Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Hoofdstuk 1
Ik schonk niet veel aandacht aan de krantenkop. Het zei iets over een senator die neergeschoten was.
Ik legde een muntstuk op de glanzende toonbank van de kiosk in het Waldorf. Het moest ze een uur hebben gekost die zo glanzend te krijgen. 'Nu je toch bezig bent,' zei ik tegen het meisje achter de toonbank, 'graag een pakje Lucky Strike.'
Ze bukte zich en zocht op een plank beneden. Wat er gebeurde toen ze bukte, beviel me uitstekend. Ik legde er een halve dollar bij.
'Nee, nee,' zei ze. 'Sigaretten zijn vijfenzeventig.
Ik keek haar aan. 'New York is voldoende om je te laten ophouden met roken,' zei ik.
Ze schonk me haar Iowa-lach. 'In de drugstore zijn ze maar zestig,' zei ze.
'Het is wel goed,' zei ik en wierp nog een kwartje op de toonbank. Nick Carter, de laatste der grote verspillers.
Ik zag mijn gezicht weerspiegeld in een spiegel van de lobby. Altijd al heb ik het gevoel gehad dat ik er precies zo uitzie als ik ben. Een geheim agent. Ik ben een beetje te lang en te gemeen om thuis te horen in een keurig zakenkostuum. Daarnaast zie ik er ook nog uit alsof ik te lang in weer en wind heb rondgelopen. Kleine meisjes noemen zo'n smoel 'verlopen'. Grote meisjes noemen het 'doorleefd'. Volgens mij zijn het gewoon kraaienpootjes en voor de rest zal het me een zorg zijn.
Ik keek op de klok. Tien voor half twee. Ik was vroeg. Hawk zou me iemand van AXE laten ontmoeten die me instructies moest geven over het één of andere noodgeval. Hij zou me een meisje sturen. Een roodharige. Ze zou vragen of ik wist hoe ze bij het Tower-restaurant moest komen. En New York heeft geen Tower-restaurant.
Ik liep naar één van de grote, opgevulde wachtkamerstoelen -eentje met een asbak ernaast. Het laatste pakje van mijn speciale merk had ik verbruikt en ik had vergeten bij te bestellen. Maar Lucky Strike was ook prima. Wel kort, maar pittig. Ik sloeg de krant open.
'Gisteravond laat werd in het exclusieve Grenada Casino in Nassau senator John V. Saybrook, voorzitter van de commissie voor Militaire Aangelegenheden, doodgeschoten door een lange belager in jacquet. Volgens ooggetuigen had de senator juist een paar keer gewonnen bij het spelen van Black Jack, toen de speler naast hem een pistool trok onder het roepen van " valsspeler" en twee schoten op hem afvuurde. De plaatselijke politie heeft verdachte in verzekerde bewaring gesteld. Een voorlopig psychiatrisch rapport geeft aan dat deze man, Tsjen-li Brown, geestelijk gestoord is. De maximale inzet aan de tafel bedroeg twee dollar.'
Ik keek naar de foto. Tsjen-li Brown zag er in het geheel niet uit als geestelijk gestoord. Hij had meer weg van een kat die zojuist de kanarie naar binnen heeft gewerkt. Smalle, Aziatische ogen in een breed, hard gezicht. De mond gekruld tot een gemene lach. Weer keek ik naar de foto. Iets zat me dwars. Zoiets als die twee plaatjes naast elkaar met: zoek de fouten.
'Neem me niet kwalijk, maar kunt u me zeggen hoe ik bij het Tower-restaurant kan komen?'
Helemaal een roodharige. Dikke, koperkleurige wolken om een prachtig gezicht. Een gezicht dat één en al oog leek. Ogen die één en al kleur leken. Groen, bruin, roodbruin. Ze droeg een soort militair kostuum. Net Fort Knox: het verborg een goudmijn. 'De Tower?' zei ik. 'nooit van gehoord.' Dat moest ik zeggen en ik bracht het als een volmaakt acteur.
'Nee?' zei ze, terwijl ze schattige rimpels in haar schattige voorhoofd trok. 'Misschien bedoel je de Tower suite?' Ook dat was deel van mijn tekst.
'Oh nee, hoor. Gut wat stom, hè? Ik zou een paar vrienden ontmoeten en ik dacht dat ze de Tower zeiden.' Zelf was ze ook een perfecte actrice.
'Weet je wat,' zei ik luid, opdat een ieder die er belangstelling voor mocht hebben het kon horen. 'Ik wed dat er een telefoonboek in de bar is. We zullen alle restaurants met Tower in hun naam opzoeken.'
'Dat kan wel uren duren,' zei ze.
'Weet ik,' zei ik.
We vonden een donker hoekje. Ik bestelde een bourbon, zij een sherry. De dame was een dame. 'Nou?' zei ik toen de ober onze drankjes had gebracht. Niet dat ik zo'n haast had om tot zaken te komen.
'Heb je de krant van vandaag al gelezen?' vroeg ze. Ze wilde dus ter zake komen.
Ik haalde mijn schouders op. 'Alleen de voorpagina.'
Ze knikte. Daar wou ik het over hebben.'
'Bedoel je de senator Saybrook?'
'Niet precies. Ik bedoelde eigenlijk Tsjen-li Brown.'
'Heeft het met hem te maken?'
'Mmmmm. Gedeeltelijk.'
Godallemachtig. Weer zo'n meid die van spelletjes houdt. Alleen hou ik zelf helemaal niet van spelletjes en al evenmin van meiden die ze spelen. Ik nam een slok van mijn bourbon en wachtte.
ik probeer je niet in de maling te nemen ... het is alleen maar zo verdomd ...' ze zocht naar het goede woord, '... zo verdomd ... nou, "ingewikkeld" is eigenlijk niet het goede woord.' Ze greep naar haar handtasje naast haar op de bank.
'Kun je je nog herinneren hoe senator Morton om het leven is gekomen?'
Ik zocht mijn geheugen na. 'Dat was drie, vier maanden geleden. Vliegramp, niet?'
Ze knikte. 'Privé vliegtuig. De piloot overleefde het.'
'Nou?'
'Nou.' Ze opende haar tasje en haalde er een oud krantenknipsel uit. 'Dit was de piloot,' zei ze. Zelfs in het gedempte licht begreep ik waarop ze doelde. 'Tsjen-li Brown,' zei ik,
Ze schudde haar hoofd. 'Nee, nee. Charles Brice.'
Weer bestudeerde ik de foto. Het was wel degelijk het gezicht van Tsjen-li. 'Als dat zo is, lijken al die Chinezen op mekaar en dat verhaaltje slik ik niet meer.'
Bijna lachte ze. 'Misschien is dat de enige verklaring. Maar het kan niet dezelfde man zijn, want,' ze stokte even, 'want Charles Brice is dood.' Ze leunde achterover en wachtte tot de bom zou barsten.
'Tweelingen?' probeerde ik.
'Wat zou je van drielingen zeggen?' Ze deed weer een greep in haar tasje en haalde er een foto uit. Deze kwam uit het geheime dossier van AXE. Ik herkende het handschrift van Henderson. 'Lao Tzen' stond erop. De foto was een grote, duidelijke opname. Dichterbij genomen dan die prent van het oude krantenknipsel en duidelijker dan die opname in de krant van vandaag. Het was ontegenzeglijk weer hetzelfde gezicht. In close-up zag het er ouder uit, maar het bleef hetzelfde gezicht. Nu wist ik ineens wat me eerder als vreemd was opgevallen. Op het midden van het voorhoofd zat een wrat. Op de minder gedetailleerde foto's had het eruit gezien als zo'n opgeschilderde vlek van een Indisch kastenteken. Behalve dan dat het hier om een werkelijke wrat ging. Drie wratten in feite. Precies midden op drie verschillende voorhoofden. Statistisch onmogelijk, ook als het een drieling was. Tsjen-li Brown, Charles Brice en Lao Tzen moesten één en dezelfde man zijn. Maar tenzij die Charles Brice uit de dood was opgestaan, was dat niet mogelijk.
"Wie is Lao Tzen?' vroeg ik.
'Een topagent van kan.' Dat was het dus; KAN zat hierachter. De Aziatische moordploeg. Een free-lance federatie van Chinezen, Cambodjanen, Laotianen, Vietnamezen en iedereen die vindt dat de VS de oorzaak is van al hun moeilijkheden. Wat dat woord KAN voor hen ook mocht betekenen, voor ons betekende het 'Keel Amerikanen Nu'. Want daar hield KAN zich voornamelijk mee onledig.
Ik keek het meisje aan. Ze keek in haar glas alsof ze moeite deed in de toekomst te zien. 'Lao Tzen heeft de M-l graad,' zei ze.
M-l. Moordenaar eerste klas. Zou ik die Lao Tzen tegen het lijf lopen, dan ontmoette ik mijn gelijke. Ze keek naar me met van angst doorspikkelde ogen. Ik liet haar blik recht op me afkomen. Die uitdrukking van haar ogen wilde ik vasthouden. Het was het eerste teken van zachtheid dat ik zag sinds onze ontmoeting. Het bekoorlijke, gehaaste meisje uit de lobby, was een strikt zakelijke vrouw geworden toen we eenmaal alleen waren in de donkere bar. Ik wil me nou niet bepaald als een Don Juan opstellen, maar meestal gaat het andersom. De blik veranderde in een echte ogenval en nu was het mijn beurt om ter zake te komen. Ik voelde dat ze de dingen niet te licht opvatte.
'Lao Tzen,' zei ik kortaf, 'waar zit die nu?'
De emotie in haar ogen verdween, zoals het langzaam uitsterven van een televisiebeeld. 'Dat weten we niet,' zei ze langzaam. 'Waar zit hij gewoonlijk?'
Ze zuchtte en haalde haar schouders op. 'Dat weten we ook niet. China? Indo-China? Ongeveer vijfjaar geleden zijn we zijn spoor bijster geworden. Hij kan overal zitten.'
Ik greep in mijn zak voor een sigaret. Sterf. Ik moest ze in de lobby hebben laten liggen.
Ze keek me aan en lachte. 'Je hebt ze in de lobby laten liggen.' Ze haalde een ander pakje uit haar tasje.
'Dat ding zit vol heerlijkheden, nietwaar?' Ik nam er één van haar aan, met filter, en stak ook die van haar aan. Ze was gelukkig niet van de allerlaatste lichting, het soort dat zich door dit soort dingen beledigd voelt. Noem me maar ouderwets, maar van één ding ben ik overtuigd: de enige plaats waar een vrouw agressief mag zijn, is in bed.
'En nu,' zei ik, 'mijn opdracht.'
'Ja,' zei ze. 'Nu je opdracht.'
'Hawk stelt zich voor dat iemand zal proberen die Tsjen-li uit de gevangenis te halen. Wie dat ook mag zijn, hij kan de sleutel worden tot dit alles.' Ze gebaarde vaag in de lucht. 'Nou,' zei ze, 'het moet een politiek komplot zijn.'
'Zeg, kom nou. Dat moet een grapje zijn. Twee senatoren zijn vermoord door twee Chinezen die er identiek uitzien, maar niet dezelfde persoon zijn, bovendien blijken ze allebei ook nog dubbelganger te zijn van een hooggeplaatste agent van KAN en jij denkt dat het een politiek complot is.
Ze keek me onderzoekend aan. 'Wat zou jij het dan noemen?'
'Ik zou het eerder een Science fiction complot noemen.'
Even bleef ze me aanstaren, toen schoot ze in de lach. 'Ze hebben me niet gezegd dat jij zo grappig bent,' zei ze.
'Ik probeer helemaal niet grappig te zijn. Dit klinkt als een karwei voor John Brunner, of één van die anderen. Ik ben er alleen voor het spierwerk.'
'Mmmm,' zei ze en likte het sarcasme van haar lippen. Zou dat nog een keer moeten gebeuren, dan hoopte ik dat ze het mij zou laten doen. 'Spieren,' zei ze, 'zijn het eerste vereiste. Die jongens die Tsjen-li zullen willen halen, zullen dat heus niet doen met wapens.' Ze nam een slok van haar drankje. Een paar kantoorkwezels verderop keken naar haar met weinig hoop in hun ogen. Ik dacht wel dat ik mijn plaats hier voor veertig-, vijftigduizend dollar zou kunnen verpatsen.
En wat hersenen betreft,' zei ze, 'je zou niet meer leven als je die niet had. Ik neem niet aan dat de "n" in N-3 niet voor nul staat.'
'Precies,' zei ik. 'Ik ben een genie. Maar ik heb altijd gedacht dat je "nul" met een "n" en niet met een "1" schreef.' Haar loftuiting maakte me kwaad. Ik weet niet precies waarom. Ze wist het nu ook niet meer en veranderde van onderwerp. 'Gar Cantor wacht al op ons in Nassau. Zodra we daar aankomen zullen we contact met hem opnemen.'
'We?' Het kwam er scherper uit dan in mijn bedoeling had gelegen. Maar toch. Ik hou er niet van om met vrouwen samen te werken. Spelen, ja. Werken, ho maar. Niet in mijn soort werk. Als ik in de knel zit, duld ik maar één wijf naast me: Wilhelmina. Mijn lekkere, dikke 9 mm Luger.
'Oh nee,' zei ik. 'Dat gaat niet door. Daarbij, als spieren als eerste vereiste komt, dan hoor jij daar niet bij. Daar heb jij net iets te weinig van.' Ze ging stijf rechtop zitten. Er stond woede te lezen in haar ogen. 'Niet dat ik dat een gebrek vind,' voegde ik eraan toe, 'want heel toevallig hou ik niet zo van gespierde tantes.'
'Ik ben dus niets anders dan een magere tante die alleen maar in de weg zal lopen?'
Ik keek haar aan. 'Ik zou je bepaald niet mager willen noemen.'
Dat vatte ze niet op als een vriendelijke opmerking. Ze zette een schooljuffrouwengezicht op. 'Nou meneer Carter, het heeft er erg veel van weg dat het hoofdkwartier wil dat ik ga. Onder andere ben ik expert in het Chinese Szoe toean-dialect, wat je volgens mij wel eens nodig zou kunnen hebben.'
'In Nassau?' lachte ik.
'In Nassau - en misschien nog ergens anders.' Zij lachte niet.
Ik knikte. 'Ik begrijp het.' Ik begreep er geen flikker van. Maar iets begon me te dagen. Wat dat complot ook mocht zijn - een complot om alle senatoren van de Verenigde Staten om zeep te helpen, of wat dan ook - was een geesteskind van kan. En behalve dan waar het moord betrof, spraken KAN en ik niet dezelfde taal. Dan had je daar nog die Lao Tzen. en vroeg of laat zou het spoor naar hem kunnen leiden. En die kon overal zitten. In China, in Indo-China misschien. Het was dus meer dan waarschijnlijk dat ik haar kennis nodig zou kunnen hebben.
'Wanneer vertrekken we?' vroeg ik.
'Om half vijf.' Vanuit de hoorn des overvloed verschenen twee vliegtuigtickets eerste klas. 'Ik heb een suite voor ons besproken op Paradise Island.'
Zowel het karwei als het bed zouden we dus delen. Ik gebaarde naar de ober en betaalde voor de drankjes. 'Tussen twee haakjes.' zei ik. 'Hoe heet je?'
'Stewart,' zei ze. 'Linda Stewart.' Ze wachtte even. 'Mevrouw Stewart.'
'Oh,' zei ik. Nou en wat dan nog? Ik wilde niet met haar trouwen.
'En wie is dan die gelukkige meneer Stewart?'
'Jij.' Ze wees naar de tickets op het tafeltje.
Mr en mrs John Stewart RIT New York - Nassau
'De rest van je papieren zit in onze bagage. Rijbewijs, paspoort, enzovoort. Alles op naam van meneer John Stewart. Ik heb de bagage bij de balie achtergelaten. Terwijl jij een taxi bestelt, haal ik het op.' Ze ging staan. 'De rest vertel ik je wel in het vliegtuig.'
We zaten nog steeds aan het tafeltje. Een lekker, tof donker hoektafeltje. Ik greep haar pols beet en trok haar weer naar beneden. Ik trok hard, want ik wist dat zij niet zou gaan schreeuwen. Ik bewoog mijn onderarm en de stiletto gleed in mijn hand. Ik verzekerde mij ervan dat zij hem zag. 'Goed, Linda.' Ik hield haar stevig bij haar arm vast. 'Ik wil weten hoe je heet. Ik wil je identiteitskaart en ik wil die nu.'
Haar gezicht was wit geworden en haar ogen stonden donker. Ze zoog haar onderlip naar binnen en keek naar beneden. Zonder een woord te zeggen greep ze haar tasje. 'Oh nee, schat, dat doe ik wel voor je.'
Zonder mijn ogen van haar gezicht weg te halen, nam ik het tasje van haar af en met mijn vrije hand zocht ik de inhoud na. Sleutels, poederdoos, lippenstift, portefeuille. Daar was ook nog het pistool waarvan ik een glimp had opgevangen. Een keurige .22. Ik stopte hem in mijn zak weg. Na nog wat rommelen vond ik wat ik zocht: de vulpen.
Ik legde hem op tafel en trok hem uit zijn etui. Terwijl ik haar stevig bleef vasthouden, ontcijferde ik de code. 'Tara Bennet. Leeftijd achtentwintig jaar. Rood haar. Groene ogen.' Dus officieel waren haar ogen groen. 'IDAX-20. Klasse R.' Ze zat in de wetenschappelijke afdeling en was uiterst betrouwbaar. Terwijl ik las, bestudeerde zij mijn gezicht. Ze wist wat ik las, maar nog steeds zag ze er geschokt uit.
'Goed, ruim die troep maar weer op.' Ik wees op de pen. Ik liet haar niet los, terwijl ze hem weer wegstopte.
'Vertrouw je me nu?' Haar stem was nog steeds te bibberig voor sarcasme.
'Ik heb je nooit in twijfel getrokken, Tara,' zei ik.
Ze keek me verwilderd aan. 'Waar was dat dan allemaal goed voor?'
'Nergens voor,' zei ik. 'Het is alleen maar dat als ik met een vrouw samenwerk, het prettiger vind te weten dat ik niet vóór haar werk. Ik wist even nog niet of jij dat wel wist.'
Ik liep naar de uitgang. Ze raapte haar spullen op en volgde me stilletjes. Toen we door de lobby kwamen, draaide ik me naar haar om. 'Zeg de portier een taxi te roepen.- Over een paar minuten zie ik je voor de voordeur.'
Ze sloeg haar officieel groene ogen neer en liep weg.
'Twee pakjes Lucky Strike,' zei ik. terwijl ik een flap van vijftig op de toonbank legde. Krijg allemaal de tyfus. Nu leefde ik op de onkostennota van meneer John Stewart.
Het meisje achter de toonbank keek me even aan en overhandigde me toen de beide pakjes. Ze schudde haar hoofd.
'Wie ben je?' vroeg ze. 'Eén of andere masochist?'
Hoofdstuk 2
-
Als je wilt weten waarom ik het doe, laat me je dan vertellen dat ik het niet voor het geld doe. Als je het vorige jaar zes maanden werkeloos bent geweest, heb je waarschijnlijk meer verdiend dan ik; en dan tel ik nog niet eens je werkeloosheidsuitkering mee. Zou je willen weten waarom ik het dan wél doe, dan moet ik je vertellen dat de ware reden patriottisme is Dat kan natuurlijk altijd waar zijn. Maar had je me in de beklaagdenbank en je wilde de waarheid en niets dan de waarheid, dan zou ik er toch aan moeten toevoegen dat het veertig graden in Nassau was en dat ik me nu op het roze zandstrand bevond naast één van de betere lijven in één van de meest minuscule bikini's ter wereld. Dat meisje had alles. Tot en met haar blindedarm. Tara Bennet was uitstekend gebouwd. Een meter vijfenzeventig; romig lijf. Waarvan de helft uit benen bestond. Een middel om met twee handen te omvatten met heel wat meer dan een handjevol - of mondjesmaat - borst. Zij was zo ongeveer het mooiste stuk waarop ik ooit mijn ogen heb laten rusten. En ik had zo het gevoel dat als ik mijn kaarten goed uitspeelde, het niet alleen mijn ogen zouden zijn die daarop bleven rusten.
Het ging me naar den vleze, zoals ze dat wel zeggen. Maar ik denk niet dat zoiets me iets minder patriottisch maakte. De vorige avond had ik het bericht gekregen van Gar Cantor met de mededeling: 'Hou je gedeisd, alles rustig.' Hij zei me dat hij contact met me zou opnemen als de tijd er rijp voor was. Tot dan moesten we ons gewoon gedragen als zo'n gemiddeld Amerikaans echtpaar op vakantie. Wat inhoudt - als ik het tenminste wel heb - dat we onder het eten over niets anders mochten praten, dan - hardop - over de kwestie of het water wel of niet te vertrouwen was.
Ik liet Tara achter in de suite - terwijl ik me eraan moest blijven herinneren dat zij Linda was en ik meneer John Stewart - en ging eropuit om 'm eens goed te raken. Ik haat de drankjes van het eiland en de barkeepers van de eilanden respecteerden me daarvoor. Dit is een gratis advies: bestel een Caribbean Sling en ze laten je vallen als een baksteen. Bestel een whisky puur en ze geven je alle inlichtingen die je wilt hebben.
Ik wilde de plaatselijke mening over de schietpartij weten. Ik kreeg wat ik hebben wilde. De insiders hielden het erop dat het een smerig zaakje was. Tsjen-li was niet van het eiland en hij was al evenmin een toerist. Hij was hoe dan ook niet geestelijk gestoord. Toen hij de stad de eerste keer bezocht, had hij 'm behoorlijk geraakt, maar daarna leek hij gewoon verdwenen te zijn. Er was iets vies aan de hand.