden wat er in hen beiden omging: 'Die lui moesten er wel mee te maken hebben. En we hebben zelf gezien hoe die kapitein overhoop werd geschoten.'
  
  'Laten we hopen dat het geen oefening voor een televisieopname is,' antwoordde Nick. 'Ik probeer nu hun banden te raken.'
  
  Voor het achterraam verscheen een ander gezicht, dat veel overeenkomst had met het eerste dat ze hadden gezien. Het was volkomen uitdrukkingsloos. Je zou toch denken dat mensen in een dergelijke situatie van enige emotie zouden blijk geven. Onverstoorbare figuren, vond Nick, terwijl hij zijn schoten afvuurde.
  
  Hij had er vier voor nodig. De man had juist een revolver van een om zo te zien zwaar kaliber door het raam gestoken, toen de limousine begon te slingeren en van de ene kant van de weg naar de andere een potsierlijke samba danste. George remde zo sterk af dat de Mercury bijna op zijn neus terechtkwam onder een gegil van warme schurende rubber. De wagen met de militaire kentekens slipte en sloeg één keer over de kop voordat hij tot stilstand kwam. Een meter of twintig ervandaan stopte de Mercury.
  
  'Dek me,' zei Nick tegen George.
  
  Hij rende gebukt en zigzagsgewijze naar de stofwolk die de limousine omhulde. Op een afstand van vijf meter bleef hij naar de twee mannen staan kijken die uitstapten en zich als lakeien naast het voertuig opstelden. Naast het portier van de bestuurder stond een sergeant in de houding en links van hem een luitenant-generaal. Ze waren even lang, gebruind en hadden een goed figuur. Ze leken wel familie van elkaar. Beiden waren volstrekt onbewogen - hun gezichten waren zonder enige uitdrukking.
  
  'Handen omhoog,' blafte Nick hun toe.
  
  Geen van beiden vertrok een spier. Nick zette zich schrap. Er kon nog een man op de bodem van de wagen verborgen liggen. Opeens hoorde hij een blikken stem door een ontvangertje kakelen. Had die generaal er een in zijn pet zitten? Nick verstond: 'Opblazen...'
  
  De generaal stak een hand in zijn tuniek. De sergeant keerde zich snel om, stak zijn hoofd in de wagen en drukte ergens op of trok ergens aan. Nick hoorde gesis en geknetter. Hij keerde zich om en holde naar een klein heuveltje, waar hij op weg naar de limousine langs was gekomen en dat hij als een mogelijke dekking bij een eventueel vuurgevecht in gedachten had gehouden. De eerste explosie barstte los nog voor hij het heuveltje had bereikt en de laatste twee meter werd hij er letterlijk naar toe geblazen. De ontploffingen die er op volgden, waren even hevig. Hij deed zijn mond open om de druk op zijn trommelvliezen te verminderen en kroop naar de Mercury toe. George had zich op zijn buik laten vallen. Ze bleven allebei nog een tiental seconden met het hoofd in de armen verscholen liggen. Langzaam en verbijsterd keek Nick op. Het duurde een ogenblik voor hij weer scherp kon zien. De olijfgroene wagen was één vlammenzee. Tien meter ervandaan lag een hoopje brandend textiel dat een stuk van de generaal zou kunnen zijn. De sergeant was finaal verdwenen. Nick snoof en kokhalsde. Cordiet, nitroglycerine, benzine en verbrand vlees...
  
  Naast hem kroop George wankelend overeind. 'Jezus - over lef gesproken...'
  
  'Of discipline. Wat voor nationaliteit hadden die kerels in godsnaam? Ze leken alle drie op elkaar.'
  
  George schudde het hoofd, hoestte en wreef over zijn hals. 'Jonge jonge - als we niet plat gegaan waren, hadden we van die rotzooi op onze bast gekregen. Zag je het over ons heen vliegen? Wie dat waren? Geen flauw idee.'
  
  'We lagen net onder de schokgolf,' zei Nick. Hij haalde zich de gezichten voor de geest van de mannen die zo plotseling en zo vastbesloten waren gestorven. Ze zagen eruit als de knapen in dure catalogi, die model staan voor stoere vrijetijdskleding. Als acteurs die zich in hun rol hebben ingeleefd. Welke vorm van trouw of discipline stak daarachter?
  
  In de verte jankte een sirene. 'Kom,' zei Nick. 'Zet me als de bliksem af op dat kruispunt, dan kun jij terugkomen om het leger en de plaatselijke politie te helpen met het uitzoeken van de details. Zeg niets over mij. Mijn dekmantel is nu van het grootste belang.'
  
  George joeg de Mercury weer de grote weg op. Er zaten twee gaatjes in de voorruit. 'Als die knapen een beschrijving van jou hebben doorgeseind, heb je misschien al geen dekmantel meer," zei hij. 'Als een van hen jou kende...'
  
  'Dan gaat het erom spannen,' gaf Nick toe. 'Maar dit stelletje is verdomme veel te gevaarlijk om nu te laten schieten. Die lui zijn uitgekookt, levensgevaarlijk en hebben veel geld achter zich. Ik denk dat je zult ontdekken dat ze in het hoofdkwartier zijn binnengedrongen en daar iets van het grootste belang hebben gepikt.'
  
  'Laten we dat maar hopen,' zei George toen hij Nick liet uitstappen, waarna hij snel met de Mercury terugreed naar het punt van uitgang.
  
  Nick veegde met een zakdoek zijn gezicht af terwijl hij langzaam doorliep. Een geweldige zin voor humor had die George. Nick kreeg een lift van een methodistische dominee, die zei: 'ü bent dit jaar nummer zevenenveertig die ik meeneem. Vorig jaar eenenzestig. Mijn familie en kennissen sluiten weddenschappen af dat ik al dan niet word overvallen of erger.'
  
  In North Platte bedankte Nick hem voor de lift en wenste hem van harte het beste. De man zette een diepzinnig maar vriendelijk gezicht toen hij zei: 'U ook veel succes. Ik geloof dat ik eigenlijk alleen maar probeer uit te vinden of ik werkelijk een christen ben.'
  
  De Cessna bracht hem tegen zonsondergang weer het hoogland in. Het toestel lag zo gemakkelijk in de hand dat hij tijd in overvloed had om na te denken.
  
  
  
  Hij was een paar minuten te laat toen hij de Ford naast Greta's rode Porsche op de parkeerplaats van de 'Algiers' neerzette. Hij hielp haar in zijn wagen stappen. Ze zag er stralend en opgewekt uit in een gele jurk die haar rozige teint en keurig verzorgde zilvergrijze kapsel voordelig liet uitkomen. Ze glimlachte hem vriendelijk toe en gaf hem een hand. 'Fijn om je weer te ontmoeten, Greta.'
  
  Hij bracht haar naar 'Chez Rouge' aan de weg naar Denver. Het had een uitstekende naam. Hij vond er de atmosfeer even hoog afgestemd als de prijzen.
  
  Greta was vrolijk en ontspannen, als een kostschoolmeisje dat een avondje uit is in een vlotte omgeving. Ze beheerste zich nog met de eerste wodka-martini, maar de tweede ging al vlotter naar binnen en de derde verdween onmiddellijk na ontvangst door haar keelgat. Nick zat vlak naast haar in het zachtblauwe licht van de halfronde gecapitonneerde bank. 'Ik heb met het vroegere congreslid Abbott kennisgemaakt. Interessante vent. Hij is een van jullie grote geldschieters.'
  
  Greta verstarde. 'Ja,' zei ze aarzelend. 'Hij is... commissaris van onze vennootschap.'
  
  Nick boog zich naar haar toe alsof hij een groot geheim ging verklappen. 'Ik heb zo'n idee dat Reed op het punt staat iets groots te verrichten. Iets van wereldomvattende betekenis. Die oude vos doet het heus niet zo maar voor de grap.'
  
  'We zijn steeds bezig met - onderzoekingen,' zei ze, het woord zorgvuldig kiezend, 'maar...' Ze legde haar hand over de zijne. 'Denk alsjeblieft aan wat ik je gezegd heb. Reed wil niet - aan de weg timmeren. Doe gewoon je werk, praat er niet over en ga niet snuffelen.'
  
  'Wie heeft het over snuffelen? Ik wil alleen maar de kans hebben om ook eens wat bij te verdienen. Ik heb al een beetje geld opzij gelegd. Als ze iets goeds op het spoor zitten, mag ik daar toch zeker ook wel van profiteren? Ik zou er mijn hoofd om durven verwedden dat die grote jongens als Pearly hetzelfde doen. Waarom zouden alleen die lui altijd de grote buit mogen binnenhalen?'
  
  Ze zuchtte. 'Je hebt gelijk. Maar ze zijn zo - zo ongenaakbaar.' Hij was ervan overtuigd dat ze 'gevaarlijk' gezegd zou hebben als ze minder bedachtzaam was geweest. 'Als ze het idee hadden dat we zelfs maar benieuwd waren naar hun resultaten - dan 'was het afgelopen met ons.'
  
  Hij vond dat het woord afgelopen er te beklemtoond uitkwam. 'Ze komen er niet achter, als we de mond stijf dichthouden. De vraag is alleen: waar zijn ze mee bezig?'
  
  'Nou - je hebt inderdaad gelijk als je zegt dat het van wereldomvattende betekenis is.'
  
  Hij nestelde zich wat lager op de bank. Hun lichamen raakten elkaar. Hij streelde haar over de arm, waarbij hij de schijn aannam dat hij het geheel onopzettelijk deed. 'Wereldomvattend genoeg voor sommige mensen om er een fortuin uit te slaan?'
  
  'Ja. Ben je enigszins op de hoogte van harttransplantaties?'
  
  'Jawel.'
  
  'Het grote probleem is om aan harten te komen. Aan nieren en andere organen trouwens ook. De kunstmatige organen functioneren steeds efficiënter, maar er is nog een betere manier die alleen Reed aan het ontwikkelen is...'
  
  'Een nog betere manier?' polste hij voorzichtig.
  
  'Nieuwe organen kweken.'
  
  'Kom nou! Zoals een nieuwe huid zeker...'
  
  'Ja. In het lab. Helemaal compleet kweken om ze daarna te transplanteren.'
  
  'Miljoenen,' mompelde hij. 'Miljarden, als ze daar het monopolie van kunnen behouden.'
  
  'Dat kunnen ze.'
  
  'Hoelang nog?'
  
  'Dat weet ik niet. De meesten van ons mogen niet eens in de grote kweekkamer komen.' Ze lachte verbitterd. 'Stel je voor! Sommigen van ons vinden het allemaal ronduit belachelijk, maar wat doe je eraan? Hoe dan Ook, er zijn slechts een paar mensen die het eindproduct te zien krijgen. Maar zelf heb ik er genoeg van gezien. En aan gedaan ook.'
  
  'Heb jij meegewerkt aan het perfectioneren ervan? Greta, liefje, dan heb je toch zeker het recht om er zelf beter van te worden! Die grote organisaties slepen altijd het geld in de wacht. Waarom zouden de mensen die het hersenwerk of het vuile werk doen alleen maar met een pensioentje genoegen moeten nemen? Gaan ze het algauw op de markt brengen, denk je?'
  
  'Het lijkt me van wel.' Ze zat met haar lege glas te spelen. 'Ik heb op mijn afdeling al meer dan een halfjaar geleden het eerste hart gekweekt.'
  
  'Wat een sensatie moet dat geweest zijn,' zei hij enthousiast. 'Te zien dat je werk op zo'n manier resultaat boekt. Moest je van een bestaand orgaan uitgaan? Ik bedoel: hebben ze daar de delen van een oud hart voor nodig?'
  
  'Nee, nee. Er is slechts sprake van hetzelfde groeipatroon, zo mag je het wel zeggen. Dat oneindig ingewikkelde samenstel van kleine deeltjes, waarmee de computer de verschillende fasen van het groeiproces kan concretiseren.'
  
  'Allemachtig.' Hij leek geïmponeerd, en dat was hij ook. 'Stap voor stap. Deeltje voor deeltje mag je wel zeggen - onder leiding van een computer!'
  
  'Juist. Dat zouden mensen niet kunnen. Je zou trouwens duizend of nog meer mensen nodig hebben om dag en nacht niets anders te doen dan het groeiproces bestuderen en bevorderen. Zoals ik - wij het hebben opgezet, is het geautomatiseerd.'
  
  'Geweldig. Fantastisch! Dus zodra het programmeren klaar is, kan het groeiproces beginnen. Na het eerste exemplaar wordt de productie zelfs kinderlijk eenvoudig omdat de methode dan vastligt.'
  
  Ze vond het prettig dat hij zich zo belangstellend en enthousiast toonde. 'Je hoeft het alleen maar steeds te herhalen. Maar je had de eerste celstructuren eens moeten zien. Een geheel van duizenden gekleurde balletjes nog kleiner dan speldenknoppen op een draadskelet zo groot als een schrijfbureau. Nimura heeft het eerste exemplaar gemaakt. Hij is een genie...' Toen ze de naam Nimura noemde, belandde ze ineens weer met beide benen in de werkelijkheid. Ze pakte Nicks hand beet. 'Dit moet je beslist aan niemand verder vertellen. Ze zijn buitengewoon gesloten daarover.'
  
  'Zelfzuchtig, bedoel je. Maak je maar niet ongerust, schatje. De vraag is alleen: hoe eten we daarvan mee?'
  
  'Dat zal ik aan jou moeten overlaten. Aandelen kopen, dat spreekt. Maar laat je voor ons beider bestwil vooral niet in de kaart kijken!'
  
  Anders komen hun valse kaarten uit de mouw, dacht hij. Ze wist blijkbaar niets van financiële achtergronden. Reed-Farben was een besloten vennootschap. Via officiële kanalen of langs omwegen was er geen aandeel van te pakken te krijgen. Ruime fondsen van die mysterieuze Zwitserse bron hadden het bedrijf op poten geholpen en met de winsten op de normale chemische en farmaceutische producten werd de zaak draaiende gehouden. Daar zat een knappe kop achter. Hij vroeg zich af hoe ver Marvin Benn het in een serieus opgezet bedrijf zou schoppen. Niet dat Reed-Farben geen serieuze zaak zou zijn, maar in tal van opzichten was er toch iets vreemds aan de hand.
  
  Ze namen een chateaubriand en twee flessen rosé. Op een geschikt moment, bij de koffie met cognac, vroeg Nick: 'Heb jij ooit een vriend van me ontmoet - Hubie Dumont?'
  
  Ze legde haar hoofd achterover tegen de gecapitonneerde leuning. Haar antwoord kwam zonder enige aarzeling. 'Dumont? Nee. Nooit van gehoord. Wat is hij en wat doet hij?'
  
  'Vertegenwoordiger in chemicaliën. Ik dacht dat je misschien weleens iets bij zijn firma had besteld.'
  
  'Nee.' Ze dacht na. 'Drake koopt in. Ik schrijf alleen maar de aanvragen uit. Ze doen van alles om ons niet persoonlijk met vertegenwoordigers in contact te laten komen.'
  
  Hij geloofde haar. Greta had iets dat je de overtuiging schonk dat ze zelden of nooit loog, hoewel ze het heel knap zou kunnen doen als het beslist noodzakelijk was. Je zag het aan kleinigheden, zoals de openhartige manier waarop ze een drankje naar binnen sloeg en waarop ze de vorige avond op zijn kus had gereageerd. Bij zaken van groter belang gaf ze blijk van een stoïcijnse opvatting, van het besef dat je spoedig alles weer vergeet en dat alles ook jou spoedig zal vergeten. Ze was een wat je kon noemen gerijpte vrouw, concludeerde hij, maar toch bezat ze iets onbedorvens waaruit bleek dat dat rijpingsproces haar geen kwaad had gedaan. Het was jammer dat ze in deze negorij in de bergen was terechtgekomen. In Washingtonse kringen zou ze furore hebben gemaakt en waarschijnlijk algauw een goede man aan de haak geslagen hebben.
  
  Ze keek hem dromerig aan. 'Wat zou jij doen als je een smak geld kreeg en geen vrachtauto's meer hoefde te chaufferen?'
  
  'Vakantie nemen. Voel je iets voor Hawaï?'
  
  Ze lachte en streek met haar wang langs zijn kin. Op dat moment keek hij op naar de verbaasde en boze ogen van Martha Wagner...
  
  Nick bracht een geforceerd lachje te voorschijn en wilde haar begroeten - maar ze liep door. Ze was alleen. Ook dat nog, dacht hij, het is nog niet voldoende dat de hele bende van Reed-Farben naar mij op jacht is, nu wordt ook de beste relatie die ik heb aangeknoopt zo kwaad als een zich verwaarloosd voelende vrouw maar kan zijn - en dat is geen geringe zaak. Hij zei: 'Je moet me even excuseren, Greta,' en liep door de bar Martha achterna.
  
  Martha's rug was kaarsrecht terwijl ze zich een weg baande door het lange lokaal. Ze was blijkbaar op zoek naar iemand - aan de bar of aan de tafeltjes. Nick haalde haar in toen ze twee derde van de afstand tot de deur aan het andere uiteinde had afgelegd. Hij legde een hand op haar arm en zei: 'Martha...'
  
  'Ach, laat me met rust.' Ze trok haar arm weg, keek nog even rond en verliet de bar. Nick volgde haar.
  
  'Martha - zoek je Pete?'
  
  Ze bleef onder de gekleurde lampjes langs het pad naar het parkeerterrein staan. Ze zag er bedroefd, boos en zorgelijk uit en heel mooi! 'Hoe raad je het zo?' Het was een sarcastische opmerking, waarop geen antwoord verwacht werd.
  
  'Ik heb hem bij Pearly achtergelaten.'
  
  'Dat weet ik. Ik heb gehoord hoe goed je vliegen kunt. En dat je gevraagd hebt of Hubie Joe Felix kende. En ook dat je voor Pearly gaat werken. Je komt in de gehaktmolen terecht - dat is het wat er met jou gaat gebeuren! Wat dacht je dat Rick en die anderen gaan doen als Pearly hun vertelt dat hij jou heeft aangenomen?'
  
  'Hangen ze nog steeds bij jou rond op zoek naar Jim Perry?'
  
  Ze liep een paar stappen door, haar schouders - die ze anders zo recht hield als een jongen van de cadettenschool - leken nu vermoeid en verslagen. 'Waarom zou ik jou nog iets vertellen?' Hij liep met haar mee. 'Omdat we in hetzelfde schuitje varen, Martha. We lopen allebei evenveel risico.'
  
  'Heb je dat ook tegen Greta Stoltz gezegd?'
  
  'Ga nou gauw.' Hij sloeg een arm om haar heen - heel zachtjes. 'Je kunt heus wel raden waarom ik met Greta optrek.'
  
  'En of! Nog meer van die ellende veroorzaken waarin Pete tot over zijn oren verzeild is geraakt.'
  
  'O. Je bedoelt dat Pete nooit een borrel nam voor ik hem op het slechte pad...'
  
  Ze keek naar hem op. Haar ogen stonden vochtig en onderzoekend. Toen grinnikte ze ineens, kort en opgeschroefd. Het klonk bitter alsof ze te kennen wilde geven dat ze de situatie doorhad. Hij stelde er een kort, cynisch lachje tegenover.
  
  'Nou, goed dan, Jim,' zei ze en trok niet langer haar arm weg. 'Ik ben al van zeven uur af op zoek naar Pete. Hij komt hier vaak als hij aan de rol gaat. Ja - die kerels van Rick houden de zaak nog steeds in het oog. Ik neem aan dat de grote bazen die naam van Jim Perry de chauffeur nog niet zijn tegengekomen, hoewel ik me werkelijk afvraag hoe het...'
  
  'Om de een of andere reden hebben ze vergeten Kenny naar mij te vragen.'
  
  'Of ze hebben een heel slim valletje voor je opengezet.'
  
  'Ja,' zuchtte hij. 'Martha - ga naar je zaak terug. Ik breng Greta naar huis zo gauw ik op een fatsoenlijke manier van haar af kan en kom dan naar jou toe. Misschien kom je intussen iets over Pete te weten. Is dat niet zo, dan ga ik je helpen zoeken.'
  
  In het halfdonker kuste hij haar. Ze vroeg zich af of hij wist hoe hard ze dat nodig had - iemand die haar lasten een beetje hielp verlichten, al was het maar voor een kort poosje. 'Ik zal op je wachten,' fluisterde ze.
  
  Terwijl hij door de bar terugliep, veegde hij zijn lippen zorgvuldig met zijn zakdoek af.
  
  Toen hij een opkomende geeuw onderdrukte, zei Greta: 'Je hebt andere lucht nodig dan die bedompte rokerigheid hier,' en kneep in zijn hand. Toen hij de rekening had betaald en haar bijdrage had geweigerd, zei hij terwijl ze naar de wagen kuierden: 'Je hebt zeker een lange dag achter de rug, Greta? Moet je veel staan bij je werk? Ben je moe, schatje?'
  
  'Het zijn inderdaad lange dagen, en ik loop aardig wat af. Maar ik voel me kiplekker...' Ze leidde hem naar de rechterkant van zijn wagen. 'Ik geloof dat jij degene bent die moe is. Laat mij maar rijden - ik ben er dol op om telkens weer een andere wagen te proberen.'
  
  Ze installeerde zich zelf achter het stuur en deed het portier dicht. Hij slaakte een zucht. Welke aanpak moest hij nu kiezen? Ze manoeuvreerde de wagen handig het parkeerterrein af en sloeg linksaf, van Copperpot Valley vandaan. Dubbele martini's of geen dubbele martini's, ze reed goed, oplettend, niet te hard, en met haar handen in de juiste stand aan het stuur. Hij gaapte opnieuw en vlijde zich tegen haar aan.
  
  'Dat is het dus,' zei ze inschikkelijk. 'Jij hebt een zware dag achter de rug, hè?'
  
  'Ik voel me door de mangel gehaald,' antwoordde hij.
  
  'Arme jongen. Gisteravond wasje door mij waarschijnlijk ook al aan de late kant. Maak het je nu maar even gemakkelijk...'
  
  Ze sloeg van de grote weg een verhard pad naar de John Reed Mountain op, reed een kilometer of wat door en zette de wagen op een verlaten weiland bij een kabbelend beekje neer, dat er waarschijnlijk de oorzaak van was geweest dat hier lang geleden een boerderijtje was gekomen. Voor zover hij het in het donker kon zien, waren er geen gebouwen meer blijven staan. Vrouwen wisten zich toch wonderwel aan te passen Elk vrouwspersoon hier koos in de bergen haar eigen parkeernestje uit...
  
  Ze was anders dan Martha, die gevolg gaf aan impulsies, en trouwens ook anders dan heel wat vrouwen die hij had gekend. Greta was gewend methodisch te analyseren om dan tot een conclusie te komen. Ze streelde hem, liefkoosde hem, fluisterde hem lieve woordjes toe, kleedde hem half uit, likte aan zijn oren, krabbelde met de punten van haar nagels aan zijn tepels, knabbelde op zijn tong - ze ging met een breed front tot de aanval over!
  
  Nick ontspande zich. Vooral niet tegenstribbelen. Aardig zijn. Rekening houden met wat ze wilde. Ze had toch al zoveel teleurstellingen in haar leven. Hij rilde toen ze een bijzondere combinatie van grepen en strelingen toepaste. Nou, Carter, geef het maar toe: dit is vakwerk. Hij haalde opgewekt de plaid te voorschijn die op de achterbank lag. Hawk kon trots op hem zijn. Wat hij niet allemaal bereid was uit plichtsbesef op zich te nemen.
  
  Het ongemaaide gras vormde een uitstekende matras. Hij zag bij het licht van de sterren hoe Greta haar kleren aan een jong boompje ophing. Hawk zou bepaald waardering hebben voor deze vrouw. Doelbewust en netjes. Als hij haar voorstelde...
  
  Hij kreeg geen gelegenheid meer voor plezierige veronderstellingen. Greta nam hem volkomen in beslag. Net als in de cabine van de vrachtwagen leverde het verrassingen op, alleen waren het er nu meer, omdat ze ruimte hadden om zich te keren en variaties toe te passen. Greta wist wat ze wilde en ook precies hoe ze het wilde. Na een bijzonder prettige ervaring liet hij zich op het gras terugvallen. Als Greta ooit in contact kwam met een man die dit alles op de juiste waarde wist te schatten, kon dat op een verbintenis voor het leven uitlopen.
  
  Deze actieve en afwisselende benadering werkte stimulerend. Zo iets overkwam je niet meer zo vaak. Misschien was dat aan de televisie te wijten: je zat maar te zitten om tweedimensionale ontspanning in je op te nemen en je vergat hoe je je lijf kon gebruiken voor het echte genotwerk. Waf een heerlijke ervaring! Als je deze vrouw vergeleek met de fantasieloze, luie, bang uitgevallen figuren die je tegenwoordig in Washington tegen het lijf liep. Of, wat nog vervelender was, de narcistische, die er als een vormloze pudding bijlagen en in haar eigen droomwereldje opgingen.
  
  Greta nam het initiatief, totdat ze vond dat het tijd was dat haar partner de teugels in handen nam, en dat was prettig. Het bleek overduidelijk dat ze in de cabine haar scala van mogelijkheden niet had uitgeput.
  
  'Omdraaien,' zei ze, terwijl ze zachtjes aan zijn heup trok. Hij keerde zich om.
  
  Weer iets nieuws, weer een vernuftige vondst. Even later hijgde ze in zijn oor: 'Je bent moeilijk te krijgen, ik ben blij dat...'
  
  'Zo blijft het langer leuk,' fluisterde hij.
  
  Wat een vrouw! Mannen hielden nu eenmaal van goed getrainde paarden en seksueel ervaren vrouwen. Hij grinnikte, blij dat ze hem niet in de ogen kon zien. Maar dan moest je wel van goed materiaal uitgaan. Verstand en enthousiasme waren erbij onmisbaar, want elke vaardigheid is afhankelijk van wat je verstand je ingeeft...
  
  'En nu,' zei ze, 'ga je je gang maar.'
  
  Hij hield op met denken over genoegens en ging tot daden over. Een poosje later, toen hij naar de sterren lag te kijken, stopte ze hem een sigaret tussen de lippen, nadat ze hem even alleen had gelaten om een pakje uit de wagen te halen. 'Ben je erg moe?' Ze nestelde zich tegen hem aan. 'Je bent een stoere werker weet je dat?'
  
  Hij kreeg een hand te pakken. 'En jij bijzonder creatief, Greta, Je moet in het lab wel een duivelskunstenares zijn.'
  
  Hij keek naar de sterren, die over de donkere hemel verspreid waren als de glinsterende namaaksneeuw op een kerstboom. Waarom konden de mensen niet simpelweg genieten van het leven, van lekker eten, pleziertjes, seks... Goed dat hij daaraan dacht. Hij moest hier een eind aan maken en doorgaan met zijn werk en Pete opscharrelen. Maar hij had nog ruimschoots tijd; geen van de mogelijkheden om het hoofdgebouw binnen te komen was best, en hoe later hij het probeerde, hoe beter. Bovendien kon Greta een goede contactfiguur blijken. Je kon het zo voorstellen dat het tot zijn plichten hoorde. Hij kneep zijn sigaret uit, draaide zich om en zocht haar lippen weer op.
  
  Om middernacht zette hij haar bij de rode Porsche af. Ze had er begrip voor toen hij zei dat hij om vijf uur op moest, en nog meer toen hij voorstelde dat ze elkaar vrijdag op dezelfde plaats en om dezelfde tijd zouden ontmoeten.
  
  Dat maakte het afscheid nemen gemakkelijk. Greta wist wat zelfdiscipline was. Die had ze zich zelf haar hele leven al moeten opleggen. Toen ze naar haar flatje op het terrein van Reed-Farben terugreed, herinnerde ze zich wat Nick had gezegd over geld verdienen. Het was verstandig en gevaarlijk maar heel verleidelijk. Het zou erg prettig zijn geld te hebben en vrij te zijn. met een man als Jim Perry om je heen...
  
  
  
  Nick trof Martha samen met Bob Half-Crow in het privé-hoekje van haar restaurant aan. Met één oogopslag begreep hij dat Pete nog spoorloos was. Zodra hij een geschikt moment zag vroeg hij zachtjes wat hun plannen waren. Kon hij helpen?
  
  Martha zuchtte. 'We kunnen weer alle tenten afgaan. Hij blijft meestal een paar dagen hier in de buurt rondhangen voordat hij zich door de lichtjes van een stad laat .aantrekken. En dan is het gauw gebeurd met hem.'
  
  'Bellen de bazen van die andere tenten je niet op als hij daar komt opdagen? Waarschuw je die lui dan niet?'
  
  'Ze mogen me niet. Pete geeft grof geld uit.'
  
  Dat was volkomen duidelijk. Nick zei: 'Zeg maar welke kant ik uit moet en dan ga ik.'
  
  'Ken jij Augie's en Deadwood en Ferndale en...'
  
  'Jawel. En de Bar-Nuthin' en Jim Perrault's en Tracé Quick's -ik ga in westelijke richting.'
  
  Hij reed zijn wagen voor de zijdeur, toen Bob Half-Crow daar uitstormde, zo lichtvoetig als een hert over het ijzeren hek sprong en hem aanhield. De Indiaan stapte in. We kregen net een telefoontje. Pete is ergens op de weg bij de Wiggle-pas.'
  
  Nick stoofde hoofdweg op. 'Is alles in orde met hem?'
  
  'Nee. Hij is gewond.'
  
  De Ford wist van opschieten. Ze legden zeven kilometer at in tweehonderd seconden en stopten op een plek waar vier wagens in de rechterberm stonden. Een ervan was met de neus omlaag geschoten maar zag er niet erg beschadigd uit. Van een andere wagen brandde het rode zwaailicht. Een man in uniform probeerde de radio te gebruiken die kraakte en siste. Nick en Bob renden op de wagen in de greppel af. Een man hield een lantaarn op Pete gericht, die kreunend voorin zat, grotendeels op de rechterkant en naar links getuimeld, alsof hij niet aan het stuur had gezeten. Hij was zwaar toegetakeld en zat onder het bloed. Nick herkende hem aan zijn postuur, aan de vorm van zijn hoofd en aan zijn jasje. Er kwam een reutelend geluid uit zijn keel. Het licht weerkaatste tegen een tand die in een bloederige, rode massa op de kin was blijven kleven.
  
  Nick zei: 'Blijf jij op hem passen, Bob. Ik haal even een deken.' De portieren van Pete's wagen waren niet ontzet. Ze tilden hem zo voorzichtig mogelijk naar buiten en wikkelden hem in de deken. Pete probeerde zich te bewegen toen ze hem overbrachten en zei iets dat meer leek op een rochelend gebrabbel.
  
  Nick boog zich over hem heen. 'Rustig, Pete. Wees maar. niet ongerust. Ik ben het - Jim.'
  
  "im? 'im?' De kapotte lippen en de verbrijzelde kaak konden de woorden niet vormen. Nick hield Pete's hand vast. Eén keer kneep die zacht in de zijne.
  
  'Ja, Jim,' zei Nick sussend. 'Het komt best weer in orde met je. Hij bracht zijn lippen bij Pete's oor. 'Wie heeft het gedaan?' Speeksel en bloed raakten Nicks wang toen hij zijn oor bij de lippen van de gewonde hield. 'Z'ake'ense.' Pete bracht het er met de grootste moeite-uit. Hij kokhalsde, spuugde braaksel uit en zei weer: 'Jim?'
  
  Nick gaf een kneepje in zijn hand en fluisterde: 'Ja, Jim. Rustig maar, jongen. Wie heeft het gedaan?
  
  'Z'maken'ense ...' Even stilte en toen deed Pete nog een krampachtige poging:'Z'make'mense ...' .
  
  Een ruwe stem achter en boven Nick vroeg: Wat voeren jullie daar uit? Hij mag niet verplaatst worden.'
  
  Nick stond op. De plaatselijke politie. Nick keek de man bij het licht van de wagens alleen maar aan en zei: 'Het zag ernaar uit dat hij een shock zou krijgen. Daarom heb ik hem in een deken gewikkeld.'
  
  'U had hem niet mogen aanraken. Kent u hem?'
  
  Hij heet Pete Wagner. Wij zijn vrienden van hem.'
  
  'Er is een ziekenauto onderweg. Zijn naam ken ik. Wanneer hebben jullie hem voor het laatst gezien?'
  
  Bob Half-Crow vertelde het hem.
  
  Nick probeerde het met een plaatselijk accent. 'Hij is niet door die wagen zo toegetakeld.'
  
  Nee, het ziet ernaar uit dat ze hem in elkaar getimmerd en beroofd hebben. Zijn portefeuille is verdwenen.'
  
  Een stevig gebouwde kerel in een overall, die zich afzijdig had gehouden, mengde zich in het gesprek. 'Ik ken Pete goed. Ik zag hem in oostelijke richting rijden en toeterde naar hem. Er zat een andere vent aan het stuur en toen zag ik in het spiegeltje de wagen een hele draai maken. Er zat nog een andere wagen achter. Ik ben er tamelijk zeker van dat er een vent uitstapte en dat ze verder in oostelijke richting reden. Ik ben onmiddellijk omgekeerd en trof hem hier zo aan.' Zijn woorden klonken oprecht. 'Ik heb zijn zuster gebeld.'
  
  Nick boog zich plotseling over Pete's zwaargewonde hoofd. Hij betastte een halsader en raakte voorzichtig een ooglid aan terwijl de politieman zei: 'Hé - raak hem niet aan voor de ziekenauto komt.'
  
  Nick kwam overeind en zuchtte. 'Laat ze maar komen - maar ik geloof niet dat u een ziekenauto nodig hebt.'
  
  
  
  Nick had gelijk. Pete was dood. De mannen van de ambulance namen zijn lijk mee en Bob hielp de politieman aan gegevens voor diens rapport. Daarna reed hij terug om Martha op de hoogte te stellen. Bob Half-Crow liep door naar de keuken. 'Vertel jij het haar maar.'
  
  Dat deed Nick. Ze zaten in haar hoekje achterin en hij liet het minder erg voorkomen dan het was. Ze begon niet te huilen en raakte niet overstuur; ze accepteerde het, maar haar donkere ogen werden vochtig - en tegelijk hard. Nick haalde koffie met een scheut whisky voor hen. Na een paar korte, trieste opmerkingen bleef ze een hele poos zwijgen. Daarna vroeg ze: 'Heb jij hem bij Pearly achtergelaten?'
  
  'Zoals ik je verteld heb, ja.'
  
  Ze ging naar de telefooncel en kwam een minuut later terug. 'Hij is daar om een uur of vijf weggegaan. En er was niets aan de hand.'
  
  'Ik wilde dat we hem te pakken hadden gekregen...'
  
  'Ik heb het je zien proberen. In "Chez Rouge".'
  
  'Dat is niet eerlijk, schatje. Ik zou voor Pete mijn nek geriskeerd hebben, of je dat geloven wilt of niet.'
  
  Ze sloeg haar ogen neer. 'Het spijt me. Maar ik zal erachter komen wie hem dat geleverd heeft!'
  
  'Dat doet de politie wel.'
  
  'Die lui kunnen nog niet eens het herentoilet vinden. En als het hun lukt, kun je ze omkopen met het wisselgeld uit de automaat.'
  
  Ze was natuurlijk verbitterd. Nick dacht aan wat ze gezegd had toen de politie kwam opdagen - de man die hij al ontmoet had en nu ook een rechercheur. Ze stelden de gebruikelijke vragen en verder niets. Nick hield zich erbuiten. Martha vermeed Pearly's naam te noemen en vertelde alleen maar dat Pete aan de boemel was gegaan. Ze knikten, alsof dat alles verklaarde.
  
  Toen ze weg waren, zei ze: 'Zie je wel?'
  
  'Niet helemaal. Ze zijn overwerkt. Jij hebt ook niet alles gezegd wat je wist. Ze hadden profijt kunnen trekken van de aanwijzing dat hij om vijf uur bij Pearly is vertrokken.'
  
  Ze zette een mokkend gezicht. Twee goedgeklede, jolige knapen liepen met veel bombarie naar de bar. Martha liet hem zitten en ging op hen af. Nick klampte Bob Half-Crow aan de andere kant van het lokaal aan en wees met zijn hoofd naar de twee mannen bij Martha. 'Ken je die?
  
  'Flash Waldo en Ben Milliken.'
  
  'Kenden ze Pete?'
  
  'Jawel.'
  
  'Waren het borrelvrienden?'
  
  'Soms. Maar die zouden hem geen kwaad gedaan hebben.'
  
  Nick liep naar het tafeltje terug. Martha was al meteen begonnen informaties in te winnen over de mannen die Pete mogelijkerwijs hadden overvallen. Toen ze bij hem terugkwam, vroeg hij langs zijn neus weg: 'Iets te weten gekomen?'
  
  'Nee. Ze komen net uit Forge Junction.'
  
  'Kun je hen geloven?'
  
  'Ik begin met niemand te geloven.'
  
  'Zou je denken dat hij misschien wat persoonlijke interviews voor zijn verhaal over Reed-Farben wilde vergaren - en dat ze zijn vragen wantrouwden?'
  
  Ze sperde haar donkere ogen wijd open. Er stond woede en angst in te lezen. 'Ik geloof... ze zullen toch niet...'
  
  'Allicht niet.'
  
  Hij had al een antwoord. Niet uit haar woorden; die geloofde hij niet, en zij evenmin, meende hij. Hij dronk zijn koffie op en zei: Het spijt me voor je, Martha. Ik neem aan dat je alleen wilt zijn. Ik zie je morgen wel.'
  
  Hij wist best dat ze niet alleen wilde zijn. Ze wilde dat hij haar hielp Pete te wreken. Haar koele 'Dank je' deed hem meer pijn dan hij voor mogelijk had gehouden.
  
  Hij reed naar Alpine, opende de kofferruimte van zijn Ford, bracht drie tassen naar zijn huisje en trok daar de gordijnen zorgvuldig dicht. Terwijl hij zwarte schoenen met crêpe zolen en een donkerblauw shirt aantrok, kon je hem een heel ander mens zien worden. Nicholas J. Huntington Carter III werd Nick Carter, N3 van AXE, de man die speciaal voor dit werk opgeleid en uitgerust was. De man die zich in de kamer bevond was niet meer Jim Perry.
  
  Hij trok zijn shirt omhoog en gordde iets om dat op een witte nylon geldriem leek. In de diverse vakjes zaten allerlei creaties van Eglinton en Suart, de bazen van de technische subafdelingen van AXE. Er waren gehard stalen sondes bij, haken, lopers, C4-explosieven in verschillende vorm, dodelijke en verlammende bommetjes, onbreekbare flesjes gevuld met zwavelzuur of picrinezuur.
  
  In de tassen zaten andere riemen voor weer andere ondernemingen. Onder andere een zeer vernuftige met een afluisterapparaat en een radardetector, en één die het mogelijk maakte in de wildernis een tijdlang in leven te blijven.
  
  Wilhelmina, de Luger met de korte loop en de smalle plastic kolf, zat in een strakke foedraal onder zijn oksel. Hugo, de vlijmscherpe stiletto, lag tegen zijn linkeronderarm. Hij stopte nog enkele spullen in zijn zakken en zette de tassen weer in de bagageruimte.
  
  Voor hij het licht uitdeed, hing hij aan zijn riem nog een tasje met Pepita's - snel werkende gasgranaten die iemand tijdelijk buiten gevecht stelden, zonder blijvend letsel toe te brengen Wilhelmina, Hugo, Pepita, Pierre en Lulubelle... Die namen waren ontstaan als handige codewoorden voor het aanvragen van wapens. 'Stuur me een paar Zweedse baby's,' klonk, als de vijand meeluisterde, beter dan: 'Stuur me twee machinepistolen van het Zweedse type.'
  
  Net als bij het leger, waar ze hun Long Tom en Honest John en Merry Harry kenden, hadden die benamingen voor meest dodelijke wapens nu ingang bij de mannen van AXE gevonden.
  
  Hij reed westwaarts, van Reed-Farben vandaan, en nam wat verderop de weg die om het fabrieksterrein heen naar de landingsbaan liep. Ruim een kilometer voor de landingsbaan stuurde hij de Ford tussen de dichte begroeiing van een oud houthakkerspad dat hij op zijn allereerste verkenningstocht had ontdekt. Na tweehonderd meter kon hij niet verder en doofde hij de lichten. Volgens zijn kaart en naar de omheining te oordelen moest hij nu een paar honderd meter van de achterzijde van het complex zijn, waar dat achter de personeelswoningen tegen de heuvel omhoogliep. Het leek hem een logische plek om binnen te dringen. Ze konden daar in de buurt van gezinnen met kinderen niet al te zorgeloos omspringen met dodelijke vallen, hoogspanningsdraden en dobermannpinchers met hun scherpe tanden. Hij moest zich een weg banen door een wildernis van eikenhakhout en nog jonge coniferen. Het was een ware penitentie, maar het wees er ook op dat de bewaking een poging tot binnendringen van deze kant niet erg waarschijnlijk achtte. Hij viel in het donker bijna tegen het hek aan.
  
  Hij had al twee stokken gesneden met een gleufje aan het uiteinde. Nu legde hij een stuk draad in de gleuven, hield de stokken met rubberhandschoenen vast en aardde het hek. Er gebeurde niets. Het was een gewoon fabriekshek met drie rijen prikkeldraad bovenop. Hij liet er even zijn zaklantaarn op schijnen. Eén stuk prikkeldraad was bevestigd op isolatoren. Als je die draad doorknipte, sloeg een relais over en werd er een alarminstallatie ingeschakeld. Hij sleepte een forse dennentak uit het kreupelhout naar het hek en zette het ertegenaan, knipte daarna de twee rijen stroomvrij prikkeldraad door, klom voorzichtig onder de alarmdraad door en sprong aan de andere kant op de grond.
  
  Hij hield zich doodstil en luisterde. Alles was rustig. Hij stak het afluisterapparaat in zijn oor en luisterde nogmaals. Hij hoorde de gebruikelijke tonen, maar ze klonken zwakjes. Hij volgde langzaam het hek en bleef ingespannen luisteren. De amplitude van de signalen veranderde niet. Hij maakte een netwerk van het draad waarmee hij het hek had geaard en ontdekte dat hij daarmee signalen in zijn richting gedeeltelijk blokkeerde. De elektronische waakhonden bevonden zich niet langs het hek, maar verder naar binnen.
  
  Hij kroop over de rug van een heuveltje en zag de lichten van de fabrieksgebouwen. De piepgeluiden en het krakerige gezoem in zijn oor werden nu luider. Hij kroop voorzichtig de helling af en ontdekte met behulp van het draadrooster de bron van een van de signalen. Een zuiltje dat eruitzag als de paal van een oud hek. Het gaf mee toen hij er met zijn schouder tegenaan duwde. Hij dook ineen als een grensrechter van een Amerikaans rugbyteam en wierp zich ertegen. De paal knapte en viel om. Hij trok hem nog een paar meter verder zodat alle draden in de voet ervan losgescheurd waren.
  
  Vervolgens rende hij schuin over de heuvel de andere kant uit, naar het hoofdgebouw; via een gemaaid grasveld kwam hij nu langs de productieafdelingen. Hij bereikte het omheinde transformatorhuisje en liet zich daarachter op de grond vallen.
  
  Het terrein was hier overal verlicht en hij kroop weg in het donkerste hoekje dat hij kon vinden, plat op zijn buik aan de voet van het afgesloten vierkant. Boven hem stond de installatie zacht te zoemen.
  
  Van de portiersloge stoof een auto de helling op; met zijn schijnwerper bestreek hij de omheining waar dat mogelijk was, en waar dat niet lukte het terrein eromheen. Uit de portiersloge kwam een bewaker - op die afstand gezien een speelgoedsoldaatje - en haalde een dobermann uit zijn hok. Hij begon in oostelijke richting langs het hek te lopen. Hij zou een uur nodig hebben om langs de versperring de plek te bereiken waar Nick het prikkeldraad had doorgeknipt. Er bestond bovendien nog de mogelijkheid dat hij zijn onderzoek tegen die tijd zou staken.
  
  Dit leek Nick alleen maar de eerste reactie als er een alarm binnenkwam. Dit zou hun wel vaker overkomen wanneer dieren met de circuits in aanraking kwamen of door ongelukjes. Een grote vogel die een worm oppikte kon de installatie al in werking stellen. Maar ergens zou een ander team zich nu afvragen waarom de circuits helemaal waren uitgevallen. Als er vannacht een pientere vent met zijn neus voor de oscillograaf zat, zouden ze binnen een minuut dé geruïneerde paal ontdekt hebben, maar waarschijnlijk was dat niet het geval. Scherpzinnige opzichters van beveiligingssystemen vormen een welhaast uitgestorven ras...
  
  Nadat de auto en ook de man met de hond uit het gezicht verdwenen waren, rende Nick over het gras en de rijweg, sprong op het laadperron en dook ineen tegen de deur van het hoofdgebouw, waardoor de witjassen kwamen als er in- of uitgeladen werd. Met een sonde en een paar sleutels kreeg hij de deur gauw open. Hij glipte naar binnen en sloot hem achter zich. Er klonken geen alarmsignalen. Het kon zijn dat de alarminstallatie was aangesloten op het hoofdsysteem dat hij buiten werking had gesteld of dat de hoofdzekering was doorgeslagen toen hij de draden van de paal had losgerukt.
  
  Hij stond in een glanzend wit betegeld halletje. Links waren twee ramen en de hokjes daarachter waren in duisternis gehuld. Hij liep door naar een T-vormige gang.
  
  Hij gluurde wat verderop links en rechts om de hoek. Wat een oord om te werken! De lange gangen waren net tunnels van verblindend wit ijs, kraakhelder en onheilspellend, alsof je je in een koude grafkelder bevond. Er hing een luchtje dat uit alle operatiekamers en spreekkamers van doktoren en tandartsen, waar ook ter wereld, scheen te komen. Weeïg en doordringend -onwillekeurig moest hij denken aan scherp staal in vlees, aan de onafwendbaarheid van de dood. Ether en paaraldehyde, alcohol en loog, zwavel en petroleum, de geurtjes waarbij de mens op de wereld komt en ook weer verlaat. Nick huiverde. Hij stelde zich graag voor als iemand die tijdens zijn werk vrij van emoties is, maar dit was wel heel griezelig.
  
  Ver naar links, in de richting van wat wel het kantoorgedeelte van het gebouw zou zijn, stak een in het wit gestoken figuur als een spook de gang over, waarschijnlijk op weg van het ene bureau naar het andere. Nick sloeg rechtsaf zodra het spook verdwenen was en liep vlug de glimmende gang door. Zijn donkere gestalte was tegen die witte achtergrond een gemakkelijk doel voor een schutter.
  
  Hij kwam langs kantoren. Van sommige stond de deur open, andere waren dicht, er stonden namen op de deuren. Het was overal donker. Hij zag laboratoriumruimten zo groot als feestzalen; in een enkele brandde licht en hij hoorde het geluid van zoemende pompen of motortjes. En opeens was hij waar hij wezen wilde. Een dubbele stalen deur die op de centrale ruimte van het gebouw moest uitkomen en waar eens de productieafdeling van Lyman Electronics was geweest. De deur was voorzien van rode waarschuwingsbordjes in vier talen:
  
  LEVENSGEVAAR. NIET BETREDEN. UITSLUITEND TOEGANG VOOR PERSONEEL MET SPECIALE VERGUNNING.
  
  Er zat een duur slot op dat door de vele sleutels die er talloze malen waren ingestoken was gaan slijten. Nick had de deur binnen dertig seconden open en sloot hem achter zich. Er stond een scherm, tegen onbescheiden blikken, vlak achter de deur. Nick gluurde eromheen en hield de adem in. Weer die emotie, maar ditmaal was deze volkomen aanvaardbaar!
  
  Ze waren als reusachtige wijnflessen in vier lagen opgeslagen in een aseptische operatiekamer zo groot dat je er met een sportvliegtuig kon landen. Nee, geen flessen, maar twee meter lange reageerbuizen die iets naar buiten helden, en in elk ervan zat het lichaam van een naakte man die hem wezenloos aanstaarde!
  
  In vergelijking met de gangen was de enorme ruimte redelijk verlicht. Nick was ter hoogte van de derde rij binnengekomen. Op regelmatige afstanden liepen open stalen ladders naar de omloop erboven of eronder en er was een netwerk van loopbruggen tussen de tegenover elkaar liggende rijen vol glazen doodkisten. Hij keek omhoog. Er liepen monorails tussen de hoge stellages; men kon de reageerbuizen bedienen of weghalen met een soort rijbrugkraan. Het was daarbinnen volkomen stil. De duizenden ogen bezorgden hem kippenvel. Machinaal tastte zijn hand in een zakje onder zijn shirt waaruit hij een masker met uitsparingen voor de ogen, de neus en de mond te voorschijn haalde. Hij droeg een zwart en een wit masker bij zich die waren opgevouwen tot pakjes niet veel groter dan een boekje reclamelucifers. Om de een of andere reden koos hij het zwarte. Geluidloos liep hij op zijn crêpezolen de eerste ladder af die op een scheepstrap leek, en naderde de eerste rij mannen met hun groteske aanblik in de reageerbuizen. Toen ontdekte hij aan de achterzijde van de stellages het ingewikkelde complex van buizen en draden, die deden denken aan keurig bijeengehouden veelkleurige navelstrengen. Hij knielde en keek tussen de glazen buizen door. Elk bewegingloos lichaam was voorzien van een witte buis die naar de plaats leidde waar de navel zou moeten zitten, van een blauwe buis naar de maagstreek, een rode draad naar het hoofd en een groene draad naar de borst.
  
  Hij bekeek aandachtig de meest nabij zijnde lichamen en kwam tot de conclusie dat ze met het hoofd omlaag waren gezet omdat dan de oogleden openbleven. Was hier sprake van massamoord of van grafschennis in het groot? Hij moest iets wegslikken en onderdrukte wilskrachtig een koude rilling. Je zult toch te midden van zoveel doods leven komen te staan! Behoedzaam liep hij langs een rij van die wezenloze lichamen, en toen werd hem opeens iets duidelijk. Voor zover hij kon zien, waren alle lichamen identiek. Ze konden misschien wel synthetisch geconstrueerd zijn!
  
  Hij hield de adem in. Pete was natuurlijk ook zover doorgedrongen, Waarschijnlijk door dat gat in de omheining aan de voorkant, waarmee ze al te nieuwsgierigen in de val lieten lopen. Omdat hij van bepaalde details op de hoogte was geweest, had hij de bewakers weten te omzeilen en was hij erin geslaagd binnen te komen. Ze hadden hem te pakken gekregen, waren van plan geweest zijn wagen een afgrond in te jagen om het op een ongeluk te doen lijken, de bestuurder was echter hoogstwaarschijnlijk in paniek gekomen toen die stevig gebouwde kerel naar Pete's wagen had getoeterd en geremd omdat Pete met achter het stuur zat. Iets in die geest was vermoedelijk gebeurd. Maar dit was niet te verklaren! Tenzij ze een heel mens wilden kweken en de daarvoor benodigde organen uit een synthetisch prototype sneden! Bestel uw nieuwe hart, dan trancheren we het voor u uit Nummer G999 (in het kweeklab noemen we hem Gerrit Driemaal Negen). Nick kreeg opnieuw kippenvel. De mansfiguren leken tot in bijzonderheden compleet. Hoe stond het met de wijfjes? 'Het spijt ons, mevrouw, maar borsten en baarmoeders hebben we niet in voorraad.
  
  Wat had die rode draad naar het hoofd te betekenen? Konden deze figuren ten slotte denkvermogen krijgen? Even zovele bijgeschaafde Monsters van Frankenstein worden? Was Reed-Farben van plan gedweeë confectieslaven op de markt te brengen? 'Koop een eigen hulpje en profiteer er uw leven lang van - kost u nog geen dollar per week aan glucose!
  
  Hij bekeek hoe de navelstrengen als verbindingsdraden van een enorme telefooncentrale door de ruimte liepen. Hij ontdekte dat ze via de opening van een klaarblijkelijk verwijderde dubbele deur door de muur verdwenen. Zijn blik viel ook op een deur ernaast, met het opschrift ALTIJD GESLOTEN HOUDEN. Hij glipte erdoor en kroop achter een dichte tank die ongeveer een meter hoog was. .
  
  Dit vertrek, lang niet zo groot als het andere, bevond zich in de buurt van de laadperrons. Er liepen buizen van de ingebouwde roestvrij stalen tanks naar de buitenmuur, en de navelstrengen -tot dikke witte plastic pijpen samengebundeld - bleken verbonden te zijn met de tanks. Dat verklaarde het probleem van de voeding. Hij hoorde een zacht geruis, geklik en gezoem en kroop langs de rij tanks op het geluid af.
  
  Aan een U-vormige schakellessenaar zat een man in een witte jas met het hoofd in de handen te soezen. Het geheel leek op de regelkamer van een krachtcentrale of een olieraffinaderij, of op een futuristische luchtverkeersinstallatie. Voorbij de lessenaar, waarop talloze lichtjes de indruk wekten van een stad bij avond gezien uit een vliegtuig, besloegen twee gigantische computers met hun hulpapparatuur een hele wand. Het zoevende geluid werd veroorzaakt door rondwentelende, magnetische geheugenbanden. Die deden dus het hersenwerk! Maar als ze zo'n kunstmatige kweekwijze naar believen konden programmeren - wat wilt u, een dokter, een jurist, een opperhoofd van een Indianenstam, een soldaat, een politicus, een afdelingschef of een inbreker? - dan beschikten ze over een macht van ongekende draagwijdte!
  
  In de lessenaar klonk een zacht belsignaal. De man in het wit hief het hoofd op, keek op meters, drukte op knoppen, haalde een schakelaar over, wierp een blik op de klok... en liet het hoofd weer zakken. De klok stond op vier uur zeventien, constateerde Nick. Tijd om ervandoor te gaan, voor het licht werd. Je kon nooit weten wat voor interessante vallen deze organisatie nog in petto had voor degenen die langs de barrières hadden weten binnen te glippen. Ze konden het doorgeknipte prikkeldraad inmiddels al ontdekt hebben. In plaats van een bedrijf dat alleen maar commerciële doeleinden nastreefde, leek Reed-Farben tot de tanden gewapend.
  
  Hij glipte de grote ruimte weer in en deed de deur dicht. Voorzichtig sloop hij langs de rekken met 'kweekdoodkisten', zoals hij ze in gedachten noemde. Hij bevond zich op zes passen afstand van de trap waarlangs hij omlaag gekomen was, toen hij plotseling iets heimelijk uit een doorgang tussen de stellages op zich af voelde stormen.
  
  Hij zette zijn draai te laat in. Hij werd van achteren beetgepakt en in een dubbele armgreep genomen die hem bijna uitschakelde. De sterke armen voelden aan als met leer beklede stalen klemmen.
  
  Voordat ze hun greep konden voltooien, had hij een tegenoffensief ingezet. Hij stampte op tenen, schopte met zijn hakken tegen schenen, pakte met een draaiende greep achterom naar testikels, bukte zich en wrong zich in allerlei bochten. Zo iets krachtigs, onverstoorbaars en angstwekkends had hij nog nooit meegemaakt. De tentakels werden nog strakker aangetrokken en deden hem pijn.
  
  Hij verplaatste zijn zwaartepunt om te proberen een nagewaza-worp of een atemiwaza-aanval uit te voeren, afhankelijk van de greep of de afweer van zijn tegenstander. De moeilijkheid was dat al diens acties perfect leken! Duimen tastten naar kwetsbare plekken in zijn onderarm.
  
  Nick pauzeerde even, hoewel zijn hersens sneller werkten dan een heel rek met relais. Weer dat weeë ziekenhuisluchtje in de adem die langs zijn oren streek. Nick, die maandenlang op de worstel mat had doorgebracht met het oefenen van alle gevechtsvariaties die onder de naamjudo worden samengevat, kon weten wat perfectie op dat gebied was. Toen hij zijn sjizenhontai of perfecte balans liet varen, was zijn tegenstander bereid hem een bepaalde worp of greep te laten proberen, maar Nick wist dat hij prompt zou worden afgetroefd met een nog betere variant die op zijn eigen keus gebaseerd was...
  
  Nick bleef stilstaan. Dat deed zijn tegenstander ook, terwijl diens duim naar Nicks armzenuw kroop en hem met weer een andere greep bijna zijn ribben kraakte. Nick gooide met een krachtige afzet van de benen zijn volle gewicht opzij - recht op de dichtstbij zijnde rij glazen buizen af, waar de wezenloze ogen van de 'mannen' naar de geduchte worsteling staarden.
  
  De reus op zijn rug zwenkte met hem mee en trok hem toen van de enorme reageerbuizen weg. Nick viel opnieuw naar de stellages uit. Dat was de juiste tactiek; zijn tegenstander wilde niet dat ze beschadigd werden. De armen om hem heen maakten hun greep losser, een hand klemde zich om zijn pols, de andere probeerde zijn arm te omvatten om een randorikata-greep uit te voeren. Deze laatste weerde Nick af door zijn tegenstander met twee vingers te steken.
  
  In plaats daarvan kreeg hij een beenworp te incasseren. Hij werd als de laatste van een lange slinger kinderen in de richting van de muur gezwiept. Dat zag er heel wat erger uit dan het was, want Nick liet zich gaan; deze onderbreking was hem bijzonder welkom en hij liet zijn vijand nu even in de waan te hebben gewonnen. Met naar binnen gekeerde handen en zijn armen tot een boog gevormd, kwam Nick in een zempo ukemi tegen de muur terecht.
  
  Zes meter van degene die hem gevloerd had, schoot hij weer overeind, meteen in de perfecte balans van de hidarisjizentai - met de linker grote teen naar voren.
  
  Plotseling realiseerde hij zich dat hij nu oog in oog stond met een van de 'mannen' uit de reageerbuizen! Een kunstmatige man? Hij twijfelde. Deze leek wei erg echt en levend... Hij droeg een wit shirt zonder mouwen, een witte broek en blauwe gymschoenen zonder veters. Het wezen nam prompt een sjizen-hontaihouding aan - een perfecte balans met de voeten in gelijke stand. Nick ging over tot de migisjizentai - de rechter grote teen naar voren, maar steeds in een volkomen centrale balans. Zijn tegenstander stond roerloos tegenover hem.
  
  Maar de krachtmeting was nog niet voorbij. Als twee koude, berekenende, pulserende kwiklampjes keken de lichtblauwe ogen in die van Nick. Nick bracht zijn rechterhand naar voren als een bokser die zijn laatste ronde begint en vroeg zich af of hij een seoinage-schouderworp zou kunnen uitvoeren. De hand van zijn vijand kwam een decimeter naar voren, maar niet voldoende om kuzureta of verstoring van het evenwicht te veroorzaken waardoor hij zijn mogelijkheden zou beperken.
  
  Als de computers deze knapen africhtten volgens de richtlijnen van de programmeurs, dacht Nick, dan hadden die programmeurs daarbij met veel aan het toeval overgelaten. Ze hoefden deze robot in dit stadium beslist niet meer aan zijn verstand te brengen wat een goede judoka was.
  
  Nick moest weer aan Frankenstein denken. Nu zat hij zelf met zo'n monster opgescheept; het had dezelfde rechthoekige kop maar niet van die afschuwelijke littekens. Zijn monster zag er veel gesoigneerder uit, als een stoïcijnse moordenaar met een uitgestreken, onbewogen gezicht. Wel tweehonderd veertig pond schatte Nick, en zo te zien niets dan botten en spieren... '
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  Een film van wat daarop volgde, op de zwarte rubbervloer te midden van de antiseptisch en steriel lijkende inhoud van de reusachtige laboratorium-productieruimte, zou een fortuin waard zijn. Zo iets is niet meer na te bootsen. Kun je ooit twee wezens bij elkaar krijgen waarvan de een om zijn leven vecht en de ander vecht of zijn leven er niets toe doet, en beiden bovendien meester zijn in judo, karate, savate en de talrijke varianten van die gevechtstechnieken?
  
  Iedere keer als Nick probeerde weg te komen of een aanval wilde inzetten, kwam de witte reus in actie. Ze pasten Grieks-Romeins worstelen, jiu-jitsu en het grove gooi- en smijtwerk toe. Voor elke aanval bestaat een afweer, voor elke afweer een tegenactie. En voor bijna elke tegenactie ... enfin, lees er de geschriften maar op na van dr. Kano, die beroemd is geworden om zijn Sodetsurikomigosji.
  
  Nick had in judo zelfs bij de instructeurs van AXE zijn meerdere niet gevonden. Door zijn uitzonderlijk scherpe ogen, zijn opvallend reactievermogen en zijn voortdurend goede conditie kon hij zelfs tegen hen op. Maar dit hier...
  
  Het creatuur viel aan, verdedigde zich, weerde af, blokkeerde -alles even volmaakt. Op een gegeven moment raakte Nick in een gemene judo-worggreep: de hadakajime. Zijn longen deden pijn en toen hij zich uit die moordende greep had bevrijd, voelde hij zich of hij opgesloten in een bierton langs de Niagara-waterval naar beneden getuimeld was. Hij was ervan overtuigd dat hij zich niet zou hebben kunnen losrukken als hij niet samen met George Stevens zoveel uren had besteed aan het oefenen van speciale technieken.
  
  Nicks trappen naar de lies van het monster werden secuur met gekruiste armen afgeweerd. Hij gebruikte die afweer zelf ook en liet er een greep naar het scheenbeen op volgen. Tot zijn grote voldoening slaagde hij erin zijn tegenstander van zich af te schudden... waarbij hij nauwelijks aan een katagurama ontsnapte. Nick sloeg terug en had bijna een vingerstoot in de plexus Solaris en een slag in de nek te pakken.
  
  Hij ontdekte dat als hij de gelegenheid kreeg de perfecte evenwichtspositie in te nemen, het monster hem na-aapte en het initiatief aan hem overliet. Het wezen reageerde onmiddellijk op elke aanval of verslapping van de verdediging... en zijn afweerbewegingen en uitvallen waren bijzonder nauwkeurig.
  
  Nick ging in gedachten snel zijn wapens na. Gasbommetjes en Hugo kwamen niet in aanmerking - hij zou nooit voldoende tijd krijgen om de eerste te pakken, en elke goed getrainde judoka kan een aanval met een mes makkelijk afslaan.
  
  Dan bleef alleen Wilhelmina over, maar hij had sterk de indruk dat deze ruimte en ook het aangrenzende vertrek voorzien waren van een alarmsysteem dat op elk luid rumoer reageerde. Het ziet ernaar uit dat ik ben geprogrammeerd om te verliezen, dacht hij.
  
  Geprogrammeerd? Ze keken elkaar van dichtbij scherp in de ogen.
  
  Zullen we nu iets proberen dat niet op het programma staat?' vroeg Nick.
  
  Geen antwoord. De blauwe ogen glinsterden.
  
  Nick keerde zich om en rende weg.
  
  Omkijken durfde hij niet. Wat hij aan snelheid kon opbrengen perste hij in zijn krachtige beenspieren. Hij haalde op deze sprint tijden die dicht bij de records lagen - nu was het alleen maar te hopen dat ze geen knapen hadden gefokt die ook nog records braken!
  
  Hij trok zijn hoofd tussen de schouders en pompte met zijn armen. Het is best mogelijk dat hij een of ander record brak tussen hun strijdtoneel en de witte tegelmuur bij de regelkamer. Die kwam snel dichterbij. Hij dreigde er dwars doorheen te rennen of zijn hoofd ertegen te pletter te slaan.
  
  Je kon je voorstellen dat deze wezens getraind - geprogrammeerd - waren voor de achtervolging. En, als ze je inhaalden, om aan te vallen, toe te slaan en neer te werpen. Dat was allemaal van snelheid afhankelijk - ze hadden ze waarschijnlijk onvoldoende op stoppen geprogrammeerd. Stoppen kan iedereen. Nog drie meter van de muur. Nick dook ineen, remde af, draaide zich om en raakte de muur met dezelfde zempo ukemi hauchi die hij had toegepast toen het monster hem naar die andere muur had geslingerd. Hij keerde zich om en zette zich in tegengestelde richting af, als een zwemmer bij een keerpunt.
  
  Het monster remde af en verminderde vaart. Nick raakte zijn benen ter hoogte van de knieën en wist een enkel te ontwrichten. Het monster had nog heel wat vaart toen het met het hoofd naar voren tegen de tegelwand smakte.
  
  Nick liet zich opzij wegrollen en bleef hijgend liggen. Hij had zich lichamelijk noch geestelijk ooit zo uitgeput gevoeld. Het hoofd van het monster was verwrongen en op zijn nek omlaag gedrukt, alsof het in een cementen vijver was gedoken waar geen water in was. Een zacht laatste gereutel steeg uit de open mond op en van de lippen droop een rood straaltje op de rubber vloerbedekking. De blauwe ogen bleven half opengesperd. Ze waren hun glans kwijt.
  
  Nick stak een hand uit en doopte twee vingertoppen in het rode vocht. Hij rook eraan. Het was inderdaad bloed. Daarna maakte hij zich zwaar hijgend langs de weg die hij bij zijn binnenkomst had gevolgd uit de voeten.
  
  Iemand had iets ontdekt. Alle lichten op het terrein waren ontstoken. Drie auto's van de bewakingsdienst stonden bij de heuvel waar hij overheen was gekomen de omgeving met hun schijnwerpers af te tasten. De bewaker die met de dobermann op patrouille was gegaan, kwam gesticulerend naar beneden en een andere bewaker liep hem van de portiersloge met twee andere honden tegemoet.
  
  Nick draafde langs het grote gebouw, achter het lage struikgewas langs en beschreef een boog in de richting van de grote weg. Toen hij een hoek omsloeg en in oostelijke richting wilde gaan, versperde een reusachtige figuur hem de weg, Groot, tweehonderdveertig pond, blauwe ogen - het monster!!
  
  Nick verstarde. Hij voelde zich van binnen koud worden. Dit was de man die hij zo juist had zien doodgaan - of wel het ding dat het begeven had! Vierkante kop, een nietszeggend knap gezicht, glanzend blauwe ogen die deden denken aan een Siamese kat die hooghartig een jong hondje observeert. Maar dit was een ander exemplaar, met donkere kleren en een hoed! Nick haalde diep adem, Dus nog een! Een die buiten de ronde deed. Nick deed een stap opzij. Het wezen deed hetzelfde en zei: 'Wilt u met me meekomen, alstublieft.'
  
  De stem klonk vol en muzikaal, de uitspraak was voortreffelijk. Hij sprak even machinaal en glad als een omroeper door de radio of op de televisie.
  
  'Hoe heet u?' vroeg Nick zachtjes.
  
  'John. Komt u mee, alstublieft.'
  
  'Ze hadden u Frank de Tweede moeten noemen. Ik heb net uw maat Frank de Eerste ontmoet.'
  
  'Komt u mee, alstublieft.'
  
  Nick trok Wilhelmina zo snel als hij kon en hield het wezen het wapen vlak onder de neus. 'Achteruit, John!'
  
  John kwam op hem af, dook rechts langs hem heen terwijl hij met zijn hand omhoog stootte. Nog eentje, dacht Nick, die perfect geprogrammeerd is om alle soorten wapens aan te vallen. Hij schoot John twee keer in de linkerknieschijf, heel goed wetend dat de eerste kogel midden in de schijf was terechtgekomen, maar hij wist niet of deze wezens gevoelige knieholten hadden. John stortte ineen als een toren aan de voet waarvan een springlading tot ontploffing is gebracht. De blauwe ogen werden wit. Hij voelde dus inderdaad pijn.
  
  Nick fouilleerde hem op wapens, terwijl hij de levensgevaarlijke handen en voeten in de gaten hield. Hij vond niets en werd ook niet meer aangevallen. Misschien bracht een sterke pijnimpuls bij die synthetische mensen net zo'n kortsluiting in de hersens teweeg als bij echte mensen.
  
  Nick rende het grasveld over, steeds in de beschutting van de struiken tussen hem en de portiersloge. Tegen de tijd dat een bewaker met een hond kwam kijken wat die schoten te betekenen hadden, was N3 nog maar een klein figuurtje dat de helling afkrabbelde naar de opening onder de omheining bij de grote weg. Even voordat hij geheel uit het zicht van de fabriek en het fabrieksterrein zou verdwijnen, keek Nick om. De bewaking van Reed-Farben bleek het bijzonder druk te hebben zo vroeg in de morgen. Hij vroeg zich af of een van de mannen die in auto's rond raasden, de honden volgden, de heuvel beklommen Waarover hij was binnengeslopen of over het grasveld achter een dobermann aansjokten die lucht had gekregen van een nieuw spoor, wist waar de zaak eigenlijk om draaide. Waarschijnlijk niet. De synthetische bewakers moesten ervoor zorgen de kwetsbare kern van het grote gebouw ontoegankelijk voor buitenstaanders te houden. Hij deed het zwarte masker af en stopte het in zijn zak.
  
  Hij kroop onder de omheining door, liet langs de weg in de richting van Denver duidelijke sporen achter, stak toen met enkele lichte sprongen de weg over en liep via een stuk rotsgrond de bossen in. Toen hij ten slotte zo snel als hij kon in oostelijke richting de verwaarloosde weilanden was overgestoken, had hij binnen drie kwartier Bob Half-Crows keurig onderhouden huisje bereikt. Nick klopte op de achterdeur. Binnen blafte een hond, die meteen door Bobs gebiedende toon tot zwijgen werd gebracht. De grote kerel deed de deur open en Nick had het gevoel dat er een jachtgeweer of een karabijn binnen bereik van een van die krachtige handen stond.
  
  Nick zei: 'Ik heb snel een lift nodig. Een kilometer of tien, Bob.' Binnen drie seconden schenen de zwarte ogen van de Indiaan hun conclusies te trekken uit Nicks zwarte kleding, de koele, nog schemerige dageraad en de verlaten grote weg. 'Stap maar vast in,' zei Bob. 'Ik kom er aan.'
  
  Bobs Camaro stond in de garage waarvan de deuren openstonden. Nick vond op een werkbank een stuk touw en maakte het aan een van zijn rubberschoenen vast. Toen Bob kwam en instapte, hield Nick de schoen omhoog. 'Het is beter als ik dit ding een paar kilometer achter je wagen voortsleep. Dat leidt de honden van jouw huis af. Dan denken ze dat ik je auto wilde stelen maar dat de sleutels er niet inzaten.'
  
  'Weten ze wie je bent?' Bob reed langzaam de oprit af. Nick gooide de schoen uit het portier op de weg.
  
  'Nee. Ik geloof niet dat ze er enig idee van hebben. Hier rechtsaf, graag.'
  
  'Ben je op zoek naar Pete's moordenaar?'
  
  'Ja.' Het was een half antwoord, maar het was waar.
  
  'Als ze een werkelijk goede spoorzoeker hebben, laten ze zich niet door die schoen voor de gek houden. Zo'n man heeft gauw in de gaten wat er gebeurd is.'
  
  'Het zijn vast en zeker de mannen met de dobermanns en bewakingspersoneel uit de omgeving. Is daar iemand bij die er wat van kan?'
  
  'Nee.'
  
  Nick bedankte Bob toen ze het houthakkerspad hadden bereikt. De zwarte ogen stonden ondoorgrondelijk toen Half-Crow zei: 'Zolang je Martha helpt of Pete's moordenaar zoekt, zal ik je helpen. Maar als je iets uitbroedt waar Martha narigheid van krijgt, is het tussen ons gedaan.'
  
  'Martha is mijn vriendin,' antwoordde Nick. Hij liep het overwoekerde pad op om zijn auto op te halen.
  
  
  
  Om zeven uur twintig reed Nick met een zware combinatie het fabrieksterrein af naar de laagvlakte. Hij liet de oplegger bij het verladingscentrum achter, koppelde een lege aan zijn trekker en had precies op tijd een ontmoeting met George Stevens bij de splitsing naar Fort Logan. Zelfs als Reed-Farben hem een mannetje achterna had gestuurd - en daar had het naar uitgekeken -zou het een onschuldige indruk wekken. Je stopte even voor een bekertje koffie uit je thermosfles en wisselde op de parkeer-
  
  strook een paar woorden met een toerist.
  
  Deze keer had de toerist iemand bij zich, een slanke, grijze man met een conventioneel donkerblauw pak aan die George Stevens' welgestelde oom zou kunnen zijn. Het was Hawk, kaarsrecht en oplettend, maar dank zij zijn langdurige omgang met hem las Nick bezorgdheid af uit een paar extra rimpeltjes opzij van de levendige, vriendelijke ogen. Zonder omhaal zei Nick: 'Hallo, George. Welkom in de Rockies, meneer.'
  
  Terwijl ze als een toevallig groepje langs de weg de bergen stonden te bewonderen, liet hij de band waarop hij in het motel de gebeurtenissen van de afgelopen uren had vastgelegd in Hawks hand glijden. Zonder hen aan te kijken bij het spreken, gaf hij een mondelinge samenvatting van zijn handelingen. Nadat zijn zacht uitgesproken relaas achter de rug was, zei Hawk: 'Erg veel is het nog niet. Maar het zou weleens een van de. smerigs te zaakjes kunnen zijn die we ooit op het spoor zijn gekomen. A propos, die laatste woorden van Pete - geloof je dat hij probeerde te zeggen dat ze mensen maken?'
  
  'Beslist. Pete was een goede verslaggever. Hij had de stof voor zijn verhaal te pakken... maar hij had geen gelegenheid meer het vast te leggen.'
  
  'George,' zei Hawk, 'breng jij Nick op de hoogte van wat er op het hoofdkwartier is gebeurd.'
  
  George schetste wat de twee generaals hadden uitgevoerd voor Nick en hij een spaak in het wiel staken. Nick haalde opgelucht adem. 'Ik ben blij dat we het bij het rechte eind hadden. Wat zei de lijkschouwer ervan?'
  
  'Er was niet veel om op af te gaan. Misschien dat sectie iets zal opleveren, nu we weten dat het robots waren.'
  
  'Dat betwijfel ik,' zei Nick. 'Die monsters worden langs natuurlijke weg gekweekt. Ik denk dat er niets anders dan vlees en bloed is overgebleven. Kunnen we die overval op het hoofdkwartier met Reed-Farben in verband brengen?'
  
  'Niet direct,' zei Hawk. 'Wat we als bewijs kunnen aanvoeren is alleen maar onze verklaring dat de wagen uit hun magazijn kwam.'
  
  'Gaat u daar dan eens een kijkje nemen.'
  
  'Dat hebben we al gedaan. Ze hebben daar transportvaten en wat chemicaliën in bulk. De bewaker is verdwenen. Een telefoontje naar hun hoofdkwartier wees uit dat hun nederzetting in Nebraska niet in gebruik is.'
  
  'Ze hebben ons midden in een doolhof gezet,' merkte Nick meesmuilend op. 'We weten niet welke richting we uit moeten slaan.'
  
  'We zouden een inval kunnen doen in het fabriekscomplex in Colorado,' zei Hawk peinzend, 'maar als dat er net zo onschuldig uitziet als hun bedrijf in Nebraska, hebben we nog niets bereikt en ons bovendien blootgegeven. En Pearly Abbott zorgt er dan wel voor dat er in Washington iets voor ons zwaait. Nick - ben jij bereid tot actie over te gaan op grond van wat Pete gezegd heeft? Ik ga je niet vertellen wat je moet doen, maar je moet ervan uitgaan dat hij daar iets ontdekt heeft.'
  
  'Daar ben ik vrijwel zeker van.'
  
  'Sla dan hard toe als het nodig is. Het zijn allesbehalve wetenschappelijke onderzoekers die de mensheid een dienst bewijzen met kunstmatige organen, het zijn geslepen misdadigers, hoe fraai ze ook aangeschreven staan. Maar wat doen ze met die synthetische mensen?'
  
  'Daar zou ik honderd verschillende toepassingen voor kunnen bedenken,' zei Nick. 'Waarvan negenennegentig slechte.'
  
  'Ik zou die Marvin Benn weleens willen zien,' zei Hawk nadenkend. 'Die man houdt zich verdacht veel op de achtergrond.'
  
  'Volkomen legaal! Een anonieme figuur als hij is in staat heel Nevada op te kopen.'
  
  'Benn is uitgekookt. Hij is met een arbitragekwestie bezig waar hij of Reed-Farben zeker een half miljoen per jaar aan verdient...'
  
  'Wat houdt dat in?'
  
  'Hij koopt en verkoopt aandelen, verbruiksgoederen en vreemde valuta met een kleine maar zekere winst omdat hij een goed communicatiesysteem heeft opgebouwd. Dat is een verhaal op zich zelf, Nick.'
  
  Nick floot zacht voor zich heen. 'Een man die zo'n macht ontwikkeld heeft en zich op die manier kan handhaven is een genie. Je zou haast denken...'
  
  'Judas!' Hawk knikte. Hij stond daar als een duur geklede toerist de verre bergtoppen te bewonderen. 'We zijn hem aan het zoeken.'
  
  Nick snoof minachtend. 'Kunnen we die knaap dan nog niet opsporen, niettegenstaande onze computers en zeventien inlichtingendiensten?'
  
  'We kunnen nog niet eens de huurkwitanties van ons kantoor in Saigon vinden,' zei Hawk sarcastisch. 'Bij het Defense Intelligence Agency hebben ze verteld dat ze meer dan honderd vijftig strekkende meters aan archiefladen met nog niet verwerkte gegevens hebben staan. Ergens daarin bevindt zich de informatie die ik moet hebben.' Hij haalde de wikkel van een sigaar af. 'Jullie moeten de geschiedenis van George Washington eens zorgvuldig bestuderen, mannen. Hij had geen geld, weinig mensen, niet veel medewerking en was omringd door verraad. Hij werkte achttien uur per dag. Na verloop van één jaar had hij een uitstekende inlichtingendienst georganiseerd. Hij had hersens.' Nick en George hielden hun mond. Als Hawk voorbeelden uit de Amerikaanse geschiedenis aanhaalde, luisterde je met aandacht - hij deed dat altijd op een zeer inspirerende wijze. 'We leven in een tijdperk van geweld,' vervolgde Hawk. 'Het zit in de lucht. Houd ze in de gaten, Nick. Ik geloof dat ze grote plannen hebben. Ze zijn bijzonder gevaarlijk. Greta kon voor jou weleens de sleutel betekenen. Ontmoet je haar vanavond?'
  
  'Dat was ik wel van plan.'
  
  'Goed zo.' Hawk ontspande zich even en zijn ogen glinsterden. 'Martha is misschien interessanter, maar voor inlichtingen moet je bij Greta zijn. Dat leven van ons doet onze persoonlijke voorkeur wel geweld aan...'
  
  Ze bespraken wat Pearly Abbott de laatste tijd aan slimme streken op touw had gezet, waaronder zijn anonieme invloed op de wet voor het federale wegenplan en de snelle groei van de aannemingsbedrijven waarin hij stille vennoot was. Geen van hen kwam met de kapitale vraag: in hoever is Pearly in Reed-Farben betrokken? Ze lieten de twijfel in zijn voordeel werken zolang hij niet betrapt was.
  
  
  
  Nick chauffeerde de combinatie weer de bergen in. Tegen vijven had hij gedoucht. Nu bevond hij zich in Martha's restaurant - op het punt een biefstuk te bestellen. Zodra Nick was gaan zitten, kwam Bob Half-Crow op zijn tafeltje af: 'Jim, Martha is verdwenen.'
  
  Nick zette een even ondoorgrondelijk gezicht als de Indiaan en keek hem aan. 'Wanneer? Wat is er gebeurd?'
  
  'Er is niets gebeurd. Ze kwam om een uur of negen binnen en zei dat ze een poosje weg zou blijven maar voor de lunchdrukte terug zou zijn. Niemand heeft haar daarna nog gezien.'
  
  'En haar wagen?'
  
  'Weg.'
  
  Misschien zat het haar tot hier,' Nick hield een wijsvinger horizontaal ter hoogte van zijn neus, 'en heeft ze een dag of wat vrij genomen.'
  
  De zwarte ogen keken hem oplettend aan. 'Jij kent Martha, en ik ken haar nog beter. Zulke dingen doet ze niet.'
  
  'Heb jij dan enig idee?'
  
  'Die Rick heeft hier een hele tijd rondgehangen en hij zag er allesbehalve tevreden uit. Maar, vandaag heb ik hem helemaal nog niet gezien.'
  
  Bob keerde zich om en liep weg als een man die zijn hart gelucht heeft. Nicks biefstuk was mals en perfect gebraden. Hij at hem op zonder ervan te genieten. Op de afgesproken tijd - tien over zes - belde hij het nummer dat Greta hem had opgegeven. Een andere vrouw nam de telefoon aan en vroeg met wie ze sprak. Nick gebruikte de naam die ze waren overeengekomen: William Deutsch. Greta kwam even later aan het toestel. 'Hallo, zeg. Wat ben ik blij datje belt.'
  
  'Heb je zin om te kegelen? Zelfde plaats - om een uur of acht?'
  
  'Ja, ja. Fijn.' Ze hing op.
  
  Nick legde de hoorn langzaam op de haak. Greta's stem had een eigenaardige klank. Ze had het gesprek heel kort gehouden. Je zou kunnen zeggen dat er angst in haar stem had doorgeklonken.
  
  Toen ze de rode Porsche parkeerde en bij hem in de Ford stapte, merkte hij direct dat ze nerveus was. Terwijl ze naar hun afgelegen plekje reden, vroeg hij of ze een sigaret voor hem wilde opsteken en uit zijn ooghoek zag hij haar handen beven. Nerveus? Doodsbang was ze! En dat terwijl Greta Stoltz niet zo gemakkelijk van haar stuk te brengen was. Hij zei: 'Biecht maar eens op, schatje.'
  
  Haar stem stokte. Wat? Wat - zei je?'
  
  'Vertel me maar wat er gebeurd is,' drong hij sussend aan. 'Iemand heeft je vandaag de stuipen op het lijf gejaagd.'
  
  Ze greep hem bij de arm en leunde tegen hem aan. Hij vond de vertrouwde open plek tussen de bomen, reed er achterwaarts in, doofde de lichten en kuste haar zachtjes. 'Kalm maar, schatje. Ik zal ervoor zorgen dat niemand je kwaad doet.'
  
  'Je kent ze niet,' zei ze, en elk woord was geladen met wanhoop. 'Het zijn zulke ...'
  
  'Monsters?'
  
  Ze verstijfde en hield haar adem in. 'Waarom zeg je dat?'
  
  'Al die grote jongens worden monsters. Voor hen bestaan er geen andere mensen op de wereld.'
  
  'Ja,' antwoordde ze, 'dat is heel juist gezegd. Hef zijn inderdaad monsters.'
  
  'Wie vooral? Benn? Rick? Nimura?'
  
  'Nimura ziet alleen zijn werk. Maar die andere twee - bah!' En toen barstte het los, alsof er een veiligheidsklep open was gegaan. 'Schat, onze ideeën om geld te slaan uit de nieuwe ontwikkelingen van Reed-Farben waren volkomen dwaas. Ik wist dat we op enkele punten een doorbraak hadden bereikt. Ze hadden me verteld dat ze kunstharten en andere organen konden kweken. Ik heb ze gezien. Maar vandaag heb ik nog iets anders gezien. We kweken complete kunstmensen - en snijden er dan de organen uit. Maar er is meer. Vandaag liet Rick me een man zien - ik bedoel een echte man - waarop ze aan het experimenteren zijn. Ik moest een proef met hem nemen. Een overplanting van synthetisch weefsel om uit te vinden of dat duurzaam kan worden gemaakt. Rick vertelde me dat de kunstorganen het heel goed doen wanneer ze in apen en mensen worden aangebracht, maar de complete mensen die ze kweken, gaan tien tot twaalf dagen nadat ze van hun plaats worden gehaald dood als ze niet opnieuw met behulp van bepaalde toevoerkanalen worden bijgeladen.'
  
  'Dat had ik zo'n beetje vermoed,' zei Nick. 'Waarom hebben ze jou plotseling aan dat project gezet?'
  
  'Ze zijn ook een beetje geschrokken. Ik ben de enige niet.' Ze lachte verbitterd. 'Er heeft iemand vanmorgen vroeg in het grote gebouw ingebroken en een van hun prototypes gedood die als bewaker was geprogrammeerd. Ze weten niet of het een gewone inbreker is geweest of een spion.'
  
  'Een industriële spion?'
  
  'Dat zeggen ze, ja. Maar ik denk dat ze bang zijn voor de overheid. En terecht. Die man op wie ik dat weefsel heb overgeplant is niet dood.'
  
  'Een stevig gebouwde kerel met rood haar?'
  
  Haar adem stokte. 'Hoe weet je dat?'
  
  'Er wordt iemand vermist die er zo uitziet.'
  
  'O.' Ze liet zich moedeloos tegen hem aanzakken. 'Dat is nog niet alles...'
  
  'Vertel het me maar. Daar lucht je van op.'
  
  'Ze hebben Martha Wagner in het lab opgesloten. Het was niet de Bedoeling dat ik haar te zien kreeg, maar als je eenmaal in het geheime laboratorium werkt, is het moeilijk iets verborgen te houden. Het is één enorme ruimte met laboratoriumtafels en instrumenten.'
  
  Nick had een koude rilling. 'Wat gaan ze met haar doen?' Hij vroeg het zacht en probeerde het niet opgewonden te laten klinken.
  
  'Misschien gebruiken ze haar voor transplantaties,' zei Greta terneergeslagen. 'Het zijn duivels. Of Rick probeert haar met een van de synthetische mannen te laten paren. Natuurlijk gaat dat niet; dat denk ik tenminste. Maar zo is zijn gedachtegang.'
  
  'Die jongens vragen wel om moeilijkheden,' merkte Nick op. 'Moeten we de politie erbij halen?'
  
  'Wat jou het beste lijkt. Ik ben als de dood voor ze. Ik ken dat soort...'
  
  'Van vroeger, bedoel je?'
  
  'Ja.'
  
  'Spreken Rick en Benn allebei vloeiend Duits?'
  
  'O ja. We spreken vaak Duits.'
  
  Nick streek over zijn kin en merkte dat die vochtig was. Hij veegde het koude zweet van zijn nek. Hij had haar de politie voorgesteld om te zien wat ze daarop zou zeggen. Benn en Rick waren dus zo gek om Hubie en Martha in het lab opgesloten te houden, tenzij...
  
  'Wat doen ze met zo'n synthetische man als die doodgaat?' vroeg hij.
  
  'In de zuurverdelger stoppen,' zei ze mat. 'Een soort afvalverwerker.'
  
  'Is dat in het geheime laboratorium?'
  
  'Ja.'
  
  'Denk je dat ze - als we de politie erbij halen - die man met het rode haar waar jij mee bezig bent en Martha in die verdelger gooien?'
  
  'Ach!' Greta greep zijn hand beet. 'Daarom bevinden ze zich natuurlijk aan die kant van het lab. Allicht! O God...'
  
  'Ik heb heel wat drukte bij jouw gebouw opgemerkt toen ik er vandaag met de vrachtwagen langsreed,' constateerde Nick. 'Ik vraag me af wat ze van plan zijn. Er staan elf opleggers bij het laadperron opgesteld, met die van mij erbij. Meer dan ik daar ooit heb gezien. Als je dan weet dat er uit dat gebouw geen producten te vervoeren zijn, dan ga je er wel het een en ander van denken. Geloof je dat ze die kunstmensen ergens anders heen willen brengen?'
  
  'Dat geloof ik zeker. Misschien zijn ze alleen maar geschrokken.'
  
  'Die lui schrikken niet zo gauw. Met zo'n verdelger hoeft dat ook niet. Maar de zenuwen hebben ze wel. Alleen - als ze binnen een paar minuten bewijsmateriaal kunnen laten verdwijnen, kan niemand hun iets maken.'
  
  'Waarom zeg je dan dat ze de zenuwen hebben? Rick zag er allesbehalve zenuwachtig uit. Eerder moordzuchtig.'
  
  'Ik geloof dat zij Pete Wagner hebben vermoord. Ze vragen zich nu af of hij zijn verdenkingen op papier heeft gezet. Daarom hebben ze zijn zuster gepakt. Om haar met een leugendetector op de proef te stellen, neem ik aan. Dat nog afgezien van jouw idee over Rick en zijn fokgeintjes. Ze wilden de dood van Pete op een ongeluk laten lijken, maar hun plan mislukte.'
  
  Greta slaakte een zucht. 'Wat een waanzin. Ik dacht dat ik dat voorgoed achter me had liggen...'
  
  Nick streelde haar sussend over de arm, keerde haar naar zich toe en kuste haar. Ze vlijde zich veeleer als een angstig kind tegen hem aan dan als een knappe vrouw van rijpere leeftijd -een leeftijd die je haar overigens beslist niet zou geven. Ze fluisterde hem in het oor: 'Ik heb wat geld overgespaard. Laten we deze verschrikkingen de rug toekeren.'
  
  'Nee. We gaan er ons voordeel mee doen of ik leg er het loodje bij. Je moet me naar de parkeerplaats bij dat grote gebouw rijden. Weet je die sparretjes opzij van de oprit?'
  
  Ze hapte naar adem. 'Nee! Dat kun je niet...'
  
  'Reken maar dat ik dat kan.' zei hij onwrikbaar. 'Ik laat dat stelletje niet ongestraft onschuldigen vermoorden, zoals dat met die twee gevangenen de bedoeling is. En, schatje - als ze iets geweldigs op touw hebben gezet, dan vertel ik ze gewoon dat ik een deel van de buit moet hebben. Ik bedoel natuurlijk jij en ik samen, maar ik noem jouw naam niet voor het geval ik brokken maak. Ik zal...'
  
  'Nee, nee!' schreeuwde Greta. 'Ik wil niet dat...'
  
  'Goed. Dan ga ik op mijn eentje naar binnen, op de gevaarlijke manier...'
  
  Hij had twintig minuten nodig om haar tranen tot stilstand te brengen en haar te overtuigen dat het hem ernst was. Het kostte nog een twintig minuten om naar Alpine te rijden, zijn zwarte kleren aan te trekken en zijn uitrusting te pakken. Deze keer was het de gordel met gevechts- en vernietigingswapens - de zware met C5 en C6 plasticbommetjes en de dodelijke Grote Pierres...
  
  Heel voorzichtig in elkaar gedoken, onzichtbaar van buiten de Porsche, volgde hij de route zo snel als de bochten dat toelieten. De grote weg over, dan de scherpe draai naar de portiersloge, daar een korte pauze waarna de bewakers de bekende rode wagen van dr. Stoltz met een handgebaar lieten doorrijden. Even stoppen bij de sparretjes op vijftien meter van de hoofdingang van het gebouw. Hij sloop zonder een woord te zeggen uit de wagen en hoorde die wegrijden. Een donkere schim bleef achter te midden van de lage boompjes, waar hij achter het dichte sparrengroen onbereikbaar was voor de krachtige strijklichten.
  
  
  
  Vrijwel op hetzelfde moment dat Nick Greta overtuigde dat ze hem moest helpen, werden Kenny Abbott, Chet Shirtcliff en Bart Auchincloss in het kantoor van Benn ontvangen, waar de grote baas, Robert Rick en Pearly hen opwachtten. Dr. Nimura en dr. von Dirksen gingen juist weg. Kenny huiverde bij de weeë lucht die de twee geleerden verspreidden. Een stank die bij hun beroep past, dacht hij. Ze gingen om de conferentietafel staan en namen op een teken van Rick plaats. Alleen Benn kwam er niet bij. Hij bleef achter zijn bureau aan de andere kant van de kamer zitten, een onheilspellende figuur zonder gelaatsexpressie vanwege zijn antiseptische masker.
  
  Rick zei: 'We hebben u, heren, vanavond opgeroepen omdat onze plannen snel hun voltooiing naderen. Meneer Shirtcliff is erin geslaagd piloten en toestellen bij elkaar te krijgen om onze eerste nieuwe producten te vervoeren. Kent u Chet nog?'
  
  'Zeker,' antwoordde Kenny. Het was altijd goed iets te zeggen waar de grote jongens geen speld tussen konden krijgen en waaruit toch bleek dat je bij de tijd was. 'Dat was de piloot van Pearly. We hebben hem door Jim Perry vervangen.'
  
  Er viel een doodse stilte.
  
  Kenny had het onprettige gevoel dat wat hij gezegd had Benn en Rick volkomen paralyseerde. Het masker van de spookachtige verschijning achter het bureau draaide ongemakkelijk en keek toen strak in zijn richting. Hij voelde zich niet op zijn gemak. Rick leunde naar voren en draaide zijn hoofd om. Hij zond Kenny een blik toe waar deze van huiverde.
  
  'Wie?' vroeg Rick.
  
  'Jim Perry,' herhaalde Kenny. 'Hij is als vrachtwagenchauffeur bij ons in dienst. Deed zijn werk goed. En hij bleek een eerste klas piloot te zijn, een uitstekend vlieger. Waar of niet, oom Pearly?'
  
  Pearly's gevoelszenuwen vingen de dreiging op die in de lucht hing, maar hij wist niet uit welke richting die kwam. Hij antwoordde behoedzaam: 'Een goede vlieger, ja.'
  
  Rick verslikte zich en schraapte zijn keel. 'Een van onze chauffeurs? En hij vliegt ook nog voor jou? Maar hij staat niet op onze personeelslijst...'
  
  Kenny dacht snel na en opgelucht zei hij: 'Hij is pas in dienst. Hij komt op de volgende lijst.'
  
  Een stortbui van voorwerpen vloog Kenny om de oren. De baas - meneer Benn - gooide hem zijn bureauset naar het hoofd! De linkse worp was te hoog. Kenny dook instinctief. Een presse-papier - een 40-mm granaat gelast op een zilveren voet - suisde beter gericht op hem af, en rukte een stukje vel van Kenny's hoofd en dat deed pijn. Kenny gaf een kreet.
  
  'Hé!' zei Pearly, en begon in zijn opwinding wartaal uit te staan. 'Raus!' brulde Benn en begon in verschillende talen een vloedgolf van woorden te spuien.
  
  Kenny verstond die woorden niet, maar het waren kennelijk vloeken en andere krachttermen. Hij zag die geheimzinnige verborgen hand voor de dag komen. Van metaal! Een kunsthand! En zelfs op die afstand vermoedde hij plotseling dat het zwarte uitsteeksel op dat instrument een pistool was. Kenny gilde. Het wapen was op hem gericht. Hij probeerde uit zijn stoel te springen. Die kantelde en hij viel ermee op de grond.
  
  Beng! De knal daverde door het kantoor.
  
  Terwijl het geluid nog nagalmde, riep Rick: 'Nein!' Hij sprong op, holde op Benn af en praatte tegen hem in rad Duits.
  
  Chet Shirtcliff en Bart Auchincloss versloegen Kenny en Pearly met meters in de wedloop naar de deur. Ze wisten hem open te krijgen en naar buiten te komen, maar neef en oom stoven op hetzelfde ogenblik door de deuropening en bleven daar even steken. Het klamme zweet liep Kenny over de rug terwijl hij worstelde om los te komen en een kogel verwachtte. Zijn oom gaf hem een enorme duw. De paar seconden die het Kenny kostte om op zijn knieën om de hoek van de deuropening te kruipen, leken hem een eeuwigheid. Toen sprong hij overeind en rende de anderen achterna.
  
  De elektrisch bediende deur naar de hal stond open. De nachtwaker, die uit de buurt kwam en zelf het gebouw niet binnen mocht, stond achter zijn lessenaartje naar Pearly's aftocht te kijken. 'Wat is er gebeurd?' riep hij ongerust terwijl Kenny hem voorbijvloog en naar buiten verdween.
  
  Rick, de snelle denker, stak zijn hoofd om de deur van het kantoor en brulde: 'Alleen maar een experiment. Een ontploffinkje. Niets ernstigs. Doe die deur dicht en blijf op je post.' Verborgen tussen de sparretjes was Nick getuige van een boeiend schouwspel. Daar kwamen ze hals over kop door de hoofdingang naar buiten stuiven - eerst een onbekende, daarachter Auchincloss, gevolgd door Pearly Abbott en ten slotte Kenny. Ze holden naar hun wagens op de directie-parkeerplaats en scheurden weg met vol gas, gierende banden en een onvaste hand van sturen.
  
  Nick overlegde snel, in de verwachting dat er nog achtervolgers
  
  zouden komen. Toen dat niet het geval bleek, concludeerde hij dat wat daarbinnen ook de oorzaak van de opwinding mocht zijn die in zijn voordeel zou werken. Hij rende het grasveld over en schoot door de dubbele deur naar binnen. De bewaker stond met de rug naar hem toe, terwijl deze controleerde of de op afstand bediende binnendeur goed dicht was. Hij zou dicht blijven totdat hij door middel van de knop op zijn lessenaar of de klink aan de binnenkant ontsloten werd.
  
  De wacht werd bliksemvlug geveld en gekneveld. Een stoot met twee vingers, die niet harder aankwam dan strikt noodzakelijk was. Nick duwde hem zijn zakdoek in de mond. Zijn polsen en enkels bond hij stevig vast met nylon snoeren die hij uit zijn riem trok, als een cowboy die de poten van een stuk vee bij elkaar bindt.
  
  Nick schoof de bewaker achter diens lessenaar en opende de binnendeur met behulp van de drukknop. Hij stond in de lange gang toen' de deur achter hem dicht klikte. Het werd plotseling doodstil.
  
  Hij liep geluidloos voorbij de deur van een kantoor. Achter een volgende hoorde hij stemmen. Hij besloot niet het risico te lopen ontdekt te worden - zijn belangstelling richtte zich in de eerste plaats op het geheime laboratorium. Dat moest zich wel in de buurt bevinden van de regelkamerruimte die hij had ontdekt bij zijn vorige insluiping in het gebouw. De kamer met de man in het wit aan het toetsenbord.
  
  Een tussendeur in de gang hield hem even op. Met grote blauwe letters stond erop:
  
  LEVENSGEVAARLIJK, UITSLUITEND TOEGANG VOOR PERSONEEL MET SPECIALE VERGUNNING.
  
  Hij concludeerde dat ze minstens twee soorten vergunningen hadden - blauwe en rode. 'Ik heb volledige vrijstelling,' mompelde hij, terwijl hij de deur passeerde.
  
  Dit stuk gang was van het soort dat hij al had gezien - helemaal glanzend wit betegeld. Het was of dezelfde die hij van de achterkant van het gebouw was binnengedrongen, of hij lag een verdieping lager. In de verte zag hij mensen heen en weer lopen. Eén kwam op hem af. Nick schoot een kantoortje binnen. Bij de kledingstukken die aan een metalen kapstok tegen de muur hingen, vond hij een lang jasschort. Dat deed hij aan; daarna pakte hij uit een zakje aan zijn gordel een wit masker waarmee hij een deel van zijn hoofd bedekte.
  
  Hij ving even een glimp op van zich zelf in een spiegel aan de muur. Schilderachtig, vond hij - de verschrikkelijke sneeuwman die de kinderen van Dracula opzoekt. Omdat het jasschort hem
  
  in de weg zou zitten als hij iets uit zijn gordel wilde pakken, haalde hij twee van de Grote Pierres te voorschijn en hield ze in de hand, met hun vleeskleurige trekringen over zijn middelvinger geschoven.
  
  Aan een haakje op de muur hing een bord, zoals dat in ziekenhuizen voor het registreren van gegevens van een patiënt wordt gebruikt. Dat nam hij mee toen hij de gang weer opging. Verscheidene personen bevonden zich nu dichterbij, de meesten in het wit, een enkeling voorzien van een antiseptisch masker. Hij stapte kwiek op hen af, op weg naar de trap die hij al eerder had gebruikt.
  
  Als een dokter die in gedachten bezig was met de gegevens in zijn hand, passeerde Nick enkele van die mensen. Hij keek niet op, hoewel twee van hen zich omdraaiden om een onderzoekende blik op hem te werpen. Hij leek nu echt wel op een reusachtige sneeuwman die tot leven is gebracht, maar wie hem goed opnam zou tot de ontdekking komen dat zijn donkere broek niet volgens de regels was.
  
  Hij liep snel en lichtvoetig de ijzeren trap af en kwam langs de stellages met roerloze kunstmensen. Hij moest om drie man personeel heen die met de loopkat bezig waren een paar van de reusachtige reageerbuizen in een metalen transportbak te leggen die plaats voor zes bood. Uit zijn ooghoek zag Nick hoe een van hen voorzichtig een navelstreng losmaakte.
  
  Toen hij de deur met de rode waarschuwingen bereikte, aarzelde hij geen ogenblik. Hij opende hem, liep naar binnen en sloot de deur meteen achter zich. Hij bevond zich weer in de regelkamer. Toen hij langs de schakellessenaar liep, knikte hij de man in het wit die erachter zat toe, zonder hem aan te kijken. Hij ging nog een deur met rode waarschuwingen door, deed ook die achter zich dicht en ontdekte...
  
  Daarin school het geheim dus. Hij stond voor een roestvrij stalen deur met een grote metalen kiesschijf, zoals bij een kluis. Er waren geen kieren waar hij springstoffen kon aanbrengen, en daarmee zou hij zich zelf in die kleine ruimte trouwens naar de andere wereld blazen.
  
  Zelfs als Nick zich werkelijk in het nauw bevond, gaf hij zelden uitdrukking aan zijn gevoelens, maar nu vloekte hij, al was het dan zo zacht dat het nauwelijks te horen was. Hij probeerde de draaischijf, bestudeerde hem, voelde' voorzichtig of hij er iets wijzer van kon worden. Niets. Ze maakten die dingen niet meer zoals in de dagen van Jimmy Valentine. Hij dacht aan de man achter de lessenaar. Zou hij hem dwingen de deur open te doen?
  
  Maar als hij niet in de hoogste categorie viel en de combinatie niet kende?
  
  De deur waardoor hij was binnengekomen werd opengetrokken. Nick deed of hij schrok, liet het bord vallen, kroop op handen en voeten rond, raapte het op en liet het weer vallen.
  
  'O, neemt u me niet kwalijk,' zei de man in het wit, die een dokterskoffertje bij zich had. 'Zal ik u even helpen?'
  
  'Ik ben zó kippig,' mompelde Nick achter zijn witte masker. 'En ik heb mijn bril afgedaan omdat hij door het masker beslaat en dan laat ik dat ding altijd ergens slingeren.' Hij stofte zich af en voegde er klaaglijk aan toe: 'Ik ga maar even terug om hem te halen.'
  
  Hij stapte naar buiten. De man met de tas liep naar binnen - ongetwijfeld met een medelijdend glimlachje, redeneerde Nick bij zich zelf. Nick gaf hem drie seconden de tijd, toen draaide hij zich met een ruk om en ging het kamertje weer binnen. De man had juist de geheimzinnige deur geopend. Nick trof hem met een Grote Pierre en gebruikte de vrijgekomen hand voor een klap en een stoot met twee vingers - snel, doeltreffend en zonder blijvend letsel aan te richten, en dat kon als je het goed deed. Als een leek zulke slagen uitdeelt, hebben die meestal fatale gevolgen.
  
  Ze bevonden zich in een kleine hal, waarachter een groot laboratorium met een labyrint van instrumenten, machinerieën, lange tafels, glinsterend glas en blinkend witte tegels opdoemde. Nick stapte de grote ruimte binnen.
  
  Er waren vijf man aan het werk, of bezig met een duivels spelletje, te midden van stukken vlees en alle mogelijke organen die in glazen bakken en flessen pulseerden. Hij zag Martha Wagner op een operatietafel liggen. Meteen daarna ontdekte hij ook Hubie Dumont. Het was walgelijk...
  
  Hubie lag op een snijtafel waarvan het blad gedeeltelijk met een rubber zeil bedekt was. Hij leefde nog, maar hij was bijna onherkenbaar. Zijn opengesneden lichaam en zijn opgezwollen hoofd zagen er verschrikkelijk uit. Nick schatte het misvormde geheel toch wel op tweehonderd vijftig pond. Hubie's borst en buikholte hadden ze opengelegd te oordelen naar de hechtingen en het verband, en op verschillende plaatsen kwamen er buisjes uit zijn lichaam. Er lagen bloedvlekken onder hem, die paarsachtig tegen het zeil afstaken en over zijn ogen was een stuk verband geplakt. Een van de beulsknechten had blijkbaar nog een zwak moment gehad...
  
  Toen Nick naar de verscheurde vleesmassa op de snijtafel stond
  
  te kijken, ging hij in gedachten terug naar vroeger dagen. Hij zag Hubie zoals hij hem gekend had - gezond, jong, trots op zijn kracht en één en al levenslust. Dan misvormde het beeld zich tot het ijzingwekkende lichaam dat daar lag. Nick vroeg zich af of Humpty Dumpty nog te lijmen was, maar kwam tot het besef dat hij in Humpty Dumpty's plaats niet eens zou willen dat men het probeerde.
  
  Hij wendde zich af en liep langzaam door het grote laboratorium, met een gezicht of hij het bord dat hij nog altijd bij zich droeg aan het bestuderen was.
  
  
  
  Marvin Benns driftbui was hevig maar van korte duur: 'Bij ons in dienst! brulde hij Rick toe. 'In onze dienst, verdomme! Waarom heb je hem niet kunnen vinden, Heinrich? Heb je nu eindelijk in de gaten wie Felix vermoord heeft? Ja, precies! Omdat Perry de man in Dumonts kamer was. Hij is ook degene die hier gisteren is binnengedrongen en Pfiek 287 heeft gedood. En dat terwijl we hem juist zo goed geprogrammeerd hadden en hij langer in leven kon blijven...'
  
  Rick maakte zich niet al te bezorgd. Hij en Benn hadden samen te veel ellende meegemaakt om door deze ramp als kwade vrienden te kunnen scheiden. Zelf had hij meer belangstelling voor de feitelijke toedracht, zoals iemand die een uiterst ingewikkeld probleem bestudeert. 'Je kunt beter niet mijn vroegere naam gebruiken, Marvin. Vandaag of morgen zou iemand die kunnen opvangen. Die jonge Abbott is inderdaad een lummel, maar desondanks heb ik begrip voor de vertraging in het verschijnen van Perry's naam op de personeelslijst.'
  
  'Bah!' snoof Benn verontwaardigd. Hij liet zich in zijn stoel terugvallen, haalde de schouders op en begon machinaal het in zijn kunsthand ingebouwde pistool bij te laden. 'Hij heeft toch maar het vertrouwen van Pearly op een slinkse manier weten te winnen! "Een prima piloot." Waren ze maar neer geflikkerd. En wat is hij hier allemaal te weten gekomen? Stel je voor... chauffeur op onze eigen vrachtwagens! Het is bijna niet .te geloven...' Rick wreef over zijn kin, onverstoorbaar als een lid van de generale staf die een omtrekkende beweging van een legeronderdeel overweegt terwijl de hoofdmacht bezig is een schijnaanval uit te voeren. Zijn oom had eens een dergelijke actie aanbevolen, waarbij 175.000 man gesneuveld waren, maar omdat de Fransen en Engelsen evenveel mannen plus nog tweehonderd meter terrein verloren hadden ontving oom een hoge onderscheiding. 'Ons veiligheidssysteem, Marvin, is tot dusver ondoordringbaar geweest. Waar zou hij van zijn, van de Interpol, AXE, CIA, FBI? Of van onze concurrenten - de Sicilianen van Capallaro? Of van die Britse organisatie die met de dag vindingrijker - en gevaarlijker wordt?'
  
  'Ik weet het niet,' antwoordde Benn. 'Maar als hij de man van AXE is die ons al zoveel gedonder heeft bezorgd - dan ben ik bijna bereid met hem onder te gaan, als ik hem te pakken zou kunnen krijgen.'
  
  'Geef me dan wel even een seintje als het zo ver is.' Dat was Ricks opvatting van droge humor.
  
  'Bijna bereid, zei ik.' Benn nam de telefoon op, keek in een adresboekje en draaide een nummer. 'Hallo! Hallo? Duke?'
  
  Hij luisterde, knikte en sprak nadrukkelijk. 'Met je vriend die je niet gezien hebt. Van de envelop weetje wel. Herken je de stem. Ja?' Even pauze. 'Zo zo, ja, dat is goed. Jij hebt een nieuwe chauffeur, hè? Een zekere Jim Perry. Dat is een politiespion.' Benn hield de hoorn een eindje van zijn oor af. Rick ving krakende geluiden op; het leek op het gesnater van een dol geworden mechanische pop.
  
  'Rustig maar, rustig maar.' Benn sneed de woordenvloed at. Nee, daar kon jij natuurlijk niets aan doen. Maar als je kans mocht zien hem... het bos in te sturen, zal ik maar zeggen, zo diep het bos in dat hij ons nooit meer lastig kan vallen, dan komt er in je enveloppen tienmaal zoveel te zitten - en dat tien jaar lang.'
  
  Toen Benn de hoorn neerlegde, knikte Rick bewonderend. 'Jouw mannetje van de expeditie?'
  
  'Ja. dat was Rainey. Het ouderwetse verklikkersysteem werkt nog altijd het best. Met veel mensen en geregelde betaling - als je er het geld voor hebt. Hij kon het niet helpen dat hij Perry niet doorhad. Maar als die morgen komt opdagen, is hij de sigaar.'
  
  De intercom zoemde. Benn keek verbaasd op en drukte de knop
  
  Een zware stem klonk door het kantoor. Meneer Benn. We hebben in het geheime lab een man te pakken gekregen. Die Martha Wagner liet zich zijn naam ontvallen. Jim heet hij. Een grote kerel. Had een masker op. Flink bruingebrand. Donker haar.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Duke Rainey gooide de hoorn met een smak op de haak toen hij met Benn gesproken had. Zonder een woord tegen zijn vrouw te zeggen stoof hij het huis uit. Terwijl hij op weg naar de fabriekspoort zijn wagen tot honderd veertig kilometer per uur opjoeg, zat hij onafgebroken voor zich uit te vloeken. Hij stopte naast de trekker die voor Jim Perry klaar stond en raasde daarmee over het fabrieksterrein naar het laadperron bij het hoofdgebouw.
  
  Hij verbaasde zich over de drukte op dit nachtelijke tijdstip. Mannen waren bezig ijzeren boxen in een paar opleggers te laden, maar de 4107, die door Perry zou worden versleept, stond er leeg en verlaten bij.
  
  Rainey koppelde hem aan en reed toen naar het laadstation een paar honderd meter verderop, waar hij hem vlak voor de reparatiewerkplaats parkeerde. Hij knoeide wat aan de reminrichting van de oplegger, liet vervolgens een deel van de remolie weglopen en goot wat water in het reservoirtje. Daarna reed hij de oplegger naar het laadperron terug en parkeerde de trekker op de plaats waar hij hem gevonden had.
  
  Pas toen hij naar huis reed, hield hij op met vloeken. Dat was wel op het nippertje! Stommeling die hij Was! Hij had het moeten aanvoelen toen Perry zo vlot bereid was aan dat narcoticahandeltje mee te doen. Enfin, daar kon Perry morgen nog wel even over nadenken als hij bergafwaarts probeerde te remmen. Hij hoopte dat Perry bij de Burro-bocht in de afgrond zou mieteren. Ruim honderd meter recht omlaag.
  
  Jim Perry had op dat moment heel andere zorgen aan zijn hoofd. In zijn poging eruit te zien als iemand die daar zijn bezigheden had. was hij het grote lab doorgelopen, op zoek naar een mogelijkheid om Martha en Hubie uit die hel te bevrijden. Toen hij naar Martha stond te kijken, zag hij haar oogleden knipperen. Of ze kwam bij uit de verdoving die ze haar hadden toegediend, of ze gaf hem een teken. Een van de witjassen ging naar haar toe om haar pols te voelen. Nick bleef onbeweeglijk staan als een dokter bij een consult.
  
  Witjas zei door zijn masker heen: 'Ze moet nu wel bijkomen. Als ik haar nog eens een spuitje gaf?'
  
  Nick schudde langzaam en gebiedend van nee. Witjas keek hem aan, haalde een schouder op en wendde zich af.
  
  Ze grepen hem na zijn tweede ronde door het lab. Vier robots kwamen op hem afstormen. Hij kreeg geen schijn van kans, tegen iets dergelijks was hij niet opgewassen.
  
  Het gevecht tegen één perfect geprogrammeerde synthetische man was bijna onbeslist gebleven - tegen vier stuks had je ruimte en tijd nodig. Ze kregen hem te pakken terwijl hij zich afwendde en opzij dook. Hij kwam niet eens op de vloer terecht. Eentje had hem beet bij zijn linkerarm, een ander bij zijn rechter, een derde viel hem van voren aan en de vierde maakte een heel nauwkeurige, omtrekkende beweging om van achteren een wurggreep toe te passen. De twee aan weerszijden hadden hem in een armgreep, waarbij zijn ellebogen tegen hun gebogen onderarmen gedrukt werden. Ze konden als ze wilden zijn sterke armen breken als lucifershoutjes.
  
  Toen hij zo hulpeloos vastgenageld stond, kwam de man aanzetten die hij bij de deur buiten gevecht had gesteld. Hij drukte een natte doek tegen zijn nek. Hij keek Nick aan met zijn harde groene ogen boven een gaasmasker. Zo, vriend. Je hebt nog iets van me tegoed. Wie ben jij?'
  
  'Ik ben van Life,' antwoordde Nick. 'Wij ruiken het altijd als er nieuws te halen valt.'
  
  'Bedenk maar een andere smoes,' zei de man. Hij liep naar de tafel waarop Martha lag en riep: 'Breng hem hierheen. Haal dat masker van hem af.'
  
  Nick raakte de vloer niet toen ze hem daarheen droegen. De robot achter hem trok hem zijn masker af.
  
  Er kwamen nog meer witjassen om hem heen staan, zoals assistenten bij een operatie. De man die het kompres tegen zijn nek drukte zei: 'Ik ken je helemaal niet. Kent iemand hier deze man?' Toen niemand antwoord gaf, zei hij: 'Ammonia.' Iemand reikte hem een flesje aan. Hij opende het en hield het onder Martha's neus. Ze trok een vies gezicht en ging overeind zitten. Haar ogen rolden in hun kassen.
  
  De synthetische mannen duwden Nick naar de tafel toe. Martha's blik richtte zich op hem. Terneergeslagen zei ze: O, Jim... het spijt me zo...'
  
  'Jim,' zei de man. 'Jim wie?'
  
  'McNulty,' antwoordde Nick.
  
  'Dat zal wel,' zei de ander droogjes. Hij liep naar het eind van het lab en ze konden het gemompel van zijn stem horen toen hij aan het telefoneren was.
  
  Nick boog zijn vingers een beetje. Misschien kon hij toch nog bij de Grote Pierres. Er bleef niets anders voor hem over. Elke keer als hij zijn been ook maar een centimeter ophief, verstarden de kunstmannen prompt. Zijn armen dreigden te breken en die hem van achteren in de wurggreep hield gaf hem nauwelijks gelegenheid tot ademhalen.
  
  Maar hij kon de Pierres niet gebruiken. De wonderbaarlijke, dodelijke gasbommetjes, de trots van Stuart, de geniale tovenaar van AXE, zouden Martha en Hubie het leven kosten, al was dat misschien juist wat Hubie wilde. De bolletjes hadden een dodelijke lading die onder ongelooflijke hoge druk stond en die zich reeds enkele seconden na het opentrekken zo effectief verspreidde dat je de minuscule deeltjes niet eens kon waarnemen. De druk was zelfs zo hoog dat als je er een in het vuur liet vallen, de explosie even sterk was als die van twee kilo TNT. De pen werd door de tegendruk op zijn plaats gehouden en alleen dank zij een minuscule druknivelleringsklep kon je hem eruit trekken. Een prachtig ding. Het enige wapen dat hem goed van pas kwam - en dat kon hij niet gebruiken... De man die had getelefoneerd liep Benn en Rick tegemoet.
  
  Het entree van de leider en zijn trawanten was bepaald indrukwekkend. Zes synthetische mannen in het zwart marcheerden achter hem aan en stelden zich als een lijfwacht langs de muur op.
  
  Benn, een tamelijk kleine, manke figuur die onnatuurlijk stijf liep, als een mechanisch speelgoedsoldaatje met een mankement, stapte op Nick af en keek hem vorsend aan. 'Zo, meneer Perry, nu hebt u dan uw zin! Want dit gaat u uw leven kosten. Over een minuut. Ik wilde uw gezicht nog weleens zien. Het gezicht van de man die mij miljoenen gekost heeft.' Hij wendde zich tot Rick: 'Zou je zeggen dat het hem is? Lijkt hij op de foto's uit Djakarta?'
  
  Rick bekeek Nick scherp uit verschillende hoeken en haalde toen de schouders op. 'Het zou kunnen. Dezelfde lengte en schedelvorm. Het haar is anders, maar daar kunnen ze wat aan doen. Hoe dan ook - ik stel voor hem uit de weg te ruimen.'
  
  'Dat doen we, ja, dat doen we.' Benns stem klonk iets luider door het masker heen. Er ontstond een vochtige plek om zijn mond die Nick door zijn onregelmatige vorm belangstelling inboezemde. 'ü bent het,' zei Benn nadrukkelijk. 'U hebt mijn
  
  persoonlijke bondgenoten, de Chinezen, zover gebracht dat ze mijn Portugese kits in de grond boorden. Zo iets laat een man niet over zijn kant gaan.'
  
  Hij zweeg even, en Nick zei: 'Ik heb nog nooit van u gehoord. En wat is een Portugese kits?'
  
  'U liegt! U bent ook in Dumonts kamer in Forge Junction geweest. Bent u beiden van dezelfde organisatie?'
  
  'Ik ken geen Dumont.'
  
  'O, nou, als het u niets kan schelen. Pfiek 391. De afvalverdelger. Pfiek 448, jij haalt de man op tafel veertien...'
  
  Hij blafte de woorden uit als een sergeant-instructeur en de synthetische mannen reageerden als gehoorzame soldaten in de looppas. De ene lichtte het deksel op van een gat in de vloer van meer dan een meter doorsnede en drukte daarna op een schakelaar. De olieachtige substantie in de put kookte, borrelde en dampte. De andere kwam met de in een plastic zeil gehulde Hubie aandragen.
  
  Benn wees. 'Daarin.'
  
  Hubie - of Hubie's lijk - werd over de rand in de troebele, donkere put geschoven en was meteen verdwenen. Er klonk een kort snerpend geluid, alsof er onder water een gehaktmolen aan het werk was, en daarna niets meer. De vloeistof bleef borrelen. 'Nu bent u aan de beurt,' zei Benn tegen Nick. 'Ik zou er in uw geval graag mijn gemak van nemen, maar ik weet niet hoeveel schade u al hebt aangericht. U bent te gevaarlijk voor ons. Ik heb uw foefjes goed bestudeerd.'
  
  'Okay, meine Herren,' zei Nick. 'Maar hoe zit het met die vrouw? Die heeft niets met de zaak te maken.'
  
  Nick voelde instinctief dat Benn achter zijn masker glimlachte. 'O, ja. Maar zij noemde u Jim. Enfin - ik ben nooit iemand geweest om goed vrouwenvlees te verspillen. Pfiek 528 - breng die vrouw naar mijn vliegtuig. Jij bent verantwoordelijk voor haar.'
  
  Benn stapte achteruit, weg van de levensgevaarlijke opening in de vloer. Hij kon de verleiding niet weerstaan om Nick te laten zien hoe een van de synthetische mannen haastig zijn post bij de muur verliet, een plastic zeil om Martha heen sloeg en haar als een opgerold tapijt over zijn schouder naar buiten droeg,.
  
  'Wacht op ons,' blafte Benn hem achterna.
  
  Nick zei: 'Wat gaat u met die synthetische mannen doen? Ik zie niet hoe u daar wijzer van kunt worden. Bent u dan soms helemaal geschift?'
  
  Benn kwam op hem af. 'Geschift? Ik? Ja, dat vraag ik me zelf ook weleens af. Zijn we dat niet allemaal? En wat dat wijzer worden betreft, maakt u zich daar maar geen zorgen over. De wereld zal er perplex van staan. Misschien ga ik zelfs een nieuw imperium stichten. U weet net zo goed als ik dat de rijken in een tijdperk van geweld zo doodsbang zijn dat ze staan te schreeuwen om nog meer geweldmiddelen. Nog meer wapens - nog meer politie - en de dood voor de geweldplegers!' Hij had zijn stem verheven, maar liet hem nu weer dalen. 'Ik zie ze allemaal in het stof kruipen voor mijn onverstoorbare, gewelddadige mannen. Betalen of sterven. Doen wat ik zeg of sterven! Heersers en geldmagnaten zullen zich allemaal staan te verdringen om mijn schoenen te kussen! Alstublieft, zullen ze roepen -neem dit van ons aan! Laat u een beetje voor mij over en dood die anderen maar niet mij!'
  
  'Vast niet allemaal,' zei Nick, maar de woorden bleven hem in de keel steken.
  
  'Wel allemaal!' brulde Benn. 'Omdat ik hun ook rust en orde beloof!'
  
  Van de ingang, waar de kunstman met Martha over zijn schouder stond te wachten, klonk een gil. Een doordringende, hartverscheurende, snerpende kreet. Een uitbarsting van angst en woede die zich door de hele ruimte verspreidde en tegen de muren weerkaatste; een metaalachtige geluidsexplosie uit een keel die geoefend was in het geven van orders boven het lawaai van een zaal met luidruchtige eters uit. Benn liep hinkend naar de deur, waar de synthetische man Martha vasthield. Rick kwam achter hem aan. Martha barstte in een nieuw crescendo los. Benn riep over zijn schouder naar de synthetische mannen achter hem: 'Gooi hem erin.'
  
  Nick kromde zijn vingers over zijn handpalmen, hield de adem in en trok de pennen uit de Grote Pierres. Hij werd naar de afvalverdelger gesleept. Een stap, een tweede, en de figuur links liet los. Die voor hem viel neer. Nick wrong zich uit de greep van de synthetische man rechts, die wankelde, naar zijn keel greep en weg tuimelde. Haastte zich toen ijlings naar de deur van de hal. Wilhelmina dook ineens uit zijn hand op, hoewel hij eerst zijn jasschort had moeten oplichten om het wapen te trekken. Hij schoot op de kunstman die Martha beethad. Een, twee, drie schoten voordat hij neerstortte. Benn en Rick verdwenen om een hoek van de betegelde muur. Nick liet Wilhelmina vallen om Martha op te vangen en drukte met kracht een hand tegen haar neus en mond, alsof hij van plan was haar te wurgen. Ze kronkelde, krabde en schopte terwijl hij haar naar de deur met het combinatieslot sleepte, achter Benn en Rick aan. Hij wist haar erdoor te krijgen en wenste intussen dat hij zich op de hoogte had gesteld van de snelheid waarmee de Pierres hun dodelijke lading verspreid hadden. Hij ging door totdat ze de regelkamer gepasseerd waren en nog een deur achter zich had dichtgeslagen.
  
  De man in de witte jas aan de lessenaar stond op en riep: 'Wat is er verdomme aan de hand?' Hij sloeg neer als een ontwortelde boom toen de deur dichtsloeg, die Nick aan zijn gezicht onttrok. Nick zat flink onder de schrammen toen hij ten slotte Martha's neus en mond uit zijn greep bevrijdde. Ze hapte naar lucht terwijl hij haar op de rug klopte en haar hals wreef. Ze moest een halve minuut diep ademen voordat ze kon zeggen: 'Ellendeling; je probeerde me te laten stikken,' waarna ze in huilen uitbarstte.
  
  'Gifgas!' zei hij in haar oor. 'Kun je lopen?'
  
  Ze stond meteen op, wilde mét het plastic zeil haar naaktheid bedekken, besefte toen dat het doorzichtig was en gooide het neer. Nick trok zijn jasschort uit en gaf het aan haar. Hij gluurde de gang in. Benn en Rick waren verdwenen.
  
  'Blijf hier wachten,' zei hij. 'Ik moet mijn pistool hebben.'
  
  Terwijl hij voor alle zekerheid weer zijn adem inhield, holde hij door de regelkamer terug. Het lijk van een synthetische man zat tussen de deur met het combinatieslot geklemd en hield die zo open. Het laboratorium was nu stil als een graf - en het was ook een graf voor de vormeloos in elkaar gezakte figuren die over de vloer verspreid lagen. Hij vond Wilhelmina en rende naar Martha terug. Hij was juist op tijd. Langs de grote stellages kwam een twaalftal kunstmannen op hen afgemarcheerd. De transporteurs waren verdwenen; de kettingen van de loopkatten slingerden nog zachtjes heen en weer. Toen de synthetische mannen hem in het oog kregen, vormden ze een linker- en een rechter-greep, die als een geoefende infanterie-eenheid aan weerskanten van de doorloop oprukten. Nick trok Martha mee naar de dichtstbijzijnde ijzeren trap. 'Naar boven - lopen zo hard als je kunt.'
  
  Martha was vlug. Ze nam de ruwe ijzeren treden met drie tegelijk, zonder zich iets van haar blote voeten aan te trekken. Ze waren halverwege toen de synthetische mannen op een draf gingen lopen en de ruimte met hun bonzende stappen verwonderlijk snel doorkruisten. Nick klom verder omhoog en liet hen komen. Toen keerde hij zich om en gebruikte de overgebleven patronen van Wilhelmina om de eerste drie boven op de anderen te laten neertuimelen. Het was een snelvuur, een donderend salvo - maar elke kogel was op een hoofd gericht, op een bepaald punt van het hoofd. Hij had heel wat kruit verschoten met het oefenen voor een levensgevaarlijk moment als dit. Op deze figuren kon je niet zo maar in het wilde weg knallen.
  
  Hij nam Martha mee door een van de witte gangen en trok een deur open die op het laadperron uitkwam. Het had geen zin te proberen de voorkant van het gebouw te bereiken en daar nog zo'n groep vastberaden kunstmatige soldaten tegen het lijf te lopen. Toen ze boven aan de trap waren, had hij gezien dat de synthetische mannen de overloop oprenden. Angst kenden ze ook al niet...
  
  De frisse lucht was een genot. 'Weg wezen,' riep hij Martha toe. Hij keerde zich om en gooide een brisantgranaatje schuin achterom de gang in. Terwijl hij de deur met een voet op een kier hield, wierp hij een aantal van Stuarts beste vindingen naar dezelfde plek, in de hoop dat enkele ervan tegen de tegels Zouden afketsen en hun weg door het trapgat zouden vinden. Brisantgranaatjes - twee stuks. Kartetsbommetjes die wel honderd messcherpe deeltjes verspreidden - drie stuks. C6-granaten met een ontstekingstijd van vijftien seconden - twee stuks.
  
  De eerste brisantgranaat ontplofte toen hij de deur liet dichtklappen en Martha achterna holde. In de richting die ze was ingeslagen, bij het laadperron, raasde de motor van een vrachtauto. Hij hoorde een kreet van Martha en toen een schot. Hij bereikte haar toen ze achter een oplegger dekking zocht. 'Dat is Rick,' hijgde ze. 'In die vrachtwagen daar. Hij heeft op me geschoten.'
  
  Twee arbeiders kropen onder het laadperron vandaan terwijl in het gebouw de explosies bleven daveren. 'Hé, wat is er gebeurd?'
  
  'Ontploffing in het lab,' zei Nick. 'Ga maar kijken of je ze daar kunt helpen.'
  
  De mannen liepen het perron af en Nick nam Martha mee de andere kant uit. Terwijl de trekker met de oplegger in het strijklicht omdraaide, zag hij het nummer op de achterkant van de grote aluminium carrosserie staan: 4107.
  
  Hij zei: 'Ik moet een wagen zien te krijgen...'
  
  Op dat moment leek de hele wereld de lucht in te vliegen. Ze voelden de grond onder hun voeten wegschieten en kwamen languit neer. Hij probeerde Martha's val te breken, maar ze vielen omver als tinnen soldaatjes.
  
  De deuren naar de laadperrons spuwden vuur en brokstukken vlogen uit het binnenste van het gebouw alsof ze door kanonnen
  
  waren afgeschoten. Stukken glas en hele deuren kwamen wel honderd meter ver tegen de helling terecht. Het geluid was oorverdovend. Om zo te horen was er in het hoofdgebouw van Reed-Farben een atoombom ontploft. Toen Nick weer van de schrik bekomen was, sleepte hij Martha uit de buurt van de vlammen die door alle openingen van het gebouw naar buiten spoten.
  
  'Ben je gewond?' vroeg hij.
  
  'Nee.'
  
  'Als de buitenmuren ramen hadden gehad, zouden we aan plakjes zijn gesneden.'
  
  'Heb je daar... een bom geplaatst?'
  
  'Je kunt geen bom in je zak meenemen die krachtig genoeg is om zo iets voor elkaar te krijgen. Ik denk dat mijn granaten bij de zuurstof en ander brandbaar spul terechtgekomen zijn.'
  
  Een tweede explosie bracht de grond aan het dreunen toen ze de heuvel beklommen. Nick zei: 'We kunnen beter omlopen naar de hoofdweg. Er zal van de wagens op het parkeerterrein nu toch niets meer over zijn.'
  
  'Ze hebben de mijne in een van de hangars van het vliegveld gezet. Dat heb ik ze horen zeggen.'
  
  'We zullen die van Hubie daar dan ook wel aantreffen. Hoe hebben ze jou te pakken gekregen?'
  
  'Ze hebben me gewoon op de weg aangehouden. Ze zeiden dat ik beslist meer wist dan ik hun verteld had.'
  
  Nick kneep haar in de hand. 'Dat was ook zo, hè?'
  
  'Ja. Maar dat heb ik hun ook nu niet verteld.'
  
  
  
  
  
  Nick ging de volgende dag weer naar het fabrieksterrein om er het wrak van de trekker en van oplegger 4107 te inspecteren. Geen lijken en geen bloed. Dat was een tegenvaller. Terwijl hij de reminrichting controleerde, kwam een grijze heer kwiek op hem af lopen. Het was David Hawk. Nadat ze elkaar begroet hadden, zei Hawk: 'Je stem door de telefoon klonk zo interessant dat ik besloot om hier maar eens een kijkje te nemen.'
  
  'Ik ben blij dat u het gedaan hebt.' Nick wees op de reminrichting. 'Hier kunnen we iets wijzer van worden. Ze hebben geknoeid aan mijn oplegger-combinatie.'
  
  Ze klommen de helling op. Hawk zei: 'Heel goed werk, Nick. McGee is met een team bij Reed-Farben de laatste restjes aan het uitpluizen. Zodra je tijd hebt, zullen ze je voor het opstellen van het C-rapport nodig hebben.'
  
  'Ik ga er meteen naar toe.'
  
  Mooi. Als je dat hebt afgehandeld, kun je morgen naar Washington terug. Ik weet dat je heel wat vrije dagen hebt opgespaard ...'
  
  'Vindt u het erg als ik nog een dag of wat hier blijf?' Nick keek omhoog naar de oprijzende bergen. 'Verdomd mooie streek om een frisse neus te halen.'
  
  'In wiens gezelschap? Van Martha? Of van Greta?'
  
  'Die hebben allebei wel wat ontspanning verdiend. Is er een aanklacht tegen Greta?'
  
  'Waarschijnlijk niet. Ze heeft jou gewaarschuwd zodra ze een misdadige opzet vermoedde. Voor de rechter zou dat misschien niet voldoende zijn. Maar we zijn er niet op uit om zulke mensen moeilijkheden op de hals te jagen. En zeker niet in de laatste plaats aantrekkelijke vrouwen die het zwaar te verduren hebben gehad!'
  
  Nick bleef meer dan een week in de bergen. De eerste avond reed hij met Martha naar de rotsrand met het prachtige uitzicht. Hij kwam tot de ontdekking dat het allemaal echt was geweest, toen in die eerste nacht.
  
  Iets buitengewoons en zeldzaams, zoals hij al had vastgesteld. Waard om vast te houden - en nog eens te herhalen...
  
  
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  Er was beslist iets gaande bij de grote chemische fabriek Reed-Farben. Geruchten spraken van een ontdekking die de transplantatie van menselijke organen even simpel zou maken als het verwijderen van een blindedarm.
  
  De asblonde, knappe, vrouwelijke geleerde van de fabriek bevestigt dit gerucht tegenover Nick Carter. Maar waarom had Reed-Farben een opslagplaats vlak bij het geheime hoofdkwartier van de Amerikaanse strijdkrachten?
  
  En waarom verdwenen mensen die zich nieuwsgierig toonden naar de chemische fabriek?
  
  Alles werd Nick Carter iets duidelijker toen hij tegenover zijn onmenselijke tegenstanders kwam te staan.
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
Э.Бланк "Пленница чужого мира" О.Копылова "Невеста звездного принца" А.Позин "Меч Тамерлана.Крестьянский сын,дворянская дочь"

Как попасть в этoт список
Сайт - "Художники" .. || .. Доска об'явлений "Книги"