Carter Nick : другие произведения.

The seatrap

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:


 Ваша оценка:

  NC 37
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  Valkuil op de zeebodem
  
  
  
  
  
  Oorspronkelijke titel: The seatrap
  
  No1969 By Universal Publishing and Distributing Corp.
  
  Nederlands van: Henk van Slangenburg
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  ISBN 90 283 0306 5
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  No 1973 By Born B.V.
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without written permission from the Publisher.
  
  Born Paperbacks en Bom Pockets zijn uitgaven van Uitgeversmaatschappij Born B.V., Amsterdam / Assen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  De man hoorde het meisje gillen - een korte, aarzelende gil. Hij probeerde te glimlachen, en vertoonde een afschuwelijke grijns, een karikatuur van een echte glimlach. Hij gebruikte zijn linkerhand om een pakje sigaretten op te pakken, waarbij hij zijn vingers van staal en leer behendig gebruikte. Het kleine pistool dat als een van de vingers was ingebouwd, joeg hem niet langer angst aan. Het ging zo makkelijk af dat hij er vroeger elke keer als hij de hand gebruikte bang voor was geweest. Maar nu niet meer. Hij was zelfs enige genegenheid voor zijn kunsthand gaan voelen. Het was tenslotte niet minder een deel van hem dan het gezicht - vol littekens, gedeeltelijk onbeweeglijk, maar niettemin een triomf van plastische chirurgie - of de ruggengraat die door stalen bouten bij elkaar werd gehouden. Maar, dacht Judas, ver teruggrijpend in zijn herinnering, in zijn jeugd, zijn lichaam was nooit veel waard geweest. Hij was altijd klein en misvormd geweest, het kind dat door de anderen werd bespot in hun wrede spelletjes. Maar toch was het juist die kleine gestalte, die pezige compactheid, geweest waardoor hij dingen had kunnen verdragen waar grotere mannen aan bezweken zouden zijn. Hij had jaren geleden gezworen dat, hoewel de wereld zijn lichaam mocht verachten, men rekening met zijn geest zou hebben te houden. En hij had het - tientallen malen - bewezen, maar niettemin was het grote succes hem altijd ontgaan. Ditmaal zou dat niet gebeuren. Het succes lag praktisch voor het grijpen. Harold had hem die macht geschonken.
  
  Harold had hem gevonden, of misschien had hij eigenlijk Harold gevonden. Dat deed er niet toe. Op de mysterieuze wijze waarop het ene kwaad een ander kwaad vindt, hadden ze elkaar gevonden, en nu zou hij een oude rekening eens en voor altijd vereffenen.
  
  Het meisje gilde weer, opnieuw een korte kreet. Harold was haar nog maar aan het opwarmen. Dat kon hij opmaken uit de aard van haar kreten - angst, maar nog niet de pure verschrikking die op den duur uiteraard zou komen. Dat gebeurde altijd met Harold. Harold was in vele opzichten een genie. Dit moest dat nieuwe kleintje uit Panama City zijn. Ze was serveuse in een derderangs nachtclub geweest, en Judas herinnerde zich hoe hij er tegen was geweest haar hier te brengen. Hij was zo voorzichtig geweest in het organiseren van een ingewikkeld netwerk voor het aanwerven van meisjes. Zowel het type als de omgeving waren zo belangrijk. Maar Harold had haar gezien en begeerd, dus had hij toegegeven. Hij wist dat ze niet was waar Harold dol op was. Deze zou niet bang worden op dezelfde manier als de anderen. Deze kende de wereld en ze zou niet reageren met de toenemende angst die Harold zo graag zag. Maar ze was nu eenmaal hier, en het moest maar gaan tot er over een paar dagen een betere kwam. Weer een gil, langer gerekt, deze keer.
  
  Harold moest haar op zijn kamer hebben, met de deur open. De experimentele cellen in de kelder waren geluiddicht.
  
  Judas stond op en liep met scherpe, rukkerige passen waar hij verrassend snel mee vooruitkwam. Hij ging naar een paneel in de muur, schoof het open en onthulde een rij televisiemonitors. Hij drukte op een knop naast een van de schermen, en Harolds zitkamer vulde onmiddellijk het beeld.
  
  Het meisje zat naakt in een hoek ineengedoken. Tartar stond terzijde met de flarden van haar kleren in zijn handen. Haar gillen waren ongetwijfeld geslaakt toen hij ze van haar lichaam rukte. Tartars enorme gestalte zou het hele kleine scherm hebben gevuld als hij niet zo vriendelijk was geweest opzij te gaan staan. Harold liep op het meisje toe en Judas merkte op dat ze een klein, stevig figuur met volle borsten en een kleine, ronde buik had. Haar benen waren kort, maar nog jeugdig genoeg om aantrekkelijk te zijn. Over tien jaar zou ze plomp en slonzig zijn. Niet dat ze zich daar nog zorgen over hoefde te maken. Bij dit afzichtelijke grapje ontviel Judas een kakelend lachje. Ze bewezen haar eigenlijk een dienst door te voorkomen dat ze plomp en slonzig zou worden. Judas zag nu dat Harold vlakbij het meisje stond.
  
  'Wacht buiten, Tartar,' zei Harold op zijn duidelijke, zorgvuldig articulerende toon. De reusachtige man die hij Tartar noemde was verzonken in een hongerige beschouwing van het meisje.
  
  'Buiten wachten, Tartar,' herhaalde Harold, waarbij hij elk woord duidelijk uitsprak. Tartar wendde zijn massieve hoofd met het dikke zwarte haar als leeuwenmanen van het meisje af en keek Harold aan. De hoge jukbeenderen en de strakke gele huid verraadden zijn geboortegrond als Buiten Mongolië. De enorme man was in wezen een atavisme, een modern specimen van de oude Mongoolse horden van Koeblai Khan, die woeste, grote Tartaren wier aanwezigheid alleen al vriend en vijand angst aanjoeg.
  
  
  
  Judas herinnerde zich hoe hij de man in Mongolië had gevonden en hem hier gebracht, hem Engels had geleerd en een comfort geschonken waar hij nooit van had kunnen dromen. Judas was niet slechts een meester, maar een soort God, en op zijn eigen primitieve, boerse manier wist Tartar dat hij niets zou zijn zonder zijn god, Judas. Toen hij aan Harold werd toegewezen, kreeg Tartar opdracht alles te doen wat Harold zei, en alleen Judas was de hogere macht. Nu knikte Judas tevreden toen hij zag dat de massieve Tartaar zich omdraaide en de kamer uitschuifelde, onwillig maar toch zonder meer gehoorzamend. Judas wist uiteraard dat Tartar iets meer dan een kind en minder dan een volwassene was. Hij zou altijd leven in dat schemergebied waar de lichamelijke behoeften van een Hercules botsen op de geestelijke capaciteiten van een tienjarige. Het was een gebied dat Judas uitstekend uitkwam. Op het kleine scherm zag hij dat Harold het meisje bij de pols pakte en naar zich toe trok. Ze kwam met angst in haar grote ogen naar hem toe.
  
  'Er gebeurt je niets, liefje,' zei Harold. 'Als je meewerkt. Begrijp je dat, liefje?' Harold duwde het meisje op de lange bank. Harold was lang en slank, met een pedant uiterlijk dat sommige vrouwen onder bepaalde omstandigheden aantrekkelijk zouden vinden. Dit kleintje, dat vele mannen had gekend, zou Harold onder geen enkele omstandigheid haar type vinden. Harold duwde haar neer op de bank en ging naast haar zitten. Hij ging proberen haar te nemen. Judas besefte dat hij glimlachte, want hij voelde een straaltje speeksel langs zijn kin lopen en veegde het af met zijn goede hand. Harold had altijd geprobeerd hen te nemen, alsof er op zekere dag een wonder zou gebeuren, een bliksemschicht zou flitsen, en hij er werkelijk toe in staat zou zijn.
  
  Harold liefkoosde de borsten van het meisje, terwijl hij gestaag doorsprak met die precieze stem.
  
  'Je zult me best mogen, liefje,' zei hij. 'Het is veel beter dan mee te moeten gaan met dat grote beest van een Mongool. Als je lief tegen me bent, zal ik er voor zorgen dat hij uit je buurt wordt gehouden.'
  
  Harold kuste nu haar borsten, en liet zijn lippen over haar lichaam zwerven. Het meisje was ongetwijfeld naar bed geweest met andere mannen waar ze een grote afkeer van had, maar ze nam zijn hoofd in haar armen en liet hem zijn gang gaan. Alleen Judas, die haar ogen op de monitor zag, besefte wat ze aan het doen was. Jammer voor haar, dacht hij. Harold was buitengewoon gevoelig. Hij wilde dat de meisjes bang waren, en dan zouden reageren met pure angst of met de hartstocht die soms voortspruit uit opperste vrees. Hij zou voelen dat ze maar deed alsof, zoals ze het geleerd had, niet wetende dat het haar evenmin als de anderen goed zou doen. Toen Harold haar op het tapijt trok, golfde er een vluchtig besef over haar, maar ze begreep verkeerd wat het betekende. Terwijl Harold met zijn lichaam heen en weer schoof over haar naakte gestalte, deed ze haar ogen dicht, zich kennelijk ontspannend in een vals gevoel van veiligheid omdat ze meende dat dit impotente schepsel in wezen ongevaarlijk was.
  
  Judas voelde dat hij weer glimlachte. Harold had, met dat fantastische brein van hem, het sadisme opgevoerd tot een nieuwe hoogtepunt in wetenschappelijke erotiek.
  
  Judas, die zelf niet onbekend was met de geneugten van het sadisme, was soms verbijsterd door de onbegrensde dimensies die Harold er in had aangebracht. Hoewel hij zo verstandig was er niet naar te vragen, was hij er zeker van dat het ergens te maken had met zijn impotentie. In het verleden moest Harold, naar zijn mening, door een vrouw gekwetst die verantwoordelijk was voor zijn toestand. Misschien was het ook wel, zo, peinsde Judas. Harolds lichamelijke impotentie en zijn bezeten verlangen vrouwen pijn te doen hadden rechtstreeks met elkaar te maken. Toen Judas daar achter kwam, begreep hij dat hij vrijelijk kon beschikken over Harolds fantastische wetenschappelijke brein en plannen. Als je er achter komt hoe iemand in elkaar steekt en je geeft hem waar hij naar verlangt, wordt hij de jouwe. De plotselinge pijnkreet bracht Judas' brein terug tot het kleine televisiescherm. Harold draaide de arm van het meisje op haar rug.
  
  'Je doet niets voor me,' siste hij in haar oor.
  
  'Ik ... ik doe mijn best,' snikte ze. 'Heus, ik doe mijn best.' Harold liet haar los en ze viel op hem, wanhopig proberend iets op te winden dat niet opgewonden kon raken, en opeens scheen ze te beseffen dat haar poging om met dit impotente schepsel mee te spelen haar in een impasse had gevoerd. Ze zweette nu, meer door dit besef dan door haar inspanningen. Harold duwde haar weg en gaf haar in dezelfde beweging een felle tik met zijn open hand in het gezicht. Het meisje gilde van onverwachte pijn.
  
  'Je doet je best niet,' zei Harold kwaad en mokkend.
  
  'Jawel, jawel!' snikte ze. Ze wilde zich weer op hem werpen, toen hij zijn handen uitstak, haar arm greep en hem scherp omdraaide. Ze gilde en viel achterover. Harold lag op zijn knieën en sloeg haar zo hard hij kon. Het was hard genoeg om haar achterwaarts tegen een bijzettafeltje te slaan. Het meisje liet haar hand over het tafeltje glijden, en vond een zware glazen asbak. Ze kwam overeind - haar kleine, compacte lichaam nu gespannen in naakte woede. Ze hield de zware asbak in een hand en kwam op Harold af, die eveneens overeind was gekomen.
  
  'Schoft,' fluisterde ze. 'Ellendige, perverse schoft. Ik vermoord je.'
  
  Judas verstijfde. Daar was hij met dit meisje bang voor geweest. Terugslaan, razernij, woede, van wezenloze angst. Daarom had hij de organisatie voor het verkrijgen van de meisjes zo zorgvuldig opgezet. Hij stond net op het punt op de alarmknop te drukken waardoor Tartar de kamer zou binnenstormen, toen hij Harold naar zijn kast zag rennen terwijl het meisje langzaam om de tafel cirkelde met de asbak omhoog geheven. Harold kwam tevoorschijn met zijn zweep en liet hem door de lucht flitsen. Hij knalde tegen haar huid met het geluid van ontploffend vuurwerk. Ze gilde en liet de asbak vallen. De zweep was half om haar heen gewikkeld en Harold trok er aan en ze viel voorover op haar knieën, waarna hij haar in de maag schopte. Harold liet de zweep weer op haar neerkomen. Ze gilde en richtte zich op. Onmiddellijk trof de zweep haar buik en er kwamen rode striemen op alsof ze er met een reusachtige rood potlood op getrokken waren. Judas had Harold al eerder met de zweep bezig gezien. Hij was er erg bedreven in, kon de martelende slag plaatsen waar hij wilde. Steeds weer ging de zweep omhoog en kwam neer terwijl het meisje op de grond kronkelde en gilde dat hij moest ophouden, en vergeefs probeerde ze zichzelf te beschermen. Toen hield hij opeens op - stak zijn arm uit en trok haar van pijn verkrampte lichaam en betraande gezicht omhoog.
  
  'Dit is nog maar een voorproeve, liefje,' zei hij glimlachend. 'Er zit nog meer in het vat... veel en veel meer. Dit is nog maar het begin.'
  
  Harold kende de volle uitwerking van het afwachten, van het angstig tegemoet zien. Dat was even verschrikkelijk - en misschien nog erger - dan het feit zelf, en het toepassen van vrees was een van zijn sadistische verfijningen. Harold had Judas bewezen hoe hij, met ware Pawlowiaanse technieken, een meisje kon degraderen tot een jammerende, kwekkende idiote, alleen door het wapen van de angst te hanteren. Maar nu riep hij, en Tartar kwam de kamer binnen.
  
  'Tartar,' zei hij tegen de enorme Mongool, 'je kunt haar naar beneden brengen. Maar eerst mag je hier even met haar spelen ... eventjes maar.'
  
  Tartar pakte het meisje met één arm op als een kind dat een pop opneemt, en grinnikte tegen haar. Tegen een muur van de kamer stond een lange eettafel en Tartar liep erheen met het meisje onder zijn arm.
  
  'Je hebt me beloofd dat je dat niet zou doen,' gilde ze tegen Harold.
  
  'Tartar zal afmaken wat ik, zoals jij zei, niet kon,' zei Harold precieus. 'Je hebt tenslotte zoveel moeite gedaan, ik wil niet dat je onbevredigd blijft, liefje.'
  
  Ze smeekte Harold nog steeds toen de grote Mongool haar als een zak meel op de tafel smeet. Hij hield haar vast terwijl haar benen ter weerszijden van de tafel bungelden, en drong in haar terwijl hij aan het hoofdeinde van de tafel bleef staan. Het meisje gilde van pijn toen de massieve bruut haar met verscheurende kracht nam - en nog eens en nog eens. Eindelijk, toen haar gegil niet afzwakte maar hees werd, riep Harold: 'Mooi zo, Tartar, dat is voorlopig voldoende.' Hij moest het twee keer herhalen en tenslotte de zweep pakken en er mee in de lucht klappen. De Mongool liep grijnzend weg van het meisje. Hij greep haar met een enorme hand toen ze van de tafel gleed, nam haar onder zijn arm en liep de kamer met haar uit.
  
  Judas zag dat Harold naar de tafel liep, een meetlatje nam en met een stuk papier en potlood ging zitten. Hij was bezig geweest met een verfijning van hun prestaties, en enkele seconden later was hij ijverig aan de gang met het opschrijven van getallen en vergelijkingen.
  
  Judas schakelde de monitor uit en zuchtte opgelucht. Deze keer waren er onaangename ogenblikken geweest. Van nu af zou hij er op staan dat ze zich hielden aan de nauwgezette maar veiliger operatie die hij voor de meisjes had ontwikkeld. Hij wilde zijn aanstaande triomf, dit onvoorstelbare succes, niet bedorven zien door de zorgeloosheid van deze man. Judas had zijn plannen altijd nauwgezet en grondig voorbereid en dit plan was het meest zorgvuldig en nauwgezet uitgedacht van allemaal. Maar Judas had nooit gelezen wat Robert Burns had geschreven over de best opgestelde plannen van muizen en mannen die mis kunnen gaan.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Er bevond zich een garage in de kelder van het hoge gebouw van de Amalgamated Press and Wire Services op Dupont Circle in Washington. Een lange man stapte uit zijn auto en liep kwiek naar de lift. De onberispelijke snit van zijn pak kon de omvang van zijn spieren en schouders niet maskeren, evenmin als de verende tred van een man die gewend is meer te doen dan alleen maar toe te kijken. In de lift drukte Nick Carter op de knop voor de dakverdieping en keek naar de verdiepinglichtjes die op de verklikker boven de deur versprongen. Hawk liet hem zeer zelden rechtstreeks naar het hoofdkwartier van AXE komen, de werkelijke organisatie achter de façade van de Amalgamated Press and Wire Services.
  
  Zelfs grote zaken werden meestal afgehandeld tijdens clandestiene ontmoetingen buiten - vaak georganiseerd met behulp van aanzienlijke kunstgrepen en moeite. Dit kon maar één ding betekenen ... wat het ook was, het was niet alleen belangrijk, maar de tijdsfactor stond niet het geringste uitstel toe.
  
  De lift stopte, de deuren gleden open en Nick stapte in de kleine receptiehal. Achter het bureau zat een nieuw meisje dat hij niet kende. Maar misschien zat ze er al een jaar zonder dat hij het wist. Twee mannen flankeerden haar, gezeten op kleine bankjes ter weerszijden van het bureau, en ze bladerden nonchalant in kranten en tijdschriften. Nick onderdrukte een grijns. De onmiddellijk schattende blikken van de twee mannen en hun zo duidelijke nonchalance konden niet verbergen dat ze hem scherp in zich opnamen. Voor ieder ander die binnenkwam, zouden het gewoon twee mensen zijn geweest die op iemand zaten te wachten. Nick wierp een snelle, wetende blik op de hoek waar muur en plafond elkaar raakten. Hij zag twee kleine ventilatieroosters. Nick wist dat zich daar achter twee speciaal aangepaste M 1 karabijnen bevonden die zouden gaan schieten als het meisje met haar voet op een knop onder het bureau drukte. Hij glimlachte en liet zijn legitimatie zien. Het meisje keek hem vriendelijk glimlachend aan. Ze nam de legitimatie aan, draaide zich naar een klein toestel naast het bureau en legde de papieren er in. Een infrarood licht gloeide aan in het apparaat en Nick keek toe hoe ze de foto en vingerafdrukken op zijn legitimatie vergeleek met een vel dat op een klein scherm voor haar werd geprojecteerd. Ze glimlachte weer, ditmaal met meer belangstelling, gaf hem zijn papieren terug, knikte naar de twee mannen en drukte op een zoemer. Nick glimlachte en liep langs haar naar de gesloten deur van een ander kantoor. Er was geen woord gesproken, maar er was een hoop informatie doorgegeven. In enkele ogenblikken was het meisje van haar scherm te weten gekomen dat de knappe, krachtig gebouwde man Agent N3, Nick Carter, was. Blauwe ogen, veel blauwer en doordringender dan het scherm kon laten zien, 1.93 meter lang, permanente granaatscherven in zijn linkerheup, litteken aan rechterzijde van borstkas. Hij was een van het nog geen handjevol mannen met de titel Killmaster, had een brevet voor alle soorten vliegtuigen, was een ervaren duiker, sprak vier talen vloeiend en zes andere behoorlijk. Het scherm vertelde haar verder dat hij een grote nationale zeilwedstrijd had gewonnen, evenals de springtitel tijdens het internationale concours-hippique in Kildare in 1966, gekwalificeerd was om Formule Eén racewagens te rijden, lid van de Société Gastronomique en ongetrouwd was. Wat een man, mompelde ze in zichzelf, toen ze zijn brede rug in het kantoor van Hawk zag verdwijnen.
  
  'Kom binnen, N3,' zei Hawk, terwijl hij opstond. Nick zag dat de Baas er moe, erg moe uitzag, maar de staalblauwe ogen fonkelden toch en zijn stem was kwiek. Drie andere mannen in burger zaten in de kamer. Ook zij stonden op. Hawk stelde hen onmiddellijk voor.
  
  'Dit is Jacques Debol, Franse inlichtingendienst,' zei hij van een slanke man met een mager gezicht. 'En Aran Kuhl, Israëlische Veiligheidsdienst, en Commander Hotchkins, van de Amerikaanse marine.'
  
  Nick schudde handen en ging zitten in de lege stoel die kennelijk voor hem was gereserveerd. Hawk kauwde op een onaangestoken sigaar.
  
  'Deze heren zijn hier omdat onze landen vrij onlangs vreemde en op elkaar gelijkende maritieme tragedies hebben ondervonden. Ik neem aan dat je weet wat ik bedoel, N3,' zei Hawk. Nick knikte en een drietal gebeurtenissen kwam hem onmiddellijk voor de geest dankzij zijn fotografisch geheugen dat hem zo vaak het leven had gered. In betrekkelijk korte tijd waren een Israëlische, een Franse en toen een Amerikaanse onderzeeër verdwenen. De vreemde en onverklaarbare verdwijningen waren wereldnieuws geweest.
  
  'Zoals je weet,' vervolgde Hawk, 'heeft geen van deze onderzeeërs een radioboodschap uitgezonden met aanwijzingen van moeilijkheden. Geen machineaverij, helemaal geen berichten, zelfs niet over de kleinste moeilijkheden. Niet een van de onderzeeërs heeft gemeld dat hij op dat moment problemen had, en daarna is er ook geen bericht gekomen. Ze zijn gewoon verdwenen.'
  
  Nick herinnerde het zich uitstekend. Het had één keer op die manier kunnen gebeuren - zelfs twee keer - maar drie keer was te veel om in toeval te kunnen geloven.
  
  'We kennen de oplossing van die verdwijningen, Nick,' vervolgde Hawk. 'De oplossing schuilt in een eis voor losgeld aan de president van de Verenigde Staten ten bedrage van 100 miljoen dollar voor de teruggave van onze nieuwste onderzeeër, de X-88.
  
  'Dat kenteken, X-88,' vroeg Nick, 'betekent dat dat het een experimentele onderzeeër is?'
  
  'Precies,' antwoordde Hawk. 'En ik hoef je zeker niet te vertellen van wie de eis afkomstig is?'
  
  'Judas,' antwoordde Nick onmiddellijk. Het moest Judas zijn. Het was zijn type operatie. Ja, slechts één man, Judas, die personificatie van het kwaad, die duivel in mensengedaante. Alleen al het denken aan de man deed Nick knarsetanden en zijn woede opstijgen.
  
  'In zijn brief aan de president,' legde Hawk uit, 'verwees Judas naar de verdwijning van de andere onderzeeërs tijdens oefentochten. De X-88 die hij nu heeft is praktisch een blauwdruk van onze nieuwste wapens, onze nieuwste elektronische defensieve en offensieve apparatuur, onze meest geheime ontwerpen voor atoomkrachtcentrales. En dan is er natuurlijk nog de hele bemanning.'
  
  'Als we niet betalen, verkoopt hij ze elders,' besloot Nick. 'En als we wel betalen, garandeert dat niets. Hij zou kunnen besluiten nog meer te vragen en alsnog een handeltje met iemand anders te maken.'
  
  'Zo is het,' gaf Hawk toe. 'Daarom hebben deze heren het beetje informatie dat ze hebben met ons gedeeld.'
  
  'En het is inderdaad erg weinig,' voegde de Israëli er aan toe. 'Terwijl uw land nu zogezegd met het pistool op de borst bedreigd wordt, zal deze waanzinnige hetzelfde met ons allen doen als hij succes heeft. Misschien zullen zijn eisen zelfs nog groter worden. De wereld zou op de duur aan zijn genade overgeleverd zijn. We hebben uw chef hier verteld wat we wisten over de verdwijning van onze onderzeeërs. Ik heb begrepen dat we gaan proberen de brokjes aan elkaar te passen om te zien of dat kan helpen een beeld te vormen waarmee u kunt werken.'
  
  'Eén ding is zeker,' zei Hawk. 'Als we niet binnen vijf dagen betalen, pakt hij nog meer onderzeeërs, nog meer bemanningen - en zal hij nog meer geld eisen. Dat is duidelijk uit zijn briefje.'
  
  'Hoe, verdomme?' raspte Nick. 'Je neemt niet zomaar een onderzeeër onder je arm om er mee weg te zwemmen. Al die boten hebben radar, sonar, radio, alarmsystemen en allerlei soorten bijzonder geraffineerde beschermingsapparatuur. Wat is daarmee gebeurd?'
  
  'Wat hij ook gebruikt, het moet een neutraliserende uitwerking hebben,' zei Hawk schouderophalend. 'Iets dat alle opsporing- en alarmsystemen volkomen uitschakelt. We hebben geen idee waar we naar moeten zoeken, maar we kunnen er redelijk zeker van zijn dat iets dat erg krachtig en groot genoeg is om een onderzeeër te vangen ergens vanaf een basis moet opereren. De X-88 en zijn bemanning worden waarschijnlijk op diezelfde basis vastgehouden. Je hebt vijf dagen om die basis te vinden, de operatie - wat het ook mag zijn - te vernietigen, en de onderzeeër en zijn bemanning te redden.'
  
  Nick wierp hem een van zijn jongensachtige grijnzen toe en keek met grote, onschuldige ogen rond. 'Zo gezegd, zo gedaan,' zei hij opgewekt. Hij keek de andere drie mannen snel aan. Ze waren ernstig, bereid hem te geloven. Hawk wierp hem een ijzige schei-uit-met-die-flauwe-kul-blik toe. 'We hebben een paar redelijk solide inlichtingen,' zei hij met een kuchje. 'Hoewel ik toegeef dat het niet veel is.'
  
  Nick zag de ogen van de Fransman bij deze opmerking omhoog gaan. Hij scheen te willen zeggen dat de inlichtingen evenmin bijzonder solide waren.
  
  'We zullen je stap voor stap vertellen wat we weten, N3,' ging Hawk voort. 'Ten eerste, we weten dat Judas, hoewel hij het meesterbrein achter iets dergelijks kan zijn, niet de technische en wetenschappelijke kennis bezit om te ontwerpen wat het ook mag zijn waar ze het mee doen. Ik zal m'sieu Debol verder laten gaan.'
  
  'Ik kan u niet veel vertellen,' zei de Fransman, en haalde hulpeloos zijn schouders op. 'U hebt ongetwijfeld gehoord van de beroemde Franse zeebioloog. François Sangue en zijn werk op het gebied van de onderwater exploratie en het vermogen van de mens om onder de zee te leven. Ongeveer anderhalf jaar geleden werd professor Sangue benaderd door een man die hij terloops kende, en die beweerde dat hij in staat was een onderwater toestel te bouwen waarmee men de wereld zou kunnen beheersen. De man was geen Fransman. Zijn naam was Harold Fratke. Professor Sangue wist van hem dat hij een zeer briljante geest was, een absoluut fantastische zeebioloog. Maar hij wist ook dat deze Harold Fratke een heel vreemde, labiele figuur was. Het komt er op neer dat de man een obsessie met betrekking tot vrouwen schijnt te hebben. Hij is al eens gearresteerd voor het verdoven en molesteren van jonge meisjes. En aan de Sorbonne is hij als docent ontslagen omdat hij een jong meisje in zijn kamer gevangen hield. Professor Sangue wees deze Harold Fratke uiteraard de deur en hij zou de hele zaak vergeten zijn, maar bedacht zich en meldde het vreemde geval aan de Sûreté. Ze probeerden met de man in contact te komen, maar hij was verdwenen.'
  
  Hawk gebaarde naar Aran Kuhl, de Israëlische Veiligheidsman.
  
  'Ruim een jaar geleden,' begon de Israëli, 'werd een slavenhandelaar vermoord aan de Israëlisch-Jordaanse grens. Deze man had zich gespecialiseerd in het leveren van jonge meisjes aan rijke kopers, voornamelijk in de Arabische wereld en het Verre Oosten, uiteraard. Tussen zijn papieren werd de naam Harold Fratke aangetroffen. Hij was een - eh - klant van deze slavenhandelaar geweest die zo plotseling het bijltje er bij neerlegde.'
  
  'Juist,' peinsde Nick hardop. 'En misschien heeft hij een nieuwe leverancier - Judas - gevonden in ruil voor wat hij had aan te bieden. Dit is allemaal prachtig giswerk, heren, maar het helpt me geen donder om Judas te vinden. Als dat alles is wat u te zeggen hebt, lijkt het me dat we niets hebben om van uit te gaan, en vijf dagen plus niets belooft weinig goeds.'
  
  'Okay, N3,' onderbrak Hawk hem. 'We weten nog een paar feitjes die we in onze nieuwe computer hebben gestopt. Zoals je weet kan een computer alleen maar antwoord geven op informatie die je er instopt. We hebben deze machine alle harde informatie gegeven die we hadden, bestaande uit deze paar dingen. Ten eerste, de brief met de eis voor het losgeld is in Washington gepost, uiteraard om verraderlijke poststempels te voorkomen. Maar elke inkt, of het nu van een pen of een schrijfmachinelint is, bezit een verdampingsfactor. Bovendien kan men via laboratoriumanalyse redelijk accuraat vaststellen hoe lang het geleden is dat die inkt op het papier is aangebracht. We hebben kunnen vaststellen dat deze brief niet langer dan drie dagen geleden is geschreven. Dus hebben we de computer de verdampingsfactor van de inkt gevoerd, plus de plaats waar de brief gepost is, het gebied waarin de X-88 het laatst via radio gemeld was, de zes gebieden in de wereld met het grootste aantal niet in kaart gebrachte eilanden en atollen, en de diepte van het water in die streken.'
  
  'Dat laatste, ouwe jongen,' kwam Commander Hotchkins tussenbeide, 'hebben we gedaan omdat alle drie de vermiste onderzeeërs in tamelijk diep water opereerden. Wat ze ook gebruiken, er is diepte en ruimte nodig om in te kunnen opereren.'
  
  'Uit die stukjes en beetjes hebben we de computer gevraagd ons een waarschijnlijke plek of streek te noemen waar we zouden kunnen gaan zoeken,' zei Hawk.
  
  'Ik zou zeggen dat die computer tevoorschijn moet zijn gekomen met het Caribische gebied,' zei Nick. 'In de buurt van de Kleine Antillen, waarschijnlijk de strook voor de kust van Venezuela.'
  
  Hawk hield zijn mond tenminste gesloten. De andere drie zaten daar met openhangende mond. Een sluw lachje vol respect gleed over Hawks gezicht. Het was de Fransman die het eerst weer iets kon uitbrengen.
  
  'Formidable' zei hij. 'Ongelooflijk.'
  
  'U hebt uw computer niet nodig,' voegde de Israëli er met ontzag aan toe. 'De man is fenomenaal.'
  
  'Zo moeilijk was het niet,' zei Nick. 'Een gelukkige gok.' Terwijl de anderen tegen elkaar begonnen te praten, haalde Nick zich een grote kaart van het Caribische gebied voor de geest. De Kleine Antillen vormden een grote halve maan in het oostelijke deel van het Caribische gebied. Het diepe water daar liep van de Antillen langs de Los Roques Trog en daar voorbij. Hij kon de grote eilanden in het westelijk deel van de keten uitschakelen - Aruba, Curaçao en Bonaire. Daar was te veel normale activiteit en scheepvaart. Het moesten de kleinere eilanden voorbij de Curaçao Kam zijn, naar het oosten toe. Hawks stem bracht hem terug in de kamer.
  
  'Het soort onderzoek dat je zult moeten verrichten, vereist een speciale camouflage. Er is daar in de buurt een legitieme oceanografische expeditie georganiseerd, geleid door een zekere dr. D. Fraser. Daar hadden we wat geluk mee.
  
  Deze dr. Fraser heeft om regeringssubsidie voor een oceanografische groep in die streek gevraagd. We hebben de doctor een grote toelage laten sturen, plus een basisschip, een kleine Aero Commander met drijvers en tonnen oceanografisch materiaal, meer dan hij nodig heeft. De brave doctor is ongetwijfeld zo verbijsterd dat hij nog niet is bijgekomen van de schok. Maar alles is daar al.'
  
  'En waar pas ik in de oceanografische expeditie van de doctor?'
  
  'Jij voert speciaal onderzoek uit naar onderwater problemen ten bate van de marine,' antwoordde Hawk. 'Je bent aangewezen om vanuit deze expeditie aan dit uiterst geheime karwei te werken. Dat was een voorwaarde die we aan de subsidie hadden verbonden.'
  
  'Als ik u goed begrijp, Baas, weet de brave doctor niet eens dat hij als dekmantel wordt gebruikt.'
  
  'Zo is het.'
  
  'Is dat niet een beetje vuil?' vroeg Nick. 'Misschien zou hij de subsidie niet hebben aangenomen als hij had geweten dat hij de kans liep in flarden geblazen te worden.'
  
  'Hij loopt geen gevaar,' zei Hawk. 'Dat is juist het mooie van de zaak. De brave doctor is helemaal legitiem, en de dekmantel ook. Er is geen reden waarom er hem en zijn mensen iets zou overkomen.'
  
  Flauwe kul, en dat weet je best, mompelde Nick binnensmonds. Er kan altijd iets onverwachts gebeuren. Maar het was het soort onverzettelijke meedogenloosheid dat men van Hawk kon verwachten. Niet dat hij een mensenleven licht opnam. Het was alleen dat als er mensen gebruikt moesten worden om een karwei te klaren, ze door hem gebruikt werden. De doctor krijgt zijn oceanografische subsidie en Hawk krijgt zijn dekmantel. Keurig. Als alles goed ging, zou de brave doctor het verschil nooit merken. Als het niet goed ging, zou hij het wel degelijk merken.
  
  'Je hebt nu een uur minder om Judas en de X-88 te vinden,' zei Hawk, en stond op om aan te geven dat de instructies beëindigd waren.
  
  'Het spijt me dat ik zo'n kletskous ben,' merkte Nick ijzig op.
  
  'Dat zit wel goed, N3,' antwoordde Hawk met een glimlach. 'Ga even langs bij Speciale Effecten. Stewart heeft een nieuw duikpak voor je dat goed te pas zou kunnen komen. Hij vertelt je er wel alles over.'
  
  Nick zwaaide naar de andere drie die ook waren opgestaan. Ze keken ernstig, als slippendragers bij een begrafenis. Misschien waren ze dat ook, in zekere zin. Hij had vijf dagen -nee, herstelde hij, op basis van Hawks laatste opmerking -vier dagen en drieëntwintig uur om iets te vinden waar iemand anders het afgelopen jaar aan had besteed om het verborgen te houden. Geen bijster aanlokkelijk vooruitzicht, om het zacht te zeggen. Maar terwijl Nick naar Speciale Effecten liep, dacht hij na over wat er tot nu toe was gebeurd. De Franse, Israëlische en Amerikaanse onderzeeërs die waren verdwenen, hadden elk ongeveer 100 man aan boord. Dat betekende dat Judas tot dusver ongeveer 200 man had vermoord, om maar te zwijgen van de onderzeeërs, en nu nog eens een 100 man gevangen hield. Nick voelde zijn kaakspieren stram worden. Als hij Judas deze keer vond, zou hij er voor zorgen dat er geen ontsnapping mogelijk was. De man had meer levens dan een kat, maar volgens Nicks berekening had hij zijn quotum nu meer dan opgemaakt. Dit moest het worden, een laatste afrekening.
  
  Bij Speciale Effecten wachtte Stewart op Nick, als altijd blij als een kind met nieuw speelgoed. De duikuitrusting die hij Nick overhandigde was voorzien van een grote hoeveelheid verborgen flappen en zakken, elk gevuld met zijn eigen fascinerende denkoefening in vernietiging. Nick luisterde aandachtig. De man van Speciale Effecten verstond zijn vak en bij dit karwei - een excursie naar het onbekende van heb ik jou daar - had hij behoefte aan alle technische hulp die hij kon krijgen.
  
  'Goed, N3,' besloot de man, 'je gaat met het lijntoestel naar Portorico. De Aero Commander van de oceanografische expeditie pikt je daar op. De Baas wil dat het allemaal erg terloops gebeurt. Op het oceanografische schip zijn ze allemaal erg ondergedoken in hun eigen academische wereldje en waarschijnlijk hebben ze nooit van AXE gehoord, laat staan van jou. Je bent Commander Carter, Marine Onderzoek. Ik geloof dat je alles nu wel hebt. Veel succes.'
  
  Nick knikte, pakte de speciale uitrusting bij elkaar, en vertrok. Hij sloot zijn auto af, stuurde de sleuteltjes naar boven en begaf zich naar het vliegveld. Het toestel naar New York vertrok snel genoeg, en daar stapte hij op de machine naar Portorico. Het zachte tikken van zijn horloge was een aanhoudende waarschuwing dat alleen al het punt om daar te komen hem van kostbare uren beroofde, maar daar viel weinig aan te doen. Het toestel zat vol met de gebruikelijke menigte opgewekte vakantiegangers op weg naar de eilanden, families die teruggingen om verwanten te bezoeken, en een handvol zakenmensen. Nick zat op een stoel alleen, naast een meisje aan de andere kant van het gangpad dat haar veiligheidsgordel al had vastgesnoerd. Ze was jong, had bruin haar en appelwangen, en straalde een plattelandsfrisheid uit, een sfeer van boerderijen en weiden en hooizolders. Haar borsten waren rond en vol onder een oranje jasje boven een donkerblauwe rok. Haar benen waren iets te zwaar, maar door hun jeugdige uiterlijk en stevige huid waren ze aantrekkelijk. Ze droeg geen kousen en had platte schoenen aan. Ze was plezierig en fris en op het moment erg gespannen, terwijl ze steeds meer mensen in het toestel zag stappen.
  
  'Maak u geen zorgen,' zei Nick zacht. 'Hij stijgt heus wel op.'
  
  Ze keek hem aan en lachte. 'Het spijt me,' zei ze. 'Ik wist niet dat het zo duidelijk te zien was. Ik heb niet zo vaak gevlogen en u wel.'
  
  'Hoe weet u dat ik zo vaak heb gevlogen?' vroeg Nick met een half lachje.
  
  'Oh, ik weet niet,' zei ze, en keek hem weer schattend aan. 'Er is iets aan u, een bepaalde blik. U ziet er naar uit alsof u alles al hebt meegemaakt.'
  
  Nick glimlachte breed tegen haar. Het zou geen lange vlucht worden, maar het kon een plezierige reis worden. Ze was volmaakt open en prettig. De gebruikelijke drukte bij het opstijgen kwam tussenbeide, maar toen ze eenmaal in de lucht waren en twee cocktails hadden gedronken, wist hij al een heleboel van haar. Ze heette Betty Lou Rawlings en ze was een jaar geleden naar de grote stad gekomen om wat pret te maken, wat teleurstellingen te ondergaan en het leven veel harder te ervaren dan ze had verwacht. Toen ze het hem vroeg, zei hij dat hij bezig was met onderwater onderzoek voor de marine, met de oceanografische expeditie als basis. Maar hij gaf als zijn naam Ted Malone op. Er waren te veel oren in het vliegtuig. Betty Lou was gepast geïmponeerd. Wat bij andere meisjes agressief of brutaal had kunnen lijken, was bij haar een soort hondjesachtige ongeremdheid die erg warm en plezierig was. Hij ontdekte dat hij dit spontane, ronduite boerenmeisje erg graag mocht.
  
  'Ga je met vakantie naar Portorico?' vroeg hij.
  
  'Oh, nee,' riep ze en werd opeens erg opgewonden en levendig. 'Ik word daar opgewacht om met mijn nieuwe baan te beginnen. Ik ben er zo opgewonden van. Misschien ook wel een beetje bang. Ze sturen een speciaal privé-vliegtuig om me op te halen en zo!'
  
  'Wat ga je dan doen?'
  
  'Ik word secretaresse-gezelschapsdame bij een rijke oude man, een kluizenaar die op zijn eigen eiland woont. Behalve ik zijn er nog maar een paar andere mensen, hebben ze me gezegd. Een manusje-van-alles en een paar bedienden. Stel je voor, het hele eiland praktisch voor mezelf. Ze hebben gezegd dat het werk erg makkelijk is.'
  
  'Hoe ben je er aan gekomen?'
  
  'Door een advertentie in de krant,' zei Betty Lou.
  
  'Het Walton Bureau. God, ze zijn wel grondig. Ik ben nog nooit zo diepgaand nagegaan en ondervraagd en onderzocht. Ik moest ze mijn hele levensgeschiedenis vertellen, of ik vriendjes had, naaste familie, of mijn ouders nog leefden, alles. Ze zeiden dat ik op mijn eentje zou zijn, maandenlang van iedereen afgesloten. Als ik heimwee naar familie of een vriendje zou krijgen, zou het niet gaan. Gelukkig sta ik al sinds mijn achttiende op eigen benen en mijn ouders zijn dood. Mijn enige tante is vorig jaar overleden, en daarom was ik naar New York gegaan. Ze hebben bij Walton alles nagetrokken en toen kreeg ik de baan.'
  
  Het Walton Bureau. Nick borg de naam in zijn geheugen op en vroeg zich een ogenblik af waarom hij dat deed. Er was geen enkele reden waarom hij het Walton Bureau in zijn geheugen zou opnemen, maar hij deed het toch. Er was iets in zijn onderbewustzijn bezig, dat wist hij wel. Te gelegener tijd zou het tevoorschijn komen.
  
  De piloot schakelde de intercom in en zijn stem klonk luid en duidelijk door de cabine.
  
  
  
  'Dames en heren, Portorico is bedekt door een dichte mistbank. We zullen over enkele minuten landen, maar we zijn ongetwijfeld het laatste toestel dat toestemming krijgt om te landen. Alle kleinere toestellen zijn enkele uren geleden al uitgeweken. Maak uw veiligheidsgordels alstublieft vast, en het was ons een genoegen u aan boord te hebben.'
  
  
  
  Nick glimlachte geruststellend tegen Betty Lou die er oprecht dankbaar voor was. Het toestel zakte door de mist, een vochtige, nevelige deken. Het zou een landing op de instrumenten worden, maar deze piloot verstond zijn vak. Als je wist waar je op moest letten waren er allerlei manieren waaraan je dat kon merken - de manier waarop de grote machine neerkwam, de beheersing over het toestel, de geleidelijkheid van de daling. Betty Lou's knokkels waren wit doordat ze de armleuningen omklemde, zag Nick. Hij was even ontspannen als een goed gevoede kater, uiterlijk tenminste. Innerlijk was hij grimmig kwaad. Portorico had niet vaak last van dikke mist, maar elk eiland krijgt het van tijd tot tijd. Het was pech dat hij er net middenin kwam.
  
  Hij voelde dat het toestel de grond raakte, en nu schenen de vage lichten van het vliegveld door de mist.
  
  Even later stond hij naast Betty Lou in het stationsgebouw. Beiden besloten na te gaan of het privévliegtuig dat hen zou afhalen was aangekomen, hoewel zijn check slechts een formaliteit was. Het was duidelijk dat er in deze dikke soep geen kleine machines doorkwamen, tenzij ze al uren geleden waren geland. Nick vroeg het weerbureau en kreeg te horen dat verwacht werd dat de mist de hele nacht zou duren. Er zat niets anders op dan die nacht in een hotel te kruipen. Hij keek naar Betty Lou. Ze was teleurgesteld, en haar gezicht weerspiegelde die teleurstelling. Nicks gezicht weerspiegelde slechts een minzame opgewektheid, maar van binnen was hij kwaad - razend, eerlijk gezegd. Hij had al weinig tijd, en nu zou hij er nog eens twaalf uur van verliezen. Judas had tot nu toe alle geluk van de wereld. Hij keek weer naar het meisje en voelde medelijden met haar.
  
  'Vat het niet zo zwaar op,' zei hij. 'Ik zal je vanavond gezelschap houden.'
  
  Ze pakte impulsief zijn arm. Ze was een en al warme zachtheid, en de zijkant van haar borst die tegen zijn arm drukte, veroorzaakte een zacht opwindend gevoel.
  
  'Dank je, Ted,' zei ze. 'Ik heb een hekel aan wachten, dat is een van de ergste dingen die me kunnen overkomen. Ik heb al mijn moed verzameld voor dit moment - en nu moet ik nog langer wachten.'
  
  'Kom, engel,' zei Nick, en trok haar met zich mee. 'We nemen een hotel en dan gaan we ergens wat eten. We maken er een feestje van, goed?'
  
  Ze knikte blij en liep bijna huppelend naast hem terwijl ze probeerde zijn lange benen bij te houden terwijl ze de aankomsthal uitliepen. Het dichtstbijzijnde hotel had een kleine combo en een goed restaurant. Ze dronken er iets, dansten, aten, dansten nog wat en dronken nog wat. Terwijl de avond naar de kleine uurtjes kroop, merkte Nick op dat Betty Lou geleidelijk stiller werd. Terwijl ze tenslotte naar haar kamer, een verdieping onder de zijne, liepen, trok Nick haar dichter naar zich toe.
  
  'Er zit je iets dwars,' zei hij vriendelijk. 'Wat is er? Kom op, vertel het me. Denk maar dat ik de aardige familiedominee ben.'
  
  'Dat kan niemand zich voorstellen,' zei ze lachend. 'Ik geloof dat het gewoon komt doordat ik net dacht dat dit de fijnste avond is die ik in lange tijd heb meegemaakt en dat ik morgen naar een eiland ga om daar maanden met een kluizenaar door te brengen. En nu wil ik opeens niet. Ik wil je terugzien, Ted.'
  
  Haar ogen keken, rond en ernstig, naar hem op. Hij kneep even in haar neus.
  
  'Ik heb ook over jou en dat eiland zitten denken,' bekende hij. 'Een meisje zoals jij - een oude kluizenaar - het lijkt me zo'n verspilling. Maar voor sommige meisjes zijn sommige dingen niet zo belangrijk als voor andere. Ik ben alleen benieuwd of je voldoende hebt nagedacht over het persoonlijke probleem dat er mee samenhangt.'
  
  'Ik heb er vaak over nagedacht en ik was er zeker van dat ik het kon,' zei ze, terwijl ze haar deur opende. 'Maar nu, met jou, ben ik er helemaal niet zo zeker van. Misschien als ik je terug kon zien - over een paar maanden of zo ...'
  
  'Waarom niet?' zei Nick. Hij zou het plezierig vinden dit rechtstreekse, openhartige meisje weer te zien. Als hij succes had kon hij het organiseren, daar was hij zeker van. Als hij faalde, zou het niet veel verschil maken. Opeens voelde hij haar armen rond zijn nek glijden.
  
  'Help me, Ted,' murmelde ze. 'Geef me iets om op te teren.' Hij drukte zijn lippen op de hare en ontdekte dat haar mond gretig geopend was. Ze deed de deur dicht en tolde buiten zijn bereik, terwijl ze haar oranje jasje op een stoel gooide. In enkele ogenblikken had ze haar bloes en rok uitgetrokken, toen haar beha. Er was niets wellustigs aan haar bewegingen, niets neurotisch, niets bezetens, alleen maar een gezonde verrukking, een zuivere openheid die zowel opwindend als verschrikkelijk aantrekkelijk was. Nick liep op haar toe en de aanblik van zijn gebronsde en gespierde lichaam bleek niet verspild aan Betty Lou Rawlings. Ze klemde zich aan hem vast met een kracht die hij al van die stevige benen had verwacht. Haar huid was melkwit en glad, en ze streelde zijn borstkas terwijl hij haar kuste.
  
  'Ik had niet verwacht hier vannacht te zijn,' mompelde Nick tegen haar gretige lippen. Ze was niet het soort meisje waar je zomaar mee het bed indook, en hij wilde dat ze dat zou beseffen. Ze verdiende meer dan een los nummertje, dit eerlijke wezentje.
  
  'Ik ook niet, Ted,' fluisterde ze. 'Maar ik ben blij. En ik schaam me niet het te zeggen. Ik hou niet van al die voorwendsels waar meisjes zo vaak mee aankomen, dat ze het alleen maar hebben gedaan omdat ze ondersteboven waren of zich gewoon niet konden inhouden. Misschien heb je een normalere, natuurlijkere aanpak als je op een boerderij hebt gewoond. Ik wil het, en ik ben blij dat ik het wil.'
  
  'Hou je mond dan en gebruik je lippen ergens anders voor,' grinnikte Nick. Hij gaf haar geen tijd om te antwoorden, maar trok haar dicht tegen zich aan, streelde haar kleine, rosé tepels zacht met zijn duimen, en voelde ze groeien onder zijn aanraking. Haar borsten waren stevig en zacht -volle plezierheuvels - en hun toppen de kleine, gedeeltelijk verzonken toppen van een jong meisje. Maar wat ze aan ervaring tekort kwam, maakte ze goed door de natuurlijkheid van haar handelingen - even open, even rechtstreeks ongeremd als ze zelf was. Betty Lou's om hem heen geslagen armen waren sterk - haar handen die over zijn lichaam gleden waren hete, gretige boodschappers van de begeerte die in haar leefde. Haar lichaam beefde en kronkelde, haar heupen bewogen in golvende deining nog eer hij haar werkelijk begon te strelen. Toen hij dat deed, zuchtte ze en er ontsnapte haar een hees, zacht gesnor van tevredenheid.
  
  'Hou niet op,' mompelde ze. 'Hou nooit meer op.' Hij voelde dat haar handen op zijn schouders zich verstrakten en het gesnor veranderde in een snik van verlangen toen hij zich zachtjes met haar liet versmelten. Opeens slaakte ze een kreet in de extase van bevrijding. Toen ze weer naast hem lag en haar adem regelmatig werd, legde ze een been over het zijne en drukte zich stijf tegen zijn lichaam, zoals een liaan zich rond een boomstam tracht te winden.
  
  'Denk je dat je hier op kunt teren?' vroeg Nick ronduit.
  
  'En of,' mompelde ze. 'Wat dacht je!' Ze hief haar hoofd op en keek hem aan met die open, grote ogen. 'Ik wil je schrijven, Ted,' zei ze. 'Ik kan jou geen adres geven omdat ik het nog niet ken. Maar als jij me het jouwe geeft, zal ik het je schrijven.'
  
  Nick glimlachte naar haar en gaf haar zijn adres in New York, per adres een vriend die Carter heette.
  
  Ze maakte zich even los om het in een adresboekje op te schrijven, kroop toen weer tegen hem aan. Eindelijk sliep ze, vredig als een kind, en hij glipte haar kamer uit en ging naar de zijne. Hij wilde zijn uitrusting nog een keer controleren om klaar te zijn voor een vroege start. Hij wist dat hij voor het intermezzo met Betty Lou met bloed en zweet zou moeten betalen. Hij kon niet zomaar twaalf uur verknoeien. Evenmin als de 100 man die ergens gevangen zaten. Evenmin als de wereld. Maar de mist bleef langs zijn raam drijven toen hij zijn ogen sloot.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Nick werd wakker en de zon was warm en fel, en hij voelde zich als een atleet die het startpistool heeft horen klinken. Hij schoor en kleedde zich snel, en rende de trap af naar de kamer van Betty Lou. Er was net tijd voor een kort afscheid van het meisje. Hij verwachtte haar nog slapend aan te treffen, maar bleef verbaasd staan toen hij zag dat haar kamerdeur op een kier stond. Hij duwde hem open en riep haar naam. In plaats van Betty Lou draaide een enorme gestalte zich om en keek hem aan met kleine, zwarte ogen in een massief hoofd, onmiskenbaar dat van een Mongool. God, dat is me een knaap, dacht Nick, terwijl hij naar de omvang van 's mans schouders en zijn lange armen keek.
  
  De grote man hield een velletje papier in zijn hand, de envelop lag op de grond. Nick zag de naam die er op was geschreven - Ted Malone. De berg van een man las een briefje dat niet voor hem was bestemd.
  
  'Wat heeft dat te betekenen, makker?' gromde Nick. 'Dat briefje is voor mij. Waar is Betty Lou?'
  
  'Meisje weg,' zei de reus met een lage keelstem. 'Jij kent meisje?'
  
  'Ik heb haar gisteren in het vliegtuig leren kennen, niet dat het jou iets aangaat.'
  
  'Vergeet meisje,' zei de enorme Mongool. Het was meer een bevel dan een waarschuwing. Nick voelde zijn woede stijgen.
  
  'Geef me dat briefje,' zei hij, 'of er komt een verschrikkelijke dreun.'
  
  'Wat dreun?' vroeg de reus met een lege blik.
  
  'Als je op de grond neerkomt,' zei Nick, en plukte het briefje uit de kolenschoppen van handen. Hij las het snel.
  
  
  
  Lieve Ted,
  
  'Mijn contact is al hier. Ik wilde je niet wakker maken. Ik zal deze nacht nooit vergeten en ik zal je schrijven op het adres dat je me gegeven hebt. Je hoort van me. Veel liefs, en nogmaals bedankt voor alles.
  
  Betty Lou.'
  
  
  
  Nicks aandacht was op het briefje gericht. Hij zag de slag niet aankomen. Het enige wat hij voelde was de plotselinge explosie - alsof al zijn adem naar zijn hoofd werd gepompt. De slag, een karateslag, had hem in de zijkant van zijn nek geraakt en hem opzij en naar voren gesmeten. Hij voelde zijn ogen uitpuilen, voelde zich op een tafeltje storten en er over vallen. Wanhopig drong hij de golven van duisternis terug, zich er vaag van bewust dat hij op de grond lag, en toen, gedurende een lange seconde, omsloot de duisternis hem. In een reflexbeweging, geconditioneerd door jarenlange training, bleef hij met zijn hoofd schudden en kwam na enkele seconden voldoende bij om zijn blik te kunnen richten. Er drukte een gewicht op zijn rug en hij stak zijn arm naar achteren om het tafeltje van zich af te duwen. Hij kwam wankelend overeind, en zag dat hij alleen in de kamer was en de deur heen en weer zwaaide. Dat monster had hem een slag gegeven die vele mannen gedood en de meeste een uur - of een dag - buiten gevecht gesteld zou hebben. Nick begreep dat het verloren moeite was te proberen het monster te volgen. Hij was nog zeer onvast ter been en zijn hoofd voelde aan alsof het in tweeën was gespleten - het bloed klopte in zijn slapen, zijn nek begon al op te zwellen. Hij sleepte zich naar het raam en keek omlaag naar de straat. Hij ving Betty Lou's oranje jasje op toen ze in een taxi stapte met een man in een leren jas en de monsterlijke Mongool die haar koffers droeg.
  
  Hij ging naar de badkamer en legde een koud kompres in zijn nek, voelde het weldadig op zijn kloppende aderen drukken. Deze hele geschiedenis had een zeer vreemde smaak en hij voelde zich bepaald onbehaaglijk met betrekking tot kleine Betty Lou. De oude kluizenaar was duidelijk strikt van plan zijn eenzaamheid te handhaven, maar Nick had het vreemde gevoel dat er meer achter stak. Als hij tijd had gehad, zou hij het hebben nagegaan. Maar God, tijd was het enige dat hij niet had. Hij had niet eens tijd genoeg voor zijn eigen missie. Hij ging naar zijn kamer, pakte zijn spullen en nam een taxi naar de kleine watervliegtuigbasis aan de westkant van het vliegveld Isla Grande. Hij zag de Aero Commander onmiddellijk, een heldergeel geschilderd toestel met rode banden en op de zijkanten in grote zwarte letters: OCEANOGRAFISCHE EXPEDITIE.
  
  Toen Nick op de loopplank stapte, kwam er een lange blonde jongeman uit het toestel, slechts gekleed in een khaki-
  
  broek.
  
  'Commander Carter?' vroeg hij opgewekt. 'Ik ben Bill Headwin. Welkom in het team, al weet ik dat u maar tijdelijk bij ons blijft.'
  
  'Hallo, Bill,' zei Nick. De jongeman had een goed lichaam - een gebruind zwemmerslichaam - en een plezierig, goedlachs gezicht. 'Je kunt me als een soort pensiongast voor korte duur beschouwen. Ik zal proberen niemand voor de voeten te lopen.'
  
  'Gos, Commander,' zei Bill Headwin terwijl ze in de Aero Commander klauterden. 'We zijn blij u bij ons te hebben. We hebben gehoord dat u een echte onderwaterspecialist bent, een deskundige op het gebied van onderwaterstromingen. Daar is dr. Fraser ook speciaal in geïnteresseerd.'
  
  'Wat leuk,' zei Nick. Hij hoopte dat Hawk het er niet al te dik had opgelegd. Hij had hem kennelijk al goed genoeg opgesierd. Te veel kon zijn ondergang worden. Bill trok het toestel in een trage klim op en cirkelde weg over de Caribische Zee.
  
  'Hoeveel mensen zitten er in het team?' vroeg Nick.
  
  'Nou, Cynthia en ik,' zei de jongeman. 'Cynthi is mijn vrouw. We zijn vorige maand pas getrouwd, maar we werken al ruim een jaar samen met dr. Fraser. Dan heb je Ray Anders, onze labtechnicus, Howie Thompson, onze mecanicien, en Consuela, onze kokkin. Ze komt van de eilanden -Barbados, geloof ik. En dr. Fraser, natuurlijk.'
  
  'Natuurlijk,' zei Nick en zijn ogen gleden over de blauwe Caribische Zee terwijl ze er laag over vlogen.
  
  Toen het toestel begon te zakken zag Nick het schip groter worden naarmate ze naderbij kwamen. Op de flank van het vaartuig stonden dezelfde woorden als op het vliegtuig. Nu kon hij de naam van het schip op de boeg zien, Triton. Het was een wit, stevig schip met een brede achtersteven. Toen de drijvers van het toestel het water raakten, zag Nick het kleine figuurtje in een rosé badpak dat naar hen zwaaide. Ze stond op de achtersteven, met een lijn in de hand. De aanblik van het meisje deed hem aan Betty Lou Rawlings denken. Hij had zijn gedachten over haar met opzet opzij gedrongen. Die hele kwestie verontrustte hem nog steeds en hij voelde zich gefrustreerd omdat hij niet in staat was het nader te onderzoeken. Bill Headwin nam gas terug en taxiede naar de achtersteven van de Triton.
  
  'Dat is Cynthia,' zei hij toen het meisje over de achterreling van het schip klauterde.
  
  'Dat dacht ik al,' zei Nick droog, terwijl hij nog steeds aan Betty Lou dacht. Hij jeukte om zijn spullen aan boord te brengen, de vliegboot over te nemen en op eigen houtje te gaan zoeken. Actie was altijd een goed tegengif voor frustratie. Toen Bill de motoren afzette, boog Cynthia zich omlaag en maakte de lijn vast aan een speciale ring in de neus van het toestel. Enkele ogenblikken later was Nick aan boord van het varende laboratoriumschip, en werd voorgesteld aan de rest van de bemanning. Consuela bleek een jonge, volborstige vrouw te zijn in een kleurige jurk met bloot middenrif die haar tot op de schouders vallende zwarte haar en haar koffiekleurige huid accentueerde. Nick durfde wedden dat de labtechnicus en de mecanicien erg blij waren Consuela aan boord te hebben.
  
  'Dr. Fraser heeft het druk, maar hij komt straks,' zei Cynthia. 'We zullen u uw hut wijzen, Commander.'
  
  Nick volgde Cynthia's slanke figuurtje naar een kleine hut. Hij merkte meteen de hoge frequentiezender op die er was geïnstalleerd, kennelijk in opdracht van Hawk. Hij was benieuwd of hij er ooit het ene bericht mee zou versturen waar Hawk op zat te wachten. Cynthia vertrok en hij legde snel zijn spullen weg, trok een zwembroek aan en ging aan dek. Hij legde zijn duikpak en uitrusting in het vliegtuig, gereed voor onmiddellijk gebruik. Howie, de scheepsmecanicien en het manusje-van-alles, was net gereed met het voltanken van het vliegtuig uit wat kennelijk een grote drijvende tank naast het schip was.
  
  Nick had besloten Hugo, zijn potlooddunne stiletto, in zijn waterdichte schede op zijn onderarm te laten zitten. Speciale Effecten had hem verteld dat het duikpak een flap met ritssluiting had waardoor hij bij Hugo kon komen als het nodig was, plus een waterdichte binnenzak voor Wilhelmina, zijn Luger. Hij passeerde Consuela die op een luik lag te zonnen. Ze kwam op een elleboog overeind en keek deze tot leven gekomen Griekse god na terwijl hij heen en weer naar het vliegtuig liep om zijn uitrusting aan boord te brengen. Haar blik, merkte Nick met een scheef lachje op, was er een van eerlijke goedkeuring en onverhulde bewondering.
  
  Hij had juist de luchtflessen in de cabine gelegd en stond bij de deur van het vliegtuig met een voet op de drijver, de andere op de drempel van de deur, toen hij de vrouw naar de achtersteven van de Triton zag lopen. Ze was lang, zeer blond, en had haar haar nogal streng in haar hals opgemaakt. Uit haar korte broek staken lange, prachtige benen. Bill had het niet over dit lid van het 'team' gehad en Nick was benieuwd waarom niet. Ze kon moeilijk over het hoofd gezien worden. Hij zag haar naderbij komen en trok zich op de achtersteven van de Triton. Haar neus was recht en klein, haar lippen waren fijn en delicaat gesneden. Maar het waren haar ogen die hem gevangen hielden - ogen van een elektrisch blauw die bijna knetterden.
  
  'Hoe maakt u het,' zei ze en glimlachte zeer koel en mechanisch terwijl ze voor hem bleef staan. 'Ik ben dr. Fraser.' Nick knipperde met de ogen. Die ouwe zwerver, dacht hij. Hawk had nooit laten doorschemeren dat dr. Fraser een vrouw was. Misschien wist de Baas het zelf niet. Nick glimlachte inwendig, werd warm bij de gedachte. Het was net goed voor hem. Hij zou zo kwaad als een horzel zijn als hij er achter kwam. Niet dat de oude heer iets tegen vrouwen had. Hij zou het alleen vervelend vinden zoiets verrukkelijks aan Nick te hebben toegeworpen. Dr. Fraser sprak weer, en haar stem was koel en gereserveerd. De losvallende bloes die ze droeg verborg meer dan hij onthulde, en Nick was ook hier benieuwd naar.
  
  'Ik hoop dat alles naar uw tevredenheid is, Commander,' zei ze.
  
  'Oh ja, volkomen naar tevredenheid,' antwoordde Nick, terwijl hij haar borsten in haar bloes zag bewegen.
  
  'Toen ik de subsidie kreeg is me meegedeeld dat u veelvuldig gebruik van het vliegtuig zou maken, misschien ook van het schip zelf, althans gedurende korte tijd. Ik heb opdracht gekregen u alle hulp te bieden die u nodig hebt en u hoeft het me maar te vragen. Eerlijk gezegd kreeg ik de indruk dat we allemaal ten alle tijde tot uw beschikking moesten staan.'
  
  'En dat vindt u vervelend?' vroeg Nick vriendelijk.
  
  Het was duidelijk dat ze het meer dan een beetje vervelend vond, maar hij wilde het haar horen toegeven.
  
  'Dat zal wel onzin zijn,' zei ze. 'In uw ogen ben ik ondankbaar, neem ik aan, Commander.'
  
  'Dat zegt u, ik niet.'
  
  'Ja, dat zeg ik, maar ik wil niet ondankbaar lijken. De subsidie was een geschenk uit de hemel en volslagen onverwacht. We hadden maar een vage hoop dat hij zou worden toegekend, maar we wilden die subsidie zo graag hebben om ons werk voort te kunnen zetten en onze theorieën te bewijzen. Als we ons werk niet kunnen doen vanwege een stoet van speciale gasten zoals u, dan hebben we er in wezen eigenlijk maar weinig aan.'
  
  Ze was even fel als mooi, besefte Nick. Ze keek door hem heen met die elektrisch-blauwe ogen, neerbuigend en superieur. De brave doctor was een verrukkelijk blok ijs - zelfvoldaan en waarschijnlijk een uitgesproken feministe. Maar ondanks haar vastberaden strengheid was ze prachtig - mooi genoeg om omlaag te halen. Eerlijk gezegd, dacht hij, had ze er waarschijnlijk behoefte aan om van haar arrogante, door haarzelf opgetrokken voetstuk afgehaald te worden.
  
  'Ik blijf hier niet lang,' zei hij glimlachend. 'Als ik weer weg ben heb je de hele oceaan weer voor jezelf schat.'
  
  'Schat?' Ze spoog het woord uit en haar ogen fonkelden.
  
  'Ik ben niet gewoon met schat aangesproken te worden, Commander Carter.'
  
  'Het scheelt een hoop slijtage aan het geheugen,' zei Nick grinnikend. 'Maar als u er op staat zal ik in uw geval een uitzondering maken. Hoe heet u? Ik zal proberen het te onthouden.'
  
  Hij zag dat ze slikte en haar woede bedwong.
  
  'Iedereen noemt me dr. Fraser. Ik heb een doctoraat in zeebiologie.'
  
  'Mooi zo, maar ik ben niet iedereen.'
  
  Ze wierp hem een lange, vlakke blik toe en hij zag haar ogen over zijn tors glijden, even omhoog en omlaag over zijn eiken van benen glijden.
  
  'Nee, het lijkt me ook niet dat u iedereen bent, om uw uitdrukking te gebruiken,' zei ze. 'Waarschijnlijk bent u erg goed in uw werk, erg efficiënt, erg meedogenloos, en erg vlot met de meisjes.'
  
  'Ik heb geen tijd voor meisjes,' zei hij op scherpe toon, en zag hoe dr. Fraser haar wenkbrauwen verbaasd optrok. 'Geen meisjes?' zei ze.
  
  'Nee,' zei hij grinnikend. 'Alleen maar voor vrouwen, schat.'
  
  'Als u me nodig hebt, ik ben in mijn hut, Commander,' zei ze met strakke mond, waarna ze zich omdraaide en van het dek beende, met rode kleurtjes op haar gladde jukbeenderen. Nick liet zich op het vliegtuig zakken, maakte de lijn los en taxiede weg van het schip. Hij gaf gas en steeg soepel op, zichzelf de pret gunnend van een volmaakte zwenking waarbij hij de bewondering van Bill Headwin en de anderen beneden bijna kon voelen. Nick leidde de Commander op de eerste etappe van een driehoekskoers met de uiterste punt boven Aves de Sotavente, en de andere twee benen boven het diepe water van de Los Roques Trog. Hij vloog boven al dan niet in kaart gebrachte eilanden, bestudeerde elk eiland vanuit de hoogte en vanaf het niveau van de boomtoppen, cirkelde er omheen en vloog er in een rechte lijn langs, om het water elke kans te geven vormen en formaties te weerspiegelen. Hij bleef er onvermoeibaar mee bezig tot hij naar de Triton moest terug keren om te tanken. Consuela bracht hem een broodje en bleef even hangen om met hem te babbelen. Ze had een vol, sensueel figuur, met het typische hoge en mollige achterste van de eilandbewoonsters. Hij kauwde nog op het broodje toen hij weer opsteeg. Ditmaal trok hij een andere driehoek, die de eerste gedeeltelijk overlapte. Op die manier liep hij geen gevaar ook maar een deel over te slaan. Er hing te veel van af. Alle eilanden die hij bestudeerde waren of onbewoond of bezaten een paar eenzame hutten - niets dat wees op het soort operatie waar hij naar op zoek was.
  
  Hij bleef bezig tot het donker begon te worden, en maakte nog twee vluchten; toen hij naar de Triton terugkeerde stonden de sterren al boven het donkerblauwe water, hij was moe en prikkelbaar. Hij had niets gevonden, maar had zich tenminste van één ding overtuigd. Er bevond zich niets in het gebied dat hij steeds had doorkruist. Drie keer hadden vormen en schaduwen hem genoopt te landen, zijn duikuitrusting aan te trekken en het water in te gaan. En drie keer bleken de vormen koraalriffen of reusachtige drijvende bedden van wier te zijn. Terug op de Triton voelde hij zich, na iets gegeten en gedronken te hebben, wat beter. Hij wenste dat hij een einde kon maken aan het onderbewuste tikken van de klok in zijn hoofd, een voortdurende waarschuwing dat met elke seconde die verstreek de tijd meer drong. De avondlucht was koel en de bries warm. Hij besloot zich niet te verkleden, en nog steeds in zwembroek gehuld, klopte hij op de gesloten deur van de hut met de naam dr. Fraser er op.
  
  'Kom binnen,' zei de stem bondig. Dr. Fraser had een andere korte broek - donkerblauw - en een korte, mouwloze lichtblauwe bloes aangetrokken. Nu spanden haar borsten strak tegen de stof en hij hoefde zich niets meer af te vragen. Ze waren zacht, rond en vol, de borsten van een vrouw. De biologe leunde achterover van de microscoop op het kleine tafeltje voor haar.
  
  'Ja?' zei ze kil.
  
  'Ik wil het schip morgenochtend zo ver naar het oosten hebben als u het krijgen kunt. Een mijl of vijftig is voldoende. Ik heb meer reikwijdte voor het vliegtuig nodig, ik kan morgen niet genoeg terrein bestrijken als ik hier moet terugkomen om te tanken.'
  
  'Maar we kunnen niet zomaar het anker ophalen en wegvaren; protesteerde de jonge vrouw terwijl ze rechtop ging zitten en haar stoel omdraaide. Haar ogen stonden geschrokken. 'We hebben hier bepaalde sonderingen gedaan, vallen en lijnen gespannen. We zitten middenin onze experimenten.'
  
  'Sorry, maar er is niets aan te doen,' zei hij, besluitend even kil tegen haar te zijn. Trouwens, hij had geen keuze. Maar de stalen vastberadenheid van de vrouw bleek onmiddellijk, en hij ontdekte dat hij bewonderend glimlachte.
  
  'We hebben extra brandstoftanks die we aan het toestel kunnen monteren,' zei ze. 'Dat geeft u stellig voldoende reikwijdte.'
  
  'Akkoord,' stemde hij in. 'Ik ben een gemakkelijke jongen, schat.'
  
  Onmiddellijk fonkelden haar ogen. 'Ik dacht dat we daar een eind aan hadden gemaakt, Commander,' zei ze. 'Ik vind het niet leuk om schat genoemd te worden.'
  
  'En ik vind het niet leuk om je dr. Fraser te noemen,' zei Nick minzaam. 'Je hebt me niet gezegd hoe je heet, dus blijf ik het op schat houden. Misschien vind je dr. Fraser Schat leuk?'
  
  Haar blauwe ogen vlamden nu. 'Mijn naam is Danielle,' zei ze op beheerst-woedende toon.
  
  'Dat is een erg mooie naam,' merkte Nick op. Hij liet zich in een stoel zakken en zijn gebronsde gestalte scheen de hut te vullen. 'Je moet je vaker zo laten noemen, Danielle.'
  
  Ze keek hem met toegeknepen ogen aan. 'Ik geloof dat we elkaar goed moeten begrijpen, Commander,' zei ze, en sloeg haar lange, prachtige benen over elkaar.
  
  Nick hield zijn blik op de benen gevestigd, en bewonderde ze onbeschaamd, verzonken in beschouwing, in de wetenschap dat ze naar hem keek. Hij liet zijn ogen langzaam over haar dijen glijden, bleef hangen bij de kleine, opwindende zwelling vlak onder haar buik waar haar broekje nauw spande.
  
  'Commander,' zei ze en zette haar benen naast elkaar.
  
  Hij reageerde niet.
  
  'Commander!' riep ze op scherpe toon. Hij keek opgewekt op.
  
  'Ik zal opnieuw beginnen,' zei ze. 'Ik ken het soort man dat u bent, Commander. U bent een man van actie, niet van intellect. U bent - tja, een fysieke man, en u bent er aan gewoon dat de vrouwen aan uw voeten vallen. U bent emotioneel niet in staat naar een vrouw te kijken zonder haar met u in bed te zien - typerend voor het seksueel onzekere individu dat wil compenseren.'
  
  'Ga verder,' zei Nick met een glimlach. 'Het is fascinerend.'
  
  'Ik veroordeel u niet, Commander,' vervolgde ze. 'Ik ben er van overtuigd dat u het als compliment bedoelt. Maar ik begrijp ook dat het u moeilijk valt te beseffen dat er vrouwen zijn die geen fysieke types zijn zoals u, die niet reageren op uw speciale soort dierlijke sensualiteit. En ik geloof dat hoe eerder u zich dat realiseert, hoe beter we met elkaar zullen kunnen opschieten. Ben ik duidelijk?'
  
  'Weet je wat ik denk, Danielle?' zei Nick vaag. 'Ik denk dat je alles van vissen en niets van mensen weet. Wat jij van de mensen weet komt regelrecht uit boeken en lezingen, en dat geldt vooral voor wat je van jezelf weet. Je hebt behoefte aan wat veldwerk, Danielle. In wezen ben je wat ik een OVB-meisje noem - onderdrukt, verward en bang.'
  
  'Dat ben ik helemaal niet,' zei ze vlak. 'Alleen maar omdat ik niet helemaal draaierig word bij een blik uit uw doordringende blauwe ogen, zoekt u een excuus.
  
  'Dat is ook heel typerend. U begrijpt gewoon de wetenschappelijk getrainde geest niet, die zijn emoties volkomen onder controle heeft.'
  
  Nick lachte hardop. 'En dat doe jij wel, hè?' zei hij. 'Het zou zo makkelijk zijn te bewijzen dat je ongelijk hebt.'
  
  'Dat kunt u helemaal niet,' vloog Danielle op. 'De getrainde, beheerste geest, die wetenschappelijk werkt en de rede toepast, kan emotionele invloeden altijd de baas.'
  
  'Zin om dat op de proef te stellen?'
  
  'Waarom niet? Ik ben volkomen zeker van mezelf.'
  
  'Goed dan,' zei Nick grinnikend. 'Ik ben ook volkomen zeker van je. Maar we moeten een paar basisregels aanhouden. Ik beloof je natuurlijk geen geweld te gebruiken. Dan moet jij beloven niet hard weg te lopen.'
  
  'Ik loop niet weg, Commander,' zei Danielle Fraser, met een zelfverzekerd lachje rond haar delicate lippen. 'Ik hoef niet weg te lopen. Het zal boeiend - om niet te zeggen amusant - zijn om te zien hoe uw ego in elkaar klapt.'
  
  Nick stond op en ging vlak voor haar staan, zodat haar hoofd bijna de naakte gebronsde huid van zijn gladde, gespierde borstkas raakte. Ze wendde haar ogen van zijn tors af en keek naar hem op.
  
  'Dat klapt niet in elkaar,' zei hij en keek glimlachend op haar neer. 'Omdat ik niet kan verliezen.'
  
  'En waarom wel niet?'
  
  'Omdat je, of je het nu weet of niet, eigenlijk niet wilt winnen.'
  
  Hij zag dat ze haar mond opende om hem antwoord te geven, en toen klapte ze hem dicht terwijl hij zich omdraaide en de hut uitliep. Hij viel in slaap terwijl hij zich bedacht hoe verschillend vrouwen, althans aan de oppervlakte, leken te zijn. Hij dacht aan Betty Lou, die zo blij was dat haar emoties haar regeerden, en aan Danielle Fraser, die daar zo onwillig in was. Hij gokte uiteraard op de theorie dat ze in wezen niet zo sterk verschilden. Ze was een hooghartig, arrogant schepsel. Hij glimlachte in zichzelf. Dit kon leuk worden - het temmen van de mooie zeebiologe. Hij kon tenminste nog dromen. Hij wist dat er weinig tijd was om haar te temmen, alleen tijd om te zoeken ... te zoeken ... te zoeken.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Het warme blauw van de Caribische Zee schoot onder zijn vleugeltip door terwijl hij laag over het water vloog. Hij maakte zijn tweede tocht boven de driehoek van de ochtendkoers, en verkende een kleine reeks eilanden. Hij trok het vliegtuig scherp op toen hij het eiland weer naderde, zodat hij een beter uitzicht vanuit de hoogte had. Een paar vissershutten, enkele inlandse vissers en hun drogende netten, dat was alles. Voor hij bij het aanbreken van de dag was vertrokken, had hij een bericht van één woord naar Hawk gezonden. Het ene woord was 'Nee.' Het was even teleurstellend om te ontvangen als om te verzenden, en hij had zijn kaken vastberaden en tegelijk gefrustreerd op elkaar geklemd. Maar terwijl hij de kleine machine boven het water wegtrok, dacht hij aan het voorval dat had plaatsgevonden toen hij zijn hut had verlaten, en er gleed een trage glimlach over zijn gezicht. De douche was midscheeps op het laboratoriumschip opgesteld en toen hij de deur van zijn hut opende hoorde hij het water lopen. Hij was enigszins verrast geweest omdat hij dacht de enige te zijn die vroeg op was. Zijn duikapparatuur lag in het vliegtuig, hij had alleen zijn zwembroek aan; toen hij de keurig opgevouwen handdoek buiten de douche zag, liep hij er op zijn blote voeten heen en zag de naam 'dr. Fraser' in een hoek geborduurd. Hij pakte de handdoek op en wachtte even. Het water werd afgedraaid en een lange, mooie arm reikte vanachter het douchegordijn en tastende vingers gleden over het dek. De arm kwam verder naar buiten en de hand tastte nog wat rond. De arm kwam tot aan de bovenkant naar buiten en hij zag een prachtige, ronde schouder.
  
  'Zoek je dit?' vroeg Nick, en legde de handdoek op de bovenarm. De arm hield op met rondtasten, werd teruggetrokken en pakte de handdoek, maar Nick liet niet los. Hij liet zijn hand langs de arm omhoog glijden over de gladde huid tot vlak onder de oksel, drukte zijn hand toen onder de oksel. Hij voelde de roerloosheid van het lichaam aan de andere kant van het gordijn, een volkomen roerloosheid, het soort roerloosheid dat alleen voorkomt als iemand zich volstrekt stil houdt. Hij kromde zijn vingers rond de schouder, liet toen los, duwde de handdoek door de gordijnopening en liep snel weg. Hij hoorde het zachte geritsel van het gordijn dat werd geopend toen hij de trap naar het bovendek opging. Hij voelde dat haar ogen zijn brede rug volgden, maar hij draaide zich niet om.
  
  Nu kuchte het vliegtuigje even, toen nog een keer. Hij wierp een blik op het instrumentenbord, maar dat gaf geen enkele aanwijzing. De eilanden hadden niets te zien gegeven en nu hij langs het korte been van de driehoek vloog, kwam hij weer boven een niet in kaart gebracht eiland dat weelderig was begroeid met palmbomen en struiken en een kleine atol voor de kust had liggen. Hij vloog er nog een keer overheen, hoger nu, ging toen verder. Hij zoemde monotoon over het eentonige blauwe water toen hij de kleine kaag zag, en hij liet zich zakken om beter te kunnen kijken. Het was een oud, nogal verveloos schip dat met gereefde zeilen soepel op het anker reed. Hij vloog twee, drie keer laag over het schip en zag geen teken van leven aan boord. De eenzame kaag op de luie deining interesseerde hem. Hij overwoog op zee te dalen om van dichterbij te gaan kijken toen de motor opnieuw kuchte, ditmaal in een reeks sputterende overslaande geluiden.
  
  De 180 pk Lycomingmotor was stoer, maar hij wist dat hij er steeds het uiterste van had gevraagd. Zijn instrumenten flitsten een waarschuwing dat iets oververhit raakte. Nick trok weg van de kaag en vloog terug naar de Triton. Hij nam gas terug en het gesputter nam af. Het enige waar hij geen behoefte aan had was de machine middenin zee te moeten neerzetten en wie weet hoeveel kostbare tijd te verliezen.
  
  Op het basisschip zouden ze de moeilijkheden stellig snel kunnen vinden. Toen hij eindelijk met een zucht van verlichting vastlegde aan de achtersteven van het laboratoriumschip, wenkte hij Howie Thompson die onmiddellijk de motor begon na te kijken. De mecanicien was er vrij zeker van dat het iets met de isolatie had te maken, misschien was een stukje isolatiekabel versleten. Hij schatte dat het iets meer dan een uur zou kosten om de motor na te kijken, en dan nog een uur om hem te repareren. Nick liet de mecanicien bij het vliegtuig achter en liep naar het middendek waar de anderen zich bij de bakboordreling bevonden.
  
  Bill Headwin zat op de leuning en boog zich naar voren om een kleine kraan te bedienen die uit de flank van het schip stak. De kraan hing boven iets dat op een grote, ovalen stalen bal leek die naast de Triton in het water deinde. De kraan tilde net een bandrecorder uit de opening in het midden van het voorwerp dat op het eerste gezicht een duikklok leek. Maar toen hij naar de helgeel geschilderde duikklok keek, zag hij lange, buisvormige, op scharnieren werkende uitsteeksels uit de zijkanten en de bodem komen, zodat het ding op een enorme dikke spin leek. Danielle, gestoken in een tweedelig badpak, stond met één voet op het schip en met de andere voet op de duikklok.
  
  'Waar komt dat vandaan?' vroeg Nick.
  
  'Het is er steeds geweest, op de bodem van de zee,' antwoordde Bill Headwin. 'We hebben hem drie dagen beneden gelaten om geluid op de band op te nemen. Dr. Fraser gaat er nu mee naar beneden om oppervlaktebezinksel en andere onderwaterdingen te verzamelen. Onze Zeespin, zoals we hem noemen, kan opmerkelijke dingen doen als hij met de hand wordt bediend.'
  
  'Ga je lang naar beneden?' vroeg Nick, terwijl hij naar Danielle keek.
  
  'Een uur, misschien twee uur,' antwoordde ze, terwijl ze zijn blik koel en vrijblijvend beantwoordde. Ze had, begreep hij, het voorval bij de douche nog niet vergeten.
  
  'Ik zou graag meegaan,' zei Nick en glimlachte vriendelijk tegen haar. 'De marine is altijd geïnteresseerd in dit soort dingen.'
  
  Nick zag haar aarzelen en naar een manier zoeken om te weigeren. Maar hij had haar in het nauw gedreven. De Zeespin was onmiskenbaar gebouwd voor twee personen en als ze hem weigerde waar iedereen bij was, werd het gênant voor haar.
  
  'Ik ga er eerst in,' zei ze strak. 'Dan komt u. Wees alstublieft voorzichtig. Het is benauwd daarbinnen.'
  
  Nick knikte opgewekt, keek toe hoe ze haar lange, mooie lichaam door het luik liet zakken en volgde haar toen. Hij had gelijk gehad, de Zeespin was voor twee personen gebouwd en nu zag hij een nieuwe reden voor haar onwilligheid. Eenmaal binnen zag hij dat het onderwaterding niet rond maar ovaal was, de inzittenden lagen op hun rug en hadden hoofdsteunen die hen in staat stelden uit te kijken door een gebogen venster dat halverwege de voorkant van het toestel liep. Twee paar metalen glijrails met hendels voerden naar binnen, en Danielle was er voor gaan staan en had de hendels stevig vastgegrepen. Hij hoorde dat het luik boven hen werd gesloten, voelde dat de kabels werden gevierd die het toestel in het water lieten zakken. Hij zag het water voor het venster borrelen en kolken en hoorde het gesuis van zuurstof dat de bol binnenkwam om de druk buiten op te heffen. Hoewel hun schouders elkaar raakten, was Danielle druk bezig de glijrails te controleren door ze heen en terug te schuiven. Een zachte bons zei hem dat ze op de zeebodem waren. Danielle drukte op een knop en met een zacht gezoem van motoren bewoog de onderwaterspin zich over de oceaanbodem, waarbij het ding op zijn spillenpoten opmerkelijk soepel vooruit kwam. Nick zag een school regenboogpapegaaivissen tegen het venster bonzen, even stilhouden en dan wegzwemmem. Een geel en blauw gestreepte varkensvis zwom voorbij, gevolgd door een grote snoek wiens zilveren lichaam contrasteerde met zijn citroengele vinnen en staart. De armen van de Zeespin waren druk bezig dingen van de zeebodem en de koraalrotsen op te pakken die, zoals Nick zag, vervolgens in metalen bussen aan de buitenkant van de bol waren bevestigd.
  
  'Oh, verdomme!' ontplofte Danielle plotseling, terwijl ze met een van de aluminiumbuizen worstelde. 'Hij zit vast.' Nick keek langs de staaf en zag dat een van de buizen uit zijn spoor was gegleden.
  
  'Misschien kan ik er van hier af bij,' zei hij, en liet zijn lichaam zover als het kleine interieur toeliet naar voren glijden. Het ding zat op een lastige plaats om er bij te komen, maar hij zag kans zich in de buurt te wurmen. Toen draaide hij zich om, boog zich over Danielle's benen met zijn gezicht in de holte tussen haar dijen gedrukt, en stak zijn hand uit naar de staaf. Op het gevoel trachtte hij de staaf weer met zijn handen in de rails te leggen. Het was lastig om hem in positie terug te krijgen. Zijn hoofd drukte harder op Danielle's dijen en haar huid was glad en warm. Hij voelde het rijzen en dalen van haar buik terwijl ze sneller begon te ademen. Toen hij achterom keek, zag hij haar tors boven de zwelling waar haar benen samenknepen, de kleine heuvel van haar buik, de hoge tweelingtoppen van haar borsten. Hij zag dat haar mond verstrakte toen ze naar hem keek, en er kwamen weer rode vlekjes op haar wangen. Hij grinnikte tegen haar en deed zijn hoofd weer omlaag, drukte nog harder tegen haar dijen terwijl hij zich op zijn werk concentreerde. Opeens voelde hij de staaf weer vrij in zijn rails schuiven. Hij begon zich op te richten, schoof zijn lichaam over het hare, liet zijn naakte harde borstkas over haar huid glijden en voelde haar huid in reactie trillen.
  
  Toen hij bij haar borsten kwam drukte hij zich op zijn armen op en bleef boven haar hangen, zijn gezicht vlak boven het hare.
  
  'Dank u,' zei ze, en haar stem klonk half gesmoord.
  
  Hij bleef zo liggen, en zijn borstkas raakte net de toppen van haar borsten onder het badpak. Ze hield haar kaken op elkaar geklemd en haar ogen probeerden wanhopig koel en vrijblijvend te kijken. Slechts het versnelde tempo van haar ademhaling verraadde haar, plus de begeerte die verborgen lag achter het elektrische blauw van haar ogen. Ze wachtte tot hij haar zou kussen, zette zich schrap, probeerde de beheersing van haar wetenschappelijk getrainde brein op te roepen. In plaats daarvan zwaaide Nick over haar heen en ging op zijn helft van de tweelingstoel zitten.
  
  Hij hoorde haar adem opgelucht suizen, zag haar kaken ontspannen, en grinnikte in zichzelf.
  
  Ze schoven nog een poosje over de zeebodem verder, en toen drukte Danielle op een knop aan de zijkant van de bol. Hij voelde dat de kabels werden gespannen en de Zeespin werd uit het water getild.
  
  Terug op het dek van de Triton glimlachte hij tegen haar. 'Dat was prachtig,' zei hij zo vriendelijk mogelijk. 'Ik heb er een hoop van geleerd, jij ook?'
  
  Dr. Fraser draaide zich om en beende weg met stramme rug. Nick grinnikte. De wetenschappelijke geest die de emoties ten alle tijde beheerst, gromde hij in zichzelf. Als ik klaar met je ben, liefje, mag je een hoop dingen doen, maar beheersing zal er niet meer bij zijn.
  
  Howie wenkte hem dat vliegtuig klaar voor gebruik was. 'Een stukje isolatie was losgeraakt,' legde de mecanicien uit.
  
  Nick bedankte hem en steeg nogmaals met de kleine machine op. Hij vloog langs het eerste been van de driehoek, zoemde over de kleine kaag, schoot een nauwkeurig bestek van het schip en keek weer uit naar enig teken van leven aan boord. Er viel niets te bespeuren en hij trok op en volgde de andere route van zijn driehoek. Hij zou niet genoeg brandstof hebben om het kleine schip nogmaals te verkennen als hij zijn koers had voltooid, maar morgen zou hij het weer eens bekijken. Misschien was het verlaten, maar een innerlijke stem zei hem dat dat niet het geval was. Het was donker toen hij vastlegde aan de achtersteven van het laboratoriumschip en zijn ogen waren vermoeid en brandden van het ingespannen turen naar de weerkaatsingen op het water. Hij verstuurde weer het bericht van één woord aan Hawk. Toen strekte hij zich uit in zijn kooi en sloot zijn ogen, zich afvragend of hij eindelijk de bittere beker van teleurstelling zou moeten ledigen. Hij proefde de smaak al. Hij doezelde weg en zijn krachtige lichaam ontspande zich, de spieren die verkrampt waren door de lange uren op het vliegstoeltje, rekten zich weer. Hij had honger toen hij eindelijk wakker werd. Hij trok een broek en een hemd aan en liep naar de kombuis, maakte een broodje klaar en liep terug door de stille gang. Onder de deur van Danielle's hut scheen licht. Hij klopte, maar er kwam geen antwoord. Hij klopte nogmaals, drukte toen tegen de deur. Deze zwaaide open en toonde hem een verlaten hut. Hij ging aan dek onder de met sterren bespikkelde avondlucht en voelde het schip lui op de deining rollen. Het dek was verlaten. Hij hoorde Howie, Ray Anders en Consuela kaart spelen in de hut benedendeks. Bill en Cynthia's hut bevond zich op het achterschip en was donker, natuurlijk, dacht hij glimlachend. De Zeespin dreef lui met gesloten luik langs het schip. Maar Danielle was nergens aan boord van de Triton. Op zijn horloge zag Nick dat het half elf was. Hoe lang was ze al van het schip weg? Ze was misschien al vertrokken toen hij terugkwam maar dat leek hem toch niet het geval. Wat belangrijker was, waar was ze heen gegaan hier middenin de Caribische Zee?
  
  Hij ging op een donker plekje naast de reddingboot zitten, op een rol touw. Hij bleef rustig wachten, en toen vingen zijn scherpe oren het vage geluid van een peddel in het water op. Hij kwam op een knie overeind en zag de kleine rubberboot naderen, zag het blonde haar van Danielle Fraser op haar hoofd opgetast. Ze had het tweedelige badpak aan en peddelde behendig. Nick bleef in de schaduw terwijl ze langs de zijkant van de Triton omhoog klauterde over de touwladder die daar hing, waarna ze de boot ook optrok. Ze liet er de lucht onmiddellijk uit ontsnappen, pakte het slappe rubberding op en haastte zich naar haar hut.
  
  Nick streek met zijn hand over zijn kaak en voelde de stoppels. Zijn brein, alert en gescherpt nu, overwoog een aantal gedachten. Het leek niet mogelijk, maar hij had al lang geleden ontdekt dat het onmogelijke vaak heel wel mogelijk was. Jaren ervaring hadden hem geleerd dat het enige ding dat zeker was de onzekerheid was. Was het mogelijk dat Hawk in een dubbelspel gevangen zat? Judas was zonder twijfel een satanisch schaakspeler, een Machiavelliaanse geest van fantastische proporties. Hij zou voorzien hebben dat AXE onmiddellijk ingeschakeld zou worden. Hij kon hebben voorzien dat het zoekgebied beperkt zou worden.
  
  Het was zelfs mogelijk dat hij dr. Frasers subsidie-aanvraag had ingediend, in de hoop dat Hawk precies zou doen wat hij had gedaan, om dat als dekmantel aan te grijpen. Nick zat roerloos na te denken. Het was te glad, een riskante samenloop van omstandigheden - maar hij had vreemder dingen meegemaakt. Het mocht niet over het hoofd worden gezien. Dat mocht je nergens mee doen. Hij zou de mooie zeebiologe de volgende avond in het oog houden.
  
  De volgende dag was nauwelijks geschikt om zijn stemming van toenemende spanning en woede af te remmen. Hij had een nieuwe driehoekskoers uitgezet en vloog deze met dezelfde grondigheid en dezelfde resultaten. Maar ditmaal keerde hij voor donker naar het laboratoriumschip terug, verzond hetzelfde hulpeloze bericht van één woord aan Hawk en deed het licht in zijn hut uit. Maar in plaats van te gaan slapen bleef hij wakker liggen in het donker en zag hoe de avond duisterder werd achter de patrijspoort. Toen het donker de zee volkomen in zijn greep had, glipte hij behoedzaam uit de hut en koos positie op de bovenste tree van de trap naar de machinekamer.
  
  Hij hoefde niet lang te wachten. Ze liet het licht in haar hut branden en kwam in haar tweedelige badpak tevoorschijn, de al opgeblazen boot in haar armen, zodat ze zich maar nauwelijks door de smalle gang kon wringen. Terwijl ze de trap opging, sloop Nick naar zijn hut waarheen hij zijn uitrusting uit het vliegtuig had overgebracht. Hij trok het duikpak in enkele momenten aan en haastte zich naar het dek waar hij de kleine boot met het blonde hoofd over het donkere water zag glijden.
  
  Een volle maan begon achter een groepje wolken vandaan te komen toen hij zich over de reling liet glijden. In zijn rubberpak zwom hij soepel achter het bootje aan, voor het grootste deel onderwater, als een geruisloze en onzichtbare schaduw. De volle maan wierp nu een lange, zilveren baan over het water, en Danielle was duidelijk zichtbaar in het bootje. Hij hield er niet van in het van haaien wemelende water te zwemmen. Er bestond weinig kans dat hij ze zou zien aankomen, en nog minder kans om aan ze te ontkomen. Zijn sterke spieren waren nog fris toen hij haar bestemming zag, een kleine, vlakke atol, nauwelijks meer dan een koraalrif dat uit de zee opstak. Een paar sjofele palmen groeiden aarzelend in het zand. Danielle trok de rubberboot op het atol terwijl Nick watertrapte en toekeek.
  
  Hij verwachtte half en half dat ze ergens op het atol een kleine zender tevoorschijn zou halen. In plaats daarvan zag hij dat ze een speld uit haar haar trok en het als een glanzende kroon van goud over haar schouders liet vallen. Toen reikte ze naar haar rug, trok de beha van haar badpak los en stapte in een vloeiende beweging uit het broekje. Nick zag een godin in de avond, die tot haar enkels in de zachte golven stond, een dochter van Neptunus, Botticelli's Venus die uit de zee verrees.
  
  Hij ontdekte dat hij zijn adem inhield terwijl hij keek naar de volmaakte schoonheid van de vrouw die naakt in het maanlicht stond. Haar borsten waren rond en vol, haar heupen breed en uitnodigend, ze was een klassieke schoonheid van verrukkelijke proporties. Nick voelde zijn liezen prikkelen terwijl ze de oceaan inliep en handenvol water over zich wierp en genoot van de sensualiteit van het water op haar lichaam. Haar borsten dreven als twee perziken met rosé topjes op het water, en toen wierp ze zich geheel in de zee, zwom met sterke slagen, dook af en toe onder, draaide zich op haar rug als een meermin, een prachtige bruinvis, een schepsel dat zich geheel aan het genot had overgegeven. Ze was kennelijk een uitstekend zwemster en deze gestolen ogenblikken waren haar uur van plezier - haar geheime bevrediging - het volkomen afschudden van de keurige zeebiologe. Maar terwijl hij naar haar keek en genoot van de volmaakte schoonheid van de vrouw wier naakte lichaam gevangen was in het maanlicht, als de zilveren glans van een vis die in uitgelaten pret uit het water opspringt, voelde hij zich ook door haar geërgerd. Eenzaam zwemmen in het maanlicht is altijd riskant. Een plotselinge kramp, een onvoorzien fysiek probleem, en je zat in moeilijkheden zonder dat iemand je kon helpen. En in deze wateren, met allerlei soorten onderwater moordenaars, betekende het het uitlokken van gevaar. En om het nog erger te maken had ze een koraalatol gekozen, het favoriete jachtveld van de verschrikkelijkste roofvis van de zeeën, die wist dat het koraal kleinere vissen aantrok voor hun maal van garnalen, zeepieren en dergelijke.
  
  Terwijl hij naar haar keek en bedacht hoe mooi ze, ondanks haar dwaasheid, was, dook ze onder en kwam pas na geruime tijd weer aan de oppervlakte. Ze dook nog twee keer; de derde keer duurde het lang eer ze bovenkwam, te lang. Nick voelde dat hij fronste, en hij keek uit over het water, langs het atol, om te zien of ze verderop weer was bovengekomen. Maar er was geen spoor te zien van de glanzende, blonde waterfee.
  
  Nick dook onmiddellijk en zijn sterke benen dreven hem snel door het water. Het maanlicht filterde door het water en wierp enig schijnsel in de inktzwarte duisternis van de avondlijke zee. Hij zwom langs het bultige koraal en toen zag hij de worstelende vormen, en het blonde haar dat als een uniek soort ziewier om haar hoofd stroomde. Een lang en kronkelend ding zat aan haar been vast, vlak boven de enkel, en het lag half verborgen in het koraal. In een fractie van een seconde zag Nick dat het een reusachtige moreneaal was, een van de gevaarlijkste schepsels van de zee, die in zijn hol, in een koraalrif lag te wachten om naar buiten te kunnen schieten en zijn prooi te grijpen. Sterke kaken en scherpe, dunne tanden maakten korte metten met de doorsnee vis.
  
  Nick trok het lange mes uit de schede op de heup van zijn duikpak en stak naar de aal. De vrouw spartelde slap tegen en hij wist dat ze haar adem bijna moest hebben verbruikt. Terwijl het mes in de dikke, groene huid hakte, kronkelde de aal weg en Nick zag dat Danielle naar de oppervlakte ging. Nick bleef op de aal inhakken, en raakte hem waar hij kon. Hij wist dat de uitval van het beest niet te ontwijken was door weg te manoeuvreren. In plaats daarvan greep hij met beide handen de keel van de reusachtige aal, maar ze gleden af op de gladde huid. Hij draaide zich om en trapte zich naar boven. De aal was, volgens zijn natuurlijke instelling, onwillig de bescherming van zijn koraalhol te verlaten om de achtervolging in te zetten. Maar het water was nu rood van het bloed en Nick wist uitstekend wat dat binnen enkele ogenblikken zou aantrekken. Hij kwam aan de oppervlakte en zag Danielle nog half in het water, terwijl ze zich op het atol trok. Hij kwam naast haar boven en hielp haar op het zand. Terwijl ze daar bleef liggen hijgen, trok hij zijn duikpak uit en bekeek haar enkel. Hij pakte de beha van haar badpak en maakte er een verband van dat hij stevig om de enkel bond om het bloed te stelpen dat uit een reeks tandafdrukken stroomde.
  
  De vrouw keek naar hem op en de kleur keerde terug in haar gezicht. Ze probeerde het broekje van haar badpak te pakken, maar Nick trok het uit haar handen.
  
  'Vergeet het maar,' zei hij. 'Daar is het nu veel te laat voor.' De jonge vrouw kwam op een elleboog overeind en haar borsten gleden opzij - rijpe, weelderige vruchten.
  
  'Het was dom van je,' zei Nick. 'Je had beter moeten weten. Je gaat niet in je eentje in het maanlicht zwemmen.'
  
  'Dank u,' zei ze. 'U hebt mijn leven gered. Daarvoor sta ik bij u in het krijt, hoewel ik er geen prijs op stel bespioneerd te worden. U bent me hier kennelijk gevolgd.'
  
  'Kennelijk,' zei hij, en duwde haar terug in het zand zodat haar haar een gouden kussen vormde, en het maanlicht haar naakte lichaam een bijna etherisch aanzien gaf. Hij boog zich over haar en hield haar armen met één hand achter haar hoofd.
  
  'U bent bepaald een sterke persoonlijkheid, Commander,' zei Danielle. 'Een gewone vrouw zou vast geen enkele kans bij u hebben.''Maar jij bent geen gewone vrouw,' zei Nick, en hij meende het. Hij liet zijn ogen over haar naakte lichaam glijden, liet haar de onbeschaamde begeerte in zijn blik duidelijk blijken. Hij zag dat het koele elektrische blauw van haar ogen donkerder werd. Hij liet zijn hoofd zakken en streelde haar borsten zacht met zijn lippen, heen en weer, heen en weer, heel zacht, en hij voelde de rosé tepels gretig omhoog komen onder de zachte aanraking van zijn lippen. Terwijl hij langzaam van de ene borst naar de andere ging, zag hij het snelle golven van haar buik. Hij liet zijn lippen langs haar keel omhoog glijden, zag dat ze haar handen in het zand begroef, voelde de spieren in haar armen spannen. Met zijn lippen zacht op de hare rustend trok hij zich ietsje terug.
  
  'Hoe gaat het met de wetenschappelijk getrainde geest, doe?' fluisterde hij. 'De emoties nog onder controle?'
  
  'Ja - ja,' zei ze, de woorden tussen haar hijgende ademtochten uitstotend.
  
  'Mooi zo,' zei Nick en rolde opzij en ging zitten.
  
  'Laten we nog eens naar die enkel kijken.' Hij trok het noodverband strakker aan, ging weer zitten en keek naar de boze lijnen van haar kaken.
  
  'U bent nog steeds erg zeker van uzelf, is het niet, Commander?' vroeg ze. 'U amuseert u.'
  
  'Immens,' gaf Nick toe. 'Maar ik heb bewondering voor je beheersing. Het is fantastisch, absoluut verbijsterend.'
  
  Ze had het broekje van haar badpak over haar bekken gelegd. 'U bent een sarcast,' zei ze.
  
  'Goeie help, geen sprake van,' zei Nick met grote ogen.
  
  'Ik geloof dat we beter terug kunnen gaan,' zei ze.
  
  'Goed,' stemde Nick in. 'Deze keer ga ik bij jou in het bootje zitten. Ik heb geen zin om krijgertje met de haaien te spelen. Trouwens, dan kunnen we om beurten peddelen.'
  
  'Ik kan niet terug met alleen mijn broekje aan,' protesteerde Danielle.
  
  'Ik ben bang dat je wel zult moeten. Als iedereen slaapt kun je aan boord sluipen zonder gezien te worden. Als we iemand zien krijg je het bovenstuk van mijn duikpak.'
  
  'Waarom geeft u me dat niet nu meteen?'
  
  'Ik geniet van het uitzicht,' zei Nick grinnikend.
  
  Danielle liep naar het bootje, trok haar broekje aan en bleef hem de hele terugreis kwaad zitten aankijken. Ze vouwde haar armen voor haar borsten. Het haalde niets uit, en dat wist ze, maar toch bleef ze zo zitten. Op de Triton was alles rustig en ze kwamen aan boord zonder door iemand te worden gezien. Bij de deur van haar hut bleef ze staan en ze draaide zich naar hem om met wijd open en oprechte ogen. 'Nogmaals bedankt,' zei ze zacht. 'Ik - ik ben u echt erg dankbaar.'
  
  'Nog niet half zo dankbaar als je binnenkort zult zijn,' zei Nick grinnikend. Haar ogen fonkelden en hij blokkeerde de klap door haar uithalende hand op te vangen.
  
  'Kom, kom, doctor,' zei hij. 'Lijfelijk geweld? Ik zou zo zeggen dat dat een emotionele daad is.'
  
  'Nee, het was een intellectueel besluit,' snauwde ze en smeet de deur dicht. Nick lachte hardop terwijl hij naar zijn hut liep. Zijn achterdocht was ongegrond gebleken en daar was hij blij om. De volgende ochtend zou hij de verlaten kaag op zee onderzoeken. Hij voelde zich er op de een of andere manier naar toe getrokken. Misschien omdat het het enige ongewone ding was dat hij in drie dagen had gezien. Hij kon er niet omheen. Deze missie zou een mislukking worden.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Het was weer een wolkeloze, heldere ochtend in het Caribische Gebied, en het kleine vliegtuig vloog op topsnelheid, recht als een pijl. Nick had de ligging van de kaag nauwkeurig bepaald en het kostte hem geen moeite het schip te vinden. Het lag nog steeds op dezelfde plaats, was alleen omgezwenkt op het ochtendtij. Opnieuw was er geen teken van leven aan boord te bespeuren. Nick zette het toestel neer bij de kaag, taxiede naar de ankerlijn van het schip en maakte er een lijn aan vast. Hij klauterde uit de cockpit van de machine, liet zich in het water zakken en zwom de korte afstand naar de kaag. Het water was koel en verfrissend na de hete gloed van de Caribische zon en terwijl hij rond de kaag zwom riep hij ahoy. Maar er kwam geen antwoord, en tenslotte pakte hij zich vast aan het dolboord en trok zich op uit het water. Hij zat net op de rand, half op het dek, toen hij de stem hoorde. Het geluid kwam uit de schemering van de trap benedendeks.
  
  'Verroer je niet meneertje,' zei de stem. 'Blijf daar zitten.' Nick zag de revolver het eerst, een .38 politiemodel dat boven de bovenste tree van de trap uitstak. Toen verscheen het meisje. Ze stapte langzaam aan dek en hield zich met haar andere hand vast aan het dak van de kajuit. Ze scheen zich enigszins moeilijk te bewegen en trok stijf met haar linkerbeen. Nick richtte zich op.
  
  'Kalm aan,' waarschuwde ze. 'Ik zou niet graag op een mooi brok als jij schieten.'
  
  Ze droeg gele shorts en de gele beha van een badpak. Nick schatte haar op ongeveer achtentwintig. Ze was tamelijk lang, had bruin haar en bruine ogen en een korte, nogal platte neus in een gezicht met hoge jukbeenderen - al met al een zeer aantrekkelijke, volwassen vrouw. Haar borsten onder de kleine beha staken attent naar voren, haar tepels waren prominente puntjes die tegen de stof drukten.
  
  'Wat wil je?' vroeg ze.
  
  'Ik ben geland om te zien of iemand hier aan boord misschien hulp nodig had,' zei Nick glimlachend. 'Je kunt dat ding wegstoppen, heus. Is het geladen?'
  
  'Het is geladen,' zei ze grimmig. 'Wie ben je?'
  
  Nick gebaarde naar het vliegtuig en de grote, zwarte letters op de flank. Hij zag dat het meisje de woorden met een snelle blik in zich opnam.
  
  'Wat is er met je been?' vroeg hij toen hij merkte dat ze haar gewicht er niet op liet steunen.
  
  'Mijn voet,' zei ze. 'Het is nu in orde. Ik heb ruim een week geleden op een zee-egel getrapt, maar het geneest nu langzaam.'
  
  Nick voelde met haar mee. De tropische zee-egel spoot gif uit zijn lange pennen dat sterk genoeg was om een klein kind te doden. Het was niet alleen verschrikkelijk pijnlijk om er op te trappen maar ook gevaarlijk.
  
  'Heb je het hier zelf behandeld?' vroeg Nick.
  
  Het meisje knikte. 'Ik heb een EHBO-kistje,' zei ze. 'Ik ben er een week lang echt ziek van geweest, maar nu doet het alleen nog maar pijn als ik er mee loop.'
  
  'Als je dat ding nou eens wegdeed eer het afgaat?' zei Nick toen hij opmerkte dat de revolver niet trilde en hem recht onder schot hield. 'Wat doe je hier trouwens helemaal alleen in deze kleine kaag. Wie ben je?'
  
  Het meisje keek hem behoedzaam aan. 'Jij eerst,' zei ze. 'Wie ben jij?'
  
  'Carter,' antwoordde Nick. 'Commander Carter, van Marine Onderzoek. Ik werk samen met de oceanografische expeditie aan een paar speciale projecten. We hebben een laboratoriumschip dat we als basis gebruiken.'
  
  'Ben je echt van Marine Onderzoek?' vroeg het meisje en haar ogen werden groter. 'Jawel,' loog Nick. Ze keek weer naar het vliegtuig, merkte de kentekenen op, keek toen Nick weer aan. Tenslotte liet ze de revolver zakken en duwde hem in de band van haar shorts. Ze streek met haar hand over haar voorhoofd en leunde tegen het dak van de kajuit, opeens een erg vermoeid en erg bezorgd kijkend meisje.
  
  'Oh, God, wist ik maar wat ik moest doen,' mompelde ze. 'Misschien kun jij me helpen.'
  
  Ze trok zich op het kajuitdak en keek Nick met een lange, bespiegelende blik aan, kennelijk proberend te besluiten wat ze moest zeggen, hoe ze het moest zeggen en hoeveel ze moest zeggen. Nick liep naar haar toe en ging naast haar op de kajuit van de kaag zitten, terwijl hij op haar neerkeek en haar opeens heel klein deed voelen.
  
  'Ik zal het proberen,' zei hij. 'Wat is het probleem?'
  
  'Mijn naam is Joyce Tanner,' zei het meisje. 'Ik kom uit Miami.'
  
  'Ben je helemaal in je eentje van daar naar hier gezeild?' onderbrak Nick haar verbaasd. 'Ik wil je niet kleineren, maar je boot is niet erg groot en voor zover ik kan zien niet in beste toestand.' Zijn alles-omvattende blik had al meteen de geschilferde verf op de romp opgemerkt, de gesplinterde dekplanken, het gebarsten ventilatieruitje boven de kajuitsdeur en het versleten hout van de ra.
  
  'Het schip is niet van mij,' zei Joyce Tanner. 'Ik heb het gehuurd. Iets beters kon ik me niet veroorloven. Ik ben hier gekomen door dicht onder de kust te varen - van eiland naar eiland zou je kunnen zeggen - en me strikt aan de weerberichten te houden. Deze ouwe schuit heeft een fantastische radiokamer. Ze hebben me verteld dat de vorige eigenaar een radio-enthousiasteling was. Hij heeft een speciale hut met zend- en ontvangstapparatuur ingericht die het waard zou zijn op een groot jacht te plaatsen. Toen ik de boot huurde hebben de mensen van de werf me geleerd hoe ik er mee moest omgaan.'
  
  'Maar je hebt me nog steeds niet verteld waarom je hier helemaal in je eentje bent,' merkte Nick op.
  
  'Ik ben hier gekomen om mijn zuster te zoeken,' zei Joyce. Ze haalde weer diep adem en opnieuw staken de tepels puntig uit tegen de beha. 'Ik geloof dat ik haar gevonden heb, maar nu weet ik niet wat ik moet doen.'
  
  Nicks ogen toonden zijn verwarring en ze glimlachte, een open, aantrekkelijke glimlach die overging in een even open en waarderende blik op zijn gebronsde borstkas.
  
  'Ik zal bij het begin beginnen,' zei ze. 'In Miami ben ik bedrijfsleidster van een warenhuis. Ik ben gescheiden en woon alleen in een flinke flat, en mijn jongste zusje was me uit Michigan komen opzoeken. Junie is net negentien, pas klaar met een opleiding tot secretaresse, vol gretigheid en zucht naar avontuur. Ze zag een advertentie in een krant in Miami waarin een secretaresse-gezelschapsdame werd gevraagd door een rijke man, een kluizenaar op een eiland in de Caribische Zee. Ze ging naar het uitzendbureau en daar vertelden ze haar alles over de baan en zeiden dat zij wel geschikt leek. Ze hebben Junie grondig nagegaan. Ze heeft gezegd dat ik haar hospita was want als ze naaste familieleden had gehad zou ze de baan niet gekregen hebben. Dat weet ik omdat ze ook bij mij thuis zijn geweest om navraag te doen.'
  
  Nick voelde een ijzige koude door zijn lichaam kruipen terwijl hij naar Joyce Tanner zat te luisteren.
  
  'Wat was de naam van dat uitzendbureau?' vroeg hij langzaam.
  
  'Het Hammerbureau,' antwoordde Joyce. Nick dacht er over na. Betty Lou's bureau was het Walton Bureau geweest. 'Ga verder,' zei hij kortaf tegen Joyce.
  
  'Junie beloofde me te zullen schrijven,' vervolgde Joyce. 'Het is nu ruim een half jaar, en ik heb niets van haar gehoord. Dat is niets voor Junie. Ik ben de enige familie die ze heeft, en ze had me altijd geschreven, geregeld en vaak. Ik ben naar het Hammerbureau gegaan en ontdekte dat ze gesloten waren, dat ze er bijna een half jaar geleden mee waren opgehouden. Ik begon me zorgen te maken, en niemand scheen te weten wat er gedaan moest worden. Ik ben zelfs naar de politie gegaan en daar zeiden ze dat ze niets konden doen tenzij ik een formele klacht indiende. God, ik wilde geen klacht indienen. In de eerste plaats, vanwege wat en tegen wie? Ik besloot deze boot te huren en haar te gaan zoeken. Jaren geleden heb ik op het Michiganmeer geleerd te zeilen. Ik ben de hele Caribische Zee overgezeild. Niemand schijnt ooit te hebben gehoord van een rijke oude man die op zijn eigen eiland woont.'
  
  'En verder heb je natuurlijk ook niets gevonden.'
  
  'Nee,' zei Joyce. 'Maar ik geloof dat ik de plek wel gevonden heb. Toen trapte ik op die verdomde zee-egel, werd ziek en ben hier voor anker gegaan.'
  
  Nick voelde zijn bloed sneller stromen. 'Je zei dat je dacht dat je de plek gevonden had?'
  
  'Ik denk het, maar ik weet het natuurlijk niet zeker. Het is een gekke toestand. Ik kreeg er al een akelig gevoel van door er alleen maar naar te kijken. Misschien is het niet de plek die ik zoek, maar het is er in elk geval erg raar. Het is een klein, niet in kaart gebracht eiland met een kleine atol ernaast, halverwege Cayo Noreste en Isla la Blanquilla.
  
  Nick fronste. 'Ik ben over dat eiland gevlogen,' zei hij. 'Ik herinner me het kleine atol er vlak naast. Ik heb er niets anders dan bomen en struiken gezien.'
  
  'Meer kun je vanuit de lucht niet zien,' zei Joyce. 'Vanuit praktisch elke andere hoek ook niet. Maar er staat een huis op, in de rotsen gebouwd, en het is bedekt met de grond en de bomen en struiken van het eiland. Je kunt het alleen zien als je in een rechte lijn vaart langs de monding van een kleine inham. Ik keek toevallig net door mijn kijker toen ik er langs voer, anders zou ik het niet gezien hebben. Ik moet je zeggen, ik heb nog nooit zoiets gezien. Het is erg griezelig, maar het lijkt me dat een rijke oude kluizenaar wel zoiets zou bouwen. Maar nu weet ik niet wat ik moet doen. Als alles in orde is en Junie heeft gewoon niet geschreven of er is geen post hier, dan zou ik me vreselijk voelen als ik zomaar binnenviel. En als er iets niet in orde is, zou ik er misschien alleen maar moeilijkheden door krijgen als ik er binnenviel.'
  
  Nick had naar het meisje geluisterd, maar zijn brein was op eigen gelegenheid op gang gekomen, paste feiten aan elkaar, schatte ze op hun waarde, baseerde zich op zijn ervaring en zijn mentale vermogen om gevaar te bespeuren. Hij had besloten het tegen Joyce niet over Betty Lou Rawlings te hebben. Op dit punt zou het haar alleen maar bang maken. Maar in zijn analytische, snuffelende geest was nog iets anders ontwaakt. Een niet in kaart gebracht eiland met een verborgen huis erop. Misschien was het een oude kluizenaar, een getikte vent. Misschien was het meer, een uiterst geraffineerd netwerk dat meisjes verschalkte. En misschien was het nog iets anders - misschien. Hij begreep dat hij het onmiddellijk moest nagaan. Hij was opeens erg vurig, rusteloos, het gevoel dat hij zo goed kende als hij plotseling ergens op stuitte - een spoor, een vage geur. Hawk had hem eens een menselijke jachthond genoemd. En hoewel hij er toen om had gelachen, wist Nick dat er waarheid school in de vergelijking. Als hij ergens een spoor van ontdekte, onderging zijn hele wezen een verandering, alsof er een soort scheikundige metamorfose plaatsvond. Alle vezels in zijn lichaam werden opgeladen, al zijn zintuigen verscherpt. Het was deze plusfactor, dit extra iets dat hem in het verleden al vele malen niet alleen naar bepaalde dingen had toegeleid maar hem ook in staat had gesteld aan moeilijkheden te ontkomen. Het was dat ondefinieerbare element dat het verschil uitmaakte tussen een zeer goed agent en Nick Carter, N3, Killmaster.
  
  Nick keek op haar neer en glimlachte om de ernstige, bezorgde blik die ze hem toewierp.
  
  'Wat denk je?' vroeg ze gespannen en bijna huilend. 'Zou je me kunnen helpen?'
  
  'Ik ga het in elk geval proberen,' zei Nick. Hij pakte haar bij de schouders en keek haar diep in de ogen. Joyce was een tamelijk lange vrouw, en haar schouders waren zacht en rond. Ze stond rechtop en beantwoordde zijn blik. 'Misschien heb jij mij geholpen, Joyce,' zei hij. 'Meer kan ik je niet vertellen, maar als dit is wat ik denk dat het zou kunnen zijn, zullen een heleboel mensen je dankbaar zijn. Maar eerst moet ik het zelf nagaan.'
  
  'En wat kan ik doen?' vroeg ze gretig, terwijl haar hand zijn brede onderarm omklemde.
  
  'Hier op je bootje blijven zitten en wachten tot ik terugkom.'
  
  Nick wilde gaan, maar merkte dat Joyce hem nog vasthield, en haar ogen waren groot en ernstig, de tepels van haar borsten stonden prikkelend rechtop onder de beha. Hij stelde zich de grote vooruitstekende tepels voor, en was benieuwd of zij zich er evenzeer van bewust was als hij.
  
  'Je komt toch wel terug, hè?' vroeg ze bang.
  
  'Dat beloof ik,' zei hij glimlachend, en streek met zijn hand over haar rug. 'Ik kom terug.'
  
  Nick liep snel en met katachtige gratie weg, sprong overboord en kwam met zijn voeten vooruit in het water terecht.
  
  Enkele ogenblikken later trok het kleine vliegtuig op in een steile klim. Zijn eerste gedachte was geweest naar de Triton terug te gaan om Hawk bericht te sturen, maar dat zou uren vliegtijd vergen. Hij moest eik tijdverlies zien te vermijden. De tijd verstreek toch al zo snel. Hij stuurde het toestel op een koers naar het kleine eiland aan de zuidkant van de Los Roques Trog. Hij dacht aan Betty Lou Rawlings en hij hoopte dat er, voor haar veiligheid en die van de zuster van Joyce, inderdaad ergens een rijke oude kluizenaar was die meisjes in dienst nam. Hij hoopte het, maar een kriebel in zijn maag zei hem dat het een onrealistische hoop was. Er hing iets heel vreemds rond deze hele kluizenaar uitzendbureau geschiedenis en hij herinnerde zich nu dat hij een mentale aantekening had gemaakt van de naam Walton toen Betty Lou hem er over had verteld. Zelfs toen was er al iets mis geweest, er had een instinctief waarschuwingssignaal geflitst in zijn brein. Er waren een aantal stukjes die nog niet aan elkaar pasten, maar ze waren in elk geval in beweging gekomen. Zouden ze aan elkaar te passen zijn? Hij wist het niet, maar dit was het enige spoor dat hij tot dusver had gekregen. Hij zou het zo ver en zo snel mogelijk volgen.
  
  Het eilandje was een stip aan de horizon toen Nick hoogte begon te verliezen. Dit moest voorzichtig worden gedaan, wist hij. Hij kon niet te dichtbij komen, maar dat gaf niet. Hij had een sterke kijker in de cockpit. En hij wist dat wie zich ook op dat eiland bevond, hij ook met een kijker in het oog zou worden gehouden. Hij zwenkte, en het eiland en het kleine atol dat er voor lag, kwamen duidelijk in zicht. Opnieuw verkende hij het en zag niets anders dan palmen, struiken en een wit zandstrand. Het eiland was heuvelachtig en een helling in het midden liep glooiend af naar de kustlijn. Hij zag de kleine inham aan de noordkant van het eiland en trok de machine nu in een steile helling, volledig in het gezicht en gehoorafstand van iedereen op het eiland. Hij nam gas terug, gaf gas, nam weer terug. De motor kuchte, sloeg af, kwam weer tot leven. Hij liet het toerental weer zakken tot hij opnieuw kuchte en afsloeg, liet hem nogmaals opkomen en nam weer gas terug. Het was een riskante zaak. Het toestel kon werkelijk weigeren en afglijden. Hij cirkelde rond en op het hoogtepunt van de cirkel liet hij de motor wegsterven in een sputterend gekuch. Hij liet de machine in een steile glijvlucht zakken en kwam bijna recht voor de kleine op een vinger lijkende inham die Joyce had beschreven. De stroom zou hem er voorlangs voeren.
  
  Nick opende de deur van de cockpit, klauterde op de drijver en werkte zich naar voren naar de motor. Door zich voorover te buigen kon hij de kap openslaan en doen alsof hij de motor onderzocht. Hij baande zich een weg terug naar de cockpit en liet de motorkap openstaan, zich bewust van ogen die hem gadesloegen. In de cockpit, verborgen onder de onderkant van het raam, richtte hij zijn kijker op het eiland. Het vliegtuig dreef nu voor de inham langs en hij had maar een ogenblik, anders zouden ze achterdochtig worden. Hij bestreek de inham met zijn kijker en zag het, in het eiland ingebouwd, precies zoals Joyce het had beschreven. Het was een lang, wit gebouw van beton, meer op een bunker dan op een huis lijkend. Er boven zag hij stalen platen versterkt door stalen bogen om het plafond van aarde, bomen en struiken te steunen. Geen wonder dat volkomen onzichtbaar was vanuit de lucht of van waar dan ook, behalve recht van voren via de inham. Hij verkende het terrein boven en rondom het huis. Hij zag een groepje van drie, vier mannen met lange, op staven lijkende dingen in hun handen. Nick gromde. Er waren gewapende bewakers. Was het Judas? Of was het een excentrieke kluizenaar? Hij legde de kijker neer en klauterde weer uit de cockpit, dit keer met een schroefsleutel in zijn hand. Hij ging terug naar de motor, porde er wat in met de sleutel, draaide aan niet bestaande kleppen en deed toen de motorkap dicht en klom weer in de cockpit. Hij liet de motor nog een paar keer stotteren, gaf toen vol gas tot hij brulde en steeg op in een steile klim. Hij draaide weg van het eiland en vertrok. Hij wist niet zo erg veel meer dan tevoren, maar het was tenminste iets. Er was een verborgen huis, er waren bewapende bewakers die al zijn bewegingen hadden gadegeslagen, en twee meisjes die schijnbaar verdwenen waren. Andere kleine maar mogelijk belangrijke brokjes informatie bleven in zijn brein opduiken. Maar hij moest iets anders hebben, meer informatie van Hawk krijgen die hem kon doen besluiten of een nader onderzoek van het eiland met het vreemde huis geboden was - of waarschijnlijk kostbaar tijdverlies zou betekenen. Tijd, dat was het sleutelwoord, de tijd die nooit stilstond, nooit aarzelde in zijn onverbiddelijke opmars.
  
  Toen hij in zicht van de kaag kwam, dacht hij aan wat Joyce had gezegd over de radiohut van de boot. Als de apparatuur inderdaad zo goed was, moest hij in staat zijn Hawk te bereiken zodat hij kostbare uren kon winnen die hij anders zou moeten besteden om naar de Triton te vliegen.
  
  Joyce was aan dek en hielp hem aan boord. Ze keek gespannen.
  
  'Ik had gelijk, hè?' vroeg ze. Nick grinnikte.
  
  'Je had gelijk,' zei hij. 'Wat het huis betreft, tenminste. Breng me eens naar die radiohut waar je zo over hebt opgeschept.'
  
  Ze had niet overdreven, zag Nick onmiddellijk. De twee zenders waren krachtig genoeg om Hawk te bereiken. Hij had uiteraard geen omvormingsapparatuur, maar hij kon de vereenvoudigde code gebruiken. Dat was voldoende voor een korte uitzending. Nick schakelde de zender in, en koos de speciale golflengte. Hij liet zijn bericht voorafgaan door het ene woord 'Misschien.' Toen vroeg hij Hawk om de Walton en Hammer Uitzendbureaus na te trekken, gaf zijn oproepsignaal en vroeg Hawk hem daarmee te beantwoorden. Nu kon hij niets anders doen dan wachten. Hij zette de ontvanger op AAN, zette het volume wijd open en ging terug naar het dek. Hij wist dat Hawk geen aansporing nodig had om snel te zijn. Hij kon de Baas nu al bezig zien om alle stafonderzoekers, agenten, connecties en kanalen te activeren.
  
  Joyce lag op het dek, en haar shorts spanden strak om haar dijen. Ze had haar kleine bikinibeha laag op haar borsten hangen. Hij wist dat ze hem Hawk had horen oproepen. Dat was niet te vermijden aan boord van de kleine kaag. Hij ging naast haar zitten.
  
  'Waarom doe je dit allemaal voor mij, Commander?' vroeg ze ernstig. Hij kwam in de verleiding het haar eerlijk te vertellen, maar een aantal bepaalde en onbepaalde redenen weerhielden hem er van, voornamelijk zijn gebruikelijke voorzichtigheid.
  
  'Een vriendin van me heeft iets meegemaakt dat erg lijkt op het geval van je zuster,' zei hij. Het was niet werkelijk een leugen. 'Ik ben er persoonlijk erg in geïnteresseerd om na te gaan of er daar iets smerigs aan de hand is. Ik heb de tijd om er op in te gaan. Ik moet hier wachten tot ze me weer oproepen.'
  
  'Ik stel het erg op prijs wat je doet,' zei Joyce. Nick glimlachte even en strekte zich op zijn rug op het dek uit. Door halfgesloten ogen zag hij dat ze naar hem keek en haar blik over zijn lichaam liet glijden. Die verdomde beha bedekte haar borsten nauwelijks en kon die geprononceerde tepels helemaal niet verbergen.
  
  'Nou, wat je reden ook mag zijn,' zei ze, 'je doet een hoop meer dan iemand ooit voor me gedaan heeft.'
  
  'Bespeur ik een bittere klank?' vroeg hij met gesloten ogen. 'Waarom niet? Het is zo.'
  
  'En je ex-man?'
  
  'Die?' snoof ze. 'Die zou hard weglopen. Hij zei altijd dat ik meer wilde dan hij kon geven. Ik denk dat dat in één opzicht in elk geval wel waar was. Misschien in een hoop opzichten.'
  
  'Waarom ben je dan met hem getrouwd?'
  
  'Het oude verhaal. Ik was jong en dom. Ik wist toen niet voldoende van mannen om ze te kunnen beoordelen, niet voldoende om de valse mooie praatjes en voorwendsels te kunnen doorzien.'
  
  'Maar nu kun je dat wel,' merkte Nick op. Hij voelde de gespannenheid van het meisje als ze over mannen sprak, voelde haar blik terwijl ze hem bleef verslinden.
  
  'Ja,' zei ze vlak. 'Ik ben er op de harde manier achter gekomen. Je moet niet afgaan op wat ze zeggen, soms zelfs niet op wat ze doen. Je moet afgaan op wat je voelt, de verborgen signalen die ze uitzenden. Het dringt tot je door of niet. Zoals met jou.'
  
  'Hoezo?'
  
  'Er is iets aan je dat geen vrouw ooit verkeerd zou kunnen beoordelen,' antwoordde ze. 'Iets dat je uitstraalt. Jij hoeft geen dure praatjes te verkopen. Jij hoeft helemaal niets te doen. Het is er gewoon. Je hoeft het je niet af te vragen. 'Maar dat doe je wel,' zei Nick.
  
  'Alleen over hoe het zou zijn,' antwoordde Joyce, en haar stem was opeens laag en hees. Hij voelde haar hand op zijn borstkas. De zon viel heet neer op zijn lichaam. De kaag deinde ritmisch op het water, deed zijn lichaam aan een ander ritme denken. Hij deed zijn ogen open en zag dat Joyce naar hem keek, de lippen vaneen, haar borsten bijna uit die belachelijke beha vallend.
  
  'Zou je willen ophouden met het je af te vragen?' vroeg hij zacht, meer een constatering dan een vraag. Hij wist wat zich in hem roerde en hij had niets anders te doen dan op het bericht van Hawk te wachten. Dit was een vrouw die wist wat ze wilde als ze het zag, besefte hij - een vrouw die haar eigen verlangens herkende - een vrouw, vermoedde hij, die het te lang zonder vervulling had moeten stellen. Wat hemzelf betrof, zijn temmen van Danielle, de manier waarop hij haar tot geleidelijk oplopende pieken van begeerte had gebracht, was een mes dat aan twee kanten sneed, het liet hem ook opgewonden en gefrustreerd achter. Maar hij had natuurlijk geweten dat dit zou gebeuren en was in staat het op te vangen. Niettemin had het lichaam zijn eigen verlangens en nu, met deze vragende vrouw naast zich, de warme zon en de koele zeebries - hij stak zijn armen naar haar uit, legde zijn hand op haar rug. Ze kwam naar voren, drukte haar lippen op de zijne, en haar tong werd onmiddellijk een dartele boodschapper van begeerte. De beha ging los en Nick zag dat ze lange, peervormige borsten had waarop de bruinachtige tepels stevig en groot naar voren staken. Ze had niet het goddelijke lichaam van Danielle, maar dat hadden slechts weinige vrouwen, zoals hij wist. Haar benen waren verrukkelijk en haar buik was plat onder een smal middel. Ze liet haar borsten op zijn borstkas zakken en door hun zachte aanraking kwamen zijn liezen weer in beweging. Hij rolde met haar over het dek en nam zacht een van de lange tepels in zijn mond en liet zijn tong er omheen draaien. Ze slaakte een kreet van genot, klemde haar armen om hem heen en hij voelde haar lichaam vol verwachting trillen. Langzaam streelde hij haar lichaam met zijn grote maar gevoelige handen terwijl hij haar borst met zijn lippen omsloot. Langzaam bracht hij het meisje tot een koortsachtig toppunt van begeerte en toen liet hij zich op haar zakken en paste zijn bewegingen aan bij het zachte schommelen van de boot. Ze bereikte onverwacht, plotseling, met verbijsterende snelheid een climax, maar bleef zich aan hem vastklemmen. 'Nog eens,' hoorde hij haar fluisteren. 'Nog eens - nu.' Nick bleef in haar, bracht haar opnieuw soepel tot een extatische kreet, maar ditmaal hield hij haar op het punt van climax terwijl ze het in pure verrukking uitschreeuwde. Haar open ogen waren omfloerst. Toen hij haar zacht op het dek liet zakken, werd haar blik weer helder en ze hield haar hoofd achterover om hem met een fronsje tussen haar ogen aan te kijken.
  
  'Zo is het nog nooit geweest,' zei ze zacht. 'Nog nooit.'
  
  Nick glimlachte en nam haar weer in zijn armen. Ze waren op die manier in slaap gevallen, onder de warme deken van de Caribische zon, toen hij de radio hoorde kraken. Hij kwam overeind, duwde het meisje uit zijn armen, en rende naar de radiohut. Hawks boodschap werd ook in de vereenvoudigde code gegeven. Nick schreef het bericht op, schakelde het toestel uit en decodeerde het onmiddellijk:
  
  
  
  'Walton Uitzendbureau in New York, geopend met vergunning, is na een maand weer gesloten. Dit geldt ook voor Hammer in Miami. Geen enkele vooraanstaande firma heeft meisjes van een van de bureaus in dienst genomen. Doen diepgaand onderzoek naar alle in kort verband optredende bureaus in voornaamste steden aan de oostkust.'
  
  
  
  Nick gromde, maar het was het slot van Hawks bericht dat hem deed knarsetanden ...
  
  
  
  'Betalingsinstructies zijn ontvangen. De tijd dringt. Als je iets hebt, ga er dan op af.'
  
  
  
  Nick verscheurde het bericht dat hij had opgeschreven en spoelde de snippers door het toilet. Als hij iets had, had Hawk geseind ... hij had dat eiland met zijn atol en een groot aantal stukjes die bijna in elkaar pasten.
  
  Hij dacht aan de woorden van de Franse inlichtingenofficier over de geleerde, Harold Fratke, en zijn obsessie voor vrouwen. Toen was de naam van de man opgedoken tussen de papieren van de vermoorde Arabische slavenhandelaar die alleen in vrouwen handelde. En nu adverteerde een vreemde kluizenaar om secretaresses te krijgen, alleen mochten ze geen familiebanden, geen vrienden hebben. Maar de zeiltocht van Joyce had duidelijk aangetoond dat niemand ooit van een dergelijke oude en rijke kluizenaar had gehoord. Nick trok een grimas. Het zou natuurlijk een keten van toevalligheden kunnen zijn, maar het was het soort toeval dat naar Judas rook. Hij kende de man. De boosaardigheid van de man trok het briljante kwaad aan, zoals water zijn eigen niveau zoekt en vindt. En het kleine monster zou de eerste zijn om de mogelijkheden in te zien en er gebruik van te maken. Als hij een geperverteerd genie ontmoette wiens verwrongen lusten gevoed dienden te worden, zou hij een manier bedenken om dat te doen. Kennelijk had hij een zeer slimme en uiterst nauwgezette manier bedacht. Nick rechtte zijn schouders en ging aan dek. Hij weigerde te denken aan wat er al kon zijn gebeurd met de zuster van Joyce en met de kleine Betty Lou Rawlings.
  
  'Wat ben je te weten gekomen?' vroeg Joyce gretig.
  
  'Ik ga je eiland grondig bestuderen,' antwoordde hij. 'Het zal gevaarlijk worden, maar het is iets dat ik wil en moet doen.'
  
  'Kan ik je helpen?' vroeg ze.
  
  'Ja, door hier op je bootje te blijven. Als je dat doet, beloof ik je dat ik alles te weten zal komen wat ik maar kan en dan kom ik het je morgen wel vertellen.'
  
  Hij kuste haar snel, eer ze tijd had om tegenwerpingen te maken, en sprong toen overboord. Hij moest terug naar de Triton, de speciale uitrusting van Stewart ophalen, tanken, en naar het eiland vliegen. Hij beraamde de benodigde tijd en ontdekte dat hij het eiland na het invallen van de duisternis zou naderen. Dat was tenminste iets. Hij zag Joyce op het dek naar hem staan zwaaien en kleiner worden naarmate hij hoger steeg. Dat was een armvol vrouw, wachtende op de juiste man. Hun samenkomen op het dek was een volslagen spontane gebeurtenis geweest, een melange van elementen, een potpourri van lijfelijke verlangens. Maar het was fijn geweest, met zijn eigen wederzijdse beloning. Nick voelde zich verfrist, gestimuleerd. Hij had toch al op Judas willen afgaan, om eens en voor altijd een einde aan dit addergebroed te maken, maar nu had hij een meer persoonlijke reden.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Aan boord van de Triton haastte Nick zich naar zijn hut. Hij had het speciale duikpak dat Stewart voor hem had vervaardigd weggestopt, en voor zijn voorbereidend onderzoek een gewoon pak gebruikt. Nu haalde hij het speciale pak tevoorschijn en controleerde de geheime zakken. Hij ging elk stuk nog eens na, waarbij hij Stewarts stem hoorde die alles uitlegde. De kleine gelatinecapsules waren explosieve ladingen. De kleine aansteker, nog niet half zo groot als een sigaret, diende om de capsules tot ontbranding te brengen. In de verborgen flap van het pak lag een met rubber overtrokken draad opgerold rond een ontsteker, en de binnenkant van de draad was met nitroglycerine bedekt. Het was voor explosies onderwater bedoeld, en Stewart had hem laten zien hoe door het afnemen van de afsluiting van de ontsteker een chemisch product vrijkwam dat door de dunne slang stroomde. 'Je hebt ongeveer vijfenvijftig seconden de tijd, afhankelijk van de temperatuur van het water,' had Stewart gezegd, 'eer het chemische produkt de draad bereikt en een scheikundige reactie veroorzaakt. Het blaast een gat in de romp van een slagschip.'
  
  In een tweede flap aan de andere kant van het pak zat een platte, vierkante doos, niet dikker dan een lucifersboekje. Het was een kleine zender, afgestemd op slechts één kanaal - het hoofdkwartier van AXE.
  
  'Om die afstand te kunnen overbruggen, 'had Stewart uitgelegd, 'hebben we duurzame zendkracht moeten opofferen. Het is een heel gespecialiseerd dingetje. Het is ontworpen om jou één bericht te laten versturen en dan is het afgelopen, vooropgesteld natuurlijk dat je een bericht moet versturen.'
  
  Er waren nog een paar andere dingen en Nick had het normaal uitziende pak keurig op de tafel opgevouwen, toen Bill Headwin hem kwam vertellen dat Danielle was teruggekeerd van haar duik met de Zeespin. Nick haastte zich naar haar hut en toen ze de deur opendeed nadat hij had aangeklopt, hield hij zijn adem in, opnieuw getroffen door de volmaakte schoonheid van de jonge vrouw. Ze had haar haar opgetast en droeg een kersenrode bikini.
  
  'Erg leuk,' merkte Nick op en keek naar de beha van het badpak die dapper zijn best deed de overvloeiende borsten tegen te houden.
  
  'Het geeft me een zekere vrijheid van beweging,' zei ze koel. 'Het verbaast me dat je zo vroeg terug bent, vandaag.'
  
  'Ik ga weer weg en ik kom vanavond niet terug,' zei hij. Ze draaide zich om en hij keek naar de gladde huid van haar achterste waar een stuk aan de randen van de bikini ontsnapte. Ze probeerde nonchalant te klinken.
  
  'Wanneer kom je dan terug?'
  
  'Als alles goed gaat, denk ik dat het morgenochtend wordt,' antwoordde Nick. Ze keek hem aan en haar ogen waren wijd en schitterend blauw.
  
  'Hoe bedoel je, als alles goed gaat?'
  
  Nick glimlachte. Hij wenste dat hij haar kon vertellen wat hij bedoelde. 'Laat maar,' zei hij daarentegen. Hij stapte de hut in en deed de deur achter zich dicht. Ze stond bij de wand en hij liep naar haar toe en drukte haar met zijn borstkas achteruit.
  
  'Ik wou dat ik de tijd had om te bewijzen wat ik bedoel,' zei hij. 'Ik had het je al twee, drie keer kunnen bewijzen. Maar dat weet je natuurlijk.'
  
  'Nee - dat - dat weet ik helemaal niet,' stamelde ze. Haar borsten spanden nu in de beha en witte zachtheid puilde over de zomen. Hij herinnerde zich hoe stralend verrukkelijk ze waren geweest in het blauwwitte maanlicht.
  
  'Weet je dat helemaal niet?' vroeg Nick glimlachend. 'Ik geloof dat je het donders goed weet.' Hij drukte met zijn buik tegen de hare, schoof zijn been tussen haar zachte dijen, drukte zijn knie stevig omhoog. Met een hand trok hij haar hoofd omhoog en naar achteren en keek naar de worstelende radeloosheid in haar ogen terwijl hij zijn been tegen haar wreef.
  
  'Maak je weer gebruik van het aloude wetenschappelijk getrainde brein?' fluisterde hij.
  
  'Verdomme,' zei ze zacht. 'Verdomme.' Haar lippen waren vaneen en het puntje van de tong kwam voorzichtig naar buiten. Hij voelde haar armen verstrakken, toen trillen, en toen klemde ze zich aan hem vast. Haar lippen hadden juist de zijne geraakt toen het schot vlak boven het schip ontplofte, en het ogenblik en de rustige namiddag verbrijzelde. Danielle sprong achteruit, terwijl Nick naar de patrijspoort rende en naar buiten keek.
  
  'Een soort kotter,' zei Nick toen hij het schip met hoge snelheid zag naderen. 'Ze voeren de Venezolaanse vlag. Het schot betekent dat ze aan boord komen.'
  
  Nick draaide zich af van de patrijspoort en keek naar Danielle. Ze had zich weer hersteld, haar lippen waren preuts op elkaar gedrukt en ze hield haar kin arrogant omhoog.
  
  'Ze zullen je papieren, legitimatie en nationaliteit controleren,' zei Nick. 'Je kunt beter alles wat je hebt tevoorschijn halen daar jij min of meer de kapitein van dit drijvende laboratorium bent.'
  
  Terwijl Danielle aan dek ging, dook Nick de hut uit en ging naar de zijne. Hij keek door de patrijspoort naar de kotter die stil bleef liggen aan bakboordzijde van de Triton. Hij zag zes mannen, een in officiersuniform, de anderen waren matrozen. Nog eer hij de enorme gestalte in de schaduw van het dekhuis zag staan, wist hij waar ze vandaan kwamen. De Venezolaanse Kustwacht had geen reden om de Triton te controleren. Ze bevonden zich meer dan honderd mijl buiten Venezolaans territoriaal water. Dit schip kwam van het eiland. Ze hadden besloten geen tijd te verknoeien bij het natrekken van het vliegtuig dat op hun drempel pech had gekregen. Nick tuurde naar de enorme gestalte die half in het dekhuis stond. Nick herinnerde zich die gestalte maar al te goed en bij de gedachte deed zijn nek weer pijn. Een kleine sloep met de 'officier' en twee van zijn mannen had de kotter verlaten en kwam nu naar de Triton toe. De man in officiersuniform was lang en mager, enigszins 'schoolmeesterachtig' van uiterlijk. Nick verliet zijn waarnemingspost bij de patrijspoort, haastte zich door de binnengang naar de achtersteven waar een trap omhoog voerde naar het luik van het achterdek. Voorzichtig duwde hij het luik open, klauterde naar buiten, zorgde er voor onder de beschutting van de reling te blijven, en liet het luik weer zakken. Hij gleed aan stuurboordkant langs het laboratoriumschip, liet zijn lichaam langzaam en geruisloos in het water zakken. Toen hij in het water lag, drukte Nick zich dicht tegen de romp van de Triton, en hoorde hij de 'officier' aan boord komen, waar Danielle en Bill Headwin hem opwachtten. Toen hun stemmen naderbij kwamen, liet Nick zich onderwater zakken, zich vastklampend aan de gebogen onderkant van het schip. Toen hij weer bovenkwam, klonken de stemmen zachter.
  
  'Ik zou graag benedendeks kijken,' hoorde hij de 'officier' op duidelijke, precieze toon zeggen. Nicks kaken waren gespannen en een koude angst verkilde zijn lichaam. Dit was precies waar hij al bang voor was geweest. Als de dekmantel niet werd doorzien, zou alles zonder moeilijkheden aflopen. Maar als dat niet het geval was, als ze meenden onraad te ruiken, zou de hel losbarsten. Het kanon van de kotter was, naar hij schatte, een 10 mm-kanon, niet groot volgens oorlogsschipnormen, maar meer dan voldoende om de Triton tot zinken te brengen. Alle uitrusting aan boord van de Triton was legitiem en ze moesten het ook als zodanig herkennen. Maar je wist het maar nooit. Opeens voelde hij zich erg schuldig. Danielle en de anderen wisten het natuurlijk niet, maar hun leven hing aan een zijden draadje. Het geluid van de stemmen werd weer harder en hij dook snel onder. Ze waren weer aan dek gekomen. Hij wachtte watertrappend, kwam toen behoedzaam boven en hoorde de sloep weg roeien. De machines van de kotter kwamen tot leven en hij zwom naar een touwladder die midscheeps hing, klauterde naar boven en verdween onder het dek terwijl de anderen aan bakboordzijde stonden en de kotter nakeken. Hawk had gelijk gehad, dacht Nick. De camouflage had stand gehouden, juist omdat hij legitiem was. Hij droogde zich af, trok een droge zwembroek aan en ging voor de zender zitten om Hawk een laatste boodschap te sturen.
  
  
  
  'Denk dat ik een spoor heb,' seinde hij. 'Ga er onmiddellijk op af. Hou ze zo mogelijk aan het lijntje. Elke minuut telt.'
  
  
  
  Toen hij het toestel uitschakelde, voelde hij de aanwezigheid van een andere figuur in de hut. Hij tolde om op zijn stoel, kwam als een panter overeind, elke spier gespannen om toe te slaan. Danielle stond bij de deur en keek hem aan met een doordringende blik.
  
  'Wie ben je eigenlijk?' vroeg ze zacht.
  
  'Je moet geen kamers binnensluipen,' zei Nick. 'Dat zou nog eens verkeerd kunnen aflopen.'
  
  'Jij bent niet gewoon van Marine Onderzoek,' zei Danielle, hardop denkend terwijl ze tegen hem sprak. 'Dat had ik al een poosje vermoed. Nu weet ik het zeker. Wie ben je?'
  
  'Ik weet niet wat je bedoelt,' zei Nick met een glimlach. Maar de jonge vrouw liet zich niet afschepen.
  
  'Waarom verstopte je je daarstraks toen de Venezolaanse kotter kwam?' vroeg ze koppig. 'Ik weet niet waar je naar toe ging, maar je was weg. Ik kon je nergens vinden. Voor zover ik weet ben je niet eens een Commander. Misschien ben je wel een bedrieger.'
  
  Nick zag dat haar ogen niet zozeer kwaad stonden als wel bezorgd en een tikje gedesillusioneerd, met een besef van bedrogen te zijn. Verdomme, dacht hij, hij zou eerlijk tegen haar zijn. Ze verdiende het, al was het maar omdat ze als dekmantel was gebruikt. Hij huiverde inwendig weer bij de gedachte aan wat er gebeurd had kunnen zijn met de kotter als de camouflage niet overeind was gebleven.
  
  'Ik ben geen bedrieger,' zei hij. 'Echt niet. Maar dat schip was geen kotter van de Venezolaanse marine.' Hij zag de verbijstering in haar ogen. 'Mijn naam is Carter, maar ik ben geen Commander. Ik ben Nick - Nick Carter, agent N3 van AXE. Wat ik je nu ga vertellen is waar, woord voor woord. Het zal wel als een sprookje klinken, of als iets dat alleen een gek zou kunnen bedenken, maar het is de waarheid. Ik ga het je vertellen omdat het nu geen verschil meer uitmaakt als je het weet. Ik zal een oplossing vinden of anders doet het er straks weinig meer toe.'
  
  Nick gebaarde haar te gaan zitten en sprak snel met korte, bondige zinnen en een dringende klank in zijn stem. Toen hij klaar was, waren Danielle's ogen prachtige blauwe schoteltjes, vervuld van een monsterlijke verbijstering.
  
  'Het is ongelooflijk,' zei ze. 'En wat nog het ongelooflijkst is, is dat je probeert iets te zoeken en niet eens weet waar je naar moet uitkijken. Die man, die Judas, kan op dat eiland zitten, maar dat fantastische apparaat van hem kan zich overal bevinden. Je hebt geen idee wat het is of wat het kan zijn.'
  
  'Alleen dat het iets is dat in staat is een moderne onderzeeër intact en ongeschonden te grijpen.'
  
  'Als een reusachtige mossel,' zei Danielle.
  
  'Wat zei je?' vroeg Nick.
  
  'Als een reusachtige mossel,' herhaalde Danielle.
  
  'Waarom heb je juist een mossel gekozen?' vroeg Nick. 'Omdat een mossel een van de simpelste maar meest efficiënte vormen van onderwaterleven is,' zei Danielle. 'Ik geloof dat de mossel werkt volgens een principe dat de mens zou kunnen navolgen en dat een reusachtige mossel een onderzeeër intact zou kunnen verzwelgen.'
  
  Nick dacht na over de woorden van de vrouw. 'Het is bekend dat er organismen zijn die hun doelmatigheid en bekwaamheden verliezen als ze te groot opgeblazen worden,' zei hij.
  
  'Er zijn bepaalde mosselen in de Pacific die wel vijfhonderd pond wegen,' wierp Danielle tegen. 'Kom, ik zal je iets laten zien.' Ze stak haar hand uit naar een plank en haalde een dik boek tevoorschijn, dat ze opensloeg op een bladzij met een opengewerkte tekening van een mossel erop.
  
  'De mossel is een tweeschalig weekdier,' zei ze. 'De schalen worden samengedrukt door een krachtige spier die het scharnier vormt. Iedereen die wel eens geprobeerd heeft bij het eten een mossel open te maken, weet hoe krachtig die spier is. Als de mossel zich ontspant, zich opent, steken er twee hevels uit die spier of zo je wilt dat scharnier. Een hevel brengt water in de schelp dat zuurstof en voedsel bevat. De andere hevel brengt het water en afvalproducten naar buiten.'
  
  Nicks snelle, lenige brein werkte op topsnelheid. 'Als ...' dacht hij hardop, 'zo'n reusachtige mossel door mensen gemaakt zou kunnen worden, zou hij in feite op eigen kracht kunnen werken zonder behoefte te hebben aan grote motoren, volgens hetzelfde principe van een hevel voor het inbrengen en een hevel voor het uitzetten.'
  
  'Theoretisch is het heel goed mogelijk,' zei Danielle. 'Er moet natuurlijk een methode gevonden worden om het toestel te geleiden en de actie van de twee hevels te manipuleren en ook om de schelpen te openen.'
  
  'Maar nu iets anders, Danielle,' zei Nick. 'Een moderne onderzeeër vaart behoorlijk snel onder water. Een mossel is erg traag. Zelfs een reuzenmossel zou naar verhouding langzaam zijn.'
  
  'Niet alle mossels,' antwoordde Danielle. 'De kamschelp is een variëteit van de mossel, maar de kamschelp heeft straalaandrijving. Hij maakt gebruik van voortstuwing door waterstralen. Terwijl de scharniermossel zich samentrekt, klappen de schalen dicht en drukken het water er aan de achterkant uit zodat de kamschelp zeer snel naar voren gestuwd wordt.'
  
  Nick keek naar de opengewerkte tekening. 'Het zou kunnen,' zei hij, hardop denkend. 'Het zou kunnen. Als een of ander boosaardig genie in staat zou zijn het mechanisch waar te maken, door misschien de mossel en het straalaandrijvingprincipe van de kamschelp te combineren, zouden ze de oplossing gevonden hebben. Zo'n ding zou van onder op een onderzeeër af kunnen komen, zijn twee schalen er omheen sluiten en hem met zich mee voeren.'
  
  Hij draaide zich om naar Danielle, tilde haar gezicht met zijn hand op en keek in haar elektrische ogen. Ze stonden weer koppig, worstelend tussen begeerte en bezorgdheid.
  
  'Bedankt, schat,' zei hij grinnikend. 'Je hebt me enorm goed geholpen, weet je dat? Misschien gaan we ons aan pure fantasie te buiten, maar ik ga uit van de theorie dat dat niet het geval is. Ik hoop dat ik je op de hoogte kan houden.'
  
  Hij voelde dat haar vingers om zijn arm klemden. 'Maar het is onmogelijk,' zei ze. 'Je bent maar op je eentje en zij zijn met God weet hoeveel mensen. Je hebt geen schijn van kans.'
  
  'Het is de enige kans ... één man,' corrigeerde Nick haar. Hij trok zijn duikpak aan terwijl ze toekeek, grinnikte tegen haar en gaf haar een tik op haar achterste toen ze langs hem liep. 'Onderschat me niet,' zei hij lachend, en wenste dat hij zich zo zeker voelde als hij klonk. Hij wierp haar een kushand toe en liep de trap op, een reus in het zwart die zich gracieus en katachtig voortbewoog, met de zwemvliezen in zijn hand.
  
  Danielle Fraser keek hem na met gefronste wenkbrauwen, dacht toen aan het kleine eiland waar hij haar over had verteld, ten oosten van Cayo Noreste. Het moest een stukje hel op aarde zijn. Ze had nog meer gelijk dan ze wist. Nog steeds fronsend riep ze Bill Headwin.
  
  'Bill,' zei ze. 'Wil je even hier komen? Ik wou iets met je bepraten.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Hij hield het kleine vliegtuig laag om de krachtiger luchtstromingen hogerop te ontgaan en vloog in een rechte lijn die hem boven de kaag van Joyce zou brengen. Op het moment had hij maar weinig vaststaande plannen, behalve dat hij aan de kaag zou vastleggen en de rest van de afstand per rubberboot zou varen. Het zou een lange peddeltocht worden, maar hij zou na donker bij het eiland arriveren. Terwijl het toestel voort zoemde, dacht hij terug aan zijn gesprek met Danielle. Een reuzenmossel zou meer diepte dan breedte vereisen. Hij zou verticale ruimte innemen, een feit dat hem tenminste zou helpen te beslissen waar hij niet hoefde te zoeken. De zon begon naar de horizon te zakken toen hij de kaag zag opdoemen. De drijvers deden het water opspuiten toen hij de machine liet zakken, naar het schip taxiede en uitkeek of Joyce aan dek zou komen. Ze verscheen niet, dus opende hij de deur van de cockpit, legde vast aan een oog in het voordek en trok het vliegtuig langs de kaag.
  
  'Joyce,' riep hij. Slechts het gekraak van de ra antwoordde hem. Hij was met twee sprongen beneden en doorzocht de kleine kaag binnen enkele tellen. Ze was niet aan boord. Hij had de eerste keer een klein houten vlot op het voordek opgemerkt en keek er snel naar. Het was er nog en leunde tegen het dolboord van de voorsteven.
  
  Het viel niet moeilijk te raden wat er was gebeurd. De zogenaamde kotter had de kaag op weg naar de Triton ongetwijfeld gezien, was teruggekeerd en had Joyce meegenomen. Misschien hadden ze haar zelfs vrijwillig meegekregen met een mooie smoes. Nick , nam onmiddellijk een besluit waardoor hij zijn plannen moest veranderen. Hij had het eiland in de duisternis willen besluipen. Maar met de kaag kon hij er tegen de schemering zijn. Hij zou brutaal binnenzeilen om hen iets te doen te geven. Misschien kon hij het leven van Joyce redden. Misschien. Tegen de tijd dat hij aankwam zouden ze haar ongeveer vijf uur in handen hebben. Misschien zou ze dan niet meer gered willen worden. Hij zou wel zien. Hij moest het in elk geval proberen.
  
  Hij maakte de lijn los, bond hem aan het anker, zeilde toen op het grootzeil weg met de kaag. De kleine boot zwenkte scherp. Er stond een goede zuidenwind waar hij voor ging. Als deze wind aanhield zou hij de hele weg op topsnelheid kunnen varen. Hij was van plan alles uit het versleten grootzeil te halen.
  
  Onder Nicks gevoelige hand trilde de kaag als een oceaanjacht. Er was nog meer dan voldoende licht - hoewel het het rose-grijze licht van de Caribische schemering was - toen hij het kleine eiland met het atol ernaast zag. Hij lachte grimmig terwijl hij de kaag op koers hield en recht op de inham afzeilde. Hij had de touwen al aan het roer bevestigd en ze hingen nu slap af. Hij wilde geen oponthoud hebben als het zo ver was. Het zou al lastig genoeg zijn.
  
  De kleine man tuurde uit het raam van het huis. Eerst dacht hij dat de schemering hem misleidde, dat het zeil een geestverschijning was die zich door de grijsheid van zand en zee voortbewoog. Maar enkele seconden later zag hij dat het zeil echt was en dat de kleine kaag eronder echt was. Hij slaakte wat bij andere mannen een gebrul van woede zou zijn geweest. Bij hem was het een gefolterd gejammer, eindigend in een halve gil. Hij drukte op de eerste rode knop van een hele rij knoppen op zijn bureau - de knop die Harold, Tartar en drie bewakers in looppas bij hem zou brengen. Terwijl hij de paar momenten op hem wachtte, begreep hij dat hij even kwaad op zichzelf was als op wie dan ook. Hij had Harold nooit mogen laten weggaan met de kotter om het oceanografische schip te controleren. Maar Harold had hem gesmeekt, had zich mooi willen aankleden en toneelspelen, daarom had hij toegegeven. Toen hadden ze de kaag gezien, het meisje gevonden en haar mee teruggebracht. Judas dacht aan de kille woede die in hem stormde toen hij hen met haar zag terugkeren, Harold blij als een kind met een nieuw stuk speelgoed om kapot te maken, Tartar met een tevreden grijns omdat hij haar op de terugweg al twee keer had verkracht. Ze hadden haar naar zijn kantoor gesleept en haar op de grond gegooid, zoals een kat trots een muis voor zijn baas neerlegt. Er was niemand anders aan boord van de kaag geweest, hadden ze hem verzekerd. Het meisje was helemaal alleen geweest. En nu ... Harold kwam als eerste binnen, onmiddellijk door de reusachtige Mongool gevolgd.
  
  Heb je het gezien?' gilde Judas en wees naar het langwerpige raam. 'Hebben jullie het gezien, verdomde idioten? Leugenaars! Idioten!' Judas voelde het speeksel over zijn kin lopen, het schuim op zijn lippen staan. Hij veegde met de rug van zijn hand over zijn mond. 'Er was niemand anders aan boord, hè?' gilde hij.
  
  'Maar er was ook niemand, dat zweer ik,' zei Harold met opengesperde ogen. 'Vraag het Tartar maar, of de andere mannen.' De drie bewakers stonden nu in de kamer, en allen schudden het hoofd.
  
  'We hebben die verdomde boot van onder tot boven doorzocht,' vervolgde Harold. 'Ik zeg je dat er niemand aan boord was, en ook niemand in de buurt, niemand die rondom aan het zwemmen was. We hebben goed gezocht, heus.' Judas keek hen aan, zag de angst in de ogen van de drie bewakers, de kinderlijke schuld op het gezicht van Tartar, de norsheid van Harold. Misschien hadden ze de kaag slecht doorzocht of misschien was er iemand naar de boot toegekomen en had hem verlaten aangetroffen. Dat was nu niet belangrijk meer. Wat belangrijk was, was dat ze zijn instructies niet hadden opgevolgd.
  
  'Ik had je gezegd het oceanografische schip te controleren en terug te komen,' zei hij. 'Niemand heeft je gezegd ergens anders te stoppen, laat staan dat meisje mee terug te brengen. Je hebt toch genoeg meisjes gehad, is het niet, Harold? Je bent goed bevoorraad. Maar toch moest je deze ook terugbrengen. Met al je genialiteit ben je een idioot, Harold.'
  
  Hij had nog nooit zo tegen Harold gesproken en de norse, tartende gelaatsuitdrukking op zijn gezicht verried dat hij kwaad was. Hij had Harold steeds maar zoet gehouden, en wilde dat ook blijven doen, maar Harold was niet zo belangrijk meer als in het begin. Het werd tijd dat dit tot hem doordrong.
  
  'Kom, kom, ouwe jongen,' zei Harold. 'Wat voor kwaad kan het nog in dit stadium?'
  
  Judas wendde zich af en keek door het raam naar de kaag. De boot kwam snel naderbij en koerste in rechte lijn op hen af. Hij wilde de kleine revolver afvuren die een onderdeel van zijn kunsthand vormde, hem afvuren in Harolds gedachteloze, kortzichtige hoofd.
  
  'Wat het voor kwaad kan, Harold?' herhaalde hij. 'Weet je wat één fout in dit stadium kan betekenen? De ondergang, Harold, de volslagen ondergang. Het is nooit te laat voor een fout om alles stuk te maken, vooral bij de mensen waar we mee te maken hebben. Er is één man ...' hij maakte de zin niet af. Het had geen zin er nu op in te gaan. 'Ik heb alles te nauwkeurig, te voorzichtig voorbereid om het nu stuk te laten maken door jouw gulzige wellust. Alles was tot in het kleinste detail voorbereid, inbegrepen de manier om meisjes voor jou te verzorgen - omdat dit nog maar een begin is, alleen nog maar een begin, Harold.'
  
  Judas draaide zich om en keek weer naar de naderende boot.
  
  'Ik weet niet wie er op dat schip zit,' zei hij. 'Waarschijnlijk een vriendje van haar die naar haar op zoek is. Tartar, neem een groep mannen en ga naar buiten om die boot te vernietigen. Blaas hem uit het water. Dood degenen die aan boord zijn. Ik wil dat er geen spoor van overblijft, versta je me, geen spoor. Ga!'
  
  Harold wilde met de anderen naar buiten lopen, maar Judas blafte. 'Jij niet, Harold. Je hebt al genoeg moeilijkheden veroorzaakt. Jij blijft aan wal.'
  
  Harold wierp hem een bittere blik toe en beende naar buiten. Het zou nu buitengewoon onaangenaam worden voor de vrouw die hij van de kaag had meegenomen, wist Judas. Er was nog geen minuut verstreken eer hij haar kreten van martelende verschrikking hoorde. Judas schakelde de monitor van de experimentele cel in en zag haar in een van de ondiepe vijvers, de armen vastgebonden aan de staander en boven haar hoofd getrokken. Harold stond voor haar en er hingen twee lange, kronkelende dingen van haar lichaam af. Judas tuurde naar het scherm en zag dat de lange, kronkelende dingen zeelampreien waren. Judas wist dat de lamprei geen echte vis was omdat hij geen kaken had, maar de hele voorkant was een grote zuignap van een mond waarmee ze zich aan hun prooi vasthechtten. Alleen zoog de zuignap niet slechts, maar vrat ook aan zijn slachtoffer. Harold hield een derde lamprei in zijn handen, kennelijk overwegend waar hij hem moest plaatsen. Tenslotte plakte hij de lamprei in haar gezicht en Judas zag dat het beest onmiddellijk zijn krampende, scheurende, zuigende bewegingen begon terwijl het meisje in oorverdovende marteling gilde. Judas schakelde de monitor uit en pantserde zich tegen de jammerlijke kreten die uit de experimentele cel opklonk. Hij concentreerde zijn aandacht op de kotter die uit de kleine inham van het eiland tevoorschijn kwam en op volle kracht en met schuimende boeg voer.
  
  Nick Carter, N3, Killmaster, zag de kotter eveneens uit de inham stormen vanonder de overhangende bomen op het eiland. Hij hield nog een volle minuut zijn koers aan, kruiste voor de aanstormende kotter langs, ging toen scherp overstag. Hij bond het roer zo vast dat de kaag een bakboordkoers zou aanhouden en kroop op zijn buik over het dek, terwijl hij de onhandige zwemvliezen aan zijn voeten vervloekte die hem het gevoel gaven een zeeleeuw uit zijn element te zijn. De kaag helde sterk over onder de wind en door de reling bleef hij onzichtbaar voor de kotter. Bij de boeg zwaaide hij zich overboord, bleef een ogenblik hangen en liet zich toen in het water vallen.
  
  De kaag zeilde door, en het water raakte hem als een slingerende taxi en wierp zijn lichaam om en om en opzij. Maar hij trapte al met zijn zwemvliezen en dook ondanks de dreun omlaag. Eer de paar seconden waren verstreken voor de achtersteven van de kaag langs kwam, was hij al onder water en bleef doorduiken. Hij hoorde het zware gedreun van de schroef van de kotter toen deze op een honderd meter afstand voorbij voer. Hij bleef een paar minuten onderwater, kwam toen boven op het moment dat het dekkanon van de kotter werd afgevuurd. Hij zag de explosie van houtwerk en romp toen de granaat zich vlak achter het grootzeil in de kaag boorde. De tweede granaat trof de mast en het oude grootzeil dwarrelde omlaag als een gewonde vogel. Het derde schot nam het dekhuis en de achtersteven mee. De zee stroomde het gapende gat binnen, altijd bereid weer een stukje mensenspeelgoed te verzwelgen.
  
  Nick liet zich tot vlak onder de oppervlakte zakken en zwom verder. Met dat gat in de romp zou het nog geen minuut duren eer de kaag zonk, begreep hij. Maar het was nu bijna donker en de kotter zou een poosje rond blijven hangen op zoek naar tekenen van de roerganger. Ze zouden waarschijnlijk met machinegeweren schieten op alles wat ronddreef om maar zeker te zijn. Opeens zag hij een grote vorm links van hem opduiken en zich snel voortbewegen. Eerst dacht hij dat het de romp van een ander vaartuig of een kleine, ongeveer 15 meter lange onderzeeër was. Maar toen de vorm naderbij kwam, kon hij de dikke zijvinnen en de grote rugvin onderscheiden. Hij slaakte een zucht van verlichting toen de walvishaai voorbij zwom, en nu zag hij de duidelijke vlekken in de ruiten op de flanken van het monster. Ondanks zijn afmetingen was de walvishaai geen menseneter, zoals hij wist. Hij zag hem liever als zwemge-noot dan de tijgerhaai of de grote witte haai die veelvuldig in deze wateren voorkwamen. De grote gestalte gleed geluidloos in de donkere zee voorbij en Nick ging alleen verder - alleen, op de duizenden kleinere vissen na die de Caribische Zee tot een vissersparadijs maakten.
  
  Hij kwam boven om zijn koers te bepalen, en zag dat hij zich net rechts van de inham bevond. Hij corrigeerde zijn koers en bleef nu aan de oppervlakte zwemmen. De donkere avond had de zee nu in bezit genomen en de maan stond nog niet hoog genoeg om de oppervlakte met zijn koude glans te verlichten. Nu kon hij het grote op een bunker lijkende huis zien dat ze in de rotsen van het eiland hadden gebouwd, waarna ze de grond erboven hadden versterkt met hun plafond van staalplaten en booggewelven. De grond boven het huis glooide met een natuurlijke helling naar de kust en de palmen en struiken hielden op bij een breed en stevig strand. Hij stelde zich voor dat de achterkant van het huis uitkeek over het terrein dat daar weer afhelde.
  
  Het water werd snel ondieper toen hij de kust naderde. Er liep een diep kanaal vanuit de inham en hij zwom snel naar rechts toen hij de rode en groene boordlichten naderbij zag komen. De kotter keerde terug. Ze waren inderdaad een poos weggebleven om zich er van te overtuigen dat niemand de aanval had overleefd. De onaardse gestalte in het zwart glimlachte in zichzelf terwijl hij in het ondiepe water rechts van de inham voor de kust langs gleed. Dit was geen water voor het reusachtige ding waar hij naar op zoek was, wist hij, maar terwijl hij bleef drijven tot de kotter de inham zou zijn binnengevaren, viel zijn blik op de opening van wat een grote rioolbuis leek te zijn. Een tweede en derde buis staken uit het zand en de stenen onder de kustlijn. Het strand scheen er mee bezaaid te zijn, buizen die om de honderd meter onderwater de zee instaken. Hij zwom naderbij en keek in de donkerte van de dichtstbijzijnde buis. Het leek inderdaad alleen maar een rioolbuis. Maar, dacht hij terwijl hij nadenkend zijn wenkbrauwen fronsten, geen enkel eenzaam huis op een dergelijk klein eiland had zoveel rioolbuizen nodig. Een eilandbevolking van honderdduizend mensen zou er zo veel nog niet hebben. Nick zwom langs een paar van de buizen, maar ook deze onthulden niets. Het waren gewoon buizen.
  
  De kotter was nu de inham binnengevaren en hij keerde, dook onder en zwom naar de andere kant van het eiland. Hij had het onbehaaglijke gevoel dat hij op een onaangename manier achter de bedoeling van die buizen zou komen. Links van de inham stak het kleine atol boven water, slechts van het eiland gescheiden door een dertig meter zee. De stroom die hij aan zijn lichaam voelde, onthulde hem dat hij zich plotseling in diep water bevond. Hij liet zich er op meedrijven en kwam nu tussen het atol en het eiland terecht. De ruimte ertussen was een soort verticale corridor, een diepe trog. Een prikkeling van verwachting stroomde door zijn lichaam toen hij tegen de stroom inzwom en vervolgens tussen de twee eilanden in de trog onderdook. De verticale trog was diep en smal en hij zwom langzaam naar beneden terwijl hij een krachtige lantaren in de hoofdkap van zijn pak aanknipte. Aanvankelijk zag hij niets, maar toen hij dieper dook, zag hij de ovale vorm rechtop staan, behaaglijk genesteld in de diepe geul tussen eiland en atol. Het ding stond op zijn kant en was minstens twee verdiepingen hoog.
  
  Onder het masker zei Nick in zichzelf. 'Ze had gelijk, ze had het door.' Het ding was inderdaad een enorme mossel, maar een mossel van twee fantastische stalen schalen, ribbelig als die van een kamschelp. Hij zwom op en neer langs de gladde buitenkanten en daarbij merkte hij de kleine openingen op die rond de onderkant van een van de schalen liepen. Daarin had Danielle eveneens gelijk gehad. Het was een reuzenschelp die het aandrijvingsysteem van de kamschelp toepaste voor snelle sprints. Hij kon niet veel zien van de door mensen vervaardigde spier die het scharnier van de kamschelp vormde, maar hij wist dat het iets moest zijn met de fantastische kracht om de twee enorme stalen schalen te doen openen en sluiten en dicht te houden. Hij voelde bepaald bewondering voor het vervloekte ding. Hij begreep dat het tegelijkertijd verschrikkelijk geraffineerd en verschrikkelijk simpel was. Dat moest wel.
  
  Terwijl hij langs de bovenranden van de schalen zwom, probeerde hij ze open te trekken - een van die bijna automatische, onwillekeurige bewegingen die men maakt.
  
  Ze waren toegeknepen met de strakheid van een echte mossel. Geen mes was groot genoeg, geen hand sterk genoeg om deze mossel open te wrikken. De rol met de onderwaterexplosieven zat in de flap van zijn pak, maar hij liet hem er zitten. Hij durfde er geen gebruik van te maken eer hij er achter was gekomen of de onderzeeër zich inderdaad nog in de mossel bevond en zo ja, waar in het apparaat. Hij was hier om de mannen en de onderzeeër te redden, niet om ze te vernietigen. Hij moest aan land gaan en een manier zien te vinden om de zeevalkuil open te krijgen.
  
  Toen hij met zijn voeten trapte om naar boven te gaan, zag hij de donkere gestalten vaag op zich afkomen. In het donkere water reikte de straal van zijn lantaren slechts een bepaald stuk en brak dan abrupt af, alsof er een stenen muur voor stond. Aanvankelijk dacht hij dat het vissen waren, maar toen voelde hij de stroming en plotselinge deining van een lang, dun voorwerp dat langs zijn schouder schoot. De tweede speer doemde op in het donkere water, als een onwerkelijk, spookachtig ding dat slechts enkele centimeters van zijn hoofd langs schoot. Hij knipte zijn lantaren uit en dook naar rechts terwijl de gestalten vier stuks in totaal, naderbij kwamen. Hij was niet voorbereid op onderwaterstrijd op afstand, en de speren waren zowel dodelijk als nauwkeurig. Hij zwom in een draaiende, spiraalbeweging toen een derde speer langs zijn oor vloog. Hij vloekte in zichzelf. Er waren kennelijk onderwater-televisiecamera's om de valkuil op de bodem te beschermen en hij was onmiddellijk opgemerkt. De duikers waren uitgestuurd om met hem af te rekenen. Hij was kwaad op zichzelf omdat hij zijn opwinding over het vinden van de reuzenmossel de overhand had laten krijgen op zijn behoedzaamheid. Hij had de tijd moeten nemen om naar dekking uit te zien. Maar dat was nu een academische kwestie geworden. Opnieuw flitste een speer uit het donker aan en schramde zijn schouder met zijn drietand. Hij had Hugo op zijn onderarm zitten, onder de speciale ritssluiting. Maar ze zouden hem nooit dicht genoeg laten naderen om de stiletto te gebruiken. Hij zou een stuk onderwater-sjiesj-kebab zijn als hij niet snel iets deed. Hij draaide een salto, stak zijn hand in de binnenzak van het duikpak en zijn hand tastte naar de kleine platte capsule. Hij haalde hem tevoorschijn terwijl hij aan de woorden dacht die Stewart had gesproken bij het overhandigen van de capsule: 'We gaan te leen bij de natuur als het maar even kan. Dit krijg je met de complimenten van onze vriend de inktvis.'
  
  Nick drukte op de rand van de capsule, voelde de trilling door zijn arm toen het ding openbarstte en een wolk inktzwarte vloeistof vrijliet. De vloeistof werd een scherm terwijl hij zich razendsnel door het water verspreidde. Nick sprak een dankwoordje aan het adres van Stewart en de inktvis terwijl hij naar de oppervlakte zwom.
  
  Toen hij bovenkwam, bevond hij zich recht tegenover het kleine atol voor het strand. Hij trok snel zijn duikpak uit en liet het in het zand liggen. Hij pakte de inhoud van de binnenzak, en schepte daarna de losse, zandachtige aarde van de wortels van een palm. Hij begroef de explosieve draad, de kleine zender en een paar gelatinebolletjes en streek de aarde weer op zijn plaats. Hij nam de platte sigarettenkoker die ook een revolver met één kogel was en twee van de kleine gelatinecapsules en stopte ze in zijn zwembroek. Gebukt rende hij naar de kant van het strand waar de monding van de inham zich bevond.
  
  In het bunkerhuis sprong de kleine, mismaakte man op en neer en gilde uit volle borst terwijl hij het beeld van een van de onderwatercamera's bekeek. Speeksel droop langs zijn mondhoeken, het geopereerde, strakke gezicht was krampachtig vertrokken.
  
  'Ze zijn hem kwijt, ze zijn hem kwijt!' gilde hij. 'De verdomde idioten zijn hem kwijt. Hij is waarschijnlijk al aan land. Iedereen naar buiten! De procedures voor nachtelijk alarm gaan onmiddellijk in! Onmiddellijk, jullie verdomde incompetente schoften!'
  
  Nick, die diep gebukt liep, hoorde opeens een zoevend geluid en toen nogmaals, en plotseling werd de beschermende mantel van de avond van hem afgerukt zoals een jas wordt losgescheurd. Krachtige lichtfakkels ontploften boven hem en zetten het hele eiland in een helder, blauwwit licht. Nick liet zich in een rollende duik op de grond vallen toen het eerste schot de rots aan zijn voeten trof. Bovenaan de helling verscheen een rij mannen, verspreid en gereed op hem te schieten. Hij rolde om en kwam terecht naast een boomstam. Verdomme, vloekte hij. Hij was op enige afstand van de monding van de inham en zag dat er een pad naar de inham bij het strand liep - een stenen pad dat evenwijdig aan het water liep. Drie kogels sloegen in de boom. Hij had Wilhelmina op zijn heup en Hugo op zijn onderarm. Drie figuren maakten zich los uit de rij en renden schietend op hem af. Nick wierp een blik op het pad langs de inham. Vijftien meter, misschien minder, schatte hij. Hij pakte de Luger, vuurde drie schoten af en de drie mannen vielen neer. Hij vuurde nog driemaal op de anderen die ijlings dekking zochten. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om weg te rennen. Hij was bij het pad langs de inham toen de schoten in de grond achter zijn hielen sloegen. Hij rende over het pad en zag dat het in wezen een lange kade was waar de kotter aan lag gemeerd. Met een vliegende sprong was hij aan boord van de kotter. Ze zouden hem nakomen, begreep hij. Hij had wat meer vuurkracht nodig. Hij vond het, zoals hij had verwacht, in de longroom van het schip -twee automatische geweren en een machinegeweer. Hij liet het machinegeweer hangen omdat het te log was, pakte de twee automatische geweren en rende naar het dek, waarbij hij even stilhield om een lang salvo af te vuren op het besturingspaneel op de brug. Niemand zou het eiland met deze boot verlaten, dacht hij grimmig-tevreden.
  
  Er renden mannen over de lange kade toen hij aan dek kwam. Hij opende het vuur en lachte scherp toen drie, vier mannen gilden en in het water vielen. De anderen wilden zich omdraaien en wegrennen, en botsten op degenen die hen volgden. Nick maakte een einde aan het tafereel door het geweer op hen leeg te schieten. Een paar haalden het tot het einde van het pad. Slechts een paar. Hij wierp het lege automatische geweer weg, sprong met het andere geweer in de hand van de kotter en rende naar het huis dat aan het einde van de kade lag. Er was daar geen dekking, zoals de anderen hadden moeten ontdekken. Hij zag een deur, rende erheen, dook toen met het hoofd naar voren de kamer in. Een salvo, op gang gebracht door een foto-elektrische cel, weerklonk luid toen hij door de deur dook.
  
  Hij trok een grimas terwijl hij overeind kwam. Hij bevond zich in een kleine vestibule. Rechts van hem was een smalle stenen trap en links nog een deur. Hij hoorde dravende voetstappen en draaide zich om naar de deur op het moment dat een half dozijn achtervolgers naar binnen stormde. Hij loste een salvo met het automatische geweer en toen klemde het wapen. Het salvo deed hen wegstuiven. Hij schudde het wapen, schold het uit, drukte op de trekker, maar die zat volkomen klem. De achtervolgers kwamen weer naar de deuropening. Nick smeet het zware wapen weg, raakte er twee van de mannen mee in het gezicht, en rende de trap op. Hij was bijna bovenaan toen de enorme gestalte verscheen en de trap geheel versperde. De reusachtige Mongool, zag Nick onmiddellijk. Hij hoorde het gekletter van voetstappen die de trap opkwamen. Hij zat in de val. Hij ging naar voren, zag de reus op hem wachten, de lange armen half gestrekt. Dit was geen moment voor een krachtmeting. Trouwens, de Mongool had alle voordeel van zijn positie en zijn afmetingen. Nick liet Hugo in zijn handpalm glijden en liet het mes door de lucht flitsen. Hij zag dat de enorme man zich half afdraaide en dat de stiletto zijn arm binnendrong, halverwege tussen elleboog en schouder. Verdomme, vloekte Nick, terwijl hij zag hoe Tartar de stiletto met zijn andere hand uit zijn arm trok. Nick dook naar boven en sloeg zijn armen om de knieën van de reus. De benen als eikenstammen struikelden achterwaarts, maar weigerden door te buigen. Nick voelde de tweehandige mokerslag in zijn nek neerkomen. De slag was niet geheel goed geplaatst, anders zou zijn nek gebroken zijn, maar het was alsof een olifant op zijn schouderbladen had getrapt. Hij viel op de grond, drukte zijn benen naar voren om tussen de benen van de Mongool terecht te komen. Ditmaal raakte de reus uit evenwicht en kwam dreunend op een knie neer. Andere handen en armen grepen hem nu vast, het leken er tientallen, en een hard voorwerp raakte zijn slaap, raakte hem nogmaals - Hij voelde dat hij in de duisternis afgleed en toen was het afgelopen, slechts de volslagen stilte van bewusteloosheid restte.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  -
  
  Het eerste waar hij zich bewust van werd toen hij bijkwam, was het gevoel van koude tegels in zijn rug. Hij ging zitten en schudde zijn hoofd om het helder te maken. Hij hoorde het gekakel dat voor een lach moest doorgaan en hij hoefde zijn ogen niet open te doen om te weten wie het was. Maar hij deed ze wel open, zag de groteske kleine gestalte daar staan, de wat groot uitgevallen dwerg met het kunstmatig glad gemaakte maar toch verwrongen gezicht. De reusachtige Mongool stond naast Judas, met een pleister op zijn arm. Nick kneep zijn ogen onmerkbaar toe. De volgende keer is het mijn beurt, maat, dacht Nick. We hebben nog iets af te handelen. Zijn blik gleed naar de derde figuur die er stond, en hij herkende de man als de 'officier' aan boord van de kotter, lang, mager, met een bril.
  
  'Ik wilde je een oude vriend voorstellen, Harold,' zei Judas tegen de man terwijl Nick ging staan. Ze bevonden zich in een grote, rechthoekige kamer met een lang paneel in het midden. Wijzers, knoppen, luidsprekerroosters en zendapparatuur besloegen het gehele paneel, dat kennelijk een soort controlebord was.
  
  'Dit is de beroemde Nick Carter, agent N3 van de AXE,' zei Judas, terwijl hij naar Nick liep en een grijns om zijn lippen liet spelen.
  
  'Mijn gevoelens waren gemengd,' zei hij tegen Nick. 'Ik wilde natuurlijk niet dat er iets met onze plannen mis zou gaan, maar ik hoopte toch wel dat ze jou zouden sturen, Carter.'
  
  'Ben je dan niet blij? Hier ben ik, levensgroot. En twee keer zo gevaarlijk,' zei Nick.
  
  Judas ogen werden een ogenblik donker. 'Ja, je bent gevaarlijk, Carter,' gaf hij toe. 'Maar ditmaal is het met je gebeurd. Zie je, zelfs al zou je via een van je verbijsterende heldendaden aan me ontsnappen, van het eiland kun je niet ontsnappen. Harold hier heeft me geholpen het onmogelijk te maken te ontsnappen. Harold gelooft er in de vele dingen die de natuur ons kan leren toe te passen.'
  
  'Zoals je reuzenmossel,' merkte Nick op.
  
  'Precies. Zoals onze reuzenmossel,' snorde Judas. 'Je hebt ons apparaatje natuurlijk al gezien, maar ik wed dat je er nog veel meer over zou willen weten. En dat komt ook, Carter. Ik kan het me deze keer veroorloven edelmoedig tegen je te zijn. Ik ben nog maar op een paar uur afstand van mijn grootste triomf - en jij op slechts een gril afstand van de dood. Op dit eigenste moment volgt jouw president, of een van zijn afgevaardigden, onze instructies op en maakt zich gereed om honderd miljoen dollar voor ons te deponeren. Ik moet mijn lof uitspreken voor het feit dat je ons hebt kunnen vinden, maar ditmaal ben je te laat, Carter.'
  
  'Heb je de X-88 werkelijk?' vroeg Nick.
  
  'Oh, jazeker, en je bent benieuwd waar we hem hebben.'
  
  'In de mossel?' probeerde Nick weer.
  
  'Precies,' grijnsde Judas triomfantelijk.
  
  'Dan is hele bemanning dood,' tastte Nick verder. 'Je uitwisselingsaanbod is vals.'
  
  'Helemaal niet,' zei Judas defensief. 'Ze zijn allemaal gezond en wel, tot nu toe. Ze zitten in hun onderzeeër en gebruiken hun voedsel- en zuurstofvoorraad op dezelfde manier alsof ze op een lange diepwatertocht waren. Natuurlijk beseffen ze wel dat er hen iets uitzonderlijks is overkomen. Hier, kijk zelf maar.'
  
  Judas liep naar de muur en schoof een paneel opzij, zodat een breed televisiescherm zichtbaar werd. Hij schakelde het in en Nick zag de enorme kamschelp opnieuw.
  
  'Open de schalen, Harold,' beval Judas. Harold liep naar een plat paneel tegen de muur van de kamer waar Nick een dubbele rij wijzers en knoppen op zag. Hij drukte op de knoppen en draaide aan wijzers. Nick zag dat de reusachtige zeevalkuil zich langzaam opende door zijn schalen te spreiden. Terwijl het ding zich verder opende, zag Nick de onderzeeër midden tussen de schalen hangen, blijkbaar ongedeerd. Nick tuurde naar de onderkant van de schelp, ving een glimp op van wat rubberachtig materiaal leek en dat het scharnier vormde. Hij zag dat ze getrouw het natuurprincipe van de tweeschalige mossel hadden gevolgd. Judas moest de gedachte in zijn ogen weerspiegeld hebben gezien. 'Waarom probeert de bemanning van de onderzeeër niet om zich naar buiten te schieten of te rammeien?' merkte Judas op. 'Dat vraag je jezelf af. Dat komt omdat hun gehele elektronische systeem buiten werking is gesteld, geneutraliseerd, zou je kunnen zeggen. Harold heeft een systeem van elektrische voorzieningen vervolmaakt waarmee men alles kan omkeren of neutraliseren. Het heeft iets van doen met het gebruik maken van de versterking van elektrische impulsen door water en vloeibare geleiding van elektrische stroom. Het is mij te technisch, moet ik je bekennen. Dat is Harolds afdeling.'
  
  Nick zag dat Harold zich omdraaide en glimlachte - een traag en bescheiden lachje. 'Dat is ook zoiets prachtigs van onze mossel,' zei Harold. 'Hij opereert op afstandsbediening en is uitgerust met onderwater-televisiecamera's die als ogen dienst doen en die we hier kunnen opvangen zodat we er werkelijk voortdurend volkomen controle over hebben. We hebben geen mens nodig om het te bedienen. We controleren het geheel met de radio. In feite zijn de meeste bewakers hier op het eiland niet op de hoogte van het bestaan van onze valkuil. Ze weten alleen dat ze het eiland zelf moeten bewaken.'
  
  'En je loonlijst wat dat betreft is het afgelopen half uur nog korter geworden,' zei Nick opgewekt.
  
  Judas keek hem stak aan.
  
  'Zo is het, nietwaar?' peinsde hij hardop. 'Je hebt kans gezien een flink deel van mijn mensen te decimeren. Maar ik kan ze missen. Ik kan altijd nieuwe bewakers huren.' Nicks gedachten flitsen heen en weer. Hij had tijd nodig om na te denken. Hij wierp Judas een nieuwe vraag toe om hem bezig te houden.
  
  'Wat is er met de eerste twee onderzeeërs gebeurd?' vroeg hij.
  
  'Ongelukjes,' antwoordde Judas. 'Voornamelijk met ons op afstand bediende mechanisme voor het sluiten van de schalen. Ze zaten tussen de schalen ingeklemd en werden te zwaar beschadigd om te kunnen worden gered, vrees ik. De prijs van het experiment, zou je kunnen zeggen.'
  
  'Je hebt daar blijkbaar een geweldig toestel,' zei Nick. 'Waarom verkoop je het niet aan Amerika? Ik ben er van overtuigd dat jullie een behoorlijke prijs zouden kunnen krijgen voor alle nieuwe technische snufjes die er in verwerkt zijn.'
  
  'Dat is niets vergeleken bij wat we er op onze manier uit zullen halen,' antwoordde Judas. 'En als we wat meer bedrijfskapitaal hebben gaan we nog grotere en mooiere dingen maken, hè, Harold?'
  
  Harold glimlachte. 'De plannen zijn al klaar. We hebben alleen geld nodig voor technisch onderzoek en de experimenten.'
  
  Terwijl Harold verder ging met het uitleggen van de algemene principes van hun toekomstplannen, waarbij hij erg zelfvoldaan deed, tolden Nicks gedachten om en om. Die verdomde mossel werd elektrisch bediend, op afstand gecontroleerd. Dat betekende dat als hij er bij kon komen en hem opblies, hij hem niet alleen buiten dienst zou stellen, maar ook het elektrische krachtveld zou verstoren dat werd gebruikt om de uitrusting van de onderzeeër te neutraliseren. Hij dacht aan de mannen in de onderzeeër, die niet in staat waren hun torpedobuizen te gebruiken, noch de nieuwste raketten die ze aan boord moesten hebben. Ze zouden stellig gefrustreerd zijn, ernstig geschokt door wat hen was overkomen en ongetwijfeld zouden ze niet kunnen begrijpen wat er nu precies was gebeurd. Hij moest naar dat ding toe en het buiten werking stellen. Er was iets obsceens aan, dacht Nick, terwijl hij er op het tv-scherm naar keek. Het was, evenals zijn twee scheppers, een verdraaiing van de natuur.
  
  'Je hebt niet naar Harold geluisterd,' blafte Judas, en de stem bracht Nick terug in de kamer. 'Je hebt staan denken hoe je weg kon komen. Wees er verzekerd van dat ontsnapping onmogelijk is, Carter.'
  
  Hij wendde zich tot Harold, gebaarde naar Nick, en sprak tegen de geleerde.
  
  'Wat dacht je van een verandering in het meisjesdieet?' vroeg Judas. 'Denk je dat je niet wat pret zou kunnen hebben met de grootste agent aller tijden, de man die Killmaster wordt genoemd? Ik heb begrepen dat hij ook in seksueel opzicht uiterst bevredigend is - voor vrouwen, tenminste. Je kunt vast wel iets voor hem bedenken.'
  
  Harold haalde zijn schouders op en liet een verlegen lachje los. Hij liet zijn blik over Nicks prachtige lichaam glijden. 'Trek je zwembroek uit,' zei hij op duidelijk gearticuleerde toon. Nick wilde niet dat ze de zwembroek zouden onderzoeken. Hij moest hen op de tenen houden, misschien woede en angst de overhand op hun gebruikelijke behoedzaamheid laten krijgen.
  
  'Trekt hem zelf maar uit,' antwoordde Nick nonchalant. Harold kwam naar hem toe en likte zijn lippen. Hij had net de band van Nicks zwembroek vastgepakt, toen Nick uithaalde en hem recht op de kaak raakte. De slag wierp Harold halverwege door de kamer. Tartar rende naar voren, maar bleef staan op een teken van Judas die onmiddellijk zag dat Nick niet probeerde te ontsnappen. Hij wilde niet dat Harold gewond werd, maar de gedachte hem op Nick los te laten sprak hem sterk aan. Harold rolde over de grond, hield zijn kaak vast en gilde.
  
  'Oh, mijn God, hij is gebroken,' riep hij. 'Hij is gebroken. Hij heeft mijn kaak gebroken.'
  
  'Welnee,' gromde Nick. 'Ik had niet genoeg ruimte voor een flinke mep.' Judas gebaarde en de enorme Tartar zette Harold op de been.
  
  'Je amuseert me, Carter,' zei Judas tegen Nick. 'Ik zie dat je niets bent kwijtgeraakt van je volslagen minachting voor je gevaarlijke positie. In jouw toestand zou een gewone man alles doen om het niet erger voor hemzelf te maken.'.
  
  'Ik denk dat ik gewoon achterlijk ben,' zei Nick. Harold had voldoende kracht teruggevonden om te kunnen praten, en zijn ogen waren kleine puntjes vol koude haat. Grimmig-tevreden merkte Nick op dat de kwestie van het uittrekken van de zwembroek was vergeten.
  
  'Experimenteren op mannen doet me niets,' zei Harold. 'Maar in jouw geval maak ik graag een uitzondering.'
  
  Hij wilde weer naar Nick toelopen toen Judas zijn hand waarschuwend opstak.
  
  'Niet te dichtbij, Harold,' zei hij. 'De man is een dwaas, maar hij is gevaarlijk. Neem hem mee. We zullen hem laten zien wat een fantastisch inventieve geest Harold in alle opzichten heeft.'
  
  De grote Mongool gaf Nick een duw en hij liep struikelend achter Judas aan die een deur opende en hem voorging naar een enorme zaal, ter grootte van een basketballveld, wit betegeld, en aan twee zijden voorzien van een rij cellen. Alleen al het geluid dat opklonk toen Judas de deur opende, was voldoende om iemand terug te doen deinzen. Het geluid was een lijfelijk ding dat iemand als een slag in de maag raakte, een overval op de zintuigen, een combinatie van hels gejammer, gekreun, schrille kreten en snikken, op en neer gaand in een golvend ritme. Woest, oorverdovend gekakel en maniakaal gelach doorspikkelde de verschrikkelijke symfonie. In elk van de cellen bevond zich een naakte vrouw, of, zoals Nick in een oogopslag zag, wat vroeger een vrouw moest zijn geweest. Nu waren het geen vrouwen meer in de strikte zin, maar naakte omhulsels, sommigen meer dood dan levend, en allen met de wonden en littekens van een duizendtal onvoorstelbare folteringen. Sommigen hadden geen handen meer, anderen slechts de stompjes van vingers. Enkelen hadden geen borsten, anderen borsten die onherkenbaar waren verminkt. Ze waren, voor het grootste gedeelte, nauwelijks herkenbaar als iets anders dan een vorm van een antropologisch schepsel - slechts menselijk in algemene vorm en uiterlijkheid. Sommigen lagen op de grond van hun kleine cel te kreunen en te jammeren en heen en weer te rollen. Boven alles uit rees het dominerende element van krankzinnigheid uit, van hersens die door pijn, martelingen, verschrikking en besef dol waren gedraaid. Dat moest het ergst van alles zijn geweest, het besef dat ze zo verminkt waren dat ze tot de vergetelheid waren gedoemd. Nick had in zijn leven verschrikkelijke dingen gezien, maar nog nooit iets dergelijks. Hij rukte zijn blik los van de cellen en hun jammerlijke, naakte omhulsels en keek naar het midden van de zaal waar vier grote, ondiepe, verzonken vijvers bijna zij aan zij waren aangelegd en een rechthoek vormden. In de dichtstbijzijnde vijver lag een vrouw in ongeveer drie centimeter water te rillen, haar met bloed bevlekte lichaam aangevreten, een kant van haar gezicht rauw weefsel, half opgedroogd bloed op haar hals en schouders. Drie lampreien, kennelijk verzadigd en opgeblazen, dreven lui in het ondiepe water rond. Ze lag daar met open ogen, niets ziend voor zich uitstarend. Nick dacht dat ze dood was, maar toen zag hij haar buik bewegen, zag het rijzen en dalen van haar ademhaling. Hij keek weer naar het meisje - en slikte heftig. Hij deed een oog dicht om de geschonden helft van haar gezicht buiten te sluiten, en zijn maag draaide zich om. Het was Joyce. Vaag hoorde hij Judas twee van de bewakers opdracht geven haar in een van de cellen te leggen.
  
  Harold stond er rustig, bijna afstandelijk bij, terwijl hij keek naar het meisje in de volgende vijver, eveneens in net drie decimeter water. Nick kon het krampachtig kronkelende schepsel nauwelijks zien door de deken van platte, zwartbruine dingen die haar lichaam overdekte. Toen hij er langs liep, zag hij wat het waren en hij keek Harold aan die vrolijk glimlachte.
  
  'Juist,' zei hij opgewekt. 'Bloedzuigers.'
  
  'Harold importeert ze uit het Verre Oosten,' voegde Judas er aan toe. 'Daar zijn ze groter en efficiënter.' Het meisje bewoog zich, stak een arm uit om slap te proberen een van de afschuwelijke beesten los te trekken, maar ze liet de arm uitgeput vallen. De paar stukken van haar lichaam die niet door de bloedzuigende schepsels waren bedekt, waren, zoals Nick zag, van een ziekelijk wit, bijna bloedeloos.
  
  'Wordt het geen tijd dat je ze van haar afhaalt, Harold?' vroeg Judas de ander. Hij wendde zich weer tot Nick. 'Harold vindt het leuk om ze er af te halen. Hij heeft haar al een paar keer bijna helemaal zonder bloed gehad en haar toen weer opgekweekt met plasma en injecties. Dan legt hij haar weer in de vijver. Als hij haar nu een doos met bloedzuigers laat zien, gilt ze een hele dag. Ze gaat in een hoek staan en gilt gewoon.
  
  Nick keek naar Judas en toen naar Harold. Het was een huwelijk van het volmaakte kwaad en een ongoddelijke perversie geweest, besefte hij. Terwijl ze langs de rij cellen liepen, probeerde hij niet naar binnen te kijken. Ergens tussen deze arme schepsels bevond zich Betty Lou Rawling. Hij wilde niet naar haar uitkijken en hij hoopte dat hij haar niet zou herkennen. Terwijl ze verder liepen, besefte hij dat hier nog iets anders hing dan de krankzinnigheid. Hier leefde haat, een haat zo dik, zo tastbaar dat je het kon voelen. Terwijl ze langs de rij cellen liepen, wierpen enkele vrouwen zich tegen de tralies en gromden en schreeuwden en klauwden met hun handen naar hen. Enkelen konden alleen maar op hun knieën kruipen, anderen op hun buik, maar bijna allemaal trachtten ze bij hen te komen. Deze arme wezens waren gek - maar ook gek van haat.
  
  In het voorbijgaan viel zijn blik op een meisje met zware botten. Haar lichaam vertoonde kriskras honderden littekens en striemen en afzichtelijke littekens waar eens haar borsten waren geweest. Nick zag de pure haat in die ogen toen ze haar lichaam hard tegen de tralies drukte en zwijgend naar hen klauwde.
  
  'Men moet oppassen niet te dichtbij te komen,' waarschuwde Judas. 'Ze zijn bepaald vals.'
  
  Ze waren bij de laatste cel gekomen die leeg was, en de bewaker opende de deur en wenkte Nick naar binnen te gaan. Hij wilde zich omdraaien en Judas en Harold in stukken scheuren, deze twee monsters in mensengedaante vermoorden al zou het ook zijn eigen dood worden. Hij wilde deze smerige, boosaardige zaal vernielen, om Joyce te wreken, en haar zuster en de kleine Betty Lou Rawlings. Hij zou het tweetal waarschijnlijk wel kunnen doden eer de anderen bij hem waren. Maar het bleef altijd 'waarschijnlijk.' Zijn brein nam onmiddellijk over, waarschuwde hem dat hij een getraind agent was, dat hij een karwei had op te knappen, een karwei dat vóór een persoonlijke wraakneming ging. Dat kwam eerst - daarna Judas en zijn psychopathische genie. Nick ontspande zijn handen, beseffend dat hij ze stijf tot vuisten had gebald, zich er van bewust hoe na hij aan een explosie was toe geweest. Hij ging de cel in en de deur werd achter hem dichtgesmeten. Harold kwam onmiddellijk voor de tralies staan en zijn stem trilde van haat terwijl hij nog steeds met één hand over zijn kaak streek. 'Ik zal iets heel speciaals voor jou bedenken,' siste hij.
  
  'Dat zal vast wel,' zei Nick zacht, met een dodelijke klank in zijn stem. 'Dit kan je misschien inspireren.'
  
  De tralies van de cel stonden net wijd genoeg uit elkaar om er de armen doorheen te steken. Nicks armen schoten uit als stalen zuigers, grepen Harold bij de keel, trokken hem naar voren en ramden zijn gezicht tegen de stalen tralies. De bril werd verbrijzeld en Nick zag de scherven in de huid rond Harolds ogen dringen. Harold gilde het uit. Zoals de meeste sadisten was hij verschrikkelijk bang voor lichamelijke pijn die hemzelf werd aangedaan. De bewaker stormde naar voren, en ramde de kolf van zijn geweer tussen de tralies om Nick in het gezicht te stoten. Nick liet Harold los en dook weg, en de stoot miste hem. Harold stond dubbel gevouwen met zijn handen voor zijn gezicht terwijl hij gilde en huilde. Judas en Tartar stonden ter weerszijden van hem en Judas liet hem wegvoeren door de enorme Mongool.
  
  'Ik zal er voor zorgen dat je centimeter voor centimeter sterft,' blafte Judas tegen Nick. 'Als Harolds gezichtsvermogen is aangetast... Hij maakte de zin niet af.
  
  'Dan zou me dat veel verdriet doen,' maakte Nick de zin ijzig af. Judas haastte zich weg met zijn ongelijke, steigerende loopje. Nick trok zich terug in de cel. Hij was er in elk geval in geslaagd hen uit balans te halen, zodat ze vergaten zijn zwembroek te onderzoeken. Hij ging in een hoek van de cel zitten. Een kwartier van het gegil, gejammer en gekreun dat de zaal vervulde zou een gewoon mens half hysterisch hebben gemaakt. Nick sloot zijn geest er voor af en spande al zijn krachten in om zich te concentreren op het opstellen van een plan. Hij was een paar dingen te weten gekomen. Judas had onthuld dat Nick zijn veiligheidstroepen had gedecimeerd. Er schenen er trouwens niet meer dan ongeveer twintig te zijn geweest.
  
  Nick schatte dat er misschien zeven of acht van overgebleven waren. Een van hen bevond zich aan de andere kant van de zaal en patrouilleerde geregeld langs de rij cellen, eindigend bij de cel waar Nick in zat. Hij was benieuwd hoe de bewaker het kabaal kon verdragen maar toen de man zich omdraaide zag hij dat hij oordopjes in had. De bewaker liep langzaam terug naar de andere kant van de zaal. Het zou spoedig dag worden. Een uur of twee daarna zou het losgeld betaald zijn. Hij moest daarvoor bij die verdomde mossel zien te komen en de onderzeeër bevrijden. Maar hij kon niet het risico nemen de restanten van Judas' mannen in een vuurgevecht te confronteren. Er was geen tijd voor dat soort oponthoud, of voor het duidelijke risico van mislukking. Hij moest hen op de een of andere manier bezig houden. Dan had hij tenminste een redelijke kans naar het strand te komen, zijn verstopte uitrusting op te halen en naar de reuzenmossel te zwemmen. Nadat hij de onderzeeër had bevrijd, zou hij teruggaan om met Judas af te rekenen en deze jammerlijke schepsels die om hem heen zaten te jammeren te bevrijden. Ze verdienden hun vrijheid, hield hij zichzelf voor, maar tegelijkertijd drong de bittere waarheid tot hem door. Vrijheid ten bate waarvan? Om de rest van hun leven in een krankzinnigengesticht door te brengen? De meesten waren lichamelijk te zeer verminkt om de samenleving nog onder ogen durven te komen en emotioneel en geestelijk te zeer verminkt om de wereld nog aan te kunnen. De paar die nog in staat waren met enige samenhang te denken zouden in afschuw terugdeinzen bij het idee de wereld weer onder ogen te moeten zien. Eén blik in de spiegel zou hen tot zich steeds herhalende breakdowns brengen, dat wist hij. Er bestond niemand en niets waarmee de schade kon worden hersteld die Judas en Harold hadden aangebracht. Hoe verschrikkelijk het ook was, het was de waarheid. En Nick had het idee dat deze arme schepsels het op hun eigen verwrongen manier ook wisten. Hij dacht aan Joyce, aan het weggevreten gezicht dat niet met plastische chirurgie hersteld zou kunnen worden, aan het lichaam dat onherstelbaar was verminkt - en hij wist dat dit meisje de dood zou verkiezen boven terugkeer. Als ze tenminste nog de geestelijke samenhang bezat om een keuze te kunnen maken - want hij wist dat Harold meer had gedaan dan deze arme meisjes alleen te folteren. Hij had hen hun vrouwelijkheid ontnomen, hen ontdaan van alle reden om te willen blijven leven, het belangrijkste vernietigd dat een vrouw bezat, haar vrouwelijkheid, haar essentie. Niet alle vrouwen waren uiteraard mooi, of zelfs ongewoon aantrekkelijk. Het was eigenlijk geen kwestie van een knap uiterlijk, maar van hun vrouwelijkheid - dat innerlijke iets dat boven zomaar aantrekkelijkheid uitging en hen tot vrouw maakte. Dit had Harold hen afgenomen. Hij had hun geslacht vernietigd -zowel wat henzelf als ieder ander betrof. Ja, deze schepsels moesten bevrijd worden, besefte Nick nu, maar bevrijd om wraak te kunnen nemen, om het enige te doen wat hen nog overbleef - het hun folteraars betaald te zetten.
  
  Er waren er ongeveer vijftig, schatte Nick weer. Er waren waarschijnlijk zeven of acht bewakers, plus Judas, Harold en de Mongool. Zelfs gewapend zouden ze hun handen meer dan vol hebben. Als hij de vrouwen nu bevrijdde, zouden ze genoeg chaos scheppen om hem de tijd te geven naar de onderzeeër te gaan. Hij voelde de twee kleine gelatinecapsules in zijn zwembroek. Met een er van zou hij de celdeur kunnen openblazen, maar dan zou de bewaker schietend komen aanrennen en hem neerleggen nog eer hij twee passen buiten de cel had gedaan. Hij moest de bewaker eerst pakken. De man zou over een paar minuten weer langs de cel slenteren.
  
  Nick stak zijn hand in zijn zwembroek, en pakte de twee gelatinecapsules en de kleine aansteker. Hij wachtte, terwijl de gestage kakofonie van gegil en gejammer en verscheurende snikken meedogenloos tegen zijn trommelvliezen beukte. Zelfs zijn vermogen tot concentratie kon het kabaal niet geheel verdrijven. Het was een verschrikkelijk klaaglied dat ze voor zichzelf zongen. Eindelijk hoorde hij de voetstappen van de bewaker naderen. Hij kwam overeind en wachtte en keek terwijl de man kwam aanslenteren, het geweer nonchalant in de kromming van zijn elleboog. De bewaker bleef voor Nicks cel staan, keek hem met vlakke, ongeïnteresseerde blik aan, draaide zich om en begon weg te lopen.
  
  Nick drukte de aansteker tegen de gelatinebolletje. Hij zag het kleine vlammetje rond de bovenkant van de capsule krullen. Hij had vijftien seconden tussen de tijd dat de buitenste gelatinelaag zou doorbranden en het kruit werd bereikt. Hij stak zijn arm door de tralies en wierp het bolletje achter de weglopende bewaker aan, en zag hoe het over de gladde tegelvloer bijna tot onder zijn hakken rolde. Het ontplofte in een compacte, dodelijke flits, een fontein van geconcentreerde explosieve kracht. De bewaker tolde met uitgestrekte armen om en werd in de dichtstbijzijnde vijver met de drie lampreien gesmeten. Nick zag dat ze onmiddellijk op hun slachtoffer afgingen.
  
  Hij ontstak de tweede capsule, legde hem op het slot van de deur en hurkte neer in de verste hoek. De celdeur vloog naar buiten open en bleef half aan zijn scharnieren hangen. Nick kwam overeind en rende onmiddellijk de deur uit. Hij stapte in het water, schopte een lamprei weg door de vijver, haalde de sleutels uit de zak van de bewaker en sprong op de vloer. Hij rende van cel naar cel en ontsloot elke deur, zonder hem open te trekken. Hij besefte dat hij dit behoedzaam moest doen. Vele van de schepsels waren te ver heen om te weten welke man ze aanvielen, of zich daar zorgen over te maken. Hij bleef een ogenblik voor de cel van Joyce staan. Ze beantwoordde zijn blik, maar als ze hem herkende, liet ze het niet blijken. Ze had een verschrikkelijke starende blik in haar ogen, erger om aan te zien dan het verwoeste gezicht en het aan flarden gereten lichaam. Eindelijk had hij alle celdeuren ontsloten. Hij rende terug en trok een paar van de deuren wijd open. Toen draafde hij naar de uitgang en keek toe hoe de vrouwen in beweging kwamen, aanvankelijk aarzelend, maar sneller toen ze beseften dat de celdeuren waren ontsloten. Er steeg een verschrikkelijk geschreeuw op toen ze uit de cellen stroomden - sommigen dravend, springend, een paar kruipend en hobbelend. Het geschreeuw nam toe tot het een schrille collectieve gil was, een lied der wrake. Bij de deur staand bleef hij nog even kijken terwijl ze naar voren stroomden en het meisje met de forse botten en het gestriemde lichaam min of meer de leiding op zich nam. Terwijl ze op de deur afstormden, draaide hij zich om en rende diep gebukt naar buiten.
  
  Zoals hij al had vermoed zat er een tweede bewaker in de gang, maar de man had zijn geweer tegen de muur gezet. Tegen de tijd dat hij het te pakken had, was Nick de gang doorgerold en door de andere deuropening verdwenen. Hij hoorde het gegil van de vrouwen toen ze de gang instormden, hoorde dat de bewaker twee schoten kon afvuren, en niet meer. Hij had geen tijd gehad om alarm te slaan, maar dat was ook niet nodig. Ieder die oren had om te horen zou begrijpen dat de sub-menselijke omhulsels op de een of andere manier waren uitgebroken.
  
  Nick bevond zich op een buitenterras dat uitkeek over het terrein aan de achterkant van het huis. Hij rende verder, zag dat de dageraad het terrein al begon te kleuren. Hij rende over het glooiende terrein naar het strand waar hij de palmen tegenover de heuvel van het kleine atol kon zien. Gegil, vermengd met het geratel van automatisch geweervuur, klonk uit het huis. De bewakers hadden de handen inderdaad vol, merkte hij grimmig op.
  
  Hij was bijna bij de palmen toen er plotseling een salvo van kreten en gillen losbrak. Hij liet zich op de grond vallen en keek om naar het huis. Een lange magere figuur met een half afgerukt hemd aan, rende het huis uit, gevolgd door een horde naakte furies. De vrouwen sprongen met wapperende haren en uit volle borst onaards gillend, over struiken en rotsen in hun woeste achtervolging. Nick zag bebloede lichamen, opengesperde en uitpuilende ogen, openstaande monden, een tafereel uit de hel, een schilderij van Jeroen Bosch dat tot leven was gekomen. Door een luidspreker hoorde Nick de stem van Judas dreunen.
  
  'Niet die kant uit, Harold,' riep hij. 'Cirkel terug. Naar de andere kant van het huis. Twee bewakers zullen je daar dekking geven.'
  
  Harold probeerde zich om te draaien, slipte en viel, en ontweek de vliegende sprong van een van de naakte lichamen. Hij probeerde naar rechts te rennen, maar ze hadden zich verspreid en wierpen zich op hem. Nick zag dat Harold vergeefs probeerde zich te verdedigen. Naakte lichamen vlogen door de lucht naar hem toe, drukten hem neer. Nick zag met groeiende afkeer hoe een van de vrouwen, een schepsel met wilde haren, haar tanden in Harolds gezicht vastbeet. Hij hoorde het gegil van Harold boven het kabaal van de anderen uit. Een tweede meisje deed hetzelfde, en scheurde hem met haar tanden open. Een derde rukte grote brokken uit zijn billen.
  
  'Ze vreten hem levend op,' hijgde Nick, en dat deden ze inderdaad - ze scheurden hem aan stukken met tanden, nagels en handen. Ze waren niet langer menselijk - zelfs de laatste jammerlijke restanten van menselijkheid waren verdrongen door hun razende haat. Ze waren wilde dieren die een gehate vijand verscheurden. Nick voelde geen medelijden met Harold. Hij verdiende alles wat er met hem gebeurde. Hij werd alleen diep getroffen door het zichtbare bewijs van het dier vlak onder de oppervlakte van de mens. Boven alles uit blèrde de luidspreker en Judas gilde: 'Ga er heen! Ga er heen. Red hem! ... Red hem!'
  
  Er verschenen twee bewakers die niet durfden schieten uit angst Harold te raken onder de stapel naakte lichamen. Nick trok een grimas. Als ze het vanaf zijn plaats hadden kunnen zien, zouden ze begrijpen dat hun angst ongegrond was. Harold was een half opgegeten karkas. Nick zag Tartar verschijnen en over de helling naar het tafereel draven. Opeens hielden de vrouwen op, kwamen overeind en draaiden zich om. Hun gezichten waren bebloed en vertrokken, bespat met stukjes van Harolds vlees - een troep wilde tijgerinnen. Nick zag de enorme Mongool stil blijven staan, met iets dat bijna vrees was op zijn gezicht. Hij begon achteruit terug te lopen, draaide zich toen om en rende langs de helling omhoog naar het huis terwijl de naakte gestalten hem achterna gingen. De twee bewakers draaiden zich ook om en renden van de top van de helling weg. Judas, de kleine schoft, had zich ongetwijfeld ergens veilig verstopt. Nick liet zich omlaag rollen naar de palm, groef snel in het zand en haalde zijn uitrusting tevoorschijn. Hij liet het speciale zendertje naast de boom liggen, wikkelde de slang met de geïsoleerde explosieve draad om zijn middel en liep het water in. Gegil vermengd met de roffelende salvo's van automatische geweren weerklonken nog steeds rond het huis toen het water zich boven zijn hoofd sloot.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Ze hadden zijn duikuitrusting meegenomen, zodat hij slechts de explosieve draad en zijn longen had om het karwei op te knappen. Hij begreep dat het een dubbeltje op zijn kant zou worden. De valkuil lag diep, zeer diep. Hij kon het slechts volbrengen door meerdere trips te ondernemen. Zelfs zijn geweldige longcapaciteit zou hem niet lang genoeg steunen om het werk in één duik te kunnen doen. Nu al voelde hij de druk van het water die hem dwong harder met de benen uit te slaan en zijn kostbare zuurstof sneller te verbruiken. Hij besefte dat zijn longen met onverwachte snelheid onder druk kwamen te staan, terwijl hij de enorme omtrek van de valkuil zag opduiken. Hij was van plan geweest de explosieve draad langs de randen van de reusachtige schalen te spannen zodat ze door de explosie zouden worden open gewrikt, zoals men met een mes een gewone mossel opent. Maar in woedende frustratie zag hij dat de stalen schalen zo glad en strak tegen elkaar sloten, dat er geen plaats was om de geïsoleerde explosieve lading ergens aan vast te hechten. Hij zwom naar de bodem waar de reuzenmossel op de onderkant van zijn grote, gebogen scharnier rustte. De pijn in zijn borstkas was nu folterend. Hij legde de draad naast de onderkant van de mossel en duwde zich omhoog naar de oppervlakte. Toen hij bovenkwam, was zijn borstkas een brandend, pijnlijk gat. Hij rustte uit en wachtte tot de pijn verdween. De klanken van bloedstollende gillen en geweervuur kwamen nog steeds van het eiland.
  
  Nick vulde zijn longen weer en dook, waarbij hij ditmaal zo snel zwom als hij maar kon. Hij vond de reuzenmossel spoedig en zwom naar de bodem, tastend naar de rol explosieve draad. Zijn handen zochten de zeebodem af, maar vonden alleen zand en modder. Hij keek omhoog naar het scharnier van de mossel. Hier had hij de draad neergelegd, maar hij was verdwenen. Opnieuw begonnen zijn longen pijn te doen. Hij zwom snel rond de onderkant van de reuzenmossel, maar er lag niets. Er was iets dat er met de explosieve draad vandoor was gegaan. Het had van alles kunnen zijn, van een haai tot een makreel, besefte hij. Vissen zijn berucht om hun gebrek aan onderscheidingsvermogen wanneer ze langs de zeebodem naar voedsel snuffelen. Ze bijten in of trekken aan alles wat ze tegenkomen als ze honger hebben. Iets was verdwenen met zijn voornaamste stuk gereedschap. Hij voelde zich ontdaan, te ziek om te vloeken. Hij zwom naar boven, de pijn in zijn borstkas bijna onverdraaglijk, en bevond zich nog steeds vlakbij de reuzenmossel, toen de zee explodeerde in een geweldige vloed van dansend, tollend water, modder, zand en rotsen.
  
  Nicks brein registreerde het onmiddellijk en vertelde hem wat er was gebeurd. Wat het ook was dat met de geïsoleerde draad was verdwenen, het had de ontstekingsdop er afgebeten, zodat het chemische product vrijkwam dat tot de explosie moest leiden. Terwijl hij als een vaatdoek in een wasmachine heen en weer werd gesmeten, ving hij een glimp op van de mossel die opzij viel en onder een hoek van vijfenveertig graden tegen het koraalrif tot stilstand kwam. Toen werd hij omhoog en opzij gesleurd in het woeste water, en hij voelde dat hij de ene salto na de andere maakte. Hij probeerde zich tot een kleine bal op te rollen om de druk op zijn lichaam te verminderen. Het laatste beetje lucht werd naar buiten geperst, en hij voelde dat zijn mond onwillekeurig openging, voelde het water zijn keel binnenstromen. Toen werd hij in de lucht gesmeten en ruw zand kletste tegen zijn gezicht. Hij klauwde naar het water en snakte naar lucht terwijl hij het water in zijn longen uitbraakte, en toen voelde hij vaste grond onder zijn knieën. Hij bleef hijgend liggen, het magnifieke lichaam zwoegend, terugvechtend met de restanten van zijn recuperatieve vermogens.
  
  Eindelijk hief hij zijn hoofd op en zag dat hij zich op het kleine atol tegenover het eiland bevond. Hij ging weer liggen toen hij opnieuw geweerschoten en schrille kreten op het eiland hoorde. Dat betekende dat Judas nog steeds leefde, misschien met nog een paar bewakers en zijn reusachtige Mongool. Hij had zich ongetwijfeld verschanst in de controlekamer in het huis, onbereikbaar en veilig, nog steeds de situatie het hoofd biedend.
  
  Nick ging zitten. Misschien haalde hij het naar het huis. Er was een kleine kans dat hij de controlekamer kon binnenkomen. Hij wist niet hoeveel vrouwen er nog over het eiland rondtrokken. Hij rilde bij de gedachte aan wat er met Ha-rold was gebeurd. Het was een soort spitsroeden lopen waar hij geen behoefte aan had. Maar toch was het zijn enige kans.
  
  De zon stond nu boven de horizon. Hij was zo dichtbij succes geweest, en nu er zo ver van verwijderd. Nick kwam overeind. Het water was nog bezig tot rust te komen na de explosie en hij dacht aan de mossel die door de luchtdruk omver was gestoten. Het verdomde spul zou het karwei hebben geklaard als hij kans had gezien het op de juiste manier aan te brengen. Opeens werden zijn ogen donker. Misschien was het toch gelukt, dacht hij, en voelde de opwinding bezit van hem nemen. Die verdomde mossel werd elektrisch bediend, en hield zijn slachtoffers rustig door een neutraliserend elektrisch krachtveld. Het was mogelijk dat de explosie het elektrische systeem had uitgeschakeld. Als dat het geval was, moest de onderzeeër in de schelp in staat zijn te functioneren. Maar dat zouden de mannen in de boot niet kunnen weten. Ze waren ongetwijfeld volslagen in de war geraakt bij hun pogingen om hun machines en wapens te gebruiken. Ze zouden het niet eens proberen, tenzij hij hen op de een of andere manier kon bereiken. Hij raapte een stuk rots op. De reusachtige schalen waren van staal. Daartussen kon zich een enorme echokamer bevinden. Nick dook de zee in, de steen in zijn hand geklemd.
  
  De mossel stond nog overeind en de hoek van vijfenveertig graden waaronder hij rustte, verhoogde slechts de gelijkenis met een echte mossel. Nick drukte zich tegen een van de schalen en begon met de steen te kloppen in de universeel herkenbare Morsecode. Hij bleef maar kloppen en seinde:
  
  'Attentie, attentie, attentie.'
  
  Zijn longen begaven het bijna en hij ging naar boven om lucht te happen, dook toen weer omlaag en herhaalde de boodschap, waarbij hij langzaam op de stalen schaal klopte en er voor zorgde geen echo binnen de schelp te veroorzaken.
  
  
  
  In de onderzeeër X-88 waren de mannen overeind gekrabbeld na de plotselinge schok die hun schip zijwaarts had doen vallen. De stilte van gedoemden was onmiddellijk weer over hen gedaald en elke man was teruggekeerd naar zijn eigen plaats, zwijgend, verzonken in hopeloosheid. Het was een jonge torpedoman die het eerst het geklop hoorde. Hij riep de marconist die de kapitein waarschuwde.
  
  'Het is morse,' zei de marconist terwijl hij de code opgewonden op een bloknoot noteerde. Nick was twee keer weer naar de oppervlakte gegaan en teruggekeerd.
  
  De hele bemanning van de onderzeeër luisterde nu, ieder met droge keel, hopend zonder te durven hopen.
  
  'Het is weer begonnen,' zei de marconist, en hij vertaalde de klopsignalen.
  
  'U ... kunt... ontsnappen,' vertaalde de marconist. 'U ... kunt ... ontsnappen.' Het kloppen hield weer op, werd een minuut later voortgezet. 'Probeer systemen weer... probeer ... alle ... wapens ... weer.'
  
  Het binnenste van de onderzeeër explodeerde in een razende maar beheerste efficiency. De machines kwamen brullend tot leven.
  
  'Gereed maken om alle torpedobuizen en raketten voorin af te vuren,' blafte de kapitein. 'Vuur naar eigen goeddunken.' Buiten dook de gebronsde figuur weer omlaag, ditmaal op flinke afstand van de reuzenmossel. Nick was benieuwd of ze hem hadden gehoord. En zo ja, was het elektrische systeem van de mossel dan inderdaad uitgeschakeld? Hij hoefde slechts een moment op het antwoord te wachten. Het eerste wat hij zag was dat de reuzenmossel trilde en schudde en toen barstten vier torpedo's door de stalen schelpen en rukten ze open. De mossel werd geschud door een geweldige explosie aan de bovenkant van de schalen en Nick zag ze langzaam, vermoeid omvallen. Hij zag de onderzeeër naar voren komen, de vrijheid tegemoet. Hij zwom naar de oppervlakte en kwam terecht op het strand van het eiland. De onderzeeër zou onmiddellijk gebruik maken van zijn radio en Hawk zou bericht ontvangen dat het schip was bevrijd. Maar Judas was er nog, een levende Judas. Hij moest het karwei afmaken en ditmaal wilde hij er zeker van zijn dat het ook af was. Hij kroop naar de palmboom en pakte het speciale zendertje.
  
  'Vernietig eiland,' zond hij uit. 'Lengtegraad 65.5, breedtegraad 12.4, vernietig het volkomen. Gebruik alle wapens. Veeg het van aardbodem.'
  
  Hij schakelde het zendertje uit, knipte het weer aan. Het gaf geen geluid meer. Stewart had hem verteld dat het voor slechts één bericht geschikt was. Nick wierp het toestelletje weg en stond op. Hawk zou begrijpen dat hij werkelijk vernietiging bedoelde. Hij zou opdracht geven het eiland in flarden te blazen. Ze zouden straalbommenwerpers met zware bommen sturen, misschien met atoombommen, om het eiland volkomen weg te vagen. Hij schatte dat ze er over drie kwartier konden zijn, misschien in een half uur. Hij begon naar het huis te lopen. Hij had alle tijd om rond te kijken. Als hij eens en voor altijd persoonlijk met Judas kon afrekenen, zou hij zich zekerder voelen. De kleine schoft had in het verleden bewezen onverwoestbaar te zijn. Een vreemde stilte hing nu over het zonnige eiland, de stilte van een kerkhof.
  
  'Ik zie je, Carter,' blèrde het luidsprekersysteem plotseling. Nick liet zich op de grond vallen en rolde achter een boom. Judas kakelde door de luidspreker. 'Wees maar niet bang,' zei hij. 'Ik kan je niet doden vanuit mijn kamertje hier, maar ik kan je op mijn monitor zien. En jij kunt mij ook niet doden. Niemand kan hier binnenkomen. Het is een impasse, Carter. Alleen jij en ik zijn overgebleven.
  
  Nick had de bomen bestudeerd en nu zag hij de televisiecamera op de laagste tak van een nabije palm. Hij raapte een steen op, mikte zorgvuldig en gooide hem.
  
  Tevreden hoorde hij het breken van glas.
  
  'Dat was stom van je, Carter,' dreunde de stem weer. 'Het feit dat ik je nu niet kan zien verandert niets aan de toestand.'
  
  Nick liep weer behoedzaam verder. Hij passeerde groepjes naakte lichamen, sommigen meer hopen vlees dan menselijke doden. De meesten waren vrouwen, maar er waren ook enkele bewakers, dat nam hij tenminste aan. Het viel moeilijk te zeggen. Hij veranderde van koers en liep naar het pad langs de inham, waarbij hij om nog meer lijken heen moest lopen. Hij ging het huis binnen en ontweek vijf naakte lichamen die over een van de bewakers lagen uitgespreid. Een andere bewaker had hen kennelijk neergeschoten toen ze hem aanvielen. Hij was blij dat hij om de straalbommenwerpers had gevraagd. Zelfs als hij kans zag bij Judas te komen, moest deze hel verwoest worden, weggevaagd.
  
  Opnieuw blèrde de luidspreker. Het systeem liep ook door het huis.
  
  'Kun je me horen, Carter?' vroeg Judas. 'Luister je? Ik weet dat je nu in het huis bent, maar je kunt niet hier bij me komen. De deur is van driedubbel staal en het raam is kogelvrij.'
  
  Nick herinnerde zich dat de kamer vlak naast de zaal met de cellen lag en hij liep snel door de enorme, witbetegelde zaal die nu ontdaan was van zijn jammerlijke, wanstaltige bewoonsters. De deur van de controlekamer zat uiteraard op slot, en Nick zag al snel dat Judas niet had gelogen. Alleen met een kanon zou die deur open te schieten zijn. Hij liep naar een zijdeur en kwam in een kamer die kennelijk door de bewakers was gebruikt. Er stonden twee brede banken, drie tafels en verschillende stoelen. De luidspreker klonk weer.
  
  Zo is het beter, Carter,' zei de stem. 'Nu kan ik je weer zien. Je bent in de bewakerskamer. Als je daar nou eens bleef en nadacht over wat ik je heb aan te bieden? Je kunt van daaruit met me praten. Het tweerichting intercomkanaal is open.'
  
  Nick trok een grimas en ging op de leuning van een van de banken zitten. Hij scheen naar de lichaamloze stem te luisteren, terwijl zijn brein worstelde om een manier te bedenken om de controlekamer binnen te komen. Misschien kon hij de kleine schoft er uit lokken.
  
  'Luister naar me, Carter,' zei Judas. 'Alleen jij en ik zijn nog over. We zullen iets moeten afspreken. Ik sta je toe het eiland te verlaten als jij me mijn vrijheid garandeert.'
  
  Nick snoof. 'Ik hoef helemaal geen afspraken te maken, Judas,' zei hij. 'Het is afgelopen met je, fini. Als je me wilt tegenhouden als ik naar het strand loop en wegzwem van deze hel, zul je tevoorschijn moeten komen.'
  
  'Je komt het eiland niet levend af,' herhaalde Judas. 'Dat sta ik niet toe.'
  
  'Dan zul je naar buiten moeten komen om me tegen te houden,' antwoordde Nick met toegeknepen ogen. Misschien zou de kleine ego'ist in het aas bijten. Misschien zou hij naar buiten komen. Hij wachtte tot Judas nog iets zou zeggen, maar er heerste slechts stilte. Opeens voelde hij het verklikkende waarschuwingssignaal, zijn nekharen die overeind gingen staan, de aanwezigheid van direct gevaar. Hij dook van de leuning van de bank en kwam met zijn armen voor zijn gezicht gevouwen op de grond neer. Hij voelde dat er iets door de lucht schoot, net over zijn haar streek en toen hij opkeek zag hij het lange jachtmes tegen de muur kletteren. Hij rolde om en kwam onmiddellijk overeind waarop de enorme gestalte naar hem uitviel. De monsterlijke Mongool kwam op hem af als een dolle lokomotief. Nick besloot hem pal op te vangen. Het was een vergissing. Zijn eerste slag raakte Tartar recht op de kaak en er vlogen pijnlijke schokgolven door Nicks arm. Het massieve hoofd ging even opzij, maar de monsterlijke figuur werd er volstrekt niet door afgeremd en dreunde tegen hem op en stootte hem achterwaarts. Hij voelde zijn voeten slippen toen Tartar op hem botste. Nick trok een arm los, haalde uit en joeg zijn onderarm tegen de keel van de man. De Mongool slaakte een gesmoorde kreet en Nick rolde weg van zijn greep. Ondanks zijn omvang was de man ongewoon snel. Hij kwam tegelijk met Nick overeind. Hij viel naar Nick uit terwijl zijn lange armen maalden als molenwieken. Nick bewoog zich soepel, ving de mokerslagen op, stapte toen in met een raketachtige linkse en rechtse directe. Opnieuw voelde hij de kracht van de stoten in zijn onderarmen. De Mongool knipperde met de ogen, bleef een moment staan, kwam toen weer naar voren. Weer gleed Nick soepel mee, stapte binnen de woeste zwaaien om nogmaals een vernietigende linkse en rechtse uit te delen. De man brulde en viel opnieuw aan. Nick ontweek een gemene uppercut, stapte opzij en pakte Tartar vast in een judogreep, maar werd rond gezwengeld door de vaart van de reus. Nick voelde dat hij op de rugleuning van de bank neerkwam, gleed er over en viel op de grond. Toen hij neerkwam, hoorde hij het geluid van rennende voeten, begreep dat Tartar op het punt stond over de bank te springen om bovenop hem neer te komen. Nick draaide zich om op zijn rug, stak beide benen omhoog en toen de enorme gestalte over de bank kwam aanzeilen, trapte hij uit alle macht.
  
  Zijn voeten troffen de reus in de borst en hij voelde het kraken van botten toen de vaart en het gewicht van de man samenkwamen met de naar boven gerichte trap van zijn sterke benen, zodat de kracht van inslag werd verdubbeld. Voor een gewone man zou het een onmiddellijke dood hebben betekend. Ook op de enorme Mongool had het uitwerking, want toen hij opzij wegviel, ontsnapte hem een kreet van pijn. Terwijl hij overeind krabbelde, vormden zich bloedige belletjes op zijn lippen, en Nick liet weer een geweldige rechtse los die zijn tegenstander achteruit deed struikelen. Nick stapte in met een linkse terwijl Tartar naar voren sprong met zijn enorme armen uitgestrekt en de stalen vingers gekromd om zich rond Nicks keel te sluiten. Nick struikelde naar achteren maar zijn krachtige benen voorkwamen dat hij neerstortte.
  
  Hij klauwde naar de vingers rond zijn keel, maar ze waren vastgeklemd. Hij probeerde de massieve gestalte van zich af te worstelen, maar de reus klemde zich vast met de wanhoop van een zwaargewonde, terwijl het bloed uit zijn mond stroomde. Nick voelde dat zijn ogen begonnen uit te puilen, zag het enorme hoofd voor hem beginnen te vervormen. Hij dook in zijn reservoir van wanhopige kracht, joeg beide vuisten in de enorme borstkas en voelde het verbrijzelde borstbeen nog verder kraken. Tartar brulde van de pijn en viel op zijn knieën. Nick voelde dat de vingers zich een ogenblik ontspanden, rukte zijn keel los en liet de zijkant van zijn hand in een volmaakte karateslag neerkomen in de nek van de grote man. De ontzagwekkende gestalte viel naar voren, zijn voorhoofd dreunde tegen de grond, een arm tastte rond om Nicks benen te grijpen. Nick stapte weg, zag dat de monsterachtige man weer overeind krabbelde en op de been kwam als een gewonde olifant. Hij strompelde weer naar voren en het bloed stroomde nu vrijelijk uit zijn mond, zijn ademhaling was een schor gerasp, zijn enorme mokerhanden waren opgeheven. Nicks armen deden pijn. Hij had deze reus geraakt met alles wat hij in huis had en nog kwam hij terug. Tartar viel weer uit, maar ditmaal dook Nick onder de arm door, greep de rechterarm van de bruut en wierp hem over zijn schouder. De Mongool dreunde op de grond als een gevelde eik en de kamer schudde. Hij kronkelde een ogenblik, probeerde zich om te rollen en zich op te richten, greep naar zijn borst en slaakte een kreet die half gebrul, half pijnkreet was. Hij worstelde om overeind te komen, opende zijn mond alsof hij weer wilde brullen, viel toen om en was dood. Nick bekeek de roerloze gestalte enige tijd: tenslotte, zeker dat er geen leven meer aanwezig was, draaide hij zich om en liep de kamer uit.
  
  'Wacht, Carter,' blèrde de luidspreker weer. Natuurlijk had Judas het hele gevecht op zijn monitor gevolgd. Hij had Nick verleid naar hem te luisteren terwijl zijn reus hem besloop. Nick liep door.
  
  'Je kunt het eiland niet af,' riep Judas. 'Ik laatje niet gaan.'
  
  'Kom maar naar buiten om me tegen te houden,' riep Nick terug terwijl hij de deur uitliep. Die straalbommenwerpers konden er elk ogenblik zijn. Hij wilde een stuk van het eiland weggezwommen zijn als ze kwamen. Hij haalde diep adem en liep de helling naar de kust af. Hij was bijna bij het water toen de luidspreker weer blèrde.
  
  'Je zult een handeltje met me moeten maken, Carter,' zei Judas weer. 'Je zit in de val.'
  
  Nick snoof verachtelijk. De kleine schoft zou straks ontdekken wie er in de val zat.
  
  'Carter!' Ditmaal was de stem dun, schril, niet versterkt. Nick draaide zich om en zag de kleine gestalte op de helling naast de achterdeur van het huis staan.
  
  'Kijk in het water voor je weggaat.' riep Judas hem toe. 'Kijk!'
  
  Nick draaide zich om naar de zee, liet zijn blik over het water glijden. Toen zag hij het, een zich verspreidende rode vlek rechts van hem. En een tweede verderop. En nog een aan zijn linkerkant. De zich uitbreidende rode vlekken vloeiden samen, spreiden zich tot een meter of vijftig voor de kust uit. Binnen enkele minuten zou het honderd meter zijn. Hij keek naar de rode vlek en herkende wat het was: bloed.
  
  'Er is meer dan een ton fijngehakt vlees en vis rond het hele eiland in de zee gespoeld,' riep Judas. 'Weet je wat dat over enkele seconden betekent, Carter?'
  
  Nick keek gefascineerd naar de rode vlek. De onderwater-rioolbuizen die hij had gezien. Nu begreep hij waar ze voor dienden. Ja, hij wist verdomd goed wat ze betekenden, maar misschien had hij toch nog tijd.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  -
  
  Nick wierp een blik op de kleine figuur op de helling, draaide zich om, dook in het water en flitste door de rode vlek. Stukjes ingewand en brokjes vlees streken langs hem toen hij onderwater verder zwom. Hij vervloekte Judas en Harold en alle anderen om hun onmenselijke slimheid. Ze hadden inderdaad gebruik van de natuur gemaakt. Het bloed en vlees in dit water zou binnen enkele seconden haaien en allerlei andere soorten roofvissen aantrekken. In korte tijd, wist Nick, zouden er honderden, misschien duizenden, zijn en ze zouden een ring van woeste vraatzucht rond het eiland vormen, een ondoordringbaar kordon van scheurende, happende kaken, die alles in de omgeving zouden verslinden. De bloeddorst van de haai, een verschrikkelijk verschijnsel dat elke visser kent, is niet tegen te houden, niet te bestrijden, niet te geloven behalve voor degenen die het gezien hebben. Als hij buiten het roodgekleurde water kon komen, had hij misschien een kans, besefte hij. Hij meende al dat hij het zou halen toen hij de donkere vormen op zich zag afstormen, duikend en tollend in het water. Van terzijde kwamen er nog meer aan. Hij keerde en probeerde van de dieren weg te zwemmen. Aan hun rondwentelingen kon hij zien dat ze al in een toestand van razernij waren.
  
  Hij moest naar de oppervlakte om adem te halen en toen hij dit deed, zag hij de vinnen van alle kanten aankomen, zwemmend in het wisselvallige patroon dat het begin van de bloeddorst kenmerkt. Hij dook en keerde terug naar het eiland. Een enorme vis schoot langs hem en de kaken hapten naar de drijvende stukjes vlees. Ze kwamen nu snel aanschieten en hun sprongen en wentelingen deden het water en het bloed kolken tot Nick in een zee van rood zwom. Hij zag ze nu terwijl ze langs hem stormden. Hij zag hamerhaaien, tijgerhaaien en grote witte haaien, waarschijnlijk de meest valse van alle. Hij zag barracuda's aankomen, en zelfs een zaagvis.
  
  Hij voelde het zand van het strand onder zijn voeten, trok zich omhoog en bleef hijgend liggen, terwijl hij zag hoe het water nog roder werd omdat de haaien onderling vochten. Nog meer hoge vinnen sneden door het water en voegden zich bij de razernij. Het water was nu een kolkende, borrelende, kokende massa.
  
  Nick keek net op tijd op om Judas in het huis te zien verdwijnen. Enkele ogenblikken later klonk de luidspreker weer.
  
  'Ik ben blij dat je het gered hebt op de terugweg, Carter,' zei hij. 'Nu kunnen we onze afspraak maken.'
  
  Nick hoorde het geluid nog eer hij ze zag en toen ving zijn blik de eerste formatie op die uit het noorden kwam aanstormen. Ze vlogen een keer brullend over het eiland, zwenkten toen om terug te komen. De tweede keer lieten ze een bomlading los. Het was een op de kust gerichte lading en Nick voelde het eiland schudden. Een tweede formatie flitste nu naderbij en liet zijn bomen links van die van het eerste squadron vallen. Opnieuw trilde het eiland. Hawk had besloten geen atoombommen te gebruiken, zag Nick. Hij had opdracht gegeven het eiland weg te vagen door het overvloedig met conventionele bommen te bestoken. En dat zouden ze ook, stukje bij beetje, doen, zag Nick. Een derde formatie donderde naderbij uit het westen en liet zijn lading los en nu ontdekte Nick het patroon dat ze toepasten, kriskras over het hele eiland van alle kanten oprukkend naar het centrum van het eiland. De luidspreker brulde weer. Judas had eindelijk beseft wat Nick had gedaan.
  
  'We zullen aan stukken gereten worden, Carter,' gilde hij. 'Wees niet zo stom. Laat ze ophouden.'
  
  Nick lachte hardop. Het was ironisch, een schaakmat, een Chinese impasse waarbij ze allebei zouden omkomen. En hij kon er helemaal niets aan doen. De bommenwerpers hadden opdracht het eiland te verwoesten en ze zouden niet de geringste aandacht besteden aan een figuur die woest naar hen stond te zwaaien, als ze hem al zagen. Hij keek weer naar het water, naar de ziedende massa springende, happende, razende moordenaars daar. Het was nu slechts een kwestie van hoe te sterven. Het was in elk geval geen aantrekkelijke keuze, maar van de twee mogelijkheden verkoos hij vernietiging vanuit de lucht. Het idee door de haaien aan stukken gescheurd te worden stond hem geenszins aan.
  
  Nick knielde naast de palmboom en wachtte terwijl het eiland trilde terwijl de ene golf na de andere hun bommen er op afwierpen.
  
  Opeens, uit een dicht stuk struikgewas halverwege de helling en aan zijn linkerkant, zag hij een beweging, een flits van een naakte gestalte en toen rende de figuur op hem af, het bruine haar wapperend in de wind. Nick spande zijn spieren, benieuwd wat deze eenzame overlevende zou proberen te doen. Het meisje rende struikelend en vallend door terwijl een nieuwe lading bommen de aarde deed schudden, krabbelde toen weer overeind om verder te rennen. Toen ze naderbij kwam zag hij haar gezicht dat bijna onherkenbaar gekwetst was. Slechts bruine ogen die hem wild aankeken onthulden het als een gezicht. Ze wierp zich aan zijn knieën en omklemde zijn benen terwijl ze vreemde, gorgelende geluiden maakte - hij zag dat ze geen tong had toen ze haar mond opende en gebaarde. Ze legde haar hoofd op zijn knieën en de bruine ogen keken hem aan uit het verminkte gezicht. Het eiland schudde weer terwijl hij neerkeek op haar naakte lichaam dat geschramd was en brandwonden vertoonde. Slechts haar benen waren ongedeerd, gladde en stevige jonge benen. Opeens krampte Nicks keel samen. Hij keek weer naar het arme ding dat bij zijn knie jammerende geluidjes maakte. Hij legde zacht zijn hand op haar schouder en zijn keel weigerde bijna de naam uit te spreken. 'Betty Lou?' vroeg hij gesmoord.
  
  Het schepsel knikte en sprong overeind, de bruine ogen wierpen hem een laatste, verlangende blik toe, en toen rende ze weg en dook in de ziedende golven. Nick sprong overeind en riep dat ze terug moest komen, maar ze zwom verder in de maalstroom van springende, wentelende lichamen. Een arm ging omhoog en scheen te wuiven toen ze verdween. Nick leunde tegen de palm, en voelde zijn maag draaien. Hij zou wellicht hebben overgegeven als de luidspreker niet weer had gebruld en de stem van Judas door de lucht kraakte. Bij dit geluid vormde zich een koude, ijzige knoop van haat in Nicks maag.
  
  'Je hebt gewonnen, Carter,' zei de luidspreker. 'Je hebt gewonnen. Roep ze terug. Je kunt ze met mijn zender bereiken. Ze zullen naar jou luisteren. Ik doe de deur open. Schiet op, Carter!'
  
  Nick rende naar het huis. Hij was er helemaal niet zeker van dat ze naar hem zouden luisteren, maar hij wilde die kleine schurk in handen krijgen. Hij zou er voor zorgen dat hij eens en voor altijd uitgeschakeld werd. Hij stormde de controlekamer binnen en zag Judas aan de andere kant op een houten bureau gehurkt zitten, bijna in een hoek van de kamer. Het huis schudde, stukken plafond vielen op de vloer, de muren scheurden bij elke bom steeds verder. Het geluid van de ontploffende bommen was zo aanhoudend dat hij de schrille, jammerende stem van Judas nauwelijks kon horen.
  
  'Daar, dat is de zender,' gilde hij, en wees met zijn kunsthand naar een luidspreker boven het midden van het lange controlepaneel. Nick aarzelde een ogenblik, besloot toen gebruik van de zender te maken. Hij zou Judas te pakken krijgen nadat hij de bommenwerpers had teruggeroepen. Waarom zou hij zelfmoord plegen als het vermeden kon worden? Hij schakelde de zender in op het moment dat hij naar Judas opkeek, zag de waanzinnige gloed in zijn ogen, zag hem met de uitgestrekte arm twee centimeter naar links wijzen. Nick liet zich vallen en hoorde de kogel een fractie van een centimeter naast zijn hoofd in het controlepaneel slaan. Hij duwde zijn schouder tegen het bureau en gebruikte het als een combinatie van schild en rammei. Hij drukte het in de hoek en had zijn menselijke rat erachter gevangen, maar op dat moment werd het huis door de eerste voltreffer geraakt. De kamer schudde en stortte toen half in, de vloerplanken spleten, een muur viel naar binnen. Nick werd door de kracht van de explosie op zijn rug geworpen. Toen hij opkeek, zag hij dat Judas over het blad van het bureau schuifelde en op hem afsprong terwijl hij de hand van metaal en leer uitgestrekt op hem gericht hield.
  
  Nick schopte naar boven, raakte de stramme arm en trapte hem omhoog terwijl de tweede kogel uit het kleine in de hand ingebouwde pistool werd afgevuurd. Nick sprong onmiddellijk op hem en zijn woede maakte hem onvoorzichtig. Het mes verscheen als bij toverslag en flitste naar Nicks keel toen Killmaster uitviel. Slechts zijn voortreffelijke reflexen redden hem toen hij zijn hoofd opzij wierp en het lemmet zijn keel raakte en een dun straaltje bloed tevoorschijn bracht.
  
  Judas vloog op hem af met een in demonische woede vertrokken gezicht en hakte met het mes op hem in. Nick sprong achteruit en ontweek de hakbewegingen zonder moeite, maar zijn hiel raakte vast in een van de gespleten vloerplanken. Hij struikelde achteruit en kwam op een knie terecht terwijl het mes in een grote boog rondflitste en naar zijn gezicht toekwam. Hij stak zijn arm uit, greep de pols achter het mes en draaide hem woest om. Judas gilde en het mes kletterde op de grond. Nick sprong onmiddellijk op hem. De woede van jaren vol haat zou al genoeg zijn geweest, maar nu waren er ook nog Betty Lou en Joyce en haar zuster en alle anderen die zijn woede nog groter maakten. Hij raakte de man met een rechtse in het gezicht. Het gezicht desintegreerde, net als de kamer. Judas, de in de hoek gedreven rat die wanhopig voor zijn leven vocht, klauwde en sloeg en liet zijn tanden in Nicks arm zinken. Killmaster tilde hem aan zijn hoofd op en smeet hem door de kamer. Het geperverteerde kleine lichaam raakte het controlepaneel dat met een dreun op de vloer smakte. Nick was alweer bij hem nog eer hij de grond goed en wel had geraakt en smakte Judas' hoofd tegen het controlepaneel, en nog eens en nog eens, voor Betty Lou, voor Joyce, voor al die meisjes.
  
  Hij hoorde dat hij de namen van de meisjes uitschreeuwde terwijl hij het hoofd tot een onherkenbare moes sloeg.
  
  Een tweede voltreffer op het huis bracht hem terug tot de werkelijkheid, brak zijn verschrikkelijke woede af. Hij dook weg toen een grote stalen balk door het dak kwam. De balk dreunde neer als een reusachtige hamer van een oude god en trof de gehavende kleine figuur, joeg het lichaam halverwege door de versplinterde vloer.
  
  Nick klauterde over het puin, vond de zender, en probeerde hem in te schakelen. Hij was, evenals zijn meester, dood. Hij kwam langzaam, zeer langzaam overeind, en baande zich een weg door het vallende puin. Ergens stortte een muur in en het geluid van verbrijzeld glas was een tinkelende begeleiding bij het zware dreunen van de bommen. Opeens werd het tafereel verlicht door een fel oranje gloed van vlammen. Nick liep het in elkaar stortende huis uit en begaf zich langzaam maar gestaag over de glooiende helling naar het strand. Hij begreep dat het bijna was afgelopen.
  
  Hij keek op naar de straalbommenwerpers die nu van alle kanten kwamen aangieren. Wegvagen, had hij Hawk geseind, en ze deden het karwei grondig en efficiënt. Hij had het strand nu bereikt, en hij zag ze komen overvliegen, opeens beseffend hoe prachtig vernietigingsmiddelen konden zijn. Al spoedig zou er niets meer van het eiland over zijn, alleen maar een stuk onderwaterrots en riffen. Hij keek uit over het water en zag dat de bloedige razernij daar nog steeds onverminderd verder ging. Iedere haai die per ongeluk door een andere werd gebeten, werd onmiddellijk overvallen en eveneens tot slachtoffer gemaakt. Het zou pas eindigen als één van twee dingen gebeurde: of het vlees en daarmee het bloed zouden op zijn, of de onderwater moordenaars zouden door volkomen uitputting worden overvallen. Hij zag dat dit nog lange tijd zou doorgaan, want het water bleef nog steeds rood en de zee kolkte van de talloze vinnen.
  
  De bommenwerpers begonnen nu aan zijn stuk van het eiland, het laatste stukje halve maan dat nog onberoerd was gebleven. Hij dacht nog een minuut of vijf te leven te hebben, misschien tien.
  
  Hij liet zijn blik weer over het water glijden, en toen zag hij het, een felgeel ovalen ding dat op een dertig meter voor de kust aan de oppervlakte kwam. Aanvankelijk dacht hij dat hij het zich verbeelde, dat zijn brein hem voor de gek hield. Toen zag hij dat het luik openging, hij zag het blonde hoofd verschijnen en de arm wild naar hem zwaaien. Hij sprong overeind en bekeek het kolkende water. Dertig meter - meer dan ver genoeg om in stukken te worden gescheurd. Maar met enig geluk bestond er een kans dat hij het zou halen.
  
  Het gebrul van de straalbommenwerpers vertelde hem dat het een gok was die hij moest wagen. Er was geen tijd om de duikklok dichterbij te brengen. Ze riskeerde toch al de dood door zo dichtbij de vallende bommen te komen.
  
  Hij liep het water in, dook onder en zwom zo diep mogelijk weg. Het grootste gedeelte van de razende moordorgie vond vlak aan de oppervlakte plaats. Als hij ver genoeg onder de beesten kon doorzwemmen om niet opgemerkt te worden, zou hij zich misschien tussen hen door naar boven kunnen stoten. Het zou een kwestie van geluk zijn, begreep hij, met misschien slechts seconden tussen succes en vernietiging. Hij zwom met gelijkmatige, krachtige slagen op zijn rug om te kunnen uitzien naar eventuele donkere vormen die op hem afschoten. Tenslotte remde hij af en begon naar boven te zwemmen. Hij giste dat hij ongeveer onder de Zeespin moest zijn toen hij de onderkant van de ovale bol links van hem zag. Terwijl hij van richting veranderde, merkte hij de onheilspellende gedaante op die door het water gleed en een geur volgde die nog niet was gedetermineerd. De verticale vlekken op de flanken vertelden hem onmiddellijk dat dit een tijgerhaai was, vijf meter dodelijke moordenaar. Er was geen sprake van een gevecht met deze dodelijke tegenstander, zeker niet met blote handen, en zeker niet in het natuurlijke element van de haai. Hij had misschien tijd de eerste aanval te ontwijken, maar niet veel meer. Nick bleef zo lang hij durfde op zijn koers zwemmen, draaide zich om toen hij de tijgerhaai op hem zag afschieten. De haai kwam snel naderbij, hapte naar Nick die weg kronkelde en naar de brede V-vormige staartvin greep toen het dier langs schoot. Hij sloeg zijn armen om de dikke vin en klemde zich aan de staart van de haai vast. De haai tolde om en kronkelde zich, zwom naar de diepte, toen weer naar boven. Hij wentelde zich woedend en schudde het wezen dat aan zijn staart hing. Nick voelde zich als de staart van een vlieger. Wild schoot de haai naar de oppervlakte om te proberen het ding dat hem beet had af te schudden. Nick zag de zijkant van de duikklok langs flitsen, liet de haai los en brak door de oppervlakte. Danielle zag zijn hoofd boven water komen en wierp hem een lijn toe. Hij greep de lijn en trok zich op de natte, ronde flank van de duikklok. Hij voelde de luchtstroom toen de haai half uit het water sprong om hem te bereiken. Hij klemde zich een ogenblik hijgend aan het geopende luikgat vast, liet zich toen naar binnen glijden, terwijl Danielle het luik achter hem dicht deed. Hij hoorde het niet, maar voelde het gerommel van de bommen die op het eiland ontploften terwijl Danielle de Zeespin liet zakken. Hij bleef daar liggen om op adem te komen en luisterde naar de geluiden van de haaien die zich tegen de stalen flanken van de duikklok wierpen, alles dat zich bewoog aanvallend. Danielle liet de Zeespin op de bodem zakken en daar was het rustig, ze hadden het door mensen veroorzaakte bloedbad en het door de natuur veroorzaakte geweld achter zich gelaten. Nick bleef stil naast de jonge vrouw liggen terwijl ze motor afzette en de krabbelende voortgang van de Zeespin afremde.
  
  Hij lag met zijn ogen dicht en liet de stilte de gebeurtenissen van de afgelopen twaalf uur toedekken. Hij was vele keren dicht in de buurt van de dood geweest, maar ditmaal was het op de een of andere manier anders geweest. Het was alsof het noodlot een wrede grap met hem had uitgehaald.
  
  Hij had zich nog nooit zo hulpeloos, zo gelaten gevoeld. Het was alsof de smerige sfeer van perversie en onmenselijke wreedheid die een deel van het eiland vormden, hem hadden beïnvloed, hem een gevoel van wanhoop en neerslachtigheid hadden bezorgd. De straalbommenwerpers, door hemzelf opgeroepen, hadden een toepasselijke moderne Götterdammerung geleken. Hij deed zijn ogen open en keek naar de vrouw naast hem. Ze had de kersenrode bikini aan en glimlachte tegen hem. Nick deed zijn ogen weer dicht. Het was zo vredig hier. Hij bleef rustig liggen en liet de kracht terugkeren in zijn lichaam.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  Nick deed zijn ogen open toen hij de koelte op zijn huid voelde. Danielle boog zich over hem heen en waste zijn lichaam met een vochtige doek die ze ergens vandaan had gehaald.
  
  'Ik weet niet hoe ik je moet bedanken,' zei Nick en glimlachte tegen haar. 'Ik zal je wel niet hoeven te vertellen hoe verbaasd ik was om jou en dit ding te zien. En hoe blij.'
  
  'Ik moest wel komen,' zei Danielle, bijna verlegen. 'Toen je was weggegaan, nadat je me had verteld wat je ging doen, wilde ik iets doen, wat dan ook. Ik heb de Triton zo dicht als ik maar durfde naar hier laten varen. Het was nacht en ik wist eerlijk gezegd niet wat ik moest doen. Vanochtend ben ik met de Zeespin afgedaald. Ik had er geen idee van wat ik zou gaan doen of wat ik kon doen. Ik denk dat het van mijn kant nogal gek was.'
  
  'Een gekheid die me het leven gered heeft,' grinnikte Nick. 'Ik wist niet dat dit ding werkte zonder kabels om het te laten zakken en op te halen.'
  
  'Oh, ja,' zei Danielle. 'We gebruiken de kabels alleen maar als we bij het schip zijn. Dat spaart de motor.'
  
  'Hoe lang kunnen we hier beneden blijven?' vroeg Nick. De korte rustperiode in de absolute rust en stilte was voldoende geweest om zijn geweldige vermogen tot herstel in werking te brengen.
  
  'Nog een paar uur, misschien de rest van de middag,' antwoordde ze.
  
  'Heb je iemand anders aan boord van de Triton verteld wat ik je heb verteld of wat je ging doen?'
  
  'Nee, niemand,' zei ze. 'Het enige wat ze weten is dat ik hier naar toe ben gekomen om een speciale stroming uit de eerste hand te bestuderen.'
  
  Nick ging weer liggen en grinnikte. Hawk zou niet weten of hij er al dan niet levend uit tevoorschijn was gekomen. Hij zou natuurlijk contact zoeken met de Triton, maar daar wisten ze ook niets van hem af. Mooi zo! Laat ze maar wachten, zei Nick in zichzelf. Hij draaide zich om naar Danielle, voelde haar blik op hem rusten.
  
  'Je ligt ergens aan te denken,' zei ze. 'Wat?'
  
  'Ik lig te denken dat het hier beneden zo fijn en rustig is dat ik graag nog een poosje wil blijven,' antwoordde Nick. 'Het wordt trouwens tijd dat ik eens en voor altijd iets bewijs.'
  
  'Oh, nee,' zei Danielle en drukte zich opzij. 'Daarvoor ben ik je niet achterna gekomen.'
  
  'Nee?' vroeg Nick grinnikend. 'Wat jammer. Dan vind je het niet erg als ik het probeer, wel?'
  
  Ze slikte, keek hem recht aan met op elkaar geklemde kaken. 'Helemaal niet,' antwoordde ze. Hij legde zijn handen op haar schouders, liet ze toen omlaag glijden tot zijn duimen in de beha van haar bikini waren gehaakt. Hij liet zijn duimen zachtjes over de bovenkant van haar borsten glijden. Ze keek hem minachtend aan. Hij grinnikte. Ze had zich kennelijk gestaald met het voornemen zich te verzetten. Langzaam liet hij zijn duimen verder in de beha van het badpak glijden en drukte het kleine stukje textiel mee omlaag. Haar borsten bloeiden op uit de bikini en Nick voelde het bloed door zijn lichaam stromen. Nu gleden zijn duimen zacht over haar rosé tepels, luchtig, ze nauwelijks aanrakend. Hij voelde ze omhoog komen, als bij toverslag groeiden onder zijn aanraking. Hij maakte de beha los en gooide hem opzij, liet zijn borstkas op haar borsten zakken, en wreef er met zijn gespierde borstkas over. Hij hoorde haar adem nu in lange, lage zuchten komen terwijl ze worstelde om de beheersing over haar lichaam te bewaren. Ze had haar hoofd afgewend, haar kaakspieren stonden strak gespannen, ze had haar lippen op elkaar geklemd. Nick draaide haar hoofd aan het haar naar zich toe.
  
  'Au!' zei ze. 'Dat is niet eerlijk. Je had beloofd geen geweld te gebruiken.'
  
  'En jij had beloofd niet weg te lopen,' zei hij. 'Je hoofd afwenden betekent weglopen. Trouwens, je hoeft nergens bang voor te zijn. Het enige wat je hoeft te doen is gebruik te maken van dat wetenschappelijk getrainde brein van je om je emoties te beheersen. Niet soms?'
  
  Ze keek hem nu woedend aan. Hij liet zijn lichaam op het hare zakken, drukte zijn borstkas in de zachtheid van haar prachtige borsten, liet de aanraking van zijn huid haar in vuur en vlam zetten. Hij liet zijn lippen op de hare zakken maar ditmaal trok hij zich niet op het laatste ogenblik terug. Hij opende haar lippen met de zijne, duwde zijn tong in haar mond, verkende, tastte rond, en voelde toen hoe ze haar lichaam in plotselinge capitulatie liet ontspannen. Dit werd al even plotseling gevolgd door haar armen die ze om zijn lichaam klemde, terwijl haar tong de zijne beantwoordde in een woeste golf van begeerte.
  
  Oh, Nick, Nick,' snikte ze, terwijl ze zijn hoofd tussen haar borsten drukte. 'Neem me, alsjeblieft. Oh, God, neem me.' Nick liet zijn handen met tantaliserende traagheid over haar lichaam glijden terwijl hij het broekje van de bikini uittrok. Ze strekte haar rug en hijgde dat hij moest opschieten, maar hij liet zich niet haasten, drukte zijn gezicht in de verrukkelijke zachtheid van haar buik. Hij gleed omhoog, liet zijn lippen een spoor trekken over dat prachtige lichaam, over de volle borsten waar ze bleven rusten. Ze had geen lichaam om stormenderhand te nemen maar om te verkennen, om van te genieten zoals men van een goede cognac geniet, waar men van nipt tot het tijd wordt voor dat laatste, brandende, verwarmende moment. Tenslotte kwam hij in haar en ze slaakte een kreet toen ze hem voelde en kronkelde haar lichaam onder het zijne in wilde begeerte, haar armen om zijn nek geslagen, haar lippen zijn tong liefkozend. Hij bewoog zich langzaam, toen sneller en toen nog sneller tot het moment aller momenten, tot ze haar armen van zijn nek losmaakte en ze op de grond drukte en zichzelf omhoog duwde terwijl er een lange, bevredigde zucht aan haar lippen ontsnapte. Haar armen gleden weer om zijn nek, ditmaal zonder woestheid maar met een zachte, verrukkelijke eigendommenlijkheid, en ze drukte hem tegen zich aan, onwillig hem los te laten.
  
  Tenslotte ging ze liggen en hij ging naast haar liggen.
  
  Weet je wat?' vroeg Nick loom. 'Jij bent een geweldige verliezer.'
  
  Danielle glimlachte, draaide zich om en liet haar hoofd op zijn borstkas zakken. Hij nam een prachtige, opwindend verrukkelijke borst in zijn hand. Onmiddellijk bewoog ze zich en hij voelde de vlammen in haar oplaaien.
  
  'Ik wil nog eens verliezen,' zei ze. 'Nu.' Ze kwam overeind op haar knieën en ging schrijlings op hem zitten en ze was weer de prachtige zeenimf die hij in het maanlicht had gezien. Maar nu was ze geen bruinvis, maar reed op zijn sensuele lichaam en ze boog zich naar voren om haar lippen op de zijne te drukken. Ze reed op en neer en wreef zich tegen zijn lichaam terwijl haar benen hem omklemden. Het was een betoverend wellustig gevoel en hij stak zijn armen naar haar uit en trok haar naar zich toe. Ze kwam willig, verlangend, begerend. Ze bezaten elkaar nogmaals in de vredige stilte van de zeediepte, en dit keer bleven ze na afloop in eikaars armen liggen zonder iets te zeggen, de stilte in zich opnemend. Tenslotte bewoog Danielle zich, draaide zich om en wierp een blik op de rij wijzerplaten op de binnenwand van de duikklok.
  
  'We moeten naar de oppervlakte,' zei ze, met een wat bedroefde klank in haar stem. 'De Triton zal ons snel genoeg vinden.'
  
  Ze startte de motor en Nick voelde dat de bol in beweging kwam en omhoog ging. Hij keek toe hoe ze haar bikini aantrok en besefte opnieuw dat ze een van de zeer weinige vrouwen was die men altijd naakt zou moeten zien. Hij nam haar weer in zijn armen.
  
  'Ik heb een paar vrije dagen tegoed,' zei hij. 'Ga met me mee naar New York. Je kunt wel een excuus bedenken.'
  
  'Ik zal er met mijn wetenschappelijk getrainde brein over denken,' zei ze, en een duivelse gloed glansde in het elektrische blauw van haar ogen. Ze kwamen aan de oppervlakte, openden het luik en zagen kans er tegelijk hun hoofd door te steken. Het was krap en vlak onder het luikgat werd Nicks tors stevig tegen haar lichaam gedrukt.
  
  'Okay,' fluisterde ze. 'Ik ga met je mee.' Nick grinnikte en keek uit over zee. Het water was nu rustig geworden en weer teruggekeerd tot zijn prachtige blauwe kleur. Het eiland en zijn atol waren verdwenen en hij zag slechts een ononderbroken watervlakte terwijl hij rondkeek. Hij zag de Triton op ongeveer een halve mijl afstand en begreep dat de gele bol die op het water danste waarschijnlijk al was opgemerkt. Hij kuste Danielle weer en de zon bescheen hen. Hij dacht aan een honderdtal mannen en een honderdtal gezinnen die zo ongeveer hetzelfde deden en voelde zich goed.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 12
  
  
  
  
  Nick beende het kantoor van Hawk binnen met Danielle aan zijn arm. Haar diepe bruine kleur stak prachtig af tegen haar witte jurk met de diepe V-hals. Nick glimlachte in zichzelf toen hij de goedkeurende flakkering in Hawks staalblauwe ogen zag.
  
  'Dit is dr. Fraser,' zei hij nonchalant, bijwijze van voorstellen.
  
  'Dat dacht ik al,' zei Hawk poeslief terwijl ze gingen zitten. Nick merkte dat hij fronste toen hij de oudere man in de ogen keek. Hij kwam tot de conclusie dat Hawk de waarheid sprak en voelde zich tekort gedaan. Hij had op dit moment gewacht vanaf het ogenblik dat hij Danielle had leren kennen en nu was de oude vos niet eens verbaasd.
  
  'Hoe was u daar achter gekomen?' vroeg hij knorrig.
  
  'Toen jij seinde dat dr. Fraser met je mee terug kwam naar New York,' antwoordde Hawk en glimlachte opgewekt. 'Ik zag jou niet de terugreis maken met een gebaarde professor - en me dat ook nog door de radio vertellen.'
  
  Nick zuchtte en leunde achterover in zijn stoel. 'Snap je nu wat ik bedoel?' zei hij tegen Danielle. 'Hij haalt alle lol uit
  
  het leven.'
  
  'Helemaal niet,' lachte Danielle. 'Ik vind dat hij verrukkelijk is. Jij vindt het alleen maar niet leuk als men je te slim af is, vooral niet twee keer in twee dagen.'
  
  Nick fronste, en besloot er voor dit moment niet nader op in te gaan. Hawks ogen twinkelden achter zijn brillenglazen en hij genoot kennelijk van Danielle.
  
  'Toen ik hoorde dat jullie samen kwamen heb ik besloten jullie voor een diner aan de Sherry-Netherlands te sturen, als mijn gasten,' zei hij tegen Danielle. 'Ik heb de vrijheid genomen het hele maal voor jullie te bestellen, behalve de wijn. Dat mag Nick doen. Hij is een beter wijnkenner dan ik. Geniet er van met mijn complimenten, mijn beste. Je hebt ons uitermate geholpen.'
  
  
  
  Nick keek nog steeds sceptisch toen ze de Sherry-Netherlands binnen gingen en naar een tafel werden gebracht.
  
  'Je bent bepaald achterdochtig,' plaagde Danielle hem. 'Ik vind jouw baas bijzonder charmant.'
  
  'Altijd als hij zo charmant doet, word ik achterdochtig,' antwoordde Nick. 'Het is niets voor hem. Hij is kwaad omdat ik bijna een dag gewacht heb met hem te laten weten dat ik nog steeds op de actieve lijst sta. Hij zal het me vergelden. Ik ken hem.'
  
  'Onzin,' zei Danielle. 'Bestel eens wat wijn.'
  
  Hij zat de wijnkaart nog te bestuderen toen de kelner de eerste gang bracht. Hij hoorde Danielle giechelen, en toen ging het gegiechel over in een schaterlach. Hij keek over de rand van de wijnkaart. Zijn blik viel op een grote schaal mosselen.
  
  Nick bleef zitten kijken, brak eindelijk uit in een grijns.
  
  'Snap je nu wat ik bedoel?' zei hij. 'En nu ik er over nadenk, wat bedoelde je met die opmerking over iemand die me twee keer in twee dagen te slim af was geweest? Wanneer was de eerste keer dan?'
  
  Ze keek hem aan en haar porseleinblauwe ogen dansten. 'Hoe weet je,' vroeg ze traag, 'dat wat er in de duikklok is gebeurd alleen maar is gebeurd omdat ik had besloten je te laten winnen?'
  
  Nick grinnikte tegen haar. 'Oh nee, vergeet het maar, schat. Maar je hebt het mooi geprobeerd. Je hebt verloren en dat weet je best.'
  
  'Hoe weet je dat?' hield ze aan.
  
  'Omdat,' zei hij, en legde een vinger onder haar kin, 'je misschien een geweldige zeebiologe bent, maar zo'n goeie actrice ben je niet.'
  
  Ze giechelde die nacht nog steeds om de mosselen, terwijl ze tevreden en gelukkig in zijn armen lag. En terwijl ze daar lag en het soepele, sterke, opwindende lichaam van deze man omklemde, wist ze dat hij die eerste keer gelijk had gehad. Ze had nooit echt willen winnen.
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  Een monsterwapen, verborgen op de bodem van de zee, kan atoomonderzeeërs vernielen alsof ze kinderspeelgoed zijn. Reeds vier onderzeeërs zijn met man en muis vernietigd als Nick Carter de strijd aanbindt met een wetenschapsman, die doorgaat met zijn perverse praktijken zolang hij maagdelijke meisjes krijgt aangeboden om zijn behoefte aan uitspattingen te bevredigen ...
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список
Сайт - "Художники" .. || .. Доска об'явлений "Книги"