Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Hoofdstuk 1
Het was een jongeman met vurige ogen en grote plannen voor zijn woestijnland en voor zichzelf, maar de Verenigde Staten hadden de oude koning nodig die hij ten val wilde brengen, dus doodde ik hem.
Dat is mijn werk: Nick Carter, Killmaster voor mijn land, AXE, David Hawk en voor een hoog loon. N3 bij AXE, de meest geheime organisatie in Washington en misschien ter wereld.
De opstandige prins was een idealistische, trotse en sterke man, maar voor mij was hij geen partij. Hij maakte geen enkele kans. Ik schoot hem neer in de afgelegen woestenij van zijn land waar niemand hem zou vinden voor zijn lichaam niets anders meer was dan door gieren schoongevreten botten.
Ik liet die te ambitieuze prins rotten in zijn eigen zon en ging terug naar de stad om mijn rapport in te dienen via kanalen die maar weinig mensen bekend waren en om Wilhelmina schoon te maken.
Als je zo leeft als ik, zorg je goed voor je wapens. Het zijn de beste vrienden die je hebt. Een verdomde hoop momenten zijn het de enige 'vrienden' die je helemaal kunt vertrouwen. Mijn 9 mm Luger is Wilhelmina. Ik heb ook een stiletto onder mijn mouw die Hugo heet. Pierre is een miniatuur gasbom die ik overal vastplak waar het maar uitkomt.
Ik boekte tevens voor een straalvliegtuig naar Lissabon. Jack Finley was ditmaal mijn dekmantel, een ijverige wapenhandelaar die net weer een 'order' had afgesloten. Hij vloog nu terug naar zijn welverdiende rust. Alleen was het nou niet precies rust waar ik naar toe ging.
Als N3 van AXE had ik een admiraalsrang voor spoedgevallen. Ik kon dus iedere Amerikaanse ambassade of militaire basis binnenwandelen, het codewoord noemen en dan elk transport eisen tot en met een vliegdekschip. Ditmaal nam ik een privé toestel omdat ik voor privé zaken ging. Hawk, mijn baas, is het er niet mee eens dat zijn agenten, privé zaken hebben. Zeker niet als hij ervan weet, en hij weet bijna alles. Maar dit was alleen voor mezelf.
Ik verwisselde driemaal van toestel en naam in Lissabon, Franfurt en Oslo. Het was een omweg naar Londen toe, maar op deze reis wilde ik geen achtervolgers en geen waakhonden. De hele vlucht bleef ik in mijn stoel zitten en verborg me achter een stapel tijdschriften. Ik ging zelfs niet naar de lounge voor mijn gebruikelijke hoeveelheid drank en ik beantwoordde ook niet de glimlach van de roodharige. Hawk heeft overal ogen. Gewoonlijk vind ik dat wel prettig; wat mijn huid betreft stel ik het juist heel erg op prijs. En als ik Hawk nodig heb, is hij er meestal op de een of andere manier.
Londen zat dicht toen we de grond raakten, zoals gewoonlijk. Het cliché is waar zoals de meeste clichés, maar de mist was nu schoner. We gaan vooruit. Heathrow Airport ligt een eind buiten de stad en ik kon geen gebruik maken van een van onze gerieflijke auto's, dus nam ik een taxi. Het was donker op het moment dat die me afzette in een achterbuurt van Chelsea bij een verlopen hotelletje. Ik had gereserveerd onder weer een vierde naam. Ik controleerde de rommelige, stoffige kamer op bommen, micro's, kamera's en kijkgaten. Maar hij was schoon. Maar, schoon of niet, ik was niet van plan er veel tijd in door te brengen. Om precies te zijn: twee uur. Geen seconde langer, geen seconde korter. Dus ik ging over tot mijn twee uur durende oefening.
Een agent, in het bijzonder een contra-agent en helemaal een Killmaster, leeft op routine. Hij moet wel, anders leeft hij niet lang. Ingestampte gewoontes als een tweede natuur zijn evenzeer deel van hem geworden als ademhalen voor ieder ander. Hij maakt zijn geest vrij om te zien, te denken en te reageren bij elke plotselinge actie, verandering of gevaar. Deze automatische routine is ontworpen om een agent zo te conditioneren dat hij elke seconde met 100% doeltreffendheid weet te gebruiken.
Ik had twee uur. Nadat ik de kamer had gecontroleerd, nam ik een miniatuur alarmapparaat en bevestigde dat tegen de deur. Als de deur werd aangeraakt zou het geluid te laag zijn om door iemand te worden gehoord, maar ik zou erdoor worden gewekt. Ik kleedde me geheel uit en ging liggen. Een lichaam moet ademen, zenuwen moeten zich ontspannen. Ik liet mijn geest leeg worden en mijn honderdtachtig pond spieren en botten verslappen. Binnen een minuut sliep ik.
Na één uur en vijftig minuten was ik weer wakker. Ik stak een sigaret op, schonk mezelf een borrel in uit mijn heupfles en ging op het sjofele bed zitten.
Ik kleedde me aan, verwijderde het deuralarm, controleerde de stiletto op mijn arm, plakte het gasbommetje bovenaan tegen mijn dij, laadde Wilhelmina en glipte de kamer uit. Ik liet de koffer achter. Hawk had dusdanige apparatuur laten ontwikkelen dat hij te pas en te onpas kon controleren of zijn agenten op hun post waren. Maar als hij zo'n baken ditmaal in mijn koffer had weten te frommelen wilde ik hem laten geloven dat ik nog steeds veilig in dit luizige hotel verkeerde.
De lobby had nog steeds borden uit de tijd van de Tweede Wereldoorlog die de gasten naar de schuilkelders wezen. Een balieklerk was druk bezig post in de muurvakjes te stoppen en een neger lag uitgestrekt op een voddige bank te dommelen. De klerk was pezig en stond met zijn rug naar me toe. De neger droeg een oude overjas, die te smal was voor zijn brede schouders, en verder glanzende nieuwe schoenen. Hij deed één oog open om naar me te kijken. Hij nam me zorgvuldig op, sloot zijn oog toen weer en verschoof zich om wat gerieflijker te liggen. De klerk keek niet naar me. Hij draaide zich zelfs niet om om een blik op me te werpen.
Buiten kwam ik op mijn schreden terug en keek de lobby in vanuit de nachtschaduwen van Chelsea Street. De neger had openlijk naar me gekeken, de pezige klerk scheen me zelfs niet te hebben opgemerkt in de lobby. Maar ik had zijn gemene ogen gezien. Het was me niet ontgaan dat hij me had opgenomen in de spiegel achter de balie.
Ik besteedde dus geen aandacht aan de klerk. Ik keek naar de neger op de bank. De klerk had geprobeerd te verbergen dat hij naar me keek, dat had ik ogenblikkelijk opgemerkt, en zelfs het goedkoopste spionagebedrijf zou niet iemand gebruiken die zo onbruikbaar was dat ik hem met één enkele blik door had. Nee, wanneer er gevaar te duchten was, kwam dat van de neger. Hij had gekeken, me bestudeerd en toen weer een andere kant op gekeken. Openlijk, eerlijk, niet verdacht. Maar zijn jas paste niet helemaal en zijn schoenen waren nieuw, alsof hij gehaast ergens vandaan was komen vliegen, van een plek waar hij geen overjas nodig had.
Ik nam hem vijf minuten lang op. Als hij me door had en geïnteresseerd was, was hij te goed om dat te tonen, zich bewust dat ik voorzorgsmaatregelen zou nemen. Hij kwam niet van de bank af en toen ik een taxi aanhield, scheen hij mij niet te volgen.
Ik kon het mis hebben gehad, maar ik heb ook geleerd mijn eerste voorgevoelens over mensen te volgen en ik noteerde hem in mijn onderbewustzijn voor ik hem zou vergeten.
De taxi zette me af in een drukke straat van Soho, te midden van lichtreclames, toeristen, nachtclubs en prostituees. Door de energie- en geldcrisis waren er minder toeristen dan in andere jaren en zelfs op Piccadilly Circus leken de lichten flauwer. Het kon me niets schelen. Op dit moment was ik niet zo geïnteresseerd in de toestand van de wereld. Ik liep twee blokken en sloeg een zijstraat in waar ik begroet werd door de mist.
Ik maakte mijn jas los boven mijn Luger en liep langzaam verder door de flarden mist. Twee straten verderop schenen de straatlantaarns zich te bewegen in guirlandes van mist. Mijn voetstappen klonken op van de oude klinkers en ik luisterde naar echo's van andere geluiden. Ze waren er niet. Ik was alleen. Ik zag het huis op een half blok van me vandaan.
Het was een oud huis in deze mistige straat. Het was al oud geweest in de tijd dat de boeren van dit eiland emigreerden naar het land waarvoor ik nu werk. Vier verdiepingen rood baksteen. In het souterrain was een ingang, een trap liep naar de eerste verdieping en opzij bevond zich een smalle steeg. Ik glipte die steeg binnen en ging achterom.
Er brandde een enkel licht in het oude huis: een achterkamer op de derde verdieping. Ik keek naar de hoge rechthoek van zwak licht. Muziek en gelach dreven voort over de mist in deze pretbuurt Soho. In die ene kamer boven me was geen geluid of beweging te bespeuren.
Het zou eenvoudig zijn geweest het slot van de achterdeur te forceren, maar deuren kunnen verbonden zijn met alarminstallaties. Ik nam een dun nylon koord uit mijn zak, gooide het in een lus over een uitstekende, ijzeren staaf en trok me op tot het donkere raam van de tweede verdieping. Ik plaatste een zuignap op het glas en sneed de hele ruit weg. Toen liet ik me weer zakken en zette de ruit voorzichtig op de grond. Na me weer opgetrokken te hebben tot bij het raam, klom ik naar binnen en stond toen in een donkere, lege slaapkamer, buiten de slaapkamer strekte een nauwe gang zich uit. De schaduwen roken naar vocht en ouderdom, als van een gebouw dat een eeuw geleden was verlaten. Het was donker, koud en stil. Té slil. In huizen die verlaten zijn in Londen, trekken de ratten binnen. Maar om me heen klonk niet het geluid van harige, kleine pootjes die aan het scharrelen waren. Nog steeds woonde er iemand in dit huis, iemand die er nu aanwezig was. Ik glimlachte.
Ik klom de trap op naar de derde verdieping. De deur naar de enige verlichte kamer was gesloten. De knop draaide rond onder mijn hand. Ik luisterde. Er bewoog zich niets.
In een enkele geluidloze beweging, opende ik de deur; sloot hem meteen weer achter me en bleef in de schaduwen staan kijken naar de vrouw die alleen was in de zwak verlichte kamer.
Ze zat met haar rug naar me toe en bestudeerde wat papieren op hel bureautje voor haar. De bureaulamp was het enige licht hier. Lr stond een groot tweepersoonsbed, het bureau, twee stoelen, een brandende gaskachel, verder niets. Alleen de vrouw, een slanke hals, donker haar, een slank figuur in een strakke, zwarte jurk die al haar vormen liet zien. Ik deed een stap van de deur weg naar haar toe.
Ze draaide zich plotseling om, haar zwarte ogen achter een gekleurde bril. 'Daar ben je dus?' zei ze.
Ik zag haar glimlachen en hoorde op hetzelfde moment een gedempte explosie. Een rookwolk kringelde op in de kleine ruimte tussen ons in, een wolk die haar bijna onmiddellijk verborg.
Ik drukte mijn arm tegen mijn zij en mijn stiletto sprong vanonder mijn mouw vandaan in mijn hand. Door de rook heen zag ik haar naar de vloer rollen en het zwakke licht ging uit.
In het plotselinge duister, met de rook dicht om me heen, kon ik niets meer zien. Ik hurkte diep neer op de vloer, denkend aan haar gekleurde glazen: infrarood glazen waarschijnlijk. En ergens in deze kamer was een infrarood lichtbron. Ze kon me zien.
De jager was nu prooi geworden, gevangen in een klein vertrek dat zij beter kende dan ik. Ik vloekte onderdrukt en wachtte ingespannen tot ik een geluid of een beweging hoorde. Ik hoorde niets. Weer vloekte ik. Als ze zich bewoog, was het de beweging van een kat in ...
Het dunne koord kwam van achteren om mijn keel. Ik hoorde het sissen van haar ademhaling dicht tegen mijn nek. Ze was er zeker van dat ze me dit keer had. Ze was snel, maar ik ben sneller. Ik voelde het koord op het moment dat zij het in een lus om mijn keel sloeg en toen zij het strak trok, was mijn vinger er al tussen.
Ik stak mijn andere arm naar achteren en kreeg haar te pakken. Ik draaide me om en we kwamen in een hoop op de vloer terecht. Ze worstelde en kronkelde in het duister, elke spier in haar slanke, gespannen lichaam hard tegen mij aan. Sterke spieren in een geoefend lichaam, maar ik had mijn gewicht mee. Ik stak mijn hand uit naar de bureaulamp en knipte hem aan. De rook was opgelost. Hulpeloos onder mijn greep, neergehouden door mijn gewicht, flitsten haar ogen naar me omhoog. De gekleurde bril was verdwenen. Ik vond mijn stiletto en drukte hem tegen haar slanke hals.
Ze wierp haar hoofd achterover en lachte.
Hoofdstuk 2
'Jij, schoft,' zei ze.
Ze wierp zich omhoog en zette haar tanden in mijn hals. Ik liet de stiletto vallen, trok haar hoofd aan het lange, zwarte haar naar achteren en kuste haar hard. Ze beet in mijn lip, maar ik hield mijn mond stevig op de hare geklemd. Ze werd slap, haar lippen gingen langzaam open, zacht en vochtig, en ik voelde haar benen opengaan voor mijn hand. Haar tong bewoog zich zoekend door mijn mond, steeds dieper, terwijl mijn hand haar jurk langs haar gespannen dij omhoog schoof. Ze droeg niets onder die jurk. Even zacht, vochtig en open als haar mond.
Mijn andere hand vond haar borsten. Ze hadden hoge rotspunten geschenen toen we met elkaar worstelden in het duister. Nu waren ze zacht en vloeiend, als de zwelling van haar buik waar ik het zijdeachtige haar beroerde.
Ik voelde mezelf bijna losbreken, mezelf groeien en hard worden om in haar door te stoten. Zij voelde het ook. Ze trok haar mond terug en begon mijn nek te kussen, vervolgens mijn borst waar tijdens de worsteling mijn overhemd was verdwenen en dan weer omhoog, naar mijn gezicht. Kleine, hongerige kussen als scherpe messen. Mijn rug en lendenen kregen het ritme van het dikke bloed tot ik op het punt van ontploffen kwam.
'Nick,' kreunde ze.
Ik greep haar schouders vast en duwde haar weg. Haar ogen waren stijf gesloten. Haar gezicht één roes van hartstocht, haar mond nog steeds bezig te kussen in blinde begeerte.
Sigaret?' vroeg ik.
Mijn stem klonk dik, meer als een gekraak. Na de steile, gewelddadige klip van explosieve begeerte beklommen te hebben, dwong ik mezelf terug te trekken. Ik voelde mijn lichaam trillen, volledig bereid weg te zakken in een folterende glijbaan van genot die ons in de hoge, opgeschorte bereidheid zou brengen voor de volgende, hete, steile curve. Ik duwde haar weg, mijn tanden op elkaar geklemd in die heerlijke pijn. Een ogenblik wist ik niet zeker of zij het zou redden. Nu wist ik niet of zij het kon maken en kon stoppen. Maar het lukte haar. Met een lange, bevende zucht lukte het haar, haar ogen gesloten en haar handen gebald tot trillende vuisten.
Toen deed ze haar ogen open en keek me glimlachend aan. 'Geef me die sigaret, verdomme,' zei ze. 'Oh, verdomme, Nick Carter. Je bent geweldig. Een hele dag te laat. Ik haat je.'
Ik rolde van haar weg en gaf haar de sigaret. Neergrijnzend op haar naakte lichaam, omdat de zwarte jurk in onze hartstocht was gescheurd, stak ik onze sigaretten aan.
Ze stond op en ging op het bed liggen. Ik ging naast haar zitten, warm in de hitte van de gaskachel. Ik begon zacht en traag haar dijen te strelen. Er zijn niet veel mensen die het op die manier kunnen verdragen, maar wij konden het. We hadden het heel vaak eerder gedaan.
'Een hele, verdomde dag te laat,' zei ze rokend. 'Waarom?'
'Je weet wel beter dan dat te vragen, Deirdre,' zei ik.
Deirdre Cabot en ze wist wel beter. Mijn collega AXE-agent. N15, een doden-wanneer-noodzakelijk rang, top contra-agent met de status van onafhankelijk operatie commando. Ze was goed en ze had het net weer eens bewezen.
'Je had me ditmaal bijna te pakken,' zei ik grijnzend.
'Bijna,' zei ze grimmig. Haar vrije hand werkte aan de laatste knopen van mijn overhemd. 'Ik denk dat ik je aan kan, Nick. Als het echt was. Geen spel. Helemaal echt.'
'Misschien,' zei ik. 'Maar het zou op leven en dood moeten gaan.'
'Je in ieder geval aan flarden steken,' zei ze. Haar hand ritste mijn broek open en ze streelde me. 'Maar ik zou je toch geen kwaad kunnen doen, wel? Ik zou dit alles geen kwaad kunnen doen. God, jij past prachtig bij me.'
Op deze manier kende en beminde ik haar al een lange tijd. De aanval en verdediging, elke keer dat we elkaar ontmoetten, was onderdeel van onze manier, een heetbloedig spel tussen profs; en misschien zou ze me aan kunnen als het op leven en dood ging. Alleen zou ik dan ook vechten om te doden en dat was niet hetgeen we van elkaar wensten. Er zijn een heleboel manieren om geestelijk gezond te blijven in dit vak en voor ons beiden was jarenlang een van die manieren onze geheime ontmoetingen. Door de ergste tijden heen, door al die andere mannen en vrouwen, was er altijd dat licht aan het einde van de tunnel. Zij voor mij en ik voor haar.
'We passen bij elkaar,' zei ik. 'Fysiek en emotioneel. Geen illusies, wel? Zelfs niet dat dit eeuwig door zal gaan.'
Mijn broek was nu uit. Ze boog voorover om mijn buik beneden te kussen.
'Op een dag zal ik wachten en dan zal jij niet komen,' zei ze. 'Een kamer in Boedapest, in New York en ik zal alleen zijn. Nee, ik zou het niet verdragen, Nick. Jij wel?'
'Nee, dat zou ik ook niet verdragen,' zei ik, terwijl ik mijn hand over haar dij naar boven liet gaan, naar waar het vochtig en open was. 'Maar jij zou het opbrengen en ik ook. We hebben ons werk te doen.'
la, inderdaad,' zei ze. Ze drukte haar sigaret uit en begon mijn lichaam met beide handen te strelen. 'Op een dag komt Hawk erachter. Op die manier zal het eindigen.'
Hawk zou gillen, paars worden, als hij het wist. Twee van zijn agenten. Hij zou verlamd zijn. Twee van zijn agenten minnaars van elkaar. Het gevaar ervan zou hem doen verstijven, het gevaar voor AXE, niet voor ons. We waren vervangbaar, zelfs N3, maar AXE was heilig, vitaal en boven al het andere op deze wereld geplaatst. Onze rendez-vous werden dus in het meest donkere geheim gehouden, daarbij gebruikmakend van al onze \aardigheid en opleiding, even voorzichtig contact met elkaar opnemend alsof we aan een zaak werkten. Ditmaal had zij het contact gemaakt. Ik was gekomen en zij was gereed.
Hawk weet het nog niet,' fluisterde ze.
Ze lag absoluut bewegingloos op het grote bed in de warme, geheime kamer, haar zwarte ogen open en op mijn gezicht gericht. Het donkere haar spreidde zich uit om haar kleine, ovale gezicht en brede schouders; haar volle borsten hingen nu los van elkaar, de tepels groot en donker. Bijna zuchtend fluisterde ze de vraag. 'Nu?'
We onderzochten eikaars lichaam alsof het de eerste keer was.
Er was geen vet op haar gespierde dijen en slanke heupen, niets in de holte van haar buik boven de oprijzende venusheuvel. Met haar een meter zeventig bezat ze het lichaam van een atlete en leek ze lang en slank. Ze wachtte op me.
'Nu,' zei ik.
Het was een vrouw. Geen meisje. Tweeëndertig en meer vrouw dan de meesten van haar leeftijd. Soldaat sinds haar zeventiende. Ze had bij de Israëlische commando's gediend om 's nachts Arabieren te vermoorden. Op haar twintigste nazi-jager en op haar tweeëntwintigste agent voor AXE. Een sterke vrouw met littekens om het te bewijzen: de brandwonden van marteling op haar rug, het litteken van de zweep over haar linkerborst, het krullende vraagteken boven het wigvormige haar waar een Arabische dokter de toekomstige kinderen uit haar had gesneden en haar haat had geleerd.
'Nu,' zei ze.
Simpel en direct, zonder schuchterheid of pretenties of vals machismo. We kenden elkaar te lang en te goed voor al die spelletjes die nieuwe minnaars spelen. Gelijken. Een paar. Man en vrouw. Ze wilde me in haar hebben, ik wilde in haar zijn.
Zwarte ogen openden zich en richtten zich op mijn gezicht, diep en heet, kijkend vanuit ergens diep van binnen. Ze opende haar benen en bracht ze hoog omhoog. Recht en sterk, zonder inspanning. Ik keek alleen maar naar haar ogen en drong binnen in haar.
We raakten elkaar nergens aan, behalve daar. Diep en traag voortglijdend in het warme en vloeibare welkom van haar lichaam. Traag en glimlachend terwijl we elkaar in de ogen keken. Huiverend bewoog ze zich en ik werd groter in haar, tot haar ogen zich sloten en mijn vingers diep in het bed groeven.
Ze trok haar fantastische benen naar achteren en haar knieën op tot ze haar borsten raakten en haar hielen het ronde vlees van haar billen. Ze bracht haar arm om mijn nek en spande zich. Ik nam haar in mijn armen als een kleine, gesloten bal. Ik tilde haar vrij van het bed en hield haar hele lichaam in mijn armen, haar dijen tegen mijn borst, haar billen tegen mijn buik en stootte dieper in haar, terwijl ze lage kreunen aan haar lippen liet ontsnappen.
We bewogen ons in een gelijk, versnellend ritme als twee delen van hetzelfde wezen. Woest en teder, opgesloten in pijn en vervolgens in vrede toen een dikke, hete vloed, even diep en overweldigend als de oceaan, om ons heen spoelde en ons in een stil donker begroef.
De kachel was warm. De verborgen kamer stil. Ergens ruiste de wind en het leek alsof de wind tegen het huis aanschurkte. Ergens klonk muziek en gelach. Ver weg. In één hand had ze een sigaret. Met de andere streelde ze gedachteloos over mijn buik. 'Hoe lang hebben we?'
'Tot morgen,' zei ik. 'Jij?'
'Tot morgen.'
Dat was alles. Geen verdere vragen. Buiten deze verborgen kamer, buiten deze korte momenten hadden we ons werk. Vragen stellen en beantwoorden zou betrokkenheid inhouden en betrokkenheid kan gevaar betekenen en een heel leven veranderen. De geringste verandering zou betekenen dat Hawk het wist, of dat vroeg of laat aan de weet zou komen. Een straffe stelregel dat we niet betrokken waren in eikaars werk was de enige verdediging tegen Hawks eindeloze ogen en oren. Dat en de training van een heleboel harde jaren: vertrouw niemand, zelfs niet degene van wie je houdt.
'Lang genoeg,' zei Deirdre, terwijl ze me streelde.
'Vanavond nog een keer en morgen ...'
'Vanavond twee keer,' zei ik. De ambitieuze prins had me veel te lang beziggehouden, veel te ver van willige vrouwen.
Ze lachte. 'Je wordt elk jaar veeleisender. Hoeveel kan een vrouw eigenlijk verwerken?'
'Alles wat ik heb,' zei ik grijnzend. 'En je weet hoe goed dat is.'
'Niet zo bescheiden, Nick Carter,' zei Deirdre. 'Je ...'
Wat ze wilde zeggen, zal ik nooit weten. Ze hield op midden in de zin op hetzelfde moment dat ik mijn schouder heet voelde worden en die ging branden. Het was een stil en geheim teken, maar ze zag mijn vage rilling.
Het kleine warmtesignaal dat onder mijn huid was aangebracht kon alleen maar op een kilometer afstand worden geactiveerd en dat betekende dat het signaal van een plaatselijke bron afkomstig was. Alleen Hawk kende het en het wordt gebruikt als een laatste noodcontact, als alle andere communicatiemiddelen hebben gefaald en als Hawk niet weet waar ik ben of in wat voor soort situatie ik verkeer. Een signaal dat is ontworpen om onvindbaar te blijven voor iemand anders, maar Deirdre Cabot kende haar vak. Ze is even snel als ik en ze voelde het plotselinge contact.
'Nick?'
'Sorry,' zei ik. 'Zojuist zijn we morgen en vanavond kwijtgeraakt.'
Ik stond op van het bed en pakte mijn broek. Zonder zich te bewegen bleef ze, liggend op het bed, naar me kijken.
'Vanavond niet,' zei Deirdre. 'Nog een keer. Nu.'
Het warmtesignaal was een uiterst bevel, alleen gebruikt bij spoedgevallen waar snelheid essentieel is. Maar Deirdre wilde me weer en in ons werk zou er misschien nooit meer een volgende keer komen. En ik wilde haar ook, zelfs al zou ik ervoor moeten sterven.
Ik nam haar, of zij nam mij. Hard en ruw. Samen, zoals dat altijd zou moeten zijn.
Toen we ons allebei aankleedden zag ik dat rijpe, volle lichaam verdwijnen in het kleine slipje, de donkere kousen en vervolgens in de strakke, zwarte jurk. Ik voelde een brok van binnen, een barstend gevoel in mijn rug, maar ik kleedde me aan; en onder het controleren van onze wapens spraken we over onbelangrijke zaken. Ze kuste me speels toen ik haar mes op zijn plaats bracht tegen de binnenkant van haar dij. Ze was veel beter met dat mes dan ik. Ze bond haar kleine Beretta onder de cup van haar beha. Ik bracht mijn stiletto weer op zijn plaats en controleerde de Luger.
We lieten de geheime kamer achter zoals hij was en gingen via een ander raam weer naar buiten. Ik dekte haar toen zij achterom liep naar de steeg. Zij dekte mij toen ik door de steeg glipte en vanuit het donker nam ze de lege straat op. Ze liep me voorbij, de gewone vertrekprocedure, en stapte de straat op.
Een automatische procedure en weer redde die reflexroutine ons.
Ik zag de donkere deuropening aan de overkant van de straat. Een schaduw, een tint donkerder dan de nacht, een flauwe beweging, opgepikt door mijn persoonlijk radar dat was geperfectioneerd door jaren van voortdurend op mijn hoede zijn. 'Liggen!' schreeuwde ik.
Twee schoten barstten uit de duisternis.
Hoofdstuk 3
Gedempte schoten. Ze spuwden de nacht in op hetzelfde moment dat ik de donkere schaduw had gezien en had geschreeuwd: 'Liggen!'
Twee schoten en een seconde later een kreet als een onmiddellijke echo. Deirdre lag op de grond. Ze had zich plat laten vallen op het harde steen van de Londense straat op het moment dat ze de schoten en mijn kreet hoorde. Maar wat was eerder geweest: mijn schreeuw of de schoten?
Ze lag onbeweeglijk.
Ik had Wilhelmina vast. Ik vuurde op het portiek op hetzelfde moment dat ik Wilhelmina te voorschijn haalde en richtte. Drie schoten voor de schaduw opnieuw kon schieten, voor Deirdre overeind kwam, als ze zich nog ooit kon bewegen.